7
De ik-boodschap in de praktijk
In de training vinden de ouders het altijd fijn als we laten zien hoe ze het gedrag van hun kinderen dat voor hen onaanvaardbaar is, kunnen veranderen. Er zijn ouders die dan zeggen: ‘Ik kan niet wachten om dit thuis te proberen’, sprekend over gedrag dat hun kind al tijden vertoont en waar zij zich al maanden aan ergeren.
Soms bereiken ouders die de vaardigheid nog maar net geleerd hebben niet meteen de verwachte resultaten. Daarom behandelen we nu de fouten die regelmatig gemaakt worden bij het in de praktijk toepassen van ik-boodschappen, en bieden we voorbeelden om vaardigheden te vergroten.
DE VERBORGEN JIJ-BOODSCHAP
Meneer G., vader van twee grote zoons, kwam vertellen dat zijn eerste poging om ik-boodschappen te gebruiken slecht was verlopen.
‘In tegenstelling met wat je ons verteld hebt, begon mijn zoon Paul direct met jij-boodschappen te geven, net als altijd.’
‘Gaf je zelf ik-boodschappen?’ vroeg de trainer.
‘Natuurlijk — tenminste, dat geloof ik wel. Ik probeerde het in ieder geval,’ antwoordde meneer G.
De trainer stelde voor de situatie in de groep te reconstrueren. Hij zou de rol van Paul spelen en meneer G. die van hemzelf. Na de situatie aan de groep uitgelegd te hebben, begon meneer G.:
Meneer G.: Ik vind dat je je taak in huis nogal vaak niet nakomt de laatste tijd.
Paul: Hoezo?
Meneer G.: Nou, jij zou toch het gras maaien? Ik vind het vervelend dat je er steeds tussenuit knijpt. Zoals zaterdag bijvoorbeeld. Ik was boos omdat je bent weggegaan zonder de achtertuin te maaien. Ik vond het onverantwoordelijk van je en ik was echt kwaad.
Op dit punt zette de trainer de oefening stop en zei tegen meneer G.: ‘Ik hoor je vaak “Ik vind” zeggen, maar laten we maar eens aan de groep vragen wat zij nog meer hoorden.’
Een van de vaders in de groep haakte hierop in: ‘Binnen een paar seconden heb je Paul verteld dat hij achteloos was, ertussenuit kneep, dat hij achterbaks was en lui.’
‘O, werkelijk? Ja, misschien heb je wel gelijk,’ zei meneer G. bedeesd. ‘Dat lijken inderdaad wel jij-boodschappen.’
Meneer G. had gelijk. Hij had de fout gemaakt die veel ouders in het begin maken, namelijk jij-boodschappen zenden door vóór iedere beschuldigende opmerking ‘ik vind’ te zeggen.
Soms is een dergelijke reconstructie van een situatie nodig om ouders te laten inzien dat ‘Ik vind dat je een sloddervos bent’, precies dezelfde jij-boodschap is als ‘Jij bent een sloddervos’. We leren de ouders dan ook om het ‘ik vind’ weg te laten en duidelijk te zeggen wat ze voelen, zoals: ‘Ik was nogal teleurgesteld’, ‘Ik had graag gezien dat het grasveld zondag netjes was geweest’, of: ‘Ik was boos omdat ik dacht dat we afgesproken hadden dat het gras zaterdag gemaaid zou worden.’
ACCENTUEER HET NEGATIEVE NIET
Een andere valkuil is dat ouders soms ik-boodschappen zenden om hun negatieve gevoelens tot uiting te brengen en dan vergeten ik-boodschappen te geven omtrent hun positieve gevoelens.
Mevrouw K. en haar dochter Linda waren overeengekomen dat Linda, als ze met haar vriendje had afgesproken, niet later dan halfeen ’s nachts thuis zou komen. Om halftwee kwam Linda thuis. Haar moeder had daardoor een uur wakker gelegen en had zich vreselijk bezorgd gemaakt.
Tijdens de reconstructie in de groep bleek mevrouw K. het volgende gezegd te hebben:
Mevr. K.: (Toen Linda binnenkwam.) Ik ben ontzettend boos op je.
Linda: Ik weet dat ik te laat ben.
Mevr. K.: Je hebt me een uur uit mijn slaap gehouden.
Linda: Waarom kon je dan niet slapen? Ik zou willen dat je me vertrouwde, gewoon ging slapen en je geen zorgen maakte.
Mevr. K.: Dat kon ik niet. Ik was erg kwaad op je en ontzettend bang dat je misschien een ongeluk had gehad. Ik ben echt teleurgesteld dat je je niet aan je afspraak hebt gehouden.
De trainer staakte de oefening hier en zei tegen mevrouw K.: ‘Dat was niet zo gek. Je gaf een paar goede ik-boodschappen, maar wel alleen negatieve. Wat ging er eigenlijk in je om toen Linda binnenkwam? Wat voelde je het allereerst?’
Mevrouw K. antwoordde: ‘Ik was ontzettend opgelucht dat Linda veilig thuis was. Ik wilde het liefst mijn armen om haar heen slaan en zeggen hoe blij ik was dat ze weer heel thuis was.’
