2

Ouders zijn ook maar mensen

Als mensen ‘ouders’ worden gebeurt er iets vreemds. Ze gaan zich anders gedragen of een rol spelen. Ze denken dat nu ze het heiligdom van het ouderschap zijn binnengestapt, en ze zich nu ook moeten gedragen als ouders. Met ernstige overgave gaan ze zich op een bepaalde manier gedragen omdat ze denken dat dat zo hoort.

Deze verandering kan erg ongelukkig zijn als deze ouders vergeten dat ze gewone mensen blijven met menselijke tekortkomingen en gebreken, individuen met individuele gevoelens. Omdat ze de realiteit van hun mens-zijn vergeten, houden sommige mensen als ze ouders worden vaak op menselijk te zijn. Ze denken dat ze niet meer de vrijheid hebben om zichzelf te zijn, hoe ze zich op een bepaald moment ook mogen voelen. Omdat ze nu ouders zijn, hebben ze een verantwoordelijkheid om iets meer te zijn dan gewone mensen. Ze vinden dat ze consequent moeten zijn, dat ze altijd van hun kinderen moeten houden, dat ze tolerant moeten zijn, dat ze hun eigen verlangens opzij moeten zetten en zich moeten opofferen voor de kinderen, dat ze altijd eerlijk moeten zijn en dat ze vóór alles moeten vermijden de fouten te maken die hun eigen ouders tegen henzelf gemaakt hebben.

Hoewel deze goede voornemens begrijpelijk en bewonderenswaardig zijn, hebben de meeste ouders er eerder minder dan meer succes mee. Wanneer men het ouderschap op zich neemt, is de eerste grote fout die men kan maken te vergeten dat men maar een mens is. Een effectieve ouder blijft gewoon zichzelf – een mens. Kinderen waarderen echtheid en menselijkheid in hun ouders enorm. Dat zeggen ze dan ook: ‘Mijn vader is een aardige man’, of: ‘Mijn moeder is een fijn mens.’ Als ze wat ouder worden zeggen deze kinderen: ‘Ik vind mijn ouders best aardig. Ze hebben natuurlijk hun fouten, zoals iedereen, maar ik kan goed met hen opschieten en praten.’ Wat bedoelen deze kinderen? Het is vrij duidelijk dat ze vinden dat hun ouders gewoon mensen moeten zijn en geen heilige figuren. Als de ouders zich als gewone mensen gedragen en niet als acteurs, reageren kinderen met het gunstigste resultaat.

Hoe moeten ouders zich als mensen gedragen tegenover hun kinderen? Hoe kunnen ze, als ze ouders worden, hun menselijkheid behouden? In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe ouders gewoon mens kunnen blijven en toch effectieve ouders kunnen zijn. Men kan zichzelf leren ervaren als iemand die zowel positieve als negatieve gevoelens tegenover kinderen heeft. Om een effectieve ouder te zijn hoeft men niet eens consequent te zijn. Men hoeft helemaal niet te doen alsof men een kind accepteert of lief vindt als men dat niet echt zo voelt. Men hoeft ook niet evenveel van al zijn kinderen te houden of ze allemaal in dezelfde mate te accepteren. En het is helemaal niet nodig dat ouders een gesloten front vormen in de omgang met hun kinderen. Maar het is zeer belangrijk dat men leert herkennen wat men voelt. Enkele schema’s kunnen ouders al enorm helpen bij het herkennen van hun gevoelens en hun duidelijk maken hoe het komt dat ze onder verschillende omstandigheden op verschillende manieren reageren.

HET BEGRIP ACCEPTATIE

Alle ouders hebben van tijd tot tijd wel verschillende soorten gevoelens ten opzichte van hun kinderen – acceptatie en geen acceptatie. Ouders kunnen het gedrag van een kind soms aanvaarden en soms niet.

Gedrag is iets wat je kind zegt of doet. Dat is iets anders dan je oordeel. Gedrag is bijvoorbeeld: het kind roept. Je oordeel kan zijn: het kind is vervelend, lastig. Gedrag is: het kind laat kleren op de vloer liggen. Je oordeel kan zijn: het kind is slordig.

