5

Hoe te luisteren naar jonge kinderen?

Veel ouders vragen: ‘Dat actief luisteren een goed resultaat geeft bij kinderen van drie en vier jaar of ouder is me wel duidelijk, maar wat moeten we doen met baby’s en peuters die nog niet praten?’

Of: ‘Ik begrijp dat we veel meer moeten vertrouwen op de innerlijke mogelijkheden van onze kinderen om hun eigen problemen te verwerken als ze geholpen worden met actief luisteren. Maar kleinere kinderen hebben die vaardigheden nog niet. Moeten wij dan niet de meeste van hun problemen voor hen oplossen?’

Actief luisteren kan wel degelijk nuttig zijn voor kinderen die nog niet kunnen praten. Om actief luisteren bij zulke jonge kinderen te gebruiken, moeten we wat dieper ingaan op het begrip non-verbale communicatie en bekijken hoe ouders effectief kunnen reageren op de non-verbale boodschappen van jongere kinderen. Ouders van heel jonge kinderen denken vaak dat baby’s en peuters vanwege hun afhankelijkheid van volwassenen voor hun behoeften maar erg weinig mogelijkheden hebben om zelf een oplossing te vinden voor hun problemen. Ook dat is niet altijd waar.

KENMERKEN VAN BABY’S

Ten eerste: baby’s hebben net als oudere kinderen en volwassenen hun behoeften. En ze hebben net zo goed problemen bij het stillen van deze verlangens. Ze hebben het koud, ze krijgen honger, hebben een vieze luier, zijn moe, dorstig, gefrustreerd, ziek. Baby’s helpen bij zulke moeilijkheden plaatst de ouders voor speciale problemen.

Ten tweede: baby’s en peuters zijn afhankelijk van hun ouders voor het stillen van hun verlangens of voor het oplossen van hun problemen. Hun aangeboren middelen en mogelijkheden zijn nog beperkt. Een baby die honger heeft, kan nou eenmaal niet naar de keuken lopen, de koelkast opendoen en zichzelf een glas melk inschenken.

Ten derde: baby’s bezitten nog geen goed ontwikkeld vermogen om door middel van verbale symbolen duidelijk te maken wat ze nodig hebben. Ze hebben nog niet de beheersing over de taal om hun problemen en behoeften aan anderen mee te delen. Ouders kunnen tamelijk onthand zijn bij de gedachte aan wat er omgaat in kinderen die nog niet praten; baby’s kunnen nu eenmaal niet duidelijk vertellen dat ze behoefte hebben aan genegenheid of dat ze een boertje moeten laten.

Ten vierde: baby’s en peuters ‘weten’ meestal zelf niet wat er met hen aan de hand is. Dat komt doordat zoveel van hun behoeften fysiologisch zijn – het zijn problemen die ontstaan doordat aan hun lichamelijke behoeften niet voldaan wordt (honger, dorst, pijn enzovoort). Ook doordat hun verstandelijke vermogen en taalgebruik nog in ontwikkeling zijn, kunnen ze niet bepalen wat voor problemen ze eigenlijk hebben.

Heel jonge kinderen helpen hun problemen op te lossen is daarom wat anders dan de hulp die men oudere kinderen kan bieden. Maar het verschil is lang niet zo groot als de meeste ouders denken.

DE BEHOEFTEN EN PROBLEMEN VAN BABY’S AANVOELEN

Hoewel ouders het vast prettig zouden vinden als baby’s zelf hun eigen behoeften konden vervullen en hun eigen problemen konden oplossen, is het toch vooral aan de ouder om ervoor te zorgen dat het kind genoeg eten, warmte, genegenheid krijgt, en dergelijke. Het punt is: hoe kom je er als ouder achter wat er met een huilende baby aan de hand is?

De meeste ouders houden zich vast aan de algemene richtlijnen uit boeken over baby’s. Zo is indertijd dr. Benjamin Spock voor veel ouders een weldaad geweest met zegenrijke informatie over baby’s. Toch weet iedere ouder dat dr. Spock niet in alles kan voorzien. Om een kind effectief te helpen bij zijn eigen unieke verlangens en problemen moet de ouder dat kind leren begrijpen. Dat kan door vooral goed te luisteren naar de boodschappen van het kind, hoe non-verbaal ze ook zijn.

De ouders van een heel jong kind kunnen net zo zorgvuldig leren luisteren als ouders van oudere kinderen. Maar het is een ander soort luisteren, vooral omdat baby’s non-verbaal communiceren.

