7
Cleotilde studeerde filosofie aan de Sorbonne en woonde met man en kinderen in de Amsterdamse Pijp. Voor tentamens en examens ging ze met de Magie Bus naar Parijs, waar ze dan bij een zuster logeerde. Een andere zuster zorgde intussen voor haar kinderen in Amsterdam. Dit nieuwe baantje bij Tsubame was voor haar zo ideaal omdat ze tijdens het vliegen kon studeren.
‘Tenzij ik…’ zei ze, minzaam glimlachend, ‘in gesprek raak met interessante medereizigers.’
Ik vermoedde dat dat een hint was om haar niet meer te storen en verdiepte me in de roman die ik had meegenomen, maar ter hoogte van Ierland begon zij uit zichzelf een gesprek over het luchtkoerierswerk.
Ik vertelde haar over mijn drie near-misses, twee noodlandingen, zes bommeldingen, één verijdelde kaping en natuurlijk over de kist die ik miste en die was neergestort. Heen vloog Cleotilde direct door, maar ze hoopte op de terugreis, wanneer dat was wist ze nog niet, in New York te overnachten en ze vroeg of ik een hotel kon aanbevelen. Ik schreef het adres van de Baronesse voor haar op. ‘En jij? Ben je getrouwd of zo?’ vroeg ze luchtig, terwijl ze het papiertje weg stak.
Ik dacht aan Jonneke, die met Sean en de nieuwe buurman naar het nachtdierenhuis was gegaan. ‘Ach, weet je, als luchtkoerier leef je een vluchtig leven.’
Op Kennedy Airport mocht Cleotilde, die een Amerikaans paspoort bleek te hebben, doorlopen en sloot ik me aan bij de ongeprivilegieerden, die, om het begeerde stempeltje te verkrijgen dat toegang verschafte tot het aards paradijs, in lange rijen deemoedig op hun beurt stonden te wachten om ondervraagd te worden over allerlei intieme details: politiek, drugsgebruik, geld, sex.
Toen dat achter de rug was moest ik wachten op de bagage.
Luchtkoerieren bestaat nu eenmaal voornamelijk uit wachten. Ik werkte me door de douane heen, droeg de postzakken over aan de motorkoerier van Tsubame en dook de subway in.
Om zes uur kwam ik op Columbus-Circle weer boven de grond. Er kwam een wonderlijk gevoel over me toen ik Central Park weer zag: alsof ik niet was weggeweest. Alsof mijn werkelijke leven zich hier afspeelde en dat andere, de Betonnia, Jonneke, een gedroomd bestaan was. Dat werd nog versterkt toen Jennifer in het pension zei dat er een paar keer voor me was opgebeld en toen ik ook nog dezelfde kamer als de vorige keer bleek te hebben was de illusie compleet.
Volgens de klokken in mijn lichaam, die nog op Nederlandse tijd stonden, was het middernacht toen ik om zeven uur de bar binnenkwam waar ik met Gina had afgesproken. Het was er stampvol, maar zij was er niet. Ik bestelde een kop koffie. De borrelaars om me heen rookten hun sigaretten met zo’n gretigheid dat het leek alsof ze er van aten, misschien mochten ze op kantoor niet meer roken. Er kwam een jongeman naast me staan die een cola bestelde en zich met het glas in de hand naar mij toe wendde. Hij was breedgeschouderd, elegant gekleed en zijn donkere haar was onberispelijk geknipt.
‘Wacht je op Gina?’ Hij had dezelfde sombere, donkere ogen als zij. Ik knikte.
‘Ik kom je ophalen. Ze wacht ergens anders.’
‘Waar?’
‘In de buurt.’
Het beviel me niet en dat zag hij in mijn ogen. ‘Ik ben haar broer, je kunt me vertrouwen,’ zei hij zonder warmte. Hij stak zijn hand uit, die ik schudde, ik moest wel, als ik haar wilde spreken.
We gingen naar buiten en liepen een paar blokken in westelijke richting. Ik probeerde een conversatie op gang te houden,
maar hij zei alleen maar ja en nee en ten slotte hield ik ook maar mijn mond.
Op een hoek van Tenth Avenue bleef hij staan. Het verkeer raasde langs in brede stromen en immense hoeveelheden mensen, die allemaal haast schenen te hebben, repten zich op het kruispunt in alle richtingen.
Hij wees naar een kleine pizzeria aan de overkant. ‘Ze is daar binnen.’
Hij zag mijn aarzeling en verduidelijkte: ‘Dat zaakje is van mijn vader.’
