3
Ze gaf me een arm en babbelde er meteen vrolijk op los. Ze had vier jaar bij het Nationale Ballet gedanst en sprak nog steeds goed Nederlands met grappige foutjes. Ze vroeg naar allerlei mensen die ze in Amsterdam gekend had, maar ik verkeerde niet in die kringen. Sommige van de namen die ze noemde kende ik uit de krant.
Ze was met dansen gestopt, vertelde ze, omdat ze uiteindelijk had ingezien dat ze een middelmatige danseres was. Hier in New York was de concurrentie zo fel dat ze er niet aan te pas kwam. Nu deed ze nog een paar keer in de week werk aan de barre om af te trainen.
Ik vroeg, om grappig te zijn, hoe werken in een bar nou goed voor iemands conditie kon zijn, maar zij corrigeerde pinnig: ‘Aan de barre, zei ik.’
Als jong meisje had ze er alles voor gedaan, en opgegeven, om danseres te worden. Eigenlijk had ze niet de geschikte bouw voor het klassieke ballet, maar haar tekorten had ze door haar fysieke inzet gecompenseerd.
Ik vroeg wat ze nu deed, maar daarover was ze vaag. ‘O, van alles.’
Zoals bijna iedere Newyorker had ze problemen met haar woning. Haar huurcontract was afgelopen en de eigenaar wilde het niet vernieuwen, omdat hij het huis ging verkopen. Ze was fanatiek op zoek naar een nieuw appartement, maar had nog niets gevonden. Er was haar wel het een en ander aangeboden, maar dat vond ze te ver weg of te duur. Ze was in Greenwich Village geboren en wilde er blijven wonen. Op de hoek van Broome-en Mulberrystreet stond een lange, zwarte Cadillac geparkeerd. Achter het stuur zat een chimpansee in een zwart pak, met een gezicht dat zo opgezwollen was dat je niet kon zien of hij wakker was, of sliep. ‘Daar moeten we zijn.’ Gina wees op een Italiaans eethuisje aan de overkant van de straat met de naam padrone in ronde
neonletters boven de ingang. Het zag er simpel, bijna landelijk uit, met geraniums in potten aan de muur links en rechts van de deur. Op een bordje in het raam stond dat achterin een tuin was.
Terwijl we overstaken zwaaide Gina naar iemand binnen. ‘Ze hebben hier het beste lamsvlees van de hele stad,’ zei ze terwijl ik de deur voor haar opende en ze mij voor ging. Ik ving een vleug van haar parfum op en herkende Bluegrass van Elizabeth Arden. In mijn jonge jaren had ik een vriendinnetje die dat gebruikte en het geurtje bracht een sfeer van ten-nisrokjes en zoenpartijtjes met zich mee. We betraden een halletje. Links was een glazen deur die toegang gaf tot het restaurant. Tegenover die deur, rechts van mij, was een spiegel. Achter de glazen deur in het restaurant verschenen twee mannen en een van hen opende de deur terwijl hij over zijn schouder met de ander in gesprek bleef. Gina stond voor mij, ik probeerde nog opzij te gaan maar dan zou ik tegen het spiegelbeeld van de binnenkomende man op-botsen. Deze liep door terwijl hij bleef praten en greep mij, toen hij onvermijdelijk tegen me op liep, geschrokken bij mijn schouders.
‘O, pardone, signore… scusi.’
Ik rook knoflook en grappa en wilde me van hem los maken maar Gina had ook geen ruimte om opzij te gaan en we stonden even met zijn drieën in het kleine halletje. ‘Scusi, scusi.’ De man wist de voordeur achter mijn rug te openen, gaf mij een stevige duw met zijn schouder, die mij in Gina’s armen deed belanden, en stapte naar buiten. Een kleine, oude heer met een zilveren snorretje en zilveren slapen, gekleed in een donkerblauw kostuum van Italiaanse snit en een smetteloos wit overhemd, verscheen in de deuropening van het restaurant.