Alle mogelijke gedragingen van je kind – alles wat hij zou kunnen zeggen of doen – kunnen we voorstellen door een rechthoekige figuur (het gedragsraam):

image

Sommige van zijn gedragingen kun je kennelijk gemakkelijk accepteren, andere niet. Dat onderscheid kunnen we voorstellen door het gedragsraam te verdelen in een acceptatie- en een niet-acceptatiegebied.

image

We hebben alle acceptabele gedragingen in de bovenste helft van het gedragsraam gezet en de onacceptabele in de onderste helft.

Als je zoon ’s middags televisie kijkt, zodat je je handen vrij hebt om huishoudelijk werk te doen, valt dat in het gebied van de acceptatie. Als hij het toestel zo hard aanzet dat je er last van krijgt, valt zijn gedrag in het gebied van de niet-acceptatie.

De scheiding tussen de twee gebieden is natuurlijk voor iedere ouder anders. De ene moeder vindt maar weinig van wat haar kind doet onaanvaardbaar en zij voelt dan ook vaak genegenheid en acceptatie ten opzichte van haar kind.

image

Een betrekkelijk ‘accepterende’ ouder

Een andere moeder kan het gedrag van haar kind dikwijls niet aanvaarden en zal dus lang niet zo vaak genegenheid en acceptatie voelen ten opzichte van haar kind.

image

Een betrekkelijk ‘niet-accepterende’ ouder

In hoeverre een ouder een kind kan accepteren, hangt gedeeltelijk af van wat voor soort mens die ouder is. Sommige ouders kunnen, gewoon omdat ze dat nu eenmaal in zich hebben, veel van kinderen hebben. Zulke ouders kunnen in het algemeen veel aanvaarden van andere mensen. Het is kenmerkend voor hun persoonlijkheid dat ze andere mensen accepteren zoals ze zijn: ze zijn zeker van zichzelf, ze hebben een hoog tolerantieniveau, ze waarderen zichzelf, hun gevoel van eigenwaarde is onafhankelijk van wat er om hen heen gebeurt en ze hebben nog meer persoonlijkheidskenmerken. Iedereen kent wel zulke ‘accepterende’ mensen. Men voelt zich prettig in hun gezelschap, men kan openlijk met ze praten en zichzelf zijn.

Andere ouders zijn als mens minder tolerant tegenover anderen. Om de een of andere reden vinden ze in het gedrag van anderen vaak iets onaanvaardbaars. Als men hen met hun kinderen bezig ziet, vraagt men zich vaak af waarom ze zoveel gedragingen onaanvaardbaar vinden die voor een ander volledig aanvaardbaar lijken. Bij zichzelf kan men dan denken: ‘Kom, laat die kinderen nou maar, ze storen toch niemand?’

Dikwijls zijn dit mensen met zeer strenge opvattingen over hoe anderen zich ‘moeten’ gedragen, welk gedrag ‘goed’ of ‘verkeerd’ is, en dat geldt dan niet alleen voor kinderen, maar voor iedereen. Meestal voelt men zich niet op zijn gemak in gezelschap van zulke mensen, omdat men er niet zeker van is of zijn gedrag wel acceptabel voor hen is.

De scheidslijn tussen het acceptatiegebied en het niet-acceptatiegebied heet de acceptatiegrens. Waar deze grens ligt wordt gedeeltelijk beïnvloed door factoren die zich binnen de ouder afspelen, maar de mate van acceptatie wordt ook bepaald door het kind. Het is nu eenmaal moeilijker om acceptatie te voelen bij sommige kinderen. Ze zijn soms uiterst agressief en druk of onhandig, of ze kunnen bepaalde eigenschappen hebben die we niet zo leuk vinden. Een ziekelijke baby of een kind dat moeilijk in slaap te krijgen is, veel huilt of darmkrampen heeft, is begrijpelijkerwijs voor de meeste ouders moeilijker te accepteren.

In sommige boeken, blogs en artikelen wordt de opvatting verkondigd dat een ouder van ieder kind evenveel moet kunnen accepteren. Veel ouders voelen zich daardoor schuldig als ze merken dat ze niet ieder kind in dezelfde mate kunnen accepteren. De meeste mensen zullen graag toegeven dat ze de volwassenen die ze ontmoeten lang niet allemaal even goed kunnen accepteren. Waarom zou dat dan in hun gevoelens ten opzichte van kinderen anders zijn?

