28
en Hollandse schilders.’ In één adem ging ze door: ‘Wat doe
jij vanavond?’
‘Ik heb geen plannen.’
‘Heb je wel eens gehoord van het Piramidespel?’ ‘Nooit.’
‘Dat is een nieuw spel waar je veel geld mee kunt verdienen. Ik was van plan er vanavond een kijkje te gaan nemen, maar ik heb geen zin om alleen te gaan. Zou je me willen vergezellen?’
‘Wat is het voor een spel?’
‘Zoiets als een kettingbrief, met dat verschil dat het niet per post gaat, maar dat je bij elkaar komt. Een vriendin heeft me een keer meegenomen.’ Ik werd nieuwsgieriger. ‘Leg ‘s uit.’
‘Vanavond.’ Ze stond op. ‘Zou je om negen uur bij me willen zijn? Meld je bij de portier, dan kom ik naar beneden.’ Ze stak haar hand uit. ‘Bedankt Sid. Ik ben blij dat je me gebeld hebt. Het is fijn om weer eens Nederlands te kunnen praten.’
Blijkbaar wilde ze het restaurant alleen verlaten. Ik liep mee naar het halletje en terwijl ik haar in haar cape hielp voelde ik de lichaamswarmte die ze uitstraalde en ving ik weer een vleug van haar parfum op. Het geurtje, in combinatie met de alcohol die ik gedronken had, maakte me wellustig. Nadat ze vertrokken was liep ik naar de bar en bestelde bij de padrone, die glazen stond te drogen, een laatste glas grappa. ‘Mrs. Salonini is een bijzonder aantrekkelijke vrouw, niet waar?’ vroeg de padrone op een insinuerend toontje, terwijl hij mij het glas toeschoof.
‘Mrs?’ Voorzichtig, om niet te laten merken dat ik een klein beetje aangeschoten was, tilde ik het glas op, maar het voetje raakte een lepel die op de bar lag waardoor ik toch morste. De padrone pakte een doek en veegde de bar weer droog. ‘Ze is getrouwd, heeft ze dat niet gezegd?’ Ik schudde beteuterd mijn hoofd, nam een slok en haalde mijn schouders op. Gina had mij niets verteld dat ook maar
van enig belang voor Van der Vat kon zijn en wat ging mij haar huwelijk aan. Toen het glas leeg was opende ik mijn portefeuille om de borrel af te rekenen, maar de padrone hief bezwerend zijn handen op: ‘Nee nee, deze is van het huis. En voortaan voorzichtig met je portefeuille zijn, hoor.’ ‘Ja ja,’ zei ik, maar ik dacht er het mijne van.
De overvloedige lunch, rijkelijk begoten met wijn en grappa, in combinatie met jetlag tengevolge van mijn wereldreis, velde mij en toen ik terug was in het pension viel ik als een blok in slaap.
Aan het begin van de avond werd ik wakker. Ik verkleedde me en dronk een kop koffie met de Baronesse aan de receptie, die zei dat ze me een kamer aan de achterkant zou hebben gegeven als ze van te voren had geweten dat ik langer bleef. Ik grijnsde maar wat, de Baronesse was niet iemand die je tegensprak.
Omdat ik, per taxi, te vroeg bij Gina’s adres arriveerde liep ik daar nog wat in de buurt rond. Ze woonde deftig, in een ouderwets appartmentbuilding, met een baldakijn voor de deur. Op de avenues raasde het verkeer maar in de Tiende Straat heerste een voorname rust.
Precies om negen uur betrad ik de hal van het huis. Er was een oude lift met een kooi van gekruld gietijzer en in het trappehuis lag een rode loper. In de hal hing een ingelijste foto van een oudere heer, misschien een staatsieportret van de huiseigenaar. Hij had een zilverig streepsnorretje en leek als twee druppels water op de padrone.
