6

Wanneer luisteren kinderen naar hun ouders?

Tijdens het leren van actief luisteren in onze training komt het regelmatig voor dat ouders ongeduldig vragen: ‘Wanneer leren we nu hoe we de kinderen zover krijgen dat ze naar ons luisteren? Dat is bij ons thuis het grootste probleem.’

Ongetwijfeld is dat in veel gezinnen een probleem, omdat kinderen nu eenmaal hun ouders van tijd tot tijd ergeren, storen en frustreren. Kinderen zijn vaak zorgeloos en onbezonnen als ze proberen hun behoeften te vervullen. Net als jonge honden kunnen kinderen vaak onbesuisd en destructief, rumoerig en veeleisend zijn. Dat is logisch, want ze zijn nog in het beginstadium van hun persoonlijkheidsontwikkeling. Iedere ouder weet uit ervaring dat kinderen extra werk met zich meebrengen, dat ze je ophouden als je haast hebt, dat ze lastig kunnen zijn als je moe bent, dat ze praten als je rust wilt, dat ze er een bende van kunnen maken, hun huiswerk verwaarlozen, te laat thuiskomen, en ga zo maar door.

Vaders en moeders hebben effectieve methoden nodig om om te gaan met gedrag van hun kinderen dat botst met hun eigen behoeften. Ouders hebben tenslotte ook verlangens. Ook zij moeten hun eigen leven kunnen leiden, ook zij hebben recht op plezier en voldoening in hun leven. Toch hebben ouders die naar onze cursus komen hun kinderen weleens de gelegenheid gegeven een te belangrijke plaats in het gezin in te nemen. Deze kinderen verwachten dat er aan hun behoeften voldaan wordt, maar houden op geen enkele manier rekening met de behoeften van hun ouders.

Tot hun grote spijt ontdekken veel ouders dat hun opgroeiende kinderen handelen alsof ze zich niet bewust zijn van de verlangens van hun ouders. Dat is ook iets wat kinderen nog moeten leren. Als ouders het zover hebben laten komen dat hun kinderen door het leven gaan alsof het alleen maar gaat om het doen vervullen van hun eigen behoeften, hebben ouders een belangrijke taak in de opvoeding laten liggen.

Toen mevrouw L. op de training kwam, was ze nogal van streek en gekwetst omdat haar dochter Mieke steeds egoïstischer werd en zich steeds minder van anderen aantrok. Omdat beide ouders haar altijd in alles haar zin hadden gegeven, ging er van Mieke zelf heel weinig uit, maar ze verwachtte wel dat haar ouders alles deden wat ze vroeg. Als ze haar zin niet kreeg, begon ze haar ouders uit te schelden of liep het huis uit, om dan urenlang weg te blijven.

Mevrouw L., die door haar moeder was opgevoed met het idee dat conflicten en heftige emoties in beschaafde gezinnen niet mochten voorkomen, gaf Mieke meestal haar zin om een scène te vermijden of om de rust en vrede in het gezin te bewaren. Toen Mieke in de puberteit kwam, werd ze nog arroganter en egocentrischer. Ze stak thuis geen hand uit en deed zelden iets uit consideratie met haar ouders.

Ze vertelde haar ouders geregeld dat zij verantwoordelijk waren voor haar bestaan en dat het daarom hun plicht was te zorgen dat zij kreeg waar zij behoefte aan had. Mevrouw L., een gewetensvolle ouder die ontzettend graag een goede moeder wilde zijn, begon zachtjesaan een afkeer van Mieke te krijgen. Na alles wat ze voor haar dochter had gedaan, deed het haar pijn Mieke zo egoïstisch voorbij te zien gaan aan de behoeften van haar ouders.

‘Wij doen niets dan geven, zij neemt alleen maar,’ zo beschreef deze moeder de situatie in het gezin.

Mevrouw L. had er geen idee van dat het gedrag van Mieke het directe gevolg was van haar moeders angst om voor haar eigen rechten op te komen. In onze training leerde ze allereerst te accepteren dat ze recht had op eigen behoeften en daarna leerde ze specifieke vaardigheden om Mieke aan te spreken als haar gedrag voor haar ouders onacceptabel was.

Wat kunnen ouders doen als ze het gedrag van een kind werkelijk niet aanvaarden? Hoe kunnen ze het kind ertoe brengen rekening te houden met zijn ouders? We zullen nu eerst eens bekijken hoe ouders met een kind kunnen praten zodat het gaat luisteren naar hún gevoelens en ook rekening gaat houden met hún behoeften.

Er zijn geheel andere communicatieve vaardigheden nodig wanneer het kind voor de ouder een probleem vormt dan wanneer het kind zelf een probleem heeft. In het laatste geval ligt het probleem bij het kind. Als het gedrag van het kind voor de ouder een probleem vormt, heeft de ouder een probleem. In dit hoofdstuk willen we ouders laten zien wat ze kunnen doen om de problemen die ze door het gedrag van hun kinderen hebben effectief op te lossen.

