5
Hier overheersten eikehout, Perzische tapijten en kristallen kroonluchters. Er waren wandlampjes in de vorm van druip-kaarsen en in de open haard brandde een gasvuurtje. Boven de haard hing het zigeunerinnetje met half ontblote boezem, ervoor stonden een paar fauteuils en een leren bank. Aan de andere kant van de grote kamer was een glazen wand met uitzicht op een gigantische Mondriaan. Gele en rode rechthoeken werden begrensd door witte en blauwe banen. Voor een loods stond een ronkende tractor met een platte wagen erachter en de mannen die ik op de velden bezig had gezien, waren nu kisten en zakken aan het sjouwen. ‘Ga zitten. Wat wil je drinken?’ ‘Nee merci, pas na vijven.’
Van der Vat wees op de bank en liep naar de huisbar, een eikehouten geval met een antieke bierpomp, gekleurde flessen en geslepen spiegels. Tussen het glaswerk hing een ingelijste foto van Manja in tutu. Voor het eerst zag ik een teken dat ze hier werkelijk vandaan kwam.
‘Een goede gewoonte.’ Hij vulde een borrelglas op een hoge steel met oude jenever, boog zich voorover en nipte het kopje eraf. ‘Ik daarentegen hoef vandaag niet te rijden. En een neut in de ochtend werkt bij mij als smeerolie.’ ‘Ik ken dat.’
Terwijl hij het glas tussen duim en wijsvinger vasthield, liep hij naar mij toe. ‘Koffie dan?’ ‘Heb ik al gehad.’
“t Meisje zei dat je mijn vrouw ook al ontmoet hebt?’
‘Ze kwam de wachtkamer binnen om iets te pakken.’
‘Ze is niet in orde, dat heb je zeker wel gemerkt? Ze heeft Anja’s verdwijning niet kunnen verwerken.’
Hij stond achter de bank waar ik op zat en keek van uit de
hoogte op mij neer. Om zijn gezicht te kunnen zien moest ik
over mijn schouder, bijna recht omhoog, tegen het licht in kijken. Ik wendde mij van hem af en strekte mijn benen in de richting van de haard.
‘Ze krijgt medicijnen…’ Hij liep terug naar de bar. ‘Het resultaat heb je gezien…’
Ik hoorde het zachte getik van glas op glas en het slurpende geluidje dat hij maakte toen hij het kopje van een nieuwe borrel af dronk.
‘En ik drink,’ vervolgde hij. ‘Als ik vanavond naar bed ga is
deze fles leeg.’
‘Dat is ook niet zo best.’
Hij kwam terug met een halfvol glas, liep om de bank heen en ging in de fauteuil links van mij zitten. ‘Ik neem aan dat je hier niet gekomen bent om mij te vertellen wat wel en niet goed voor me is.’ Er was een mengeling van irritatie en dreiging in zijn stem, maar hij bleef glimlachen. Zijn arrogantie maakte me nijdig. ‘Ik ben hier gekomen om je iets te vertellen en om je iets te vragen.’ Hij bracht langzaam het jeneverglas naar zijn lippen en keek me aan vanonder een opgetrokken wenkbrauw. Ik herinnerde me dezelfde blik van zijn dochter. ‘Ik wil die brief uit New York zien, Van der Vat.’ ‘Kanniet.’ Hij zei het in één woord, als een snauw. ‘Kanniet ligt op het kerkhof.’ ‘In dit geval in een bankkluis.’ ‘Die kan toch geopend worden?’ ‘Daarvoor moeten we dan wel naar Zwitserland.’ ‘Heb je geen fotokopie?’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Waarom niet?’
Hij kwam overeind en vroeg geërgerd: ‘Heb je wat in New York bereikt?’
Ik stond ook op. ‘Eerst wil ik weten waarom je juist bij mij bent gekomen.’
‘Heb ik je al gezegd. Jij bent de koerier die de brief naar Nederland heeft gebracht. Laat me je geruststellen, Stefan, ik ben al lang tot de conclusie gekomen dat je de afzender niet bent.’
‘Zo, en waarom niet?’ ‘Je bent te normaal.’ ‘Dat hoor ik niet vaak.’
Hij keek me aan met iets wanhopigs in zijn blik. ‘Onze Anja was een apart meisje, als je begrijpt wat ik bedoel.’ ‘Ze had iets bijzonders,’ zei ik op neutrale toon. Hij strekte zijn rechterarm uit en wees naar het raam. Ik keek naar buiten. Voor de loods zaten de arbeiders te schaften in het middagzonnetje dat even door de wolken tuurde. Een paar waren aan het eten, maar anderen dolden, zoals jongens dat doen, schijnbewegingen makend, duwend en trekkend aan elkaar.
‘Ze begon al heel jong, daar in de loods, met de knechten. Vies, altijd vies doen…’ Hij keek me aan alsof ik de belichaming van al dat vieze was. ‘Wij hebben er alles aan gedaan, alles! We begonnen met de pastoor, toen de dokter, kostschool, therapie, paardrijden, balletles.’ Hij hief zijn handen op en keek met een vertwijfelde blik naar het plafond, alsof er nog redding van boven kon komen. Zijn vochtige ogen weerkaatsten het zonlicht dat naar binnen viel. Hij keek me weer aan.