In een kleine portiersloge naast de ingang zat een ongeschoren, oud mannetje in rafelige kleren. Voor hem op tafel lag een Italiaanse krant met daarop een bord met zwarte olijven, een stuk salami en een brok kaas. Met een zakmes sneed hij een homp van een plat, zwart brood af. Naast het bord stond een glas en een halfvolle fles rode wijn. ‘Ik kom voor mevrouw Salonini,’ zei ik. Hij wees met zijn mes in de lucht.
‘Ze zei dat ze naar beneden zou komen.’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Non capisco.’
‘La signora ha detto che sta scendendo.’
Hij lachte een tandeloze lach, verheugd omdat ik Italiaans
sprak. ‘Hoe heet u?’
‘Stefan.’
‘Ah, signore Stefan. Mevrouw Salonini heeft gevraagd of u nog even boven komt.’ Hij stak drie kromme vingers in de lucht. ‘Ze woont op de derde verdieping.’
Gina droeg een strak zittend rood jurkje met een verblindend decolleté. Ze liet me haar appartement zien, dat aan de straat en aan een binnenplaats lag en uit zes grote, in elkaar overlopende kamers bestond, die rondom een hal gegroepeerd lagen en gemeubileerd waren met grote, ouderwetse, in mijn ogen nogal lelijke meubels.
‘Nog van m’n grootouders. Die wilden dat allemaal weggooien!’ zei ze op een toon alsof ze er nog verontwaardigd over was. Overal hingen ingelijste foto’s van haarzelf als danseres, met de handtekeningen van de beroemdheden waarmee ze gefotografeerd was.
De rondgang eindigde in de keuken, waar op een houten boerentafel twee borden en champagneglazen gereed stonden. Ze nam een fles Californische champagne uit de ijskast, die ze met vaardige vingers opende en schonk voor ons in. Terwijl we van de bubbelwijn nipten keken we naar elkaar over de randen van onze glazen. Er was iets in haar ogen dat ik ‘s middags niet gezien had, maar ik wist niet of dat nou aan mij lag of aan haar. ‘Hoe weet jij dat mijn parfum Bluegrass heet?’ vroeg ze.
Terwijl ik haar over mijn jeugdvriendinnetje vertelde zette zij een schotel op tafel met een salade van koude kip, selderie, noten en mandarijnen.
We zaten tegenover elkaar en de champagne en haar spectaculaire decolleté hadden al snel effect op me. ‘Ik hoorde van de padrone dat je getrouwd bent.’
Ze trok een wenkbrauw op en haar vork bleef in de lucht steken. ‘Heeft hij je dat verteld?’ Ze glimlachte even. ‘Toen ik terugkwam uit Amsterdam ben ik hals over kop met Eddy getrouwd, een jeugdvriendje dat ik nog kende uit de kleuterklas. Ik wilde niets meer met die stomme danswereld te maken hebben. Ze hadden me op zo’n rottige manier laten weten dat ze me niet meer nodig hadden, dat ik er een behoorlijke klap van heb gehad. Die Rudy lijkt zo zacht, maar hij kan keihard zijn, you know what I mean?’ Ze kreeg blosjes, die haar prachtig stonden. ‘We hadden ‘t over Eddy,’ zei ik.
‘We pasten niet bij elkaar. Maar hij wil niet scheiden. Heel vervelend.’ Ze haalde haar schouders op. ‘De familie… je weet wel. Nu leef ik onder mijn eigen naam.’ ‘We zijn hier toch niet in Zuid-Italië?’
‘In sommige opzichten nog wel. Nog champagne? We moeten zo weg.’
Ze schonk de glazen weer vol en begon haar gezicht in een spiegeltje te bestuderen. ‘Laten we het over het Piramidespel hebben. Je moet elke keer een nieuwe kennis meebrengen, daarom heb ik jou gevraagd.’ ‘Moet ik meedoen aan een spelletje?’
Ze lachte. ‘Wat klink je benauwd. Wees maar niet bang. De eerste keer hoef je alleen maar te kijken. Ik weet trouwens ook nog niet of ik wel mee zal doen, ‘t kost een heil of a lot of money, weet je.’ ‘Hoe veel?’