Het feit dat de acceptatie van de ouders voor een bepaald kind door de karaktertrekken van dat kind wordt beïnvloed, kan als volgt worden weergegeven:

image

Ouder t.o.v. kind A

image

Ouder t.o.v. kind B

Sommige ouders vinden meisjes gemakkelijker te accepteren dan jongens. Voor anderen is dat andersom. Sommige ouders hebben erg veel moeite met erg beweeglijke kinderen. Kinderen die ondernemend en nieuwsgierig zijn en veel zelf willen onderzoeken, zijn voor sommige ouders moeilijker te aanvaarden dan kinderen die passiever en afhankelijker zijn. Ik heb kinderen gekend die ik zonder aanwijsbare reden zo charmant en aardig vond dat ik alles wat ze maar deden leek te kunnen accepteren. Ik heb er ongelukkig genoeg ook een paar ontmoet van wie ik de aanwezigheid alleen al onplezierig vond en veel van hun gedragingen kwamen me onaanvaardbaar voor.

Deze acceptatiegrens, deze lijn tussen het acceptatiegebied en het niet-acceptatiegebied is geen stilstaande lijn. Deze grens verschuift afhankelijk van bijvoorbeeld de gemoedstoestand van de ouder. Een ouder die zich op een bepaald moment energiek, gezond en gelukkig voelt, kan naar alle waarschijnlijkheid veel van wat het kind doet verdragen.

image

Ouder die zich goed voelt

Als de ouder doodmoe is wegens slaapgebrek, hoofdpijn heeft of prikkelbaar is, zal deze vader of moeder weinig van het kind kunnen verdragen. Dit inconsequente gedrag kan als volgt worden geïllustreerd:

image

Ouder die zich niet goed voelt

De mate van acceptatie van de ouder kan ook van de ene situatie tot de andere verschillen. Alle ouders weten van zichzelf dat ze gewoonlijk minder van hun kinderen kunnen verdragen als ze met het hele gezin op bezoek zijn bij vrienden dan wanneer ze allemaal thuis zijn. En denk eens aan de verandering van het tolerantieniveau van de ouders ten opzichte van het gedrag van hun kinderen als de grootouders plotseling op bezoek komen.

Het zal voor kinderen soms raadselachtig zijn dat hun ouders boos worden vanwege hun tafelmanieren als er visite is, terwijl dezelfde manieren als er geen bezoek is wel acceptabel zijn.

Deze inconsistentie kunnen we als volgt weergeven:

image

Tafelmanieren bij visite

image

Tafelmanieren alleen met gezin

Bij twee ouders is het schema nog ingewikkelder. Zo kan de ene ouder soms meer verdragen dan de andere.

Jack, een sterke, actieve jongen van vijf jaar, neemt een voetbal en begint die in de woonkamer naar zijn broer te schoppen. Moeder windt zich daarover op en vindt het niet goed, omdat ze bang is dat Jack iets in de kamer zal stukgooien. Vader vindt het niet alleen helemaal niet erg, maar zegt ook nog trots: ‘Kijk Jack eens, dat wordt nog eens een echte voetballer. Moet je die voorzet eens zien.’

Bovendien varieert bij beide ouders de acceptatiegrens van tijd tot tijd, afhankelijk van de situatie op dat moment en van de gemoedstoestand van elk van de ouders. Een vader en moeder kunnen dus onmogelijk altijd hetzelfde oordeel hebben over gelijk gedrag van een kind op een bepaald moment.

OUDERS MOGEN EN ZULLEN OOK INCONSEQUENT ZIJN

Ouders moeten dus wel inconsequent zijn. Hoe zou dat ook anders kunnen? Hun gevoelens variëren toch van dag tot dag, van kind tot kind, en van situatie tot situatie? Als ouders zouden proberen consequent te zijn, zouden ze niet echt zijn. Het advies dat men ouders vaak geeft, namelijk dat ze ten koste van alles consequent moeten zijn tegen hun kinderen, gaat voorbij aan het feit dat de diverse omstandigheden variëren, dat de kinderen verschillend zijn en dat de vader en moeder ook maar mensen zijn, en dus verschillend van aard. Bovendien leiden dergelijke raadgevingen ertoe dat de ouders gaan doen alsof ze altijd dezelfde gevoelens hebben, dus worden ze onecht.