WANNEER DE OUDERS EEN PROBLEEM HEBBEN

Aanvankelijk vinden de meeste ouders het moeilijk het uitgangspunt te begrijpen dat een probleem bij iemand ligt. Misschien zijn ze te veel gewend te denken in termen als ‘probleemkinderen’, waarbij het probleem direct met het kind verbonden wordt in plaats van met het gedrag van het kind waar de ouder last van heeft. Het is van belang dat ouders leren begrijpen dat het uitmaakt wie een probleem heeft. Als ouders zich afvragen wie de eigenaar van het probleem is, wordt duidelijk welke vaardigheid effectief zal werken. Ouders kunnen leren zich bewust te worden van hun eigen gevoelens van niet-acceptatie, bijvoorbeeld als ze zich gaan ergeren, gefrustreerd raken of wrok gaan koesteren. Zodra ze merken dat ze gespannen zijn, of ontevreden zijn met wat het kind doet, betekent dit dat ze het gedrag niet accepteren:

Een kind komt vaak te laat voor het eten.

Een kind komt tussenbeide als je met iemand zit te praten.

Een kind appt je een paar keer per dag op je werk.

Een kind heeft zijn speelgoed op de grond in de woonkamer laten liggen.

Het ziet ernaar uit dat een kind ieder ogenblik zijn vruchtensap over het vloerkleed kan gooien.

Een kind vraagt om nog een koekje en nóg een en nog een.

Een kind kijkt op zijn mobiel tijdens het eten zonder aandacht aan de andere gezinsleden te schenken.

Een kind wil in huis geen karweitjes doen.

Een kind zit uren achter de laptop terwijl je nog moet mailen.

Al deze gedragingen botsen met de gerechtvaardigde verlangens van de ouders. Het gedrag van het kind raakt de ouder direct of indirect: moeder wil niet dat haar eten verpietert, haar vloerkleed vies wordt, haar gesprek onderbroken wordt enzovoort.

Als een ouder zulke gedragingen tegenkomt, heeft hij een manier nodig om zichzelf te helpen, en niet het kind.

De volgende lijst helpt het verschil te laten zien tussen de rol van de ouder als hij een probleem heeft en de rol van de ouder als het kind een probleem heeft.

Het kind heeft een probleem

De ouder heeft een probleem

Het kind begint met contact zoeken

De ouder begint met contact zoeken

Ouder is toehoorder

Ouder is zender

Ouder is raadgever en wil kind helpen

Ouder oefent invloed uit en wil zichzelf helpen

Ouder is klankbord

Ouder wil zijn ongenoegen kwijt

Ouder is het kind behulpzaam bij het zoeken naar een eigen oplossing

Ouder moet zelf een oplossing zoeken

Ouder accepteert de oplossing van het kind

De oplossing moet voor de ouder bevredigend zijn

Ouder is allereerst gericht op de behoeften van het kind

Ouder is voornamelijk gericht op zijn eigen behoeften

Ouder is min of meer passief

Ouder is assertief

Een ouder heeft de keuze uit diverse alternatieven als het probleem bij hem ligt:

1.  Hij kan proberen het kind te veranderen.

2.  Hij kan proberen de omgeving te veranderen.

3.  Hij kan proberen zichzelf te veranderen.

Erik, de zoon van meneer A., gebruikt vaak het gereedschap van zijn vader en laat het dan ergens in de tuin liggen. Meneer A. kan dat niet accepteren, het probleem ligt dus bij hem.

Nu kan hij proberen met Erik te praten, in de hoop dat Eriks gedrag verandert. Hij kan ook Eriks omgeving veranderen door hem zijn eigen kindergereedschap te geven, in de hoop dat het gedrag van zijn zoon zal veranderen. Maar hij kan ook zijn eigen houding ten opzichte van Eriks gedrag veranderen en tegen zichzelf zeggen: ‘Jongens zijn jongens’, of: ‘Hij zal uiteindelijk wel leren op de juiste wijze met gereedschap om te gaan.’

In dit hoofdstuk behandelen we alleen het eerste alternatief. We richten ons op onaanvaardbaar gedrag van kinderen en bespreken hoe ouders dit kunnen benaderen. In de latere hoofdstukken zullen we de andere alternatieven behandelen.

KINDEREN AANSPREKEN OP EEN MANIER DIE GEEN EFFECT HEEFT

De meeste ouders in onze oudergroepen gebruiken ineffectieve communicatieme-thoden als het gedrag van hun kinderen storend is voor de ouders.

Op een trainingsbijeenkomst leest de trainer hardop een kenmerkende gezinssituatie voor waarbij ouders zich ergeren aan een kind:

‘Je hebt de hele dag gewerkt en je bent moe. Je wilt graag even rustig zitten. Je wilt deze tijd graag gebruiken om de krant te lezen, maar je vijfjarige zoon blijft vragen of je met hem wilt spelen. Hij trekt steeds aan je arm, kruipt op je schoot, waardoor de krant kreukelt. Met hem spelen is wel het laatste waar je zin in hebt.’