‘Je moet tweehonderd dollar investeren. Maar ja, je kan er
ook aardig op verdienen.’
‘Hoe?’
‘Dat leg ik je straks wel uit, ik moet nou even opschieten, anders komen we te laat. Schenk ons nog eens in.’ Ik liet haar haar gang gaan en verdiepte me in een krant die op tafel lag.
Een kwartier later stonden we voor een manshoge spiegel in het halletje van haar flat naar elkaar te kijken, terwijl ik haar
in haar cape hielp. Ik stak twee hoofden boven haar uit. ‘Zo’n middelbare Europese heer doet ‘t toch maar heel goed hier in New York,’ zei ze tevreden.
Beneden in de hal sprak ze even met de oude portier, die weer over zijn krant gebogen zat en glazig knikte. De wijnfles was bijna leeg.
‘Spreekt die man geen Engels?’ vroeg ik, terwijl we naar Fifth Avenue liepen om een taxi te zoeken.
‘Nee. Hij is een Siciliaans boertje en pas kort geleden bij zijn dochter komen wonen die hier getrouwd is. Hij is te oud om nog iets anders dan hello en goodbye te leren, maar ‘t doet er niet toe want iedereen hier in huis spreekt Italiaans. New York bestaat eigenlijk uit allerlei clans, zie je. Wij Italianen dus, maar je hebt ook de Ierse, de joodse, de Chinese en vast ook wel een Hollandse clan. En… hallo taxi!’ Ze zwaaide, een gele taxi schoot uit de verkeersstroom naar de stoeprand en kwam met gierende remmen tot stilstand. Een jongeman opende het rechter voorportier en riep: ‘Hé Gi-na, come va!’
‘Emilio!’ riep Gina enthousiast en tegen mij zei ze triomfantelijk: ‘Zie je wat ik bedoel, een neef van me.’
Emilio was een zoon van een zuster van haar moeder en hield van zijn kinderen, zijn ouders, zijn vrouw, zijn familieleden, Italiaans eten en Amerikaans voetbal. En van praten, want toen ik vijf minuten later met hem afrekende had hij mij zijn hele levensloop verteld, die opmerkelijk was omdat er niets in gebeurde.
‘Ciao Gina, de groeten aan je vader!’ Hij reed toeterend weg. Ze gaf me e.en arm. ‘We moeten nog een stukje lopen, het is om de hoek. Ik wou hem niet laten weten waar we heen gaan, want dan is morgen de hele familie op de hoogte. Ik moet me nou toch al verantwoorden. Ik zei je toch: het is hier net Zuid-Italië. We letten allemaal op elkaar.’
We bevonden ons in het garmentcentre, de buurt waar de confectie-industrie en textielhandel geconcentreerd zijn.
Door de week was het daar zeer druk maar nu, in het weekend, waren de straten uitgestorven.
‘Let ‘s go to the Pyramid game.’ Haar hand gleed onder mijn jasje en ze sloeg haar arm om me heen. ‘Lekker slank ben je. Ik hou van slanke mannen. Ken je het principe van de kettingbrief?’
‘Dat je geld stuurt naar een tiental mensen en dan van honderden geld terug zou moeten krijgen?’ ‘Veel mannen hier trainen elke dag, maar ‘s avonds eten en drinken ze het er weer aan. Het Piramidespel is zoiets als een kettingbrief, alleen stuur je geen brieven maar je komt bij elkaar en je neemt je vrienden mee.’ Gina had de typisch Newyorkse gewoonte om over twee onderwerpen te gelijk te praten. ‘We zijn er.’
We stonden voor een groot, vervallen gebouw. De onderste etages, waarin bedrijven en kantoren gevestigd waren, waren geblindeerd. Daarboven waren een stuk of vijftien verdiepingen met appartementen. Hier en daar brandde licht. We betraden een kanariegeel betegelde hal. Links was een deur van gewapend glas, daarachter een trap en een lift. Tegenover de hoofdingang was een bekraste, stalen deur met een peephole. ‘Who do you want?’ vroeg een doffe stem uit een luidspreker. ‘Katz,’ zei Gina. Het klonk als kots. ‘Who are you?’ ‘Salonini.’