OUDERS HOEVEN GEEN GESLOTEN FRONT TE VORMEN

Het advies om altijd consequent te zijn heeft ertoe geleid dat veel vaders en moeders denken dat ze altijd dezelfde opvatting ergens over behoren te hebben, dat ze tegenover hun kinderen een gesloten front moeten vormen. Volgens deze opvatting moeten de ouders elkaar altijd steunen om het kind te laten geloven dat beide ouders een bepaald gedrag op dezelfde manier beoordelen.

Afgezien van het feit dat deze strategie erg oneerlijk is – met z’n tweeën samenspannen tegen een kind – resulteert die vaak in onechtheid van een van de ouders.

De kamer van een zestienjarig meisje is volgens de maatstaven van haar moeder meestal niet netjes genoeg. De schoonmaakgewoonten van de dochter zijn volgens deze moeder dus onaanvaardbaar (vallen beneden haar acceptatiegrens). Haar vader echter vindt de kamer wel netjes en schoon genoeg. Wat voor de moeder dus onaanvaardbaar is, valt bij hem in het acceptatiegebied. Moeder zegt tegen vader dat hij toch hetzelfde oordeel moet hebben als zij, zodat ze een gesloten front kunnen vormen (en dus meer invloed op de dochter hebben). Als vader toegeeft, is hij zijn werkelijke gevoelens ontrouw.

Een jongetje van zes speelt met zijn vrachtauto en maakt naar de zin van zijn vader te veel lawaai. De moeder heeft er echter helemaal geen last van. Ze is allang blij dat het kind zelf speelt in plaats van bij haar rond te hangen zoals hij al de hele dag heeft gedaan. Vader vraagt aan moeder: ‘Waarom zorg je niet dat hij ophoudt met dat lawaai?’ Als moeder dat dan inderdaad doet, is ze haar werkelijke gevoelens ontrouw.

SCHIJNACCEPTATIE

Het is nooit zo dat een ouder alles kan verdragen wat een kind doet. Sommige gedragingen van een kind zullen altijd in het gebied van niet-acceptatie van de ouder vallen. Er zijn ouders van wie de acceptatiegrens erg laag in het gedragsraam ligt, maar ik heb nooit een ouder ontmoet die onvoorwaardelijk alles accepteerde. Er zijn ouders die doen voorkomen alsof ze erg veel van hun kinderen kunnen hebben, maar deze ouders proberen op dat moment soms de rol van lieve ouders te spelen. Een bepaald gedeelte van hun acceptatie is dan ook vals. Uiterlijk doen ze alsof ze het accepteren, maar innerlijk accepteren ze het helemaal niet.

image

Stel dat een ouder geïrriteerd is omdat een kind van vijf jaar te lang opblijft. De ouder wil nu graag wat tijd voor zichzelf hebben. Hij of zij wil bijvoorbeeld graag een nieuw boek lezen en geeft daar de voorkeur aan boven nog meer tijd aan het kind besteden. Bovendien maakt de ouder zich zorgen dat het kind niet genoeg slaap krijgt en dan de volgende dag hangerig is. Toch zal deze moeder vanwege haar toegeeflijkheid niet gauw eisen aan het kind stellen. Deze ouder moet wel schijnacceptatie vertonen. Ze kan dan wel doen alsof ze accepteert dat het kind langer opblijft, maar vanbinnen accepteert ze het helemaal niet. Ze ergert zich behoorlijk, is misschien zelfs boos; in ieder geval is ze gefrustreerd omdat er geen rekening wordt gehouden met haar eigen behoeften.

Wat voor uitwerking heeft de schijnacceptatie van de ouder op het kind? Zoals iedereen weet, zijn kinderen erg gevoelig voor de gevoelens en houding van de ouders. Ze voelen deze verbazend goed aan omdat de ouders non-verbale boodschappen uitzenden; tekens die soms bewust, soms onbewust door de kinderen opgevangen worden. Een ouder die zich geïrriteerd of boos voelt, zendt automatisch subtiele signalen uit. Dat kan een frons zijn, een opgetrokken wenkbrauw, een bepaalde stembuiging, een bepaalde houding. Zelfs heel jonge kinderen merken deze signalen op, omdat ze uit ervaring leren dat deze gewoonlijk betekenen dat hun moeder hun gedrag niet werkelijk aanvaardt. Als gevolg daarvan zal het kind de afkeuring opmerken en op dat moment heeft hij het gevoel dat de ouder niet van hem houdt.