Dan vraagt de trainer iedereen om precies op te schrijven wat hij of zij in deze situatie tegen het kind zou zeggen. (Als lezer kun je natuurlijk meedoen en je reactie verwoorden.) De trainer leest vervolgens nog een tweede en derde situatie voor en vraagt weer aan iedereen zijn reactie op te schrijven:

‘Je tienjarige dochter speelt in een basketbalteam. Je haalt haar na de training altijd op en de laatste paar keer was ze niet op de plek waar je altijd afspreekt. Je moet zoeken en wachten, terwijl je toch al achter bent op je planning.’

‘Je zoon of dochter van twaalf heeft toen hij of zij uit school kwam iets lekkers voor zichzelf klaargemaakt en alles wat gebruikt werd zo op het aanrecht laten liggen. Je moest nu eerst gaan opruimen om het aanrecht leeg te hebben voor je met het avondeten kon beginnen.’

Uit dit experiment bleek dat de meeste ouders deze nogal kenmerkende situaties niet effectief weten op te lossen. De manier waarop ze in deze situaties reageren, heeft waarschijnlijk tot gevolg dat:

1.  het kind zich verzet tegen de pogingen van de ouder om invloed uit te oefenen en weigert het gedrag dat voor de ouder onaanvaardbaar is te veranderen;

2.  het kind het gevoel krijgt dat zijn vader of moeder hem nogal stom vindt;

3.  het kind zich schuldig voelt;

4.  het gevoel van eigenwaarde van het kind daalt;

5.  het kind zich heftig gaat verdedigen;

6.  het kind zich uitgedaagd voelt de ouder aan te vallen of zich op de een of andere manier nog dwarser te gedragen;

7.  het kind denkt dat zijn ouder geen rekening houdt met zijn behoeften.

Ouders tonen zich meestal nogal geschokt door deze gevolgen, omdat ze zich er zelden van bewust zijn dat ze hun kind dit soort dingen aandoen. De meeste ouders hebben er gewoon nooit over nagedacht welke uitwerking hun woorden op hun kinderen kunnen hebben.

In onze training gaan we dan ook elke van deze ineffectieve benaderingswijzen van kinderen bekijken en meer gedetailleerd uitleggen waarom ze niet effectief zijn.

KINDEREN EFFECTIEF CONFRONTEREN MET HUN GEDRAG

Heb je ooit wel eens op het punt gestaan om iets voor iemand te doen (of iets in je eigen gedrag te veranderen om aan de behoeften van de ander tegemoet te komen) waarbij die ander je plotseling beval, aanspoorde of adviseerde om juist datgene te doen wat je net zelf van plan was te gaan doen?

Je reactie was dan waarschijnlijk: ‘Dat had je me niet hoeven vertellen’, of: ‘Als je even gewacht had, had ik het al uit mezelf gedaan.’ Of je was waarschijnlijk ge-ergerd geweest, omdat je het gevoel had dat de ander niet genoeg vertrouwen in je had, of omdat hij je de kans ontnam om uit jezelf iets voor hem te doen.

Wanneer mensen dit soort dingen doen, geven ze de oplossing al aan. Ouders doen dat vaak met kinderen. Ze wachten niet af tot de kinderen zelf hun gedrag aanpassen. Ze vertellen hun wat ze moeten, zouden moeten of behoren te doen. De hieronder volgende boodschappen houden allemaal een oplossing in:

1.  Bevelen, aanwijzingen geven, commanderen

‘Ga iets zoeken om mee te spelen.’

‘Houd op met gamen.’

‘Zorg dat je om elf uur thuis bent.’

‘Leg NU die telefoon neer.’

2.  Waarschuwen, vermanen, dreigen

‘Als je niet ophoudt, stuur ik je naar je kamer.’

‘Als je niet op tijd thuis bent, krijg je een week huisarrest.’

‘Als je niet zorgt dat de keuken weer in orde is, neem ik voor vanavond je mobieltje in.’

3.  Waarschuwen, preken, moraliseren

‘Je mag nooit iemand storen die zit te praten.’

‘Denk eraan dat je je niet zo aanstelt.’

‘Je moet niet gaan zitten spelen als we haast hebben.’

‘Je hoort je eigen rommel op te ruimen.’

4.  Raadgeven, suggesties of oplossingen aandragen

‘Waarom ga je niet buiten spelen?’

‘Ik zal iets anders voor je bedenken.’

‘Als je nou voortaan meteen de keuken opruimt, komt het wel goed.’

Dit soort verbale reacties vertellen het kind welke oplossing je voor hem hebt en wat hij volgens jou moet doen. Je bent regisseur; je bent de baas; je neemt het van hem over; je hebt het heft in handen. Je laat hem erbuiten. Het eerste soort boodschappen dwingt hem jouw oplossing toe te passen; het tweede soort is bedreigend; het derde houdt een waarschuwing in en het vierde adviseert hem wat te doen.