‘Dat geloof ik graag,’ zei de trainer. ‘Laten we het nog eens proberen. Ik ben Linda. Je moet me nu je echte gevoelens als ik-boodschappen zenden.’
Mevr. K.: O, Linda, daar ben je gelukkig, wat ben ik blij dat je er bent, wat een opluchting (omhelst de trainer). Ik was zo bang dat je een ongeluk had gehad.
Linda: Nou zeg, je bent geloof ik echt blij dat ik weer thuis ben, hè?
Alle trainers in de groep toonden hun bewondering voor de volledig andere toon van de tweede benadering, die zo duidelijk de directe gevoelens van mevrouw K. weergaf. Er ontspon zich een discussie over het feit dat ouders zoveel kansen laten lopen om hun kinderen eerlijk hun positieve en liefhebbende gevoelens te tonen. Omdat we onze kinderen zo graag beleren, zien we de momenten over het hoofd waarop we hadden kunnen laten weten dat we erg veel van ze houden en dat we het vreselijk zouden vinden als hun iets zou overkomen. Mevrouw K. had, na eerst eerlijk haar gevoel te tonen, nog tijd genoeg gehad om Linda te vertellen dat ze teleurgesteld was dat haar dochter zich niet aan de afspraak had gehouden. Het gesprek zou heel anders verlopen zijn als de positieve ik-boodschap eerst gegeven was.
ONVOLLEDIGE IK-BOODSCHAPPEN
Ouders merken dat ik-boodschappen vaak niet voldoende weergeven wat ze werkelijk voelen. Veel ouders vinden het erg moeilijk om ik-boodschappen te formuleren die overeenkomen met de intensiteit van hun diepste gevoelens. Meestal heeft een onvolledige ik-boodschap een beperkte uitwerking, zodat er geen verandering optreedt in het gedrag van het kind.
Mevrouw B. vertelde van haar zoon Barend, die zijn onaanvaardbare gedrag niet veranderde, hoewel zijn moeder dacht dat ze een goede ik-boodschap had gegeven. De zesjarige Barend had zijn kleine broertje met een oud tennisracket van zijn vader op het hoofd geslagen. Zijn moeder zond een ik-boodschap, maar Barend ging door en sloeg zijn broertje nog een keer.
Tijdens een oefening over dit voorval werd het andere ouders duidelijk dat mevrouw B. een blokkade stuurde en haar werkelijke gevoelens niet volledig had geuit:
Mevr. B.: Barend, ik wil niet hebben dat je Sammie slaat. (bevelen.)
De trainer zei verbaasd te zijn dat deze moeder zich zo mild uitdrukte terwijl haar jongste kind een klap met een tennisracket krijgt. ‘Ik was doodsbang dat hij een gat in zijn hoofd zou krijgen.’ De trainer moedigde deze moeder aan te laten horen dat ze zulke heftige gevoelens had en deze om te zetten in een ik-boodschap.
Mevrouw B. probeerde nu eerlijk voor haar werkelijke gevoelens uit te komen en zei: ‘Barend, ik schrik me dood als je Sammie op zijn hoofd slaat. En ik word boos als een groot kind een veel kleiner kind pijn doet.’
Deze keer had mevrouw B. haar zoontje een veel duidelijker boodschap gezonden. De tweede ik-boodschap kwam veel meer overeen met haar werkelijke gevoelens en de kans dat die een uitwerking zou hebben op Barend was veel groter.
HET TOPJE VAN DE IJSBERG IS BOOSHEID
Als ze voor het eerst kennis hebben gemaakt met ik-boodschappen, willen ouders dit graag meteen toepassen. Het gevolg is vaak dat ze al hun opgekropte emotie in één keer spuien. Een van de moeders vertelde later dat ze de hele week boos was geweest op haar twee kinderen. Van zulke uitbarstingen schrikken kinderen natuurlijk.
Wanneer ouders gaan oefenen met het geven van ik-boodschappen, wordt als ‘gevoel’ vaak ‘boosheid’ genoemd: ‘Ik ben woedend op je…’, ‘Toen jij dat deed was ik heel boos…’, ‘Het ergerde me mateloos dat…’ en dergelijke.
Bij nadere beschouwing blijkt er met gevoelens van boosheid iets aan de hand te zijn.
In tegenstelling tot andere gevoelens is woede bijna altijd gericht tegen een ander. De opmerking ‘Ik ben boos’ betekent meestal: ‘Ik ben boos op jou’, of: ‘Jij bent de oorzaak van mijn woede.’ Een ouder kan deze jij-boodschap niet vermommen door te zeggen: ‘Ik voel me boos.’ Daarom voelen kinderen een dergelijke opmerking ook als een jij-boodschap. Het kind denkt dat hij de schuld krijgt, dat hij de oorzaak is van de woede van zijn ouders. Het is dus logisch dat het kind zich gekleineerd en beschuldigd voelt, net als bij elke andere jij-boodschap.