‘Vierde etage, tweede deur links.’
Het elektrisch vergrendelde slot in de glazen deur klikte open. Van de twee liftkooien was er een buiten werking en de ander in gebruik. In het gebouw hing een scherp luchtje. ‘Waar ruikt het hier naar?’ vroeg ik, terwijl we stonden te wachten.
‘Rattepis,’ zei Gina.
De verveloze deur van het appartement op de vierde verdieping werd, nog voor we hadden aangebeld, geopend door een kale, zwetende man in hemdsmouwen, met een grote snor. Om een of andere reden is dat een type waarvan er in
New York dertien in een dozijn gaan.
‘Naam?’
‘Salonini.’
‘Meneer?’
‘Stefan.’
Hij schreef onze namen met een ballpoint in een schoolschrift. ‘Precies op tijd, we gaan zo beginnen.’ Hij hing Gina’s cape in een propvolle garderobe en wees op een deur waarachter je een druk gekwetter hoorde.
Het appartement was ingericht in een stijl die in Europa met bordelen wordt geassocieerd: quasi-rococo, spiegels en rood pluche. In de grote kamer die wé betraden waren de meubels tegen de rode muren geschoven om plaats te maken voor ruim vijftig gasten, die met elkaar in gesprek waren terwijl hun blikken gevestigd bleven op een in sportieve kleren gestoken jongeman met een innemend, kinderlijk gezicht, die op een schoolbord een piramide had getekend welke hij nu met horizontale strepen in vijf segmenten verdeelde. Daarna maakte hij met verticale streepjes zestien vakjes in de onderste laag, acht in de tweede, vier in de derde en twee in de een na laatste. Ten slotte bleef alleen het topje van de piramide over. Dit kleurde hij geel, waarna hij zich omdraaide en in zijn handen klapte. Meteen was het stil. De jongeman zei triomfantelijk, terwijl hij op het gele topje wees: ‘Dit ben ik!’
De aanwezigen lachten luid en begonnen hard te klappen, maar ik voelde een lichte huivering.
De meeste gasten waren een stuk jonger dan ik, begin dertig, smaakvol en duur gekleed. Er waren ook wat artistieke types en een paar die er wat ruiger uitzagen, jazz-of rockmuzikan-ten misschien, maar allemaal stonden ze breed lachend te applaudisseren. Ik kreeg het gevoel of ik bij een sekte was. ‘Hi folks, I’m Tom, jullie zijn te gast in mijn piramide. How do you like it here?’ zei de jongen bij het schoolbord en nu begon hij ons toe te klappen, waarop de anderen nog harder applaudisseerden en elkaar op de rug sloegen. Ik begreep er niet
veel van. Gina, naast me, had een gespannen glimlach. ‘Okay folks,’ zei Tom. Hij hief zijn handen op, waarop het applaus afbrak. ‘Fijn dat jullie allemaal weer zijn gekomen en dat jullie nieuwe vrienden hebben meegebracht. Hallo nieuwe vrienden.’ Er was even applaus maar elders werd er om stilte gemaand. Tom ging geroutineerd verder: ‘Voor diegenen die hier nieuw zijn en nog niet precies weten wat we hier aan het doen zijn zal ik het principe en de procedures van het Piramidespel nog eens haarfijn uitleggen. Zoals je al uit de naam kunt afleiden is het Piramidespel een van de oudste spelletjes ter wereld. Het gaat terug tot de Egyptenaren. Misschien is het wel de bakermat van het kapitalisme. In ieder geval is ‘t het meest kapitalistische spelletje dat ooit is bedacht. Het stelt ieder van ons in deze kamer in staat om binnen zeg maar vier weken twintigduizend tot zelfs zestigduizend dollar en nog meer te verdienen. Dat hangt alleen maar af van je eigen inzet en organisatietalent. Kortom, de capaciteiten die je nodig hebt om in zaken te slagen.’ Hij zweeg en keek triomfantelijk rond. Er ontstond een zacht, nerveus geroezemoes.