Ouders vragen: ‘Waarom mag ik hem mijn oplossing niet geven? Hij zorgt er toch voor dat ik een probleem heb?’ Dat is inderdaad waar, maar als je hem de oplossing geeft voor je probleem kan dit het gevolg zijn:

1.  Kinderen verzetten zich als men hun vertelt wat ze moeten doen. Misschien vinden ze jouw oplossing niet goed. In ieder geval verzetten ze zich tegen enige verandering in hun gedrag als hun verteld wordt hoe ze moeten, zouden moeten of dat het beter zou zijn als ze veranderen.

2.  Een oplossing voor het kind brengt ook een andere boodschap over: ‘Ik vertrouw je niet toe zelf een oplossing te vinden’ of: ‘Ik denk dat je niet verstandig genoeg bent om te bedenken hoe je me kunt helpen bij mijn probleem.’

3.  Als je de oplossing geeft, krijgt het kind de indruk dat je behoeften belangrijker zijn dan die van hemzelf, dat hij moet doen wat je goed acht, ongeacht zijn eigen behoeften (‘Je gedrag is voor mij onaanvaardbaar, dus is mijn oplossing de enige juiste’).

Als je een vriend op bezoek hebt die zijn voeten op een van je nieuwe stoelen zou leggen, zou je beslist niet tegen hem zeggen:

‘Haal onmiddellijk je voeten van de stoel.’

‘Je moet nooit je voeten op de nieuwe stoelen van een ander leggen.’

‘Als ik jou was, zou ik maar eens gauw mijn voeten van die stoel halen.’ ‘Ik waarschuw je: leg je voeten niet op mijn nieuwe stoel.’

Wanneer het een vriend betreft, zou dit natuurlijk belachelijk klinken, omdat de meeste mensen hun vrienden met meer respect behandelen. Volwassenen willen niet dat hun vrienden hun gezicht verliezen. Ze nemen eveneens aan dat een kennis verstandig genoeg is om zelf een oplossing voor úw probleem te vinden, als hij eenmaal weet wat het probleem is. Een volwassene zou die vriend gewoon zijn gevoelens meedelen. Hij zou het aan de ander overlaten naar behoren te reageren en aannemen dat de ander attent genoeg is om zijn gevoelens te eerbiedigen. De eigenaar van de stoel zou waarschijnlijk iets zeggen als:

’Ik ben bang dat je mijn nieuwe stoel vies maakt.’

‘Ik vind het wel vervelend om te zeggen, maar die stoelen zijn net nieuw en ik maak me zorgen dat de bekleding vies wordt.’

Deze boodschappen dragen geen oplossing aan. Men geeft dit soort boodschappen wel aan vrienden, maar zelden aan zijn kinderen. Ze houden geen bevel, vermaning, bedreiging of advies voor de ander in om zijn gedrag op de een of andere manier te veranderen, zoals ouders dat de hele dag doen tegen hun kinderen.

Het is dan ook geen wonder dat kinderen zich verzetten of reageren met defensief en vijandig gedrag. Geen wonder dat kinderen zich gekleineerd, onderdrukt en gecontroleerd voelen. Geen wonder dat ze hun gezicht verliezen. Geen wonder dat sommige kinderen opgroeien tot onderdanige volwassenen die niet beter weten dan dat anderen de oplossingen zullen aangeven. Ouders klagen regelmatig dat hun kinderen geen verantwoordelijkheid willen dragen in het gezin, dat ze op geen enkele manier rekening wensen te houden met de verlangens van hun ouders. Hoe moeten kinderen echter ooit verantwoordelijkheid leren als de ouders het kind elke kans ontnemen om zelf enige verantwoordelijkheid op zich te nemen uit begrip voor de behoeften van zijn ouders?

KLEINERENDE OPMERKINGEN MAKEN

Iedereen weet wat het is om gekleineerd te worden door opmerkingen die beschuldigen, veroordelen, belachelijk maken, of kritiek uitdrukken. Ouders maken tegenover hun kinderen erg veel gebruik van dat soort opmerkingen. Onderstaande categorieën bevatten kleinerende opmerkingen:

1.  Oordelen, bekritiseren, beschuldigen

‘Je zou beter moeten weten.’

‘Je houdt weer nergens rekening mee.’

‘Je bent vervelend.’

‘Ik ken geen enkel kind dat zo weinig rekening houdt met anderen als jij.’

‘Ik krijg nog eens wat van jou.’

2.  Schelden, belachelijk maken, beschamen

‘Je bent een verwend kreng.’

‘Nou is het wel genoeg, bemoeial.’

‘Denk je soms dat je de enige bent hier in huis?’

‘Schaam je!’

3.  Interpreteren, oorzaken vaststellen, analyseren

‘Je wilt alleen maar aandacht trekken.’

‘Je probeert me op stang te jagen.’

‘Je vindt het leuk om te zien hoe ver je kunt gaan voor ik kwaad word.’

‘Je wilt altijd daar spelen waar ik net bezig ben.’

4. Beleren, instrueren

‘Het is niet netjes om iemand in de rede te vallen.’

‘Aardige kinderen doen dat niet.’

‘Hoe zou je het vinden als ik dat tegen jou deed?’