Woede is iets dat bij de ouder uitsluitend ontstaat nadat hij eerst iets anders heeft doorgemaakt. De ouder produceert woede als gevolg van een eerder gevoel dat hij ervaren heeft. Dat gaat bijvoorbeeld als volgt:
Ik rijd op een snelweg en een andere automobilist snijdt me en komt gevaarlijk dicht bij mijn voorbumper. Mijn eerste gevoel is angst, zijn gedrag maakt me aan het schrikken. Als gevolg van het feit dat hij me deed schrikken, toeter ik en word ik razend. Misschien roep ik wel zoiets als: ‘Idioot, je moet eens leren autorijden.’ Dat is natuurlijk een zuivere jij-boodschap. Mijn woedende gedrag moet dienen om de andere automobilist te straffen of hem schuldig te doen voelen zodat hij zoiets nooit meer doet.
Een boze ouder gebruikt in de meeste gevallen zijn woede op dezelfde manier: om het kind een lesje te leren.
Een moeder raakt haar kind kwijt in een supermarkt. Als iemand haar zou vragen wat ze voelt terwijl ze aan het zoeken is, zou ze meteen zeggen: ‘Ik ben doodsbang’, of: ‘Ik ben vreselijk ongerust.’ Als ze het kind uiteindelijk terugvindt, is ze erg opgelucht. Ze zal bij zichzelf denken: Goddank is er niets met je gebeurd. Maar ze zegt iets heel anders. Zich ‘woedend gedragend’ zal ze zoiets zeggen als: ‘Stoute jongen’, of: ‘Ik ben heel boos, hoe kun je nou zo dom zijn om weg te lopen?’, of: ‘Ik heb je toch gezegd dat je bij me moest blijven?’ Moeder gedraagt zich in deze situatie zo (een secundair gevoel) om het kind een lesje te leren of hem te straffen, omdat hij haar bang gemaakt heeft.
Als secundair gevoel wordt boosheid bijna altijd een jij-boodschap die veroordeling en beschuldiging van het kind uitdrukt. Woede is een houding die de ouder bewust kan aannemen om het kind te beschuldigen, te bestraffen of een lesje te leren, omdat zijn gedrag een ander gevoel (het primaire gevoel) had veroorzaakt. Als men boos wordt op iemand, speelt men een rol om de ander te treffen, hem te laten zien wat hij heeft gedaan, om hem een lesje te leren en te proberen hem ervan te overtuigen dat hij het niet opnieuw moet doen. Daarmee wil ik niet beweren dat de woede niet echt is. Woede is zeer reëel: men kan koken of trillen van woede. Ik wil alleen maar beweren dat mensen zichzelf boos maken.
Hier zijn enkele voorbeelden:
Een kind gedraagt zich niet behoorlijk in een restaurant. De ouders voelen zich primair in verlegenheid gebracht. Hun secundaire gevoel is boosheid: ‘Gedraag je niet als een klein kind.’
Een kind vergeet dat het zijn vaders verjaardag is en feliciteert hem niet of geeft hem geen cadeau. Primair is de vader pijnlijk getroffen. Zijn secundaire gevoel is boosheid: ‘Je bent net als al die andere onverschillige kinderen van tegenwoordig.’
Een kind brengt een slecht rapport mee naar huis. Moeder voelt zich primair teleurgesteld. Haar secundaire gevoel is boosheid: ‘Ik weet wel dat je het hele jaar niks hebt gedaan. Je bent zeker erg trots op jezelf?’
Hoe leren ouders het vermijden van woedende jij-boodschappen? Als ouders leren het verschil te begrijpen tussen primaire en secundaire gevoelens, leren ze zich meer bewust te zijn van hun primaire gevoelens als zich thuis iets voordoet. Uiteindelijk kunnen ze hun kinderen deze primaire gevoelens meedelen in plaats van hun secundaire woedegevoelens te luchten.
Door de vaardigheid actief luisteren zijn de ouders zich ook beter bewust van wat er werkelijk in henzelf omgaat als zij boos zijn. Het helpt hen om hun primaire gevoelens te benoemen.
Mevrouw C. vertelde hoe ze ontdekt had dat haar veelvuldige woede-uitbarstingen tegen haar twaalfjarige dochter secundaire reacties waren. Ze was namelijk teleurgesteld dat haar dochter niet zo ijverig en leergierig bleek te zijn als zij vroeger zelf was geweest. Mevrouw C. ging zich realiseren hoe belangrijk de schoolresultaten van haar dochter voor haar waren, en dat ze iedere keer als haar dochter haar op dat punt teleurstelde, haar overlaadde met boze jij-boodschappen.
Meneer J. gaf in de groep toe dat hij nu begreep waarom zijn elfjarige dochter hem altijd zo ergerde als er andere mensen bij waren. Het meisje was nogal verlegen, in tegenstelling tot haar sociale, extraverte vader. Als hij haar aan vrienden en kennissen voorstelde, wilde ze geen hand geven of netjes groeten. Haar vader voelde zich in verlegenheid gebracht omdat ze maar een beetje onverstaanbaar ‘dag’ mompelde. Hij gaf toe dat hij bang was dat men hem zou beoordelen als een strenge vader, door wie het kind zo onderdanig was. Toen hij dit herkende, was hij bij zulke gelegenheden niet meer zo boos. Hij kon accepteren dat zijn dochter gewoonweg niet hetzelfde karakter had als hijzelf. En doordat hij niet meer boos werd, voelde zijn dochter zich veel minder verlegen.