Wat gebeurt er als de moeder het gedrag niet acceptabel vindt, maar door haar gedrag het kind laat denken dat ze het wel accepteert? Deze gedragsboodschap vangt het kind ook op. En nu raakt hij echt in de war. Hij krijgt steeds gemengde boodschappen of tegenstrijdige signalen: gedrag dat hem vertelt dat hij mag opblijven, maar ook non-verbale hints die hem zeggen dat zijn moeder hem eigenlijk niet aardig vindt omdat hij opblijft. Dit kind raakt in het nauw. Hij wil opblijven, maar hij wil ook aardig gevonden (geaccepteerd) worden. Zijn moeder lijkt het niet erg te vinden dat hij opblijft en toch fronst ze haar wenkbrauwen. Wat moet hij nu doen?

Als een kind zo in het nauw gebracht wordt, kan zijn geestelijke gezondheid ernstig aangetast worden. Iedereen weet hoe frustrerend en onplezierig het is als men niet weet hoe zich te gedragen, omdat de ander dubbele boodschappen uitzendt. Stel dat je je gastvrouw vraagt of het goed is dat je rookt in haar huis. Ze antwoordt dat ze het niet erg vindt. Maar áls je gaat roken, geven haar ogen en gezicht non-verbale signalen waaruit je kunt opmaken dat het haar wél iets kan schelen. Wat moet je doen? Je kunt vragen: ‘Vind je het echt niet erg?’ Of je kunt stoppen met roken en geërgerd zijn. Je kunt ook gewoon blijven roken, terwijl je voortdurend het idee hebt dat de gastvrouw het niet prettig vindt.

Kinderen staan voor dezelfde dilemma’s als ze geconfronteerd worden met acceptatie die oneerlijk lijkt. Als ze vaak aan dat soort situaties worden blootgesteld, kunnen kinderen gaan voelen dat ze niet geliefd zijn. Het kan ertoe leiden dat kinderen de ouders gaan uitproberen, dat ze angstig worden, het voedt hun gevoelens van onzekerheid enzovoort.

Uit onderzoek blijkt dat het voor kinderen het moeilijkst is om met ouders om te gaan die de weinig eisende ouder uithangen en doen alsof ze alles accepteren, maar die heel subtiel aangeven dat ze het helemaal niet accepteren.

De schijnacceptatie heeft nog een ander effect, dat op de lange duur zelfs nog schadelijker kan zijn voor de relatie tussen ouder en kind. Als een kind gemengde boodschappen ontvangt, kan hij gaan twijfelen aan de eerlijkheid of de oprechtheid van zijn ouders. Ervaring leert hem dat moeder vaak het ene zegt als ze het andere voelt. Uiteindelijk kan het kind zo’n ouder gaan wantrouwen. Veel tieners die bij me kwamen hadden soms dergelijke gevoelens:

‘Mijn moeder is zo nep. Ze doet heel vriendelijk, maar ze is in werkelijkheid helemaal niet zo aardig.’

‘Ik heb nooit vertrouwen in mijn ouders omdat ik voel dat ze veel van wat ik doe afkeuren, hoewel ze het nooit rechtstreeks zeggen.’

‘Ik dacht altijd dat het mijn ouders niets kon schelen hoe laat ik thuiskwam. Maar áls ik te laat thuiskom, praten ze de volgende dag niet tegen me.’

‘Mijn moeder doet altijd erg aardig en begrijpend, maar ik voel dat ze me niet leuk vindt zoals ik ben. Ze houdt veel meer van mijn broer, omdat hij meer op haar lijkt.’

Als kinderen met zulke gevoelens rondlopen, is het duidelijk dat hun ouders hun ware gevoelens of attitudes niet echt verborgen hebben gehouden, zelfs al dachten ze misschien dat wel te doen. In een relatie die zo vertrouwelijk en langdurig is als de relatie tussen ouder en kind, kunnen de ware gevoelens van de ouders zelden voor het kind verborgen blijven.

Als de ouders dus proberen veel meer te accepteren dan zij voor zichzelf kunnen waarmaken, schaden ze de relatie met hun kinderen in ernstige mate en berokkenen ze de kinderen zelf ook nog psychische schade. Ouders kunnen beter niet proberen hun acceptatiegebied verder uit te strekken dan zij voor zichzelf kunnen verantwoorden. Als ze iets niet kunnen accepteren, is het niet goed te doen alsof ze het wel accepteren.