‘Waarom ben je niet eens een keer lief?’

‘Doe een ander niet aan wat je zelf niet leuk vindt.’

‘Je kunt dat bord toch wel even afspoelen?’

Dit zijn allemaal kleinerende opmerkingen – het karakter van het kind wordt bekritiseerd, zijn eigenwaarde wordt ondermijnd, zijn fouten duidelijk onderstreept, zijn persoonlijkheid veroordeeld. Er wordt een beschuldigende vinger op het kind gericht.

Wat voor uitwerking hebben dit soort boodschappen?

1.  Kinderen voelen vaak schuld of spijt als men hen beoordeelt of beschuldigt.

2.  Kinderen krijgen het gevoel dat de ouders niet eerlijk zijn. Ze vinden het onrechtvaardig: ‘Ik heb niets gedaan’, of: ‘Ik bedoelde het niet zo.’

3.  Kinderen voelen zich vaak onbemind of afgewezen. ‘Ze vindt me niet lief omdat ik iets fout heb gedaan.’

4.  Kinderen komen vaak in verzet tegen deze boodschappen, dus ze bieden weerstand. Als ze het gedrag waaraan de ouder zich zo ergert zouden veranderen, zouden ze toegeven dat de ouder gelijk heeft met zijn beschuldiging of beoordeling. De typische reactie van een kind zou zijn: ‘Je hebt er toch geen last van?’ of: ‘Die borden staan niemand in de weg.’

5.  De antwoorden van kinderen hebben vaak een boemerangeffect: ‘Zelf ben je ook niet zo netjes’, of: ‘Je bent ook altijd moe’, of: ‘Je bent altijd in een slecht humeur als je visite krijgt’, of: ‘Ons huis is toch zeker om in te leven?’

6. Door kleineringen voelt het kind zich minderwaardig. Zijn gevoel van eigenwaarde wordt erdoor verminderd. Zijn zelfbeeld, dat zich mede vormt door de reacties van zijn omgeving, wordt negatief.

Kleinerende opmerkingen kunnen een vernietigende uitwerking hebben op het groeiende inzicht van het kind in zichzelf. Als men het kind steeds overlaadt met vernederende opmerkingen zal hij zichzelf als slecht, dom, minderwaardig enzovoort gaan zien. Als men zich in zijn jeugd een minder goed beeld van zichzelf heeft gevormd, werkt dat vaak door als men volwassen is: kleinerende opmerkingen kunnen iemand zijn leven lang een handicap meegeven.

Zo kunnen ouders er dus dag in dag uit toe bijdragen dat het zelfbeeld of het gevoel van eigenwaarde van het kind wordt aangetast. Net als waterdruppels op een stuk steen hebben deze dagelijkse boodschappen ongemerkt een uithollend effect op kinderen.

EFFECTIEVE MANIEREN OM KINDEREN TE BENADEREN

Men kan kinderen ook constructief benaderen. Wie zich bewust is van het destructieve vermogen van kleinerende opmerkingen, wil weten hoe het anders kan. Er is geen enkele ouder die bewust het gevoel van eigenwaarde van zijn kind wil aantasten. En er bestaat een effectieve manier van confronteren als het gedrag van het kind beneden je acceptatiegrens ligt.

JIJ-BOODSCHAP EN IK-BOODSCHAP

Een gemakkelijke manier voor ouders om het verschil te zien tussen een niet-effectieve en een effectieve benadering is te denken in termen van ‘ik-’ en ‘jij-boodschappen’. Als we de ouders vragen eens goed naar de hiervoor genoemde niet-effectieve boodschappen te kijken, ontdekken ze dat deze bijna allemaal beginnen met ‘jij’ of dat woord inhouden. Al deze opmerkingen zijn ‘jij’-gericht:

Jij moet ophouden.’

‘Dat moet jij niet doen.’

‘Waag het niet…’

‘Als je er niet mee ophoudt, dan…’

‘Waarom doe je dat niet?’

Je bent stout.’

Je gedraagt je als een kleuter.’

Je wilt gewoon aandacht trekken.’

‘Waarom kun je niet lief zijn?’

Jij moest beter weten.’

Maar als de ouder het kind alleen vertelt hoe de ouder zich voelt als het kind zich op de een of andere manier onacceptabel gedraagt, blijkt de boodschap meestal een ‘ik-boodschap’ te zijn:

Ik heb geen zin om te spelen als ik moe ben.’

Ik vind het heel vervelend als ik je kom ophalen en je bent er niet.’

Ik kan er niet tegen als ik zie dat je aan het chatten bent en je je taken in huis niet hebt gedaan.’

Het verschil tussen ik en jij-boodschappen is gemakkelijk te begrijpen, maar de volle betekenis dringt pas tot ze door als we nog eens kijken naar het schema van het communicatieproces dat we bij actief luisteren gebruikten. Ouders begrijpen daardoor beter het belang van ik-boodschappen.