In onze training leren ouders dat als ze veelvuldig gebruikmaken van woedende jij-boodschappen, ze beter eens bij zichzelf te rade kunnen gaan en zich afvragen: ‘Wat gaat er in mij om?’, ‘Welke van mijn behoeften worden bedreigd door het gedrag van mijn kind?’, ‘Welke primaire gevoelens heb ik?’ Een van de moeders durfde zelfs toe te geven dat ze vaak boos geweest was op haar kinderen omdat ze het zo jammer vond dat ze doordat ze kinderen kreeg geen onderwijzeres had kunnen worden. Ze ontdekte dat haar boosheid in feite een soort wrok was over het feit dat haar toekomstplannen op niets waren uitgelopen.
Vanzelfsprekend is het niet de bedoeling dat de ouder álle gevoelens die hij heeft met het kind deelt. Gevoelens van teleurstelling dat het kind niet is wat men had gehoopt, is niet iets waar men het kind mee kan opzadelen, evenmin als met gevoelens van teleurstelling van de ouder in zichzelf. In die zin zal het vooral het zelfonderzoek zijn naar de oorzaak en achtergronden van de gevoelens van boosheid dat de ouder kan helpen het kind meer op waarde te schatten of de verwachtingen over het kind of zichzelf bij te stellen.
Het zoeken naar het juiste ‘gevoel’ kan daarmee hetzelfde effect hebben als het zoeken naar het juiste ‘gevolg’ van het ongewenste gedrag van het kind: soms is de ik-boodschap helemaal niet meer nodig en is het onacceptabele gedrag acceptabel geworden.
Een trainer stuurde prima ik-boodschappen naar haar achtjarige zoon: ‘Ik kan er niet tegen als jij…’ (gedrag en gevolg). Zoonlief antwoordde hierop: ‘Dat weet ik, en daar kan je ook niet tegen, en daar niet en daar niet en daar niet…’ (met allemaal voorbeelden). Hierop startte de moeder een zelfonderzoek waarom ze nergens tegen kon en zo perfectionistisch was voor haar kinderen. Daarmee verdween het gedrag uit haar probleemgebied omdat haar acceptatiegrens daalde.
WAT EFFECTIEVE IK-BOODSCHAPPEN KUNNEN BEWERKSTELLIGEN
Het gebruik van ik-boodschappen kan opmerkelijke resultaten opleveren. Kinderen zijn vaak verbaasd als ze ontdekken wat er werkelijk in hun ouders omgaat. Ze zeggen dan:
‘Ik wist niet dat ik je zo ergerde.’
‘Ik wist niet dat je er echt door van streek raakte.’
‘Waarom heb je niet eerder gezegd wat er aan de hand was?’
‘Het zit je wel heel erg dwars, hè?’
Zowel kinderen als volwassenen weten vaak niet hoe hun gedrag op anderen inwerkt. In het nastreven van hun eigen doelstellingen zijn ze zich niet bewust van de uitwerking die hun gedrag kan hebben. Als men dat vertelt, willen ze er best rekening mee houden. Onachtzaamheid verandert vaak in bedachtzaamheid zodra men de uitwerking van zijn gedrag op anderen begrijpt.
Mevrouw H. vertelde over iets wat tijdens de vakantie gebeurde. Hun kleine kinderen waren nogal baldadig en lawaaierig geweest achter in de auto. Mevrouw H. en haar man hadden het lawaai lijdzaam ondergaan, maar ten slotte kon meneer H. er niet meer tegen. Hij bracht de auto abrupt tot stilstand langs de kant van de weg en zei: ‘Ik kan niet langer tegen dat lawaai en gespring achterin. Ik wil ook genieten van mijn vakantie en een beetje plezier hebben in het autorijden. Maar als er verdorie achterin zo’n kabaal is, word ik zenuwachtig en krijg ik een hekel aan autorijden. Ik vind dat ik ook recht heb op een prettige vakantie.’
De kinderen waren stomverbaasd over deze verklaring en zeiden dat ook. Ze hadden zich absoluut niet gerealiseerd dat hun vader er ook maar enige last van had wat ze achter in de auto uitspookten. Ze dachten kennelijk dat hun vader daar wel tegen kon. Mevrouw H. vertelde dat de kinderen zich na dit voorval veel beter gedroegen en rustiger aan deden.