‘Ze ging met de verkeerde jor Am om, dat was niet tegen te houden. Mijn verstand zegt yat ze niet meer leeft, maar mijn gevoel geeft me geen rust. ‘Blijft je kind en ‘t houdt me altijd bezig, daarom volg ik ieder s’poor. En zo ben ik bij jou terechtgekomen.’ ‘<p>
Ik schonk toch ook maar een glas jenever in. Heen en weer lopend vertelde ik hem over het schilderij in de slaapkamer van Max Katz. Terwijl ik aan het woord was keek hij star naar buiten en toen ik was uitgesproken vroeg ik me af of mijn woorden wel tot hem waren doorgedrongen. Zijn handen lagen in zijn schoot en hij kneep zijn verstrengelde vingers in elkaar tot de knokkels wit zagen, maar verder zat hij roerloos. Plotseling kwam hij overeind en liep met onvaste stap op mij af, bleef voor me staan en keek me aan met uitpuilende ogen.
Het viel me weer op hoe sterk vader en dochter op elkaar hadden geleken.
‘Een beulskap?’ vroeg hij schor.
Ik knikte. ‘Een kap over zijn hoofd, met twee gaten om door te kijken.’
‘En een enorme stijve?’
‘Abnormaal.’
‘Hoe lang?’
‘Sorry, maar ik heb ‘t niet nagemeten.’ Ik gaf de maat aan met m’n handen. ‘Ik zou er niet gelukkig mee zijn.’ Van der Vat begon heen en weer te lopen en sloeg met zijn rechtervuist in zijn linker handpalm.
Na enige tijd zei hij met een vreemde grijns: ‘Dus die Gina
heeft jou op het spoor van dat schilderij gezet?’
‘Meer dan dat. Ze heeft me aan de schilder zelf voorgesteld.’
‘Wat!’ Hij bleef staan en pakte me bij de kraag van mijn leren
jek.
Ik maakte me voorzichtig los. ‘Hou daar mee op, Van der Vat.’
‘Ja sorry… vertel.’
Hij ging weer zitten en terwijl ik hem over Jerry Demon vertelde maakte hij driftig aantekeningen, daarna noteerde hij het adres van Max Katz.
‘Kun je daar inbreken?’ vroeg hij. ‘Valt dat schilderij te stelen?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Onmogelijk…’ ‘Ik heb er heel veel voor over.’ ‘Sorry, maar daarvoor moet je niet bij mij zijn.’ ‘In elk geval heb je me een geweldige dienst bewezen.’ Hij nam drie kakelverse duizendjes uit zijn portefeuille, die hij uitwaaierde en over de glazen koffietafel in mijn richting schoof. Ik stopte de bankbiljetten in mijn achterzak. ‘Heb je je wel eens afgevraagd of Manja… Anja haar verdwijning niet zelf in scène heeft gezet?’ vroeg ik. ‘En waarom zou ze dat gedaan hebben?’ vroeg hij vijandig. ‘Om een nieuw leven te beginnen?’
‘Ik weet zeker dat ze er niet meer is.’ ‘Waarom stuur je mij dan met een leugen naar Gina toe?’ ‘Zou je zijn gegaan als ik de waarheid had verteld?’ ‘En die is?’ vroeg ik snel.
Hij schudde zijn hoofd en het was alsof er een floers over zijn ogen viel. Ik voelde dat hij veel meer wist, maar mij niets wilde vertellen.
Hij stond op. ‘Maar jouw informatie brengt me een stuk verder. Nogmaals bedankt, Stefan, ik ben je zeer erkentelijk.’ Hij stak zijn hand uit.
‘Moment.’ Ik stond snel op en schuifelde naar achteren om
meer ruimte te krijgen, want hij stond vlak voor me. ‘Ik dacht
dat jij je dochter zocht. Daarom heb ik je geholpen…’
Hij keek me bevreemd aan. ‘Waarvoor mijn dank.’
‘Maar nu ik begrijp dat ik informatie geleverd heb…’
‘Jij begrijpt niets,’ zei hij heftig.
‘…vind ik drieduizend gulden niet genoeg.’
We stonden tegenover elkaar met boze koppen. Ik voelde het
borreltje, dat mijn agressie voedde, gloeien in mijn maag. Hij
keek me aan met een blik vol minachting, nam nog een biljet
van duizend gulden uit zijn portefeuille, knisperde het tussen
zijn vingers en stopte het in mij*vèorstzakje.
‘Ik hoef je nooit meer te zienVzei hij op vlakke toon, terwijl
hij vermeed mij aan te kijke^L
‘Wederzijds.’ Ik borg het gera weg. ‘En gelieve ook niet meer op mijn boot te korflen als ik er niet ben. Van nu af aan weet ik je te vinden.’
Hij lachte honend en liep naar de kamerdeur die hij met een ruk opentrok. ‘D’r uit,’ gromde hij.
Toen ik hem passeerde rook ik zijn kegel. Ik liep door de hal naar de voordeur zonder om te kijken, zelf bleef hij bij de kamerdeur staan.
Met een dreun viel de zware voordeur achter me in het slot. Wat mij betrof was de zaak daarmee afgedaan.