Als het gedrag van het kind voor de ouder onaanvaardbaar is omdat het zijn plezier verstoort of hem zijn recht ontneemt zijn eigen behoeften te vervullen, dan ligt het probleem duidelijk bij de ouder. Hij of zij is van streek, teleurgesteld, moe of bezorgd. Om dat aan het kind duidelijk te maken moet de ouder een geschikte code vinden. Voor de ouder die moe is en geen zin heeft met zijn vierjarige zoon te spelen zou ons schema er als volgt uitzien:

image

Maar als de ouder een code selecteert die jij-gericht is, zou hij zijn moe-zijn niet nauwkeurig genoeg gecodeerd hebben:

image

‘Je bent een klier’ is een uiterst slechte code voor het werkelijke gevoel van de vader, namelijk vermoeidheid. Een duidelijke, accurate code zou altijd een ik-boodschap moeten zijn: ‘Ik ben moe’, ‘Ik heb geen zin in spelen’, ‘Ik wil graag even uitrusten.’ Dat geeft het gevoel van de vader beter weer. Een jij-boodschap vertolkt het gevoel niet; het slaat meer op het kind dan op de ouder. Een jij-boodschap geeft een oordeel over het gedrag van het kind en houdt de ouder zelf buiten schot.

Bekijk deze boodschappen eens van de kant van het kind:

image

De eerste boodschap wordt door het kind ontcijferd als een beoordeling van hemzelf. De tweede wordt ontcijferd als het vaststellen van een feit omtrent de ouder. Jij-boodschappen brengen de gevoelens van de ouder slecht over, omdat het kind ze ontcijfert in termen van wat hij zou moeten doen (een oplossing geven) of hoe stout hij is (beschuldigen, beoordelen).

DE ESSENTIËLE ONDERDELEN VAN EEN CONFRONTERENDE IK-BOODSCHAP

Als het kind gedrag vertoont dat onder in je gedragsraam ligt, dus beneden je acceptatiegrens, dan wil je het kind daarmee confronteren. Kinderen veranderen hun onacceptabele gedrag veel eerder als hun ouders aan hen ik-boodschappen geven die de volgende drie componenten bevatten:

1.  beschrijving van het onacceptabele gedrag;

2.  gevoel van de ouders;

3.  merkbaar en concreet gevolg dat dat gedrag op de ouders heeft. (GEDRAG + GEVOEL + GEVOLG).

BESCHRIJVING VAN HET ONACCEPTABELE GEDRAG

Gedrag is iets wat een kind zegt of doet. Dit deel van de ik-boodschap is een beschrijving van het onacceptabele gedrag van het kind: wat zij doet dat je stoort. Het kind krijgt geen etiket opgeplakt en je veroordeelt dat gedrag niet.

Hier is een voorbeeld van een kind dat naar school ging en zei dat het direct uit school naar huis zou komen. Zij kwam een uur te laat zonder even op te bellen.

De sleutel is hier: beschrijf het gedrag, veroordeel het niet.

Niet-beschuldigende beschrijving van het gedrag

Etiket of veroordeling

‘Toen je niet op tijd thuis was en niet opbelde of appte om te zeggen dat je later zou komen, werd ik ongerust.’

‘Het was niet erg attent van je dat je niet even hebt gebeld.’

HET GEVOEL VAN DE OUDER OVER HET GEDRAG

Als ouders een jij-boodschap sturen, hoeven ze niet na te denken over het gevoel dat het onacceptabele gedrag van hun kind veroorzaakt. Ze flappen er gewoon een bevel, dreigement of schampere opmerking uit: ‘Ik word gek van je’, ‘Je bent lui’ enzovoort. Het gaat anders als ouders een ik-boodschap sturen. Nu moeten ze hebben nagedacht over hoe ze zich voelen: ‘Ben ik boos, bang of ongerust, geneer ik me of voel ik wat anders?’

‘Toen je niet op tijd uit school was en niet belde dat je later zou komen, werd ik ongerust…’

Als ouders overgaan op ik-boodschappen merken ze niet alleen veranderingen bij hun kinderen op, maar ook een belangrijke verandering bij zichzelf. De woorden van een ik-boodschap duiden op een groter gevoel van eerlijkheid. Ouders rapporteren:

‘Ik hoef niet meer te doen alsof.’

‘Ik ben veel directer.’

‘Het is heerlijk om eerlijk te zijn.’

Blijkbaar is het oude idee ‘Je wordt wat je doet’ hier ook van toepassing. Door een nieuwe vorm van communicatie te gebruiken gaan ouders bij zichzelf de eerlijkheid voelen die hun ik-boodschappen op anderen overbrengen. Het geven van ik-boodschappen geeft ouders de mogelijkheid in contact te komen met hun ware gevoelens. (In het volgende hoofdstuk wordt meer gezegd over gevoelens.)

HET GEVOLG VAN HET GEDRAG VAN HET KIND OP DE OUDERS

Als ik-boodschappen het gedrag van het kind waarmee de ouders een probleem hebben niet beïnvloeden, komt dat soms doordat de ik-boodschap onvolledig was. Vaak is de tweedelige ik-boodschap (een beschrijving van onacceptabel gedrag en het gevoel van de ouder erover) niet voldoende om het kind te doen veranderen.