Meneer G., hoofd van een school voor buitengewoon voortgezet onderwijs vertelde het volgende, dramatische verhaal:
‘Wekenlang had ik lijdzaam toegestaan dat een groep jongens zich niets aantrok van een aantal schoolregels. Op een ochtend keek ik uit het raam van mijn kamer en zag ze over het schoolplein slenteren, blowend, wat tegen de schoolregels is. Omdat ik net in de training had geleerd wat ik-boodschappen waren, rende ik naar buiten en begon ze te vertellen wat ik er zoal van vond: “Ik ben teleurgesteld in jullie. Ik heb gedaan wat ik kon om jullie door de school heen te helpen. Daar heb ik met hart en ziel aan gewerkt. En alles wat jullie doen is de regels overtreden. Nu lopen jullie hier te blowen, dat is ook tegen de regels. Ik geloof dat ik er maar mee ophoud en terugga naar een scholengemeenschap waar ik vermoedelijk wél iets kan bereiken. Ik heb het idee dat ik hier volkomen mislukt ben.” Diezelfde middag kwam de groep tot zijn grote verbazing bij hem om te praten. “Dag meneer G., we hebben een beetje nagedacht over vanmorgen. We wisten niet dat u ook boos kon worden. Dat is nog niet eerder gebeurd. We willen liever geen andere directeur, een betere kunnen we nooit krijgen. We hebben met elkaar besloten niet meer op school te blowen en ons ook aan de andere regels te houden. En we wilden voorstellen het schoolplein en de fietsenstalling op te ruimen en schoon te maken.”
Toen meneer G. van de schok bekomen was, maakte hij samen met de jongens een plan voor de schoonmaak. Hij vertelde dat het belangrijkste van het incident was dat ze tijdens de opruimactie zo’n plezier met elkaar hadden gehad. Hij had een beter contact met de jongens gekregen en de jongens onderling hadden ook een beter contact gekregen. Ze waren als vrienden uiteengegaan, met een warm gevoel van vertrouwen, dat zo vaak ontstaat als men problemen samen oplost.’
Grote mensen onderschatten vaak de bereidwilligheid van kinderen om rekening te houden met de verlangens van volwassenen. Men moet ze alleen wel eerlijk en zonder omwegen vertellen wat er in andere mensen omgaat. Kinderen kunnen heel aanspreekbaar en verantwoordelijk zijn, als volwassenen maar de tijd nemen om hun te vertellen wat er aan de hand is.
Hier volgen nog enkele voorbeelden van effectieve ik-boodschappen, waarin niet beschuldigd wordt en waarin de ouder geen oplossing geeft.
Een kind trekt aan moeders mouw terwijl ze zit te telefoneren. Moeder: ‘Als je aan me trekt kan ik niet rustig bellen. Dat vind ik vervelend. Ik kan nu even niet bij je komen.’
Vader en moeder willen graag onder vier ogen met elkaar ergens over praten. Het kind blijft maar rondhangen, zodat ze niet kunnen praten. Vader: ‘Moeder en ik hebben iets belangrijks te bespreken. We kunnen er niet over praten als jij erbij bent.’
Kind heeft zijn muziek zo hard staan dat zijn ouders in de kamer ernaast er last van hebben. Moeder: ‘Wij kunnen elkaar niet goed verstaan als je de muziek zo hard zet. Daar hebben we echt last van.’
Kind had beloofd de wc schoon te maken voor het feest ’s avonds. De hele dag heeft hij rondgelummeld; nu is het een uur voordat de gasten komen en hij heeft het nog niet gedaan. Moeder: ‘Ik voel me in de steek gelaten. Ik ben de hele dag bezig geweest voor het feest en nu moet ik me nog druk maken over de wc.’
Kind vergat op de afgesproken tijd thuis te komen om met zijn moeder schoenen te gaan kopen. Moeder heeft haast. ‘Ik voel me gefrustreerd als ik mijn dag zo indeel dat we schoenen kunnen gaan kopen en jij niet op tijd thuiskomt en me niet even appt.’
NON-VERBALE IK-BOODSCHAPPEN AAN HEEL JONGE KINDEREN
Het is niet zo dat de ik-boodschap alleen gegeven kan worden bij oudere kinderen. Onze ervaring is dat ik-boodschappen geven ook bij jonge kinderen werkt. De meeste kinderen van een jaar of twee hebben wel geleerd te zien wanneer de ouders iets wel of niet aanvaarden, wanneer ze zich wel of niet goed voelen, wanneer ze het met het gedrag van het kind eens zijn en wanneer niet. Tegen de tijd dat ze hun tweede verjaardag vieren, kennen de meeste kinderen heel goed de betekenis van ouderlijke opmerkingen als: ‘Au, dat doet pijn’, of: ‘Daar houd ik niet van’, of: ‘Nee, mama wil nu niet met je spelen.’ Ook: ‘Dat is niet om mee spelen’, ‘Dat is heet’, of: ‘Pas op, anders doe je je pijn.’
Jonge kinderen zijn ook erg gevoelig voor de non-verbale boodschappen die ouders geven. Het werkt het beste om deze baby’s en peuters een combinatie aan te bieden van de verbale en non-verbale boodschap.
Rob zit niet stil als moeder hem probeert aan te kleden. Moeder houdt hem zacht maar stevig vast en kleedt hem verder aan. (Moeder zegt: ‘Ik kan je niet aankleden als je zo onrustig bent.’)
Marieke springt op de bank op en neer en vader is bang dat ze de lamp van de tafel ernaast zal gooien. Hij tilt Marieke vriendelijk maar vastberaden van de bank en springt met haar op de grond op en neer. (Hij zegt daarbij: ‘Ik houd er niet van als je op de bank springt, maar op de grond kan het wel.’)