Ik keek naar Gina die rood was aangelopen. Het was dan ook erg benauwd in de kamer.
Tom begon weer te praten, nu sneller en harder dan tevoren. ‘Het enige dat we daarvoor hoeven te doen is tweehonderd dollar te investeren en zoveel mogelijk vrienden te verzamelen die hetzelfde willen doen en die moeten hun vrienden weer brengen en die weer de hunne. Iedereen kent het principe van de kettingbrief, misschien heb je er wel eens aan mee gedaan, misschien heb je er wel eens wat aan verdiend. Het idee is goed, maar het probleem zijn de zwakke schakels die de ketting verbreken. Die onzekere factor is in het Piramidespel afwezig omdat wij er nu zelf in betrokken zijn.’ Hij begon nu op het bord te tekenen. ‘Kijk, dit is wat we doen.’ Hij tekende een x in het meest linkse vakje van de tweede baan. ‘Dit is jouw vriend x die jou heeft uitgenodigd, omdat hij je ook wil laten meeprofiteren. Jij besluit om inderdaad
tweehonderd dollar in het Piramidespel te investeren.’ Hij zette een y in het meest linkse vakje van de onderste baan. ‘Honderd van jouw tweehonderd dollars gaan naar je vriend x, die daarmee vijftig procent van zijn investering terug heeft en de andere honderd gaan naar mij! Jawel folks, van iedere tweehonderd dollar die hier binnenkomt krijg ik er honderd. En als jij straks aan het hoofd van je eigen piramide staat krijg jij dat ook. Want wat gebeurt er: als y zich inschrijft schuift x, en hij dus niet alleen, een hokje op. Conclusie: hoe meer vrienden we hebben, hoe eerder we aan de top zijn. Net als in het leven.’
Er werd weer geapplaudisseerd en ze begonnen allemaal door elkaar te praten. Tot iemand riep: ‘Maar wat gebeurt er dan als je boven komt?’
‘Goeie vraag!’ riep Tom. ‘Stilte alstublieft! Als je door alle vakjes heen bent gegaan’ - hij slingerde met zijn rechter wijsvinger door alle banen van de piramide omhoog - ‘… dan kom je ten slotte hier onder de top terecht.’ Hij wees op de laatste twee vakjes. ‘Als je hier bent…’ hij wees op het rechtse vakje, ‘dan betekent dat dat de piramide vol is en zich splitst en jij krijgt de helft van de piramide met je mee.’ Hij liet zijn rechterhand over het schoolbord naar beneden zakken waardoor de piramide in twee rechte driehoeken werd verdeeld. Er viel een stilte, tot iemand vroeg: ‘En dan?’ ‘Nou ja,’ zei Tom losjes, ‘then it ‘s up to you. Je moet zorgen dat jouw piramide die halfvol is weer vol gaat lopen en dat moet je doen door de spelers te enthousiasmeren, zoals ik dat nu sta te doen. En als je piramide vol is dan moet je zorgen dat hij vol blijft. Soms kan een piramide zich in een sessie wel drie keer splitsen. Dan kun je wel twintigduizend dollar verdienen. Het is een kwestie van salesmanship. Je moet je vriendenkring aanboren en zij weer de hunne.’ Zijn gehoor luisterde als gehypnotiseerd, ook Gina was gefascineerd. Mij leek het volkomen onzin. Als je onderaan begon had je tweeëndertig wachtenden voor je en iedere keer als de piramide zich splitste viel je weer een aantal plaatsen terug, maar dat zei Tom er niet bij. Een andere slimmigheid was dat je meteen vijftig procent van je investering ‘terug verdiende’ als je iemand inbracht. Het kwam er dus op neer dat je honderd dollar lapte die door de man aan de top in zijn zak werd gestoken.