Maar een effectieve ik-boodschap heeft vaak een derde component nodig: kinderen moeten weten waarom hun gedrag een probleem is. Het is dus belangrijk hun te vertellen welk concreet gevolg hun gedrag op de ouder heeft.

De gevolgen kunnen zijn dat het de ouder extra werk, tijd of geld kost of ongemak oplevert. Het gedrag kan de ouder belemmeren in iets wat hij wil of moet doen. Het kan hem fysiek verwonden, vermoeien of pijn of moeilijkheden bezorgen.

‘Toen je niet op tijd uit school was en niet belde dat je later zou komen, werd ik ongerust.’

Als je een volledige driedelige ik-boodschap stuurt, vertel je je kind het hele verhaal en niet alleen dat haar gedrag een probleem voor je is. Je vertelt haar ook wat je gevoel erover is en, wat even belangrijk is, waarom haar gedrag een probleem veroorzaakt of heeft veroorzaakt.

Hier zijn enkele voorbeelden van driedelige confronterende ik-boodschappen:

Onacceptabel gedrag

Gevoel

Concreet effect

Als je deze nieuwe spijkerbroek niet wilt dragen

erger ik me

want dan heb ik hem voor niets betaald

Als je niet appt hoe laat je thuis zult zijn

maak ik me daar zorgen over

omdat ik dan niet weet hoe laat het eten klaar moet zijn

Als je elke dag een paar uur zit te internetten

vind ik dat vervelend

omdat ik dan een hoge rekening krijg

Confronterende ik-boodschappen geven heeft tot doel kinderen zodanig te beinvloeden dat ze het gedrag dat ze op dat moment vertonen gaan veranderen. Meestal is een beschrijving van het gedrag dat de ouders onacceptabel vinden en het gevoel dat zij daarbij hebben – boosheid of ergernis – niet voldoende. De kinderen moeten weten waarom dat zo is.

Ouders moeten heel expliciet zijn over het concrete, merkbare gevolg dat het gedrag van een kind voor hen heeft. Als de ouder dit verzuimt te zeggen, heeft het kind geen goede reden om te veranderen.

Behalve dat kinderen een specifieke reden krijgen waarom de ouder hun gedrag onacceptabel vindt, waardoor de kans groter is dat zij gemotiveerd raken om te veranderen, heeft de driedelige ik-boodschap ook een duidelijk effect op de ouders. Als de ouders het ‘duidelijk merkbare effect’ aan hun kind willen meedelen, realiseren ze zich vaak dat er helemaal geen duidelijk merkbaar effect is. Een moeder legde dit zo uit:

‘Door de ik-boodschappen ontdekte ik hoe willekeurig ik met mijn kinderen omging. Als ik probeerde een driedelige ik-boodschap te geven en bij het onderdeel ‘welk gevolg heeft het gedrag voor mij’ aankwam, dan moest ik soms denken: ik heb eigenlijk geen goede reden! Als ik zei: “Ik kan er niet tegen als je zoveel herrie in huis maakt”, dan vroeg ik me af als ik bij het “waarom” kwam: waarom erger ik me eigenlijk? Ik realiseerde me dat ik me eigenlijk helemaal niet ergerde. Ik heb nu de gewoonte dat als ik geen gevolg kan bedenken, ik gewoon tegen mijn kind zeg: “Vergeet maar wat ik heb gezegd”, omdat het zo willekeurig leek… Het was mooi om te ontdekken dat ik zeker de helft van de tijd zelfs geen gevolg kon bedenken.’

Door ouders te leren een volledige driedelige ik-boodschap te geven, kunnen ze tot de ontdekking komen dat ze eigenlijk helemaal geen ik-boodschap hoeven te sturen. Als ouders hun kinderen uitleggen waarom ze bepaald gedrag onacceptabel vinden, merken ze dat in veel gevallen het onacceptabele gedrag best acceptabel is, maar dat ze last hebben van hun eigen hoge acceptatiegrens.

WAAROM IK-BOODSCHAPPEN VEEL MEER EFFECT HEBBEN

Ik-boodschappen zijn veel effectiever als men een kind ertoe wil brengen zijn onaanvaardbare gedrag te veranderen. Ik-boodschappen zijn ook beter voor het kind en voor de relatie tussen de ouders en hun kind.

De ik-boodschap roept veel minder weerstand en rebellie op. Als je het kind eerlijk zegt welke uitwerking zijn gedrag op je heeft, is dat voor hem veel minder bedreigend dan wanneer je erop zinspeelt dat de fout bij hem ligt omdat hij dat bepaalde gedrag vertoont. Bedenk eens hoe duidelijk het verschil in reactie van een kind is op de volgende twee boodschappen van een ouder, nadat het kind hem een schop heeft gegeven:

‘Au. Dat deed echt pijn – ik houd er niet van geschopt te worden.’

‘Wat ben jij een stoute meid. Je mag niet zo gemeen schoppen!’