Alex treuzelt met instappen als zijn moeder haast heeft. Moeder duwt hem vriendelijk maar beslist de auto in. (Ze zegt daarbij: ‘Ik heb haast en wil echt dat je in de auto stapt.’)
Suzanne trekt aan haar moeders nieuwe jurk, die ze net heeft aangetrokken om uit te gaan. Moeder haalt haar hand van haar jurk af. (Ze zegt: ‘Zo gaat mijn jurk kapot. Dat wil ik niet.’)
Als vader Tim de supermarkt in draagt, begint Tim zijn vader in zijn buik te schoppen. Vader zet hem onmiddellijk neer en zegt: ‘Als je me schopt, doe je me pijn.’
Lenie leunt over de tafel en haalt het eten van haar moeders bord. Moeder neemt het terug en geeft Lenie een eigen portie uit de schaal. (Moeder: ‘Als je mijn eten pakt, kan ik niet mee-eten. Ik heb ook honger. Kijk, nu hebben we allebei eten.’)
Dergelijke gedragsboodschappen worden al door heel jonge kinderen begrepen. Deze boodschappen vertellen het kind wat de behoeften van de ouder zijn en dat hij niet stout is door zijn eigen verlangens te hebben. Het is dus duidelijk dat de ouder als hij dit soort non-verbale boodschappen doorgeeft het kind niet bestraft.
PROBLEMEN MET IK-BOODSCHAPPEN
Ouders komen natuurlijk problemen tegen als ze ik-boodschappen gaan toepassen. Deze zijn niet onoverkomelijk, maar vereisen wel meer vaardigheid.
Kinderen negeren vaak ik-boodschappen, vooral als ouders er pas mee beginnen. Niemand vindt het leuk te merken dat zijn gedrag de behoeften van de ander in de weg zit. Dat geldt ook voor kinderen. Ze geven er soms de voorkeur aan niet te horen waarom hun gedrag een probleem vormt. Ze negeren wat de ouder zegt.
We raden de ouders aan nog een ik-boodschap te zenden als er op de eerste niet gereageerd wordt. Misschien komt de tweede ik-boodschap beter over, intenser, of met meer gevoel. De tweede boodschap zegt tegen het kind: ‘Luister eens, ik meen het echt.’
Sommige kinderen lopen weg als ze een ik-boodschap horen, hun schouders ophalend alsof ze willen zeggen: ‘Nou, en?’ Een tweede boodschap, sterker deze keer, kan dan de oplossing zijn. Of misschien moet de ouder iets zeggen als:
‘Zeg, ik probeer je iets duidelijk te maken. Het is belangrijk voor me. Ik vind het vervelend als je wegloopt en niet luistert naar wat ik te zeggen heb. Ik vind het niet eerlijk, want het is echt een probleem voor me.’
Door zo’n boodschap komt het kind misschien terug of richt zijn aandacht op jou. Hij hoort erin: ‘Ik meen het serieus.’
Kinderen reageren ook regelmatig op een ik-boodschap door in plaats van hun gedrag te veranderen je te vertellen wat zij ervan denken, zoals in het volgende voorval:
Moeder: Ik vind het echt frustrerend dat de kamer, die ik net helemaal heb opgeruimd, weer overhoop wordt gehaald zodra jij uit school komt. Ik word er zo moe van als ik hem net aan kant heb.
Zoon: Ik vind dat je overdrijft.
Ouders raken op dit punt vaak geïrriteerd, gaan in de verdediging en reageren met: ‘Dat is helemaal niet waar.’ Om in zo’n situatie effectief op te treden, is het goed nogmaals naar het gedragsraam te kijken: als een kind ergens mee zit, gebruik dan actief luisteren. Wij noemen dit ‘overschakelen’: tijdelijk van een confronterende houding in een luisterende houding overgaan. In het voorbeeld kreeg het kind een probleem door de ik-boodschap van zijn moeder. Zelfs ik-boodschappen leveren vaak verzet op. Dus is dan de tijd gekomen over te schakelen naar het-probleem-ligt-bij-het-kind-gebied (zie hoofdstuk 2) en daar past de vaardigheid actief luisteren. De ik-boodschap van de ouder levert het kind een probleem op. Door actief te luisteren wordt het verzet opgevangen, daalt de emotionele temperatuur van het kind en kan het kind weer luisteren naar een herhaling van de ik-boodschap.
Moeder: Jij vindt dus dat ik mijn eisen te hoog stel en dat ik overdreven netjes ben?
Zoon: Ja.
Moeder: Misschien is dat wel waar. Ik zal er eens over nadenken. En toch ben ik niet blij met het idee dat al mijn werk voor niets is. Op dit ogenblik baal ik dus echt van die rommel in de kamer.
Vaak zal het kind zijn gedrag veranderen als hij merkt dat de ouder begrepen heeft hoe hij erover denkt. Gewoonlijk wil het kind alleen maar dat men hém begrijpt en dan wil hij ook wel iets constructiefs doen om aan jouw gevoelens tegemoet te komen.