Stel dat een baby ‘s morgens om halfzes begint te huilen. Hij heeft dan kennelijk een probleem – er is iets mis, hij heeft een behoefte, hij wil iets. Hij kan zijn ouders geen verbale boodschap geven, zoals: ‘Ik voel me niet lekker.’ De ouder kan daarom ook geen actief luisteren toepassen zoals we dat hiervoor beschreven hebben (‘Je voelt je niet lekker, je hebt ergens last van’). Dat zou het kind uiteraard niet begrijpen.

De ouder krijgt een non-verbale boodschap (huilen) en zal die moeten ontcijferen om te ontdekken wat er in het kind omgaat. Omdat de ouder geen verbale reactie kan gebruiken om te controleren of hij goed gedecodeerd heeft, zal hij een non-verbale of gedragsreactie toepassen.

De ouder dekt het kind misschien eerst nog eens toe (omdat hij het huilen ontcijfert als: ‘Hij heeft het koud’). Maar het kind blijft huilen (‘Je hebt mijn boodschap nog niet begrepen’). Dan neemt de ouder het kind op en wiegt hem heen en weer (hij ontcijfert nu: ‘Hij heeft een nare droom gehad’). Het kind blijft huilen (‘Daar huil ik niet om’); ten slotte geeft de ouder het kind te drinken (‘Hij heeft zeker honger’) en meteen houdt het op met huilen (‘Dat was het – ik had honger – je hebt me eindelijk begrepen’). Of men als ouder van een heel jong kind effectief kan zijn, hangt grotendeels af van de nauwkeurigheid van het contact tussen de ouder en het kind. De verantwoordelijkheid om een zorgvuldig contact tot stand te brengen ligt bij de ouders. Zij kunnen leren het non-verbale gedrag van de baby precies te ontcijferen alvorens ze besluiten wat er met hem aan de hand is. Ze kunnen ook hetzelfde terugkoppelingsproces toepassen om te controleren of ze juist ontcijferd hebben. We kunnen dit terugkoppelingsproces ook actief luisteren noemen: het is hetzelfde mechanisme als we beschreven hebben bij het communicatieproces met oudere kinderen. Maar bij een kind dat een non-verbale boodschap (huilen) stuurt, moet de ouder een non-verbale reactie toepassen (te drinken geven).

Alleen mensen die voldoende tijd besteden aan de baby, zoals ouders en andere belangrijke opvoeders, leren de baby goed kennen en zijn in staat diens non-verbale gedrag te ontcijferen. Zeker de eerste twee levensjaren van het kind is dit van belang. Communicatie is immers pas effectief als die tweezijdig is.

ACTIEF LUISTEREN NAAR BABY’S OM HEN TE HELPEN

Te veel ouders met baby’s nemen de moeite om door actief luisteren te controleren of ze de boodschap wel goed ontcijferd hebben. Ze doen soms iets om het kind te helpen zonder uit te zoeken wat er in werkelijkheid met hem aan de hand is.

Matthijs staat in de box en begint zachtjes te huilen; daarna gaat hij harder huilen. Moeder zet hem neer en geeft hem zijn rammelaar. Matthijs houdt even op met huilen, gooit dan de rammelaar uit de box en krijst nog harder. Moeder raapt de rammelaar op, stopt hem stevig in het handje van het jochie en zegt streng: ‘Als je hem er nu weer uit gooit, krijg je hem niet meer terug.’ Matthijs blijft huilen en gooit weer zijn rammelaar uit de box. Moeder geeft hem een tik op zijn hand. En dan begint het arme kind pas goed te krijsen.

Deze moeder nam aan dat ze wist wat de baby nodig had, maar ze ‘hoorde’ niet dat de baby haar ‘vertelde’ dat ze het mis had. Deze moeder hield, zoals wel vaker voorkomt, niet lang genoeg vol om het hele communicatieproces af te maken. Ze controleerde niet of ze goed begrepen had wat het kind wilde. Het kind raakte gefrustreerd en de moeder werd boos. Op deze manier wordt het zaad gezaaid voor een verslechterende relatie en een emotioneel ongezond kind.

Het ligt voor de hand dat hoe jonger het kind is, hoe minder de ouder zich kan verlaten op de middelen en mogelijkheden van het kind zelf. Dat betekent dat er meer inbreng van ouders en andere opvoeders vereist is bij het oplossen van problemen van jongere kinderen. Iedereen weet dat ouders een fles moeten klaarmaken, luiers verschonen, het kind naar bed brengen, uit de box halen, tillen, wiegen, knuffelen, en de duizend andere dingen doen die noodzakelijk zijn voor het vervullen van de behoeften van het kind. Dit betekent opnieuw dat men tijd moet besteden aan het kind – heel veel tijd. In die eerste jaren moeten de ouders of andere opvoeders vrijwel altijd aanwezig zijn. De baby heeft de volwassenen die er voor hem zijn verschrikkelijk hard nodig. Alleen maar aanwezig zijn is echter nog niet genoeg. Het kritieke punt is de effectiviteit van de ouders of verzorgers in het zorgvuldig luisteren naar de non-verbale communicatie van het kind, zodat ze begrijpen wat er in hem omgaat en het kind daardoor effectief kunnen geven wat hij op een bepaald moment nodig heeft.