De eerste boodschap vertelt het kind slechts wat je voelt, een feit waar nauwelijks iets tegenin te brengen is. De tweede vertelt het kind dat zij stout en gemeen was en zegt haar het niet weer te doen, maar dat kan bij haar verzet oproepen.

Ik-boodschappen zijn ook oneindig veel effectiever omdat ze de verantwoordelijkheid voor het veranderen van het gedrag bij het kind laten. ‘Au, dat deed echt pijn’, en: ‘Ik houd er niet van geschopt te worden’ vertellen het kind wat je voelt, maar laten de verantwoordelijkheid om daar iets aan te doen bij haar.

Dientengevolge helpen ik-boodschappen het kind in zijn ontwikkeling en leren hem verantwoordelijkheid voor zijn eigen gedrag te nemen. Een ik-boodschap zegt het kind dat je de verantwoordelijkheid bij hem laat, dat je erop vertrouwt dat hij de situatie aankan, dat je van hem verwacht dat hij rekening houdt met je behoeften, dat je hem de kans geeft zich constructief te gaan gedragen.

Omdat ik-boodschappen eerlijk zijn, kunnen ze een kind ertoe brengen soortgelijke eerlijke boodschappen te geven als hij iets kwijt moet. Wanneer een van beide partijen in een relatie ik-boodschappen geeft, zal de ander op soortgelijke wijze reageren. Dat is de reden waarom in afbrokkelende relaties conflicten zo vaak verworden tot wederzijdse scheldpartijen en beschuldigingen:

Ouder: Je vergeet de laatste tijd vaak je bord af te wassen na het ontbijt. (Jij-boodschap.)

Kind: Dat doe jij ook niet iedere morgen. (Jij-boodschap.)

Ouder: Dat is wat anders. Ik heb nog veel meer te doen in huis. Ik moet altijd al jullie rotzooi achter jullie opruimen. (Jij-boodschap.)

Kind: Ik heb geen rommel laten liggen. (Defensieve boodschap.)

Ouder: Je bent net zo erg als de anderen, dat weet je best. (Jij-boodschap.)

Kind: Jij wilt maar dat iedereen perfect is. (Jij-boodschap.)

Ouder: Nou, wat dat betreft moet jij in ieder geval nog heel wat leren. (Jij-boodschap.)

Kind: Jij kunt alleen maar over orde en netheid praten. (Jij-boodschap.)

Veel gesprekken tussen ouders en kinderen verlopen op deze manier wanneer de ouder zijn confrontatie begint met een jij-boodschap. Het eindigt bijna altijd met ruzie, waarbij beiden om beurten zich verdedigen of de ander beschuldigen. Bij ik-boodschappen is de kans op ruzie lang niet zo groot. Dat betekent natuurlijk niet dat als ouders ik-boodschappen zenden alles zomaar koek en ei is. Het is begrijpelijk dat kinderen niet graag horen dat hun gedrag een probleem is voor de ouders. (Ook volwassenen voelen zich niet prettig als iemand hen aanspreekt op hun gedrag.) Niettemin, iemand vertellen wat je voelt is veel minder bedreigend dan hem ervan beschuldigen dat hij de oorzaak is van een slecht gevoel.

Er is moed voor nodig om ik-boodschappen te zenden, maar de resultaten zijn over het algemeen de moeite waard. Het vraagt moed en zekerheid om binnen een relatie zijn diepste gevoelens te uiten. Degene die een eerlijke ik-boodschap stuurt, loopt het risico dat de ander hem leert kennen zoals hij werkelijk is. Hij geeft zich bloot, de ander kan door hem heen kijken, hij toont zijn mens-zijn. Hij laat de ander weten dat hij als mens het vermogen heeft om gekwetst, in verwarring gebracht, of bang of ontmoedigd te worden.

Iemand die zijn gevoelens uit, geeft zich bloot aan de ander, zodat deze hem kan bekijken. Wat zal de ander van mij denken? Zal ik afgewezen worden? Zal de ander minder goed over mij oordelen? Vooral ouders vinden het moeilijk om tegenover hun kinderen oprecht en eerlijk te zijn, omdat ze als onfeilbaar beschouwd zouden willen worden, zonder zwakheden. Het is voor veel ouders veel gemakkelijker hun gevoelens te verbergen achter een jij-boodschap die de schuld bij het kind legt dan hun eigen menselijkheid te laten zien.

Oprechtheid is voor de ouder zeer de moeite waard omdat die de relatie met het kind zo enorm verbetert. Eerlijkheid en openheid komen de vertrouwelijkheid ten goede. Er ontstaat een hechte intermenselijke relatie. Mijn kind leert mij kennen zoals ik ben, zodat hij durft te laten zien wie hij is.

Als ouders en kinderen leren eerlijk en open tegenover elkaar te staan, zijn ze niet langer vreemden die toevallig in hetzelfde huis wonen. De ouders kunnen de vreugde ondervinden ouders van een echt mens te zijn; de kinderen hebben het geluk echte mensen als ouders te hebben.