Ouders ervaren dat ze door actief te luisteren de gevoelens van het kind leren begrijpen, met als gevolg dat de oorspronkelijke gevoelens van niet-acceptatie verdwijnen of veranderen. Door het kind aan te moedigen te zeggen wat er in hem omgaat, ziet de ouder de gehele situatie in een nieuw licht. Eerder in dit boek hebben we de situatie besproken van een kind dat niet durfde te gaan slapen. De moeder was boos omdat het kind treuzelde met naar bed gaan en vertelde hem dat door middel van een ik-boodschap. Het kind reageerde daarop met haar te vertellen dat hij niet durfde te gaan slapen omdat hij bang was dat hij zijn mond dicht zou doen en zou stikken. Deze boodschap veranderde de niet-accepterende houding van de moeder onmiddellijk, zodat ze begrip en acceptatie kon tonen.
Een andere situatie waarover een ouder vertelde, toont aan hoe actief luisteren de beoordeling van de ouder kan veranderen:
Vader: Ik vind het erg vervelend dat de vaatwasser niet is ingeruimd. We hadden toch afgesproken dat jij dat direct na het eten zou doen?
Jan: Ik was zo moe na het eten. Ik ben gisteren tot drie uur opgebleven om mijn verslag voor school af te maken.
Vader: Je had dus geen puf meer om direct na het eten op te ruimen omdat je laat bent gaan slapen?
Jan: Nee, daarom heb ik eerst uitgeslapen. Voor ik naar bed ga zal ik het doen. Goed?
Vader: Ja, fijn.
ANDERE TOEPASSINGEN VAN IK-BOODSCHAPPEN
EEN ALTERNATIEF VOOR COMPLIMENTEN GEVEN
Tot dusver is het gebruik van ik-boodschappen alleen aan de orde geweest bij onacceptabel gedrag. Maar hoe zit het met acceptabel gedrag?’
Veel complimenten geven lijkt heel positief. Het nadeel van complimenten geven is dat het door opvoeders vaak manipulerend bedoeld wordt. In die zin kunnen complimenten zelfs destructief voor de ouder-kindrelatie zijn. Waarom is dit zo?
De ouder geeft het kind complimenten omdat hij wil dat het kind gedrag vertoont dat in de ogen van de ouder goed is. Of ouders complimenteren het kind in de hoop dat hij het in hun ogen onacceptabele gedrag niet zal vertonen, maar in plaats daarvan het ‘goede’ gedrag zal herhalen dat de ouders met een compliment hebben beloond.
Psychologen hebben in wetenschappelijk onderzoek met mensen en dieren bewezen dat een beloning direct na het gedrag dat gedrag ‘versterkt’, dat wil zeggen dat de kans groter wordt dat het gedrag opnieuw wordt vertoond. Belonen werkt dus. Wij herhalen allen tijdens ons leven gedragingen die ons in het verleden de een of andere beloning hebben bezorgd. Dat is logisch. We doen steeds weer dingen die ons in het verleden op de een of andere manier hebben gegeven wat we nodig hadden of wilden hebben: we werden beloond.
Complimenten zijn natuurlijk een soort beloning. Dat geloven de meeste mensen tenminste. Dus waarom proberen we niet systematisch kinderen complimenten te geven voor hun ‘goede’ gedrag?
Er is geen enkel idee zo diepgeworteld als de opvatting dat we kinderen moeten complimenteren voor ‘goed’ gedrag. Voor veel ouders is het bijna ketterij om dit principe in twijfel te trekken. De meeste boeken en artikelen over ouderschap raden complimenten geven dan ook zeker aan.
Toch zitten er valkuilen bij het geven van complimenten (en andere vormen van beloning) als een manier om het gedrag van hun kinderen te vormen. Ten eerste moet het kind de complimenten als een beloning voelen, willen ze effectief zijn. In veel gevallen is dat niet zo. Als een ouder het kind voor een bepaalde handeling een compliment geeft, gaat het om een positief oordeel van de ouder. Het kind kan er echter anders over denken en het compliment verwerpen of ontkennen.
Ouder: Je kunt al heel goed zwemmen.
Kind: Nee, Laurie kan het veel beter.
Ouder: Lieverd, je speelde geweldig.
Kind: Helemaal niet, ik voel me verschrikkelijk. Ik had moeten winnen.
Een logische vervolgvraag is: ‘Als de ik-boodschap een opbouwende manier is om het kind te motiveren zijn onacceptabele gedrag te veranderen, zou de ik-boodschap dan ook een opbouwende manier kunnen zijn om onze positieve gevoelens zoals waardering, dankbaarheid of opluchting over te brengen?’
Als ouders hun kinderen complimenteren, gebruiken ze meestal een jij-boodschap:
‘Je bent zo’n lieve jongen.’
‘Je hebt het geweldig gedaan.’
‘Je hebt je heel goed gedragen in het restaurant.’
‘Je doet het veel beter op school.’
Merk op dat al deze boodschappen een oordeel bevatten, een beoordeling van het kind. Ze zijn manipulatief en zullen vaak zo worden opgevat.
Plaats ze eens tegenover deze positieve ik-boodschappen:
‘Ik waardeer het echt dat je het vuilnis buitenzet, ook al is het mijn taak. Dank je wel!’