‘Waarom ga jij niet mee?’ vroeg ik.
‘Bemoei je met je eigen zaken.’ Hij draaide zich geërgerd om en spurtte met het soepele gangetje van een getrainde jogger naar de overkant.
Het stoplicht sprong op groen en ik stak over. joe’s giant pizza’s stond er op een bord boven de ingang, links was een koshere slagerij en rechts de salon van een waarzegster. Ik opende de deur van de pizzeria en ging naar binnen. Er stonden wat tafeltjes en stoelen en er was een buffet met een kassa, daarachter de keuken. Daar stond, met zijn rug naar de zaak, een zwarte man in een witte jas voor een fornuis. Boven het buffet hing een vergeelde foto van de paus die na dertig dagen doodging, overal aan de muren hingen ingelijste vergrotingen van Gina als ballerina, in tutu, zwevend in de lucht, pirouettend, in spagaat.
Gina zelf zat aan een tafeltje met haar rug naar de deur tegenover een oudere man die opkeek toen ik binnenkwam. Hij had stoppelig grijs haar en een breed gezicht vol groeven en plooien. Ik zag zijn lippen bewegen waarna Gina over haar schouder naar mij keek.
‘Sid! Fijn dat je er eindelijk bent.’ Ze trok een stoel onder het tafeltje uit. ‘Kom erbij. Dit is mijn vader.’ Ik schudde meneer Salonini, die half overeind kwam, de hand.
‘Had a good flight?’ vroeg hij, met een diepe, gonzende stem. ‘Thank you.’
‘Wil je de lekkerste spaghetti van Manhattan proeven?’ vroeg Gina. Op tafel stond een schaal spaghetti en een houten bak met sla.
‘Heel graag.’ Zoals zo vaak had ik in het vliegtuig de maaltijd overgeslagen.
‘Walter, nog een bord en een glas!’ riep Gina’s vader naar de man in de keuken.
‘Yes sir,’ zei de kok, zonder zich om te draaien. Ik schatte meneer Salonini een jaar of tien ouder dan ikzelf. Hij had een flinke buik en zag eruit als iemand die van het goede leven hield, hoewel hij op dat moment niet bijster vrolijk leek te zijn.
Ik werd aan Walter voorgesteld, die de tafel voor me dekte en het wijnglas nog even opwreef tot het fonkelde. Hij was een slanke, zeer donkere jongeman met ernstige ogen. ‘Amerikaanse Chianti,’ zei meneer Salonini, terwijl hij mijn glas volschonk. ‘En heus niet slecht.’ Hij knipoogde. Walter ging terug naar de keuken en Gina zei: ‘Sid, ik heb je een briefje gestuurd omdat papa je wilde spreken. Hij is namelijk na ons bezoek aan het Piramidespel door iemand opgebeld… namens zijn oude vrienden…’ Haar vader lachte sarcastisch en hief zijn glas op. ‘Oude vrienden…’ zei hij verachtelijk. Hij dronk en veegde zijn lippen af met de rug van zijn rechterhand. ‘Daddy…’ zei Gina verwijtend en schudde haar krullen. ‘Sorry baby.’ Hij droogde zijn hand af met zijn servet. ‘Ze hebben hem gevraagd wie jij bent en wat jij bij het Piramidespel te zoeken had. Ik heb het hem al uitgelegd maar nou wil hij van jou zelf horen dat jij een vroeger vriendje van me uit Amsterdam bent, dat we elkaar laatst toevallig op Washington Square zijn tegengekomen en dat ik je heb meegenomen omdat ik niemand anders wist.’ Ze keek me strak aan. Ik hief mijn glas op en proostte haar vader toe, die broeierig naar me zat te kijken.
‘Zo is het. Op de goeie ouwe tijd, toen uw dochter nog tutu’s droeg en ongetrouwd was.’
‘Ongetrouwd maar geen maagd!’ siste ze. Ze boog zich over haar bord naar haar vader toe: ‘Hoor je me, daddy? Toen ik in Amsterdam woonde was ik geen maagd meer. Ik had vriendjes en deze meneer is er een van.’ ‘Ja ja,’ zei meneer Salonini. Hij vermeed mij aan te kijken. ‘Ik geloof je wel, baby, je hoeft geen zout in de wonde te wrijven.’ ‘Daddy was namelijk van plan om ruzie met me te gaan maken over de vriendjes die ik vroeger in Amsterdam heb gehad! Ik zei toch dat ‘t hier net Zuid-Italië is.’ ‘Laat nou maar,’ mompelde haar vader. Nu ze allebei boos waren leken ze sprekend op elkaar.