Er is veel onderzoek gedaan naar het effect van een bepaalde aanpak op de ontwikkeling van kinderen. Bijvoorbeeld flesvoeding tegenover borstvoeding, voeding als het kind erom vraagt tegenover voeding volgens een schema, vroege zindelijkheidstraining tegenover late, lang met de fles voeden of kort, strengheid tegenover toegeeflijkheid. Voor het grootste deel hebben deze onderzoeken geen rekening gehouden met de verschillen in behoeften van uiteenlopende kinderen en de enorme verschillen tussen ouders wat betreft hun effectiviteit in het contact met hun kinderen.

Of een kind lang of kort borstvoeding krijgt, bijvoorbeeld, hoeft helemaal geen invloed te hebben op zijn latere karakter of zijn geestelijke gezondheid. Het is veel belangrijker of de moeder zorgvuldig luistert naar de boodschappen die dat bepaalde kind haar elke dag zendt omtrent zijn speciale eetbehoeften, zodat met de nodige flexibiliteit oplossingen kunnen worden bedacht die helemaal aan zijn verlangens kunnen voldoen. Door zorgvuldig te luisteren zal het ene kind lang zelf worden gevoed, het andere wat korter en een derde zit er misschien ergens tussenin. Ditzelfde principe geldt ook voor het grootste deel in de praktijk van de kinderopvoeding betreffende zaken als voeding, hoeveelheid aandacht, in hoeverre het kind de moeder nodig heeft, slaapgewoonten, bij de ouders in bed mogen, zindelijkheidstraining, duimzuigen, enzovoort. Daarom wordt het volgende aangeraden:

Je zult als ouder het meest effectief zijn als je het kind een huiselijk klimaat biedt, waarin je weet hoe je het beste kunt voldoen aan zijn behoeften door actief te luisteren om de boodschappen die zijn specifieke behoeften aangeven te begrijpen.

GEEF HET KIND DE KANS ZELF ZIJN BEHOEFTEN TE VERVULLEN

Het uiteindelijke doel van de ouders moet in ieder geval zijn: het nog jonge kind te helpen zijn eigen vindingrijkheid te ontwikkelen, zodat het steeds minder afhankelijk wordt van de hulp van de ouders, steeds beter in staat is aan zijn eigen behoeften te voldoen en zijn eigen problemen op te lossen. De meest effectieve manier om dit te doen is consequent het principe vol te houden dat het kind eerst de kans moet krijgen om zelf zijn problemen op te lossen voordat de ouder met de oplossing komt aandragen.

In het volgende voorbeeld volgt de ouder dit principe met redelijk succes:

Kind: (huilend): Auto, auto – niet auto.

Ouder: Je wil je auto hebben en je kunt hem niet vinden? (actief luisteren.)

Kind: (Kijkt onder de bank maar vindt de auto niet.)

Ouder: Is je auto daar niet? (terugkoppelen van non-verbale boodschap.)

Kind: (Rent naar zijn kamer, zoekt, kan de auto niet vinden.)

Ouder: Daar is de auto ook niet. (terugkoppelen van non-verbale boodschap.)

Kind: (Denkt na, gaat naar de achterdeur.)

Ouder: Misschien is de auto in de tuin. (terugkoppelen van non-verbale boodschap.)

Kind: (Rent naar buiten, vindt de auto in de zandbak, kijkt heel trots): Auto! Ouder: Je hebt zelf je auto gevonden. Dat is fijn, hè? (actief luisteren.)

De ouder liet de verantwoordelijkheid voor het oplossen van het probleem steeds bij het kind door niet direct te hulp te schieten of raad te geven. Door zo te doen hielp de ouder het kind zijn eigen vindingrijkheid te ontwikkelen en te gebruiken.

Veel ouders willen echter veel te gauw de problemen van hun kind overnemen. Ze willen het kind zo graag helpen of vinden het zo vervelend (geen acceptatie) dat zijn behoefte niet vervuld wordt dat ze zich gedwongen voelen zelf het probleem op te lossen en het kind snel te helpen. Als dit regelmatig gebeurt, zal dit onherroepelijk het leerproces – hoe het kind zijn eigen vindingrijkheid leert gebruiken en zijn onafhankelijkheid leert ontwikkelen – vertragen.