‘Fijn dat je je broer van school hebt gehaald. Dat bespaarde mij tijd. Bedankt.’
‘Het is een hele opluchting dat je me liet weten hoe laat je thuis zou zijn. Ik hoefde me geen zorgen te maken. Bedankt voor het bellen.’
Zolang aan de volgende twee voorwaarden wordt voldaan, worden positieve ik-boodschappen niet als manipulatief ervaren:
1. De ouder probeert niet bewust de boodschappen te gebruiken om het kind te beïnvloeden het gewenste gedrag te herhalen (of toekomstig gedrag te veranderen).
2. De boodschap is gewoon een manier om een spontaan gevoel over te brengen, dat wil zeggen, het gevoel is echt en wordt in het hier en nu ervaren.
Met dit idee toegevoegd aan het Effectief Communiceren met Kinderen-model hebben ouders een gegronde reden om hun positieve gevoelens met het kind te delen als ze spontaan waardering voelen, zonder de risico’s die bij complimenten geven horen.
PROBLEMEN VOORKOMEN
Als je geen problemen verwacht in je relatie met je kinderen (de relatie ligt in het geen-probleem-gebied van het gedragsraam), wil je misschien een boodschap geven om onacceptabel gedrag in de toekomst te voorkomen. Het doel van deze preventieve ik-boodschappen is om de kinderen van tevoren te informeren over je plannen, behoeften enzovoort:
‘Ik moet een online-cursus afmaken, dus ik zou graag met elkaar overleggen wie op welk moment dit weekend de computer gebruikt.’
‘Ik zou het fijn vinden om samen uit te zoeken wat we allemaal moeten doen voordat we op reis gaan, zodat we zeker weten dat we er genoeg tijd voor hebben.’
‘Ik wil graag weten wanneer we gaan eten, omdat ik een lang telefoongesprek moet voeren.’
Met deze preventieve ik-boodschappen zullen ouders natuurlijk niet altijd krijgen wat ze willen, maar je kunt veel beter je kinderen van tevoren laten weten wat je van plan bent dan te wachten tot ze onacceptabel gedrag vertonen omdat ze je behoeften niet kennen. Een preventieve ik-boodschap kan je veel confrontaties besparen.
Een minder voor de hand liggend effect van preventieve ik-boodschappen is dat kinderen leren dat ouders ook mensen met behoeften, voorkeuren en wensen zijn, net als iedereen. Ze geven de kinderen bovendien een kans, zonder hun precies te vertellen wat ze moeten doen, zich te gedragen zodat hun ouders tevreden zijn.
Een alleenstaande moeder beschreef hoe ze een van haar zonen een preventieve boodschap gaf over een schoolevenement:
‘Ik voel dat mijn relatie met Daan hechter is geworden. Ik kan hem vertellen wat ik voel. Onlangs ging ik naar een schoolvoorstelling waar hij gitaar zou spelen en zingen. Hij wilde dat ik kwam, maar ik was er nog nooit geweest en ik wilde niet dat hij me daar afzette in mijn eentje terwijl ik niemand kende. Dus zei ik: “Daan, ik ben nog nooit naar een schoolvoorstelling geweest en word er een beetje zenuwachtig van. Wil je me helpen?” En dat heeft hij gedaan! Hij nam me mee naar binnen, stelde me aan een aantal mensen voor en haalde een kop thee voor me. Hij zorgde echt voor me.’
IK-BOODSCHAPPEN EN PROBLEMEN OPLOSSEN
Laten we nu opnieuw kijken naar de driedelige confronterende ik-boodschappen. Een probleem waar alle ouders mee te maken krijgen bij het gebruik van confronterende ik-boodschappen is dat het kind soms weigert zijn gedrag te veranderen, ook al begrijpt hij wat het gevolg van zijn gedrag op zijn ouders is. Om te beginnen controleer je of je ik-boodschap wel een zuivere ik-boodschap is. Is het niet per ongeluk toch een verkapte jij-boodschap en dus een blokkade in de communicatie? Beschreef je confronterende ik-boodschap het gedrag van je kind en geen oordeel? Heb je het concrete, voor jou tastbare gevolg genoemd? En heb je je eigen gevoelens daarbij correct omschreven? Toonde je kind verzet tegen je ik-boodschap? Het is immers voor niemand leuk om geconfronteerd te worden met zijn gedrag. En heb je dat verzet opgevangen door over te schakelen naar actief luisteren? En heb je je ik-boodschap nog een keer herhaald? En had het allemaal toch geen effect? Soms werkt zelfs de duidelijkste ik-boodschap niet: het kind verandert niet het gedrag dat botst met de behoeften van zijn ouders. De behoefte van het kind om zich op een bepaalde manier te gedragen botst met de behoeften van de ouder die wil dat hij zich anders gedraagt.
In dit boek wordt dit een behoefteconflict genoemd. Als dit gebeurt, wat onvermijdelijk het geval is in álle intermenselijke relaties, is dit het moment van de waarheid in die relatie.
Hoe je met dergelijke behoefteconflicten moet omgaan, behandelen we vanaf hoofdstuk 9.