Walter verscheen achter me, schepte spaghetti en saus op mijn bord tot ik knikte dat het wel genoeg was en strooide er rijkelijk parmezaanse kaas overheen.
‘Ach meneer Salonini,’ zei ik, ‘ik heb zulke romantische herinneringen aan die tijd. Nooit zal ik vergeten hoe ik iedere avond met een bos bloemen bij de artiestenuitgang op mijn ballerina stond te wachten.’ Ik legde een hand op Gina’s handen die op tafel lagen en we glimlachten elkaar teder toe. ‘Smakelijk eten, sir,’ zei Walter. Hij ging een paar stappen achteruit en bleef met zijn handen op zijn rug staan wachten. ‘Voortreffelijk,’ complimenteerde ik hem. ‘Aan de spaghetti en de kroketten kun je het meesterschap van een kok herkennen.’
Walter maakte een kleine buiging. ‘Ik houd alleen maar de pannen warm, meneer Salonini is de kok.’ ‘O no, o no…’ zei meneer Salonini.
De deur ging open en er kwam een jong stelletje binnen. Walter liep terug naar de keuken en Gina’s vader stond op om ze te verwelkomen en begeleidde ze naar een tafeltje. Met vanzelfsprekende hoffelijkheid nam hij hun jassen in ontvangst, alsof zij belangrijke gasten in een voornaam restaurant waren.
Het maakte hen verlegen, het meisje begon zelfs te blozen. Maar terwijl hij hun bestelling noteerde stelde hij ze met een grapje weer op hun gemak en toen hij naar het buffet liep om
Authority Bus Station waar de bussen naar andere steden vertrekken, is hier vlak om de hoek. Voor ze op de bus stappen laten ze zich vollopen en dan proberen ze een ruzie te forceren om onder de betaling uit te komen. Meestal zijn het boeren. De zaak had er vreselijk onder te lijden. Tot Walter hier kwam. Hij is eigenlijk karate-instructeur.’ ‘Handig voor een kok,’ zei ik.
‘Papa en zijn vader zijn oude vrienden. Als je ooit een bodyguard nodig hebt moet je hem vragen.’ Walter was teruggegaan naar de keuken en meneer Salonini stond met het jonge paartje te praten dat plotseling grote haast had om af te rekenen. De jongen pakte hun jassen van de kapstok en het meisje hing haar jas om haar schouders terwijl ze nog op haar stoel zat. Ze stond op en liep met stijve passen naar de deur, terwijl hij vlak achter haar liep, bijna tegen haar aan gedrukt.
Meneer Salonini deed de deur achter hen dicht. ‘Walter, breng even de emmer en een dweil,’ riep hij terwijl hij weer naar ons toe liep en hij zei lachend: ‘Ze had het van schrik in haar broek gedaan.’ Hij ging weer zitten. Walter kwam al aangelopen met een emmer en dweil en rubber handschoenen, maar Gina zei: ‘Laat mij maar.’ Ze stond op en zei tegen haar vader en mij: ‘Praten jullie maar even door.’
Ze nam de emmer van hem over en begon de vloer te dweilen, Walter ging terug naar zijn pannen.
Meneer Salonini schonk zijn glas nog eens vol en zat zwijgend tegenover me.
Ik kuchte. ‘U vindt het, geloof ik, vervelend dat ik vroeger met uw dochter ben omgegaan.’
‘Ik vind het nóg vervelender dat je nu met haar omgaat.’ Hij nam een flinke slok uit zijn glas en spoelde zijn mond met de wijn voor hij doorslikte. ‘Ik ben misschien ouderwets maar jij bent ook niet meer zo jong.’ ‘Ik was toen een stuk jonger.’
‘Zij ook.’ Hij kneep zijn lippen op elkaar en zweeg een tijd.
‘Wat deed jij bij het Piramidespel in die slaapkamer?’ vroeg hij plotseling.
‘Ik was op weg naar de wc en vergiste me in de deur.Ik had te veel gedronken en ben even op bed gaan liggen. Dat hoort niet en het spijt me nu dan ook verschrikkelijk. Ik heb die meneer meteen mijn excuses aangeboden, maar hij was zo kwaad dat hij niet wou luisteren.’ Hij keek geïnteresseerd. ‘Welke meneer?’ ‘Katz.’ ‘Wie is dat?’
‘De eigenaar van de flat, en van het schilderij.’
‘O, nou ja, ik weet nergens van. Ik ben opgebeld om je dat te
vragen. Ik zal het doorgeven, zoals jij het gezegd hebt.’