Vervolgens liet Tom een mollige vrouw aan het woord die zei nog maar een week geleden een eigen piramide te hebben gekregen die ze de volgende dag al had weten te vullen, sindsdien elke dag had kunnen splitsen en nu was ze al hard op weg naar de zestigduizend.
Tom vertelde er nu eerlijk bij dat een piramide niet eeuwig kon blijven bestaan. Op een bepaald moment, dat hing van jouw eigen inzet af, raakte de ‘energie’ op en dan, ja, wat gebeurde er dan? Dan smolt de piramide weg als een ijsberg. Wie zo’n smeltende ijsberg bezat die was de pineut. Maar je hebt nu eenmaal altijd pechvogels die achteraan lopen. ‘Maar ja folks, such is life, wie vooraan staat krijgt het meest. En wij met z’n allen hebben het geluk dat we helemaal vooraan staan. Wij zijn de voorhoede, de allereersten van een nieuwe trend die heel Manhattan zal meeslepen. En waar wij rijk aan zullen worden. You are gonna make it, folks, you are gonna be rich!’ Het publiek barstte in gejuich uit. Mijn blik viel op een grote man in een hoek van de kamer, die mechanisch meeklapte maar intussen het publiek in de gaten hield. Ook in de andere hoeken zag ik nu dergelijke figuren staan. Dat was dus de bewakingsploeg. Voor Newyorkse begrippen was er in deze kamer veel contant geld aanwezig. Ik was ervan overtuigd dat hier een professionele organisatie aan het werk was: de bewakers, de portier, Tom en de dikke vrouw en ongetwijfeld nog allerlei anderen, werkten allemaal samen. Het was natuurlijk een goudmijn. Je ronselde een eerste generatie hebgierigen die je een tijdje leeg melkte en daarna liet je de toegestroomde goedgelovige ‘spelers’ achter met smeltende ijsbergen.
Tom riep: ‘Jullie krijgen nu tien minuten de tijd om van gedachten te wisselen. Praat met iedereen, overtuig de nieuwelingen ervan dat hun geld niet weggegooid is, als je hier nieuw bent vraag dan de anderen naar hun ervaringen. Jullie moeten elkaar geloven en vertrouwen want in dit spel is iedereen van iedereen afhankelijk. See you later!’
Er klonk muziek. Eartha Kitt zong dat ze een miljonair wilde zijn. Uit een deur kwamen twee jonge, sexy geklede vrouwen met dienbladen met martini’s en whisky sours die voor een dollar van de hand gingen en er ontstond meteen een partysfeertje.
Gina wendde zich naar mij toe. ‘Ik wil je iets zeggen.’ Ik bukte me om haar beter te kunnen horen. Ze fluisterde in mijn oor: ‘Zie je die deur aan de overkant? In het midden van de gang, aan je linkerhand, is een slaapkamer. Daar hangt een schilderij. Take a good look at it.’ En hardop zei ze: ‘Wat vind jij ervan, is het de moeite waard om die tweehonderd dollar te investeren? Eerlijk zeggen wat je ervan vindt. Ik ga eerst ‘s iets te drinken halen om beter na te kunnen denken.’ Ze trippelde weg en verdween in de menigte.
Ik baande me een weg door de drukte naar de deur die ze had aangewezen en kwam in een rood gestoffeerde gang terecht, die werd verlicht door stallantaarns die een zwak, roze schijnsel uitstraalden. Er kwam mij een jongedame tegemoet die haar rok recht trok en me betrapt aankeek. Aan het eind van de gang ruiste een wc. Ze knikte me nuffig toe, een bedwelmend parfumgeurtje achterlatend.
Snel liep ik naar de deur, links in het midden van de gang. Er was een kaartje opgeprikt waarop geschreven stond: private, don’t enter.