KUN JE EEN KIND ACCEPTEREN ONGEACHT ZIJN GEDRAG?

Het werken met het gedragsraam biedt enkele voordelen.

Ten eerste is het duidelijk dat een kind geaccepteerd kan worden, ook al zou je zijn gedrag liever niet zien. Een kind dat zich ongelukkig voelt of huilt, is voor ouders niet prettig. Ouders zien hun kinderen liever ontspannen en opgewekt. Toch kun je als ouder het kind accepteren als je accepteert dat het kind er mag zijn mét zijn problemen. Je kunt het kind dan accepteren ongeacht zijn gedrag.

Een ander voordeel van het werken met het gedragsraam is dat je steeds meer leert praten en denken in termen van gedrag. Als iemand een bepaalde gewoonte of hobby heeft die je niet aanspreekt, hoeft dat niet te betekenen dat je dan meteen die hele persoon niet mag. Zo is het ook met je kinderen. Als zij dingen doen die beneden je acceptatiegrens liggen, zoals zo vaak voor zal komen, omdat het kinderen zijn die van ontdekken, experimenteren en fouten maken moeten leren, betekent dat niet dat je dan maar meteen het hele kind afwijst. Je kunt ook best je negatieve gevoelens naar het kind toe uiten (de ik-boodschap wordt in hoofdstuk 6 behandeld) met betrekking tot het gedrag dat je afwijst, zonder het kind daarmee het gevoel te geven dat alles aan hem niet deugt. Dat doet je door alleen het gedrag te noemen en niet te oordelen.

Yasmin (twee jaar) speelt met de lege koffiekopjes op tafel. Dat gedrag accepteer je niet. Je neemt haar op schoot en zegt: ‘Ik vind het niet fijn als je met lege kopjes speelt. Ze gaan dan kapot en er komen vlekken op tafel.’

Jelmer (negen jaar) komt thuis na het voetballen en loopt met zijn bemodderde schoenen naar binnen. Je kunt dan zeggen: ‘Er zit nog modder aan je schoenen en ik heb de vloer net gedweild.’

Amber (vijftien jaar) heeft het huis als laatste verlaten zonder de lichten uit te doen en de deuren te sluiten. Als ze thuiskomt, kun je haar op haar gedrag wijzen, terwijl je haar ook de ruimte laat voor haar verhaal.

Op deze manier kun je het kind laten voelen dat je zijn gedrag afwijst, maar geen oordelen velt over hem als persoon. Kinderen zullen dan meer openstaan voor je correcties op hun gedrag dan wanneer zij zich in persoon gekwetst voelen (zoals bij jij-boodschappen het geval is, zie hoofdstuk 6). Dat een dergelijke houding de relatie tussen ouder en kind ten goede komt, behoeft geen betoog.

ONZE DEFINITIE VAN OUDERS DIE OOK ECHT MENS ZIJN

Ons gedragsraam helpt ouders meer inzicht te krijgen in hun eigen onvermijdelijke gevoelens en de omstandigheden die er de oorzaak van zijn dat deze gevoelens voortdurend veranderen. Eerlijke ouders zullen er niet aan kunnen ontkomen dat ze het gedrag van hun kinderen nu eens kunnen accepteren en dan weer niet. Hun houding ten opzichte van een en hetzelfde gedrag kan niet consequent zijn: die moet van tijd tot tijd variëren. Ze mogen en kunnen hun gevoelens niet verbergen. Ze moeten het feit aanvaarden dat de ene ouder een bepaald gedrag wel accepteert, waar de andere hetzelfde gedrag niet acceptabel vindt. Tevens moeten ze zich realiseren dat ieder van hen onvermijdelijk verschillende gradaties van acceptatie zal hebben ten opzichte van hun kinderen. Kortom, ouders zijn ook maar mensen. Ze hoeven niet onvoorwaardelijk alles maar te accepteren of zelfs maar consequent te zijn in hun acceptatie. Ze moeten ook geen acceptatie voorwenden als ze die niet voelen. Kinderen kunnen de niet-accepterende gevoelens van hun ouders constructief gebruiken als de ouders maar duidelijk en eerlijk laten merken wat ze werkelijk voelen.

Voor de kinderen wordt het dan gemakkelijker om de situatie het hoofd te bieden en het zal er tevens toe bijdragen dat ze hun ouders gaan beschouwen als gewone mensen: oprecht, menselijk – kortom: als mensen met wie ze graag een relatie willen hebben.

VAN WIE IS HET PROBLEEM?

Een kernbegrip in Luisteren naar kinderen is het principe ‘van wie is het probleem?’. Het belang ervan kan niet genoeg benadrukt worden, omdat zoveel ouders de fout maken zich verantwoordelijk te voelen voor het oplossen van de problemen van hun kinderen in plaats van hen te stimuleren die zelf op te lossen.

Ouders vertelden het volgende:

‘Mijn beste ervaring met de cursus Effectief Communiceren met Kinderen was de opdracht uit te zoeken van wie het probleem eigenlijk was. Het was beslist het onderwerp dat voor mij het meest betekende. Ik vond het te gek te ontdekken dat de problemen van mijn kinderen niet mijn problemen waren. Ik heb hun problemen jarenlang op me genomen.’

‘De vaststelling dat ik niet de problemen van iedereen hoefde op te lossen was een ware opluchting voor me.’

Als ouders het principe begrijpen wie de eigenaar van het probleem is, kan dit een belangrijke verandering in hun gedrag tegenover de kinderen teweegbrengen. We introduceren dit begrip door middel van het gedragsraam waarmee we onderscheid maken tussen acceptabel en onacceptabel gedrag. Nu voegen we meer details toe.

image

HET KIND HEEFT EEN PROBLEEM

In het bovenste deel van het gedragsraam laten we gedragingen van het kind zien die aangeven dat het kind een probleem heeft. Er wordt niet aan de behoeften van het kind voldaan, het kind is ongelukkig of gefrustreerd of heeft moeilijkheden.

Voorbeelden:

Kind voelt zich afgewezen door een van zijn vrienden.

Kind vindt het huiswerk te moeilijk.

Kind is boos op de leerkracht.

Tiener is ongelukkig omdat ze zich te dik vindt.

Dit zijn problemen die kinderen in hun eigen leven ervaren, onafhankelijk van en buiten het leven van de ouders om. In zulke situaties is het kind de eigenaar van het probleem. Het kind heeft een probleem.

Wanneer het probleem bij het kind ligt, komen ouders vaak in de verleiding om in te springen en zo de verantwoordelijkheid op zich te nemen om het probleem op te lossen. Vervolgens geven ze zichzelf of het kind de schuld als dat niet lukt. Onze training biedt ouders een alternatieve methode om hun kinderen te helpen: het geeft het kind de verantwoordelijkheid terug voor zijn eigen probleem en biedt hem de kans het zelf op te lossen.

Eenvoudig gezegd bestaat de benadering uit de volgende elementen:

1.  Alle kinderen krijgen tijdens hun leven met allerlei problemen te maken.

2.  Kinderen hebben een enorm vermogen om een goede oplossing voor hun problemen te vinden.

3.  Als ouders kant-en-klare oplossingen aanreiken, blijven kinderen afhankelijk en kunnen ze niet hun eigen vaardigheden voor het oplossen van problemen ontwikkelen. Ze komen steeds bij hun ouders als ze weer een probleem ervaren.

4.  Als ouders de problemen van hun kinderen en de volledige verantwoordelijkheid voor het oplossen ervan op zich nemen, is dat niet alleen een enorme last, maar ook een onmogelijke taak. Niemand is zo oneindig wijs dat hij altijd met de juiste oplossingen komt voor de problemen van een ander.

5.  Als een ouder kan accepteren dat het probleem van een kind niet zijn probleem is, kan hij het kind veel beter helpen het probleem stap voor stap op te lossen.

6.  De meest effectieve vorm van hulp is die waarbij het kind zelf de verantwoordelijkheid krijgt zijn eigen oplossingen te vinden. Paradoxaal genoeg is niet helpen juist de beste manier om het kind te helpen. In de training Effectief Communiceren met Kinderen valt deze vorm van hulp onder de noemer ‘luistervaardigheden’.

image

NIEMAND HEEFT EEN PROBLEEM

In het middelste deel van het gedragsraam staat gedrag van het kind dat voor de ouder noch voor het kind een probleem is. De ouder accepteert het gedrag van het kind en het kind heeft geen probleem. Dat is het plezierige gebied in de ouder-kindrelatie waar ouders en kinderen met elkaar kunnen zijn in een probleemloze relatie, samen spelen, praten, werken of ervaringen delen. Dat is het geen-probleem-gebied. De training Effectief Communiceren met Kinderen helpt ouders de relatie met hun kinderen zoveel mogelijk in het geen-probleem-gebied te houden. Daarvoor leert de trainingouders openheid en luistervaardigheden.

image

DE OUDER HEEFT EEN PROBLEEM

In het derde deel van het gedragsraam staat het gedrag dat onacceptabel is voor de ouder omdat het botst met zijn behoeften:

Voorbeelden:

Kind loopt langzaam terwijl de ouders haast hebben.