Ik ging naar binnen. Het was een vrij kleine kamer, helemaal rood geschilderd, met dichtgetrokken, rode, fluwelen gordijnen. Langs het plafond brandde een indirecte verlichting. Op een tafeltje stond een videoapparaat, onder een stoel een paar schoenen, er was een kaptafel, maar het belangrijkste meubelstuk was een ouderwets ledikant met glanzende, koperen spijlen en knoppen. Op een rode sprei lag een tijgerhuid; de
kop, met glazen ogen, op de plaats van het hoofdkussen, de poten bungelend aan weerskanten van het bed. Boven het bed was een spiegel bevestigd, aan het hoofdeinde hing een schilderij aan de muur. Het was een afbeelding van een man, wiens gezicht bedekt werd door een leren masker, een soort beulskap. Hij lag op zijn rug in het zand vlak bij de zee en droeg een nauwsluitend, zwart leren pak dat zo was uitgesneden dat zijn penis onbedekt was. Deze stond als een vuurtoren overeind en was van buitengewoon groot formaat. Zijn in leren handschoenen gestoken handen omklemden de enkels van een naakte vrouw met lang blond haar die wijdbeens over hem heen gebogen stond, kennelijk met de bedoeling om zijn apparaat, dat werkelijk een ongekende afmeting had, te gaan beproeven. De man op de grond, en met hem de toeschouwer, keek in de diepte van haar schoot, waarin een rode vuurgloed smeulde. Het tafereel, dat zich afspeelde op een strand met de zee en klippen in de achtergrond, was geschilderd in een negentiende-eeuws aandoende techniek, met fijne penseelstreken en rembrandtiek van licht. In de rechter benedenhoek stond een forse signatuur: J. Demon. Het doek was niet echt pornografisch maar er ging een enorme dreiging uit van de op de grond liggende, gemaskerde figuur. En als je, zoals ik, wist dat de voorovergebogen, blonde vrouw, die jou, door haar omlaagvallende haren, geil lachend aankeek, Manja Middelton, néé Anja van der Vat, was, dan kreeg het schilderij een ontzaglijk sterke werking. Mijn hart begon ervan te bonzen. Ik ging op het bed liggen met mijn hoofd op de tijgerkop en bestudeerde de reflectie van het schilderij in de spiegel. Door een deur die mij niet was opgevallen kwam een man binnen. Ik sprong van het bed en beende naar de gangdeur. ‘Sorry, wrong room,’ mompelde ik.
Hij wilde me de pas afsnijden, maar ik was sneller en had de deur al half open toen hij bij me was.
‘Wat doe je hier?’ beet hij me toe, met zijn mouw veegde hij zweetdruppels van zijn voorhoofd.
‘Ik ben hier voor het Piramidespel.’
‘Maar wat doe je dan in mijn slaapkamer?’ Hij wilde me vastpakken maar ik zag aan zijn ogen dat hij bang was. ‘Ik ging de verkeerde deur binnen,’ legde ik uit. ‘Op weg naar de wc, toen zag ik dat bed en die spiegel en dat schilderij en, ja, toen wou ik het effe uitproberen. Neem me niet kwalijk, maar mijn complimenten zeg. Is ‘t jouw bed? Ik zou er graag een keer gebruik van maken. Daar heb ik best wat voor over. Dat meen ik.’
Ik wilde de gang in lopen, maar hij legde een hand op mijn arm. Ik keek hem vragend aan en zo stonden we even, geen van beiden wisten we raad met de situatie tot er iemand uit de wc kwam. Ik schudde me los en liep snel naar de kamer waar intussen de drinks hun werking begonnen te doen. De gasten stonden tegen elkaar te schreeuwen alsof ze op de beurs waren.
Gina was aan de overkant van de kamer in gesprek met een man die met zijn rug naar mij toe stond. Hij was geheel in het zwart gekleed en droeg als enige in het gezelschap een trui. Zijn lange, donkere haar droeg hij in een staartje. Gina zag mij naderen en wuifde. ‘Ik wil je voorstellen aan een landgenoot!’ riep ze nogal luid.
De man draaide zich om en tussen ons was het wederzijdse afkeer op het eerste gezicht. Hij keek naar mij met de lege blik van iemand die iets niet wil zien.