Kind vergeet te bellen dat hij later thuiskomt voor het eten.

Puber blijft appjes sturen terwijl haar ouders iets belangrijks met haar willen bespreken.

Dergelijk gedrag signaleert dat de ouders een probleem ervaren.

In dit geval zijn andere vaardigheden nodig die effectief veranderingen teweeg kunnen brengen in het onacceptabele gedrag van het kind. In de training worden dit confrontatievaardigheden genoemd.

Als de ouder een probleem ervaart, is het van belang dit aan het kind te laten weten: ‘Ik heb een probleem en ik heb je hulp nodig.’ Maar als het kind een probleem ervaart, moeten de ouders zich anders opstellen: ‘Ik denk dat je een probleem hebt; heb je hulp nodig?’

image

BEIDEN HEBBEN EEN PROBLEEM

Conflicten zijn een onvermijdelijk, normaal onderdeel van een relatie. Het is niet realistisch te denken dat ouders en kinderen kunnen samenleven zonder conflicten.

Onder aan het gedragsraam staat het gedrag dat aangeeft dat ouder en kind een conflict met elkaar hebben: beiden hebben een probleem.

Voorbeelden:

Kind blijft uit bed komen; ouder moet nog wat werk afmaken.

Ouder en tiener willen tegelijkertijd de auto gebruiken.

De ouders willen in de vakantie familie opzoeken; de kinderen willen naar het strand.

Het gaat erom hoe conflicten worden opgelost. De Gordontraining biedt ouders en kinderen een methode om samen een oplossing te vinden die voor beiden acceptabel is. Als er een conflict is tussen ouder en kind, moeten zij als instelling hebben: ‘Laten we de koppen bij elkaar steken en een oplossing bedenken die wij allebei acceptabel vinden.’ Dit worden probleemoplossingsvaardigheden genoemd.

image

Samengevat bevat de training Effectief Communiceren met Kinderen de volgende onderdelen:

1.  De training leert ouders effectieve vaardigheden om het aantal problemen van het kind te verminderen (het bovenste segment van het gedragsraam).

2.  De training biedt ouders vaardigheden waarmee ze effectief problemen in de relatie met hun kinderen kunnen voorkomen (en zo het geen-probleem-gebied groter maken).

3.  De training leert ouders vaardigheden waarmee ze effectief het aantal problemen kunnen verminderen die hun kinderen veroorzaken (zodat het derde segment van het gedragsraam kleiner wordt). Door de confrontatievaardigheden wordt de acceptatiegrens naar beneden verschoven en wordt het geen-probleem-gebied groter.

4.  De training leert ouders specifieke probleem- en conflictoplossingsvaardigheden (die het onderste deel van het gedragsraam verkleinen).

image

Voor de training

Effectief Communiceren met Kinderen

image

Na de training

Effectief Communiceren met Kinderen

Het is van groot belang dat ouders elke situatie die zij in de relatie met hun kinderen tegenkomen een plek geven in het gedragsraam, zodat ze weten of ze actief moeten luisteren, de confrontatie moeten aangaan of problemen moeten oplossen. Ouders zouden zich voortdurend moeten afvragen: ‘Van wie is het probleem eigenlijk?’

Het goed toepassen van deze drie typen vaardigheden, actief luisteren, ik-boodschappen en geen-verlies-probleemoplossing, maakt het geen-probleem-gebied groter. In de ouder-kindrelatie komt dan zo veel meer tijd vrij waarin beiden geen probleem hebben en men kan genieten van een leven met elkaar.

In de volgende drie hoofdstukken worden de luistervaardigheden behandeld: de vaardigheden die ouders nodig hebben als het kind een probleem heeft. Daarna komen de confrontatievaardigheden aan bod die ouders kunnen gebruiken als zij een probleem hebben.