‘Sid, dit is Jerry Demon, een kunstschilder,’ zei Gina. ‘Jerry, dit is Sid Stefan, een luchtkoerier.’ Ze glimlachte lief, met grote, onschuldige ogen, maar ik had me consequent als journalist voorgedaan.
‘Luchtkoerier?’ meesmuilde de kunstschilder, ‘is dat een beroep?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Een voorwendsel. Ik hou ervan om op reis te zijn.’
‘Het kan me niet schelen waar jij van houdt!’ snauwde Demon. Hij draaide zich met zijn rug naar mij toe en zei: ‘You have strange friends, Gina.’
‘You are one of them,’ zei Gina lachend, maar haar ogen lachten niet mee. Ze staarden elkaar vijandig aan. De krachtmeting werd door Demon verbroken. ‘Daar is Max Katz.’ Hij zwaaide naar de dikke man die aan de andere kant van de kamer om zich heen stond te kijken, waarschijnlijk op zoek naar mij, en liep naar hem toe.
Ik zei tegen Gina: ‘Ik moet hier weg. Katz heeft mij in zijn bed betrapt.’
‘Ben je me nou al ontrouw?’ Ze gaf me een arm, legde klater-lachend haar hoofd tegen mijn schouders en zo liepen we naar de garderobe.
‘Gaan jullie er al tussenuit?’ vroeg de man met de snor nijdig. Zijn zweetlucht vulde de hal. ‘Het moet nog beginnen.’ Gina rukte haar cape uit zijn handen. ‘Ik voel me niet goed, schiet op, dadelijk kots ik over je heen.’ Ze trof kennelijk de juiste toon want hij gaf grijnzend toe. ‘Okay lady, Okay.’ Hij opende zelfs de deur voor ons. Omdat de lift in gebruik was daalden we de trap af. Al die tijd verwachtte ik achter ons in het trappehuis haastige, holle voetstappen te zullen horen maar niemand kwam ons achterna.
De deur in de hal liet zich van binnenuit gemakkelijk openen en even later stonden we op straat.
De meeste straatlantaarns, die aan kabels tussen de huizen bungelden, waren stuk. Niet ver van ons vandaan stonden een paar zwijgende mannen tegen een rolluik geleund, hun sigaretten gloeiden in het donker. De wind veegde plastic zakken en kranten over het asfalt, in de verte dreunde het verkeer op de boulevards. Gina hield met beide handen mijn arm vast. ‘Breng me naar een taxi,’ fluisterde ze. Voor het eerst klonk ze een beetje bang.
Op Broadway, een paar honderd meter verderop, stonden we plotseling weer in het volle leven, taxi’s raasden er in beide richtingen, voor een bioscoop stonden honderden mensen in een rij die de hoek om ging.
Gina liep naar de rand van het trottoir en zwaaide naar het
verkeer. Een paar taxi’s probeerden zich uit de stroom los te maken en naar haar toe te komen. ‘Vertel nog ‘s wat over Jerry Demon?’ vroeg ik. Ze stond met haar rug naar mij toe te kijken welke taxi het gevecht zou winnen en schudde haar krullen. ‘Do me a favor,’ zei ze over haar schouder. ‘Vergeet mij. You don’t know me.’
Er stopte een taxi en ze draaide zich naar mij toe. ‘Sorry dat het zo moet zijn,’ zei ze mat. In het straatlicht zag ze er moe uit. Ze richtte zich op haar tenen op en legde haar handen op mijn schouders.
‘I like you, Sid,’ zei ze met een piepstemmetje.
Ik boog me naar haar toe en rook Bluegrass. ‘I like you too,
Gina.’
Ze kuste me heel licht op mijn lippen. ‘See you next life.’ Ze lachte maar het klonk droevig. ‘Waarom zo lang gewacht?’ vroeg ik.
Ze nam plaats op de achterbank van de taxi. ‘Omdat ik een braaf Italiaans meisje ben.’ Ze trok het portier dicht en terwijl de taxi optrok wierp ze me nog een kushandje toe.