‘Gina, wat goed om je weer te zien, mijn kind.’ En tegen mij, met een lichte buiging: ‘Het spijt me, meneer, onze ingang is te klein voor iemand van uw formaat.’ ‘Die andere meneer had even moeten wachten,’ zei Gina. Ze
had iets geïrriteerds dat ze met moeite onderdrukte. In het restaurant stond een tiental fraai gedekte tafels met veel zilver, glaswerk en roze servetten. Op de saladbar in het midden stond tussen allerlei verrukkelijk ogende salades, een enorm boeket van rode, gele en witte rozen. Achterin waren glazen deuren naar de zonnige tuin, waar een paar boompjes bijna in bloei stonden. In een hoek was de bar, daarnaast de deur naar de keuken.
Terwijl de padrone ons naar een tafeltje bij het raam begeleidde introduceerde Gina mij: ‘Padrone, dit is Sid Stefan, een kennis uit Amsterdam.’
Hij nam onze jassen aan met een kleine buiging. ‘Aangenaam.’ Hij had een suave glimlach maar zijn blik was kil. We gingen zitten, hij legde de menukaarten voor ons op tafel. ‘Een aperitief?’
‘Dry martini, graag. De padrone schenkt namelijk de droogste martini’s in de hele stad,’ zei Gina tegen mij. Ik knikte. Ze gaf de menukaart aan hem terug. ‘Brengt u ons maar iets, padrone. U weet het beste wat het beste is.’ Hij glimlachte tevreden. ‘Ik zal jullie verrassen.’ Gina nam een sigaret uit een gouden koker en de padrone haalde een aansteker uit zijn zak. Ze hield zijn hand even vast om haar sigaret beter in het vlammetje te kunnen houden. Daarna liep hij terug naar de bar. ‘Rook jij niet?’ vroeg ze aan mij. ‘Niet meer.’
‘Stoort ‘t je als ik rook?’
Ik wees op de vaas met rozen achter haar rug.
‘I can smell Bluegrass and red roses, als jij rookt kan ik dat
niet meer.’
Ze zweeg even achter haar zonnebril, knikte, drukte de sigaret uit en zette de asbak op een andere tafel. ‘Ik moet ook stoppen, verdomme. Heel New York is gestopt, alleen ik nog niet.’ Ze deed haar zonnebril af en even zat ze met zedig neergeslagen ogen, alsof ze zich ontbloot had. Toen nam ze ook haar baret af en schudde haar rossige krullen die in het binnenvallende zonlicht als vlammetjes om haar hoofd dansten. Ze glimlachte en keek mij uitdagend aan maar haar grote, donkere ogen hadden iets melancholieks. De padrone was bij de bar met drankflessen in de weer. Ik keek naar buiten en zag dat de aapachtige chauffeur van de zwarte auto aan de overkant van de straat was uitgestapt en nu met zware stappen in de richting van het restaurant zeulde.
De padrone kwam terug uit de bar met onze martini’s op een zilveren dienblaadje.
‘Zo, dus jij bent journalist?’ vroeg Gina, terwijl hij de glazen
voor ons op tafel zette.
‘Free-lance.’
De padrone zei glimlachend dat we ons zelf aan de saladbar moesten bedienen en dat hij nu naar de keuken ging om ons persoonlijk te verwennen want voor de kleine Gina en haar vrienden was het beste nog niet goed genoeg. Hij wierp mij een ijskoude blik toe en verwijderde zich. Intussen was de chauffeur bij het restaurant gearriveerd. Hij opende de voordeur en ging het halletje binnen, waar hij voor mij niet meer zichtbaar was. De padrone onderbrak zijn loop naar de keuken, schoot het halletje in en onderhield zich daar even op gedempte toon met hem.
‘Wat wilde je nou van mij over Manja weten?’ vroeg Gina. ‘Zoals ik al zei, ik schrijf een artikel over haar verdwijning en omdat jij haar goed gekend hebt wilde ik je vragen wat jouw herinneringen aan haar zijn.’
‘Maar waarom juist ik?’ vroeg ze koppig. ‘Ik bedoel, er zijn zoveel mensen die haar gekend hebben. Ze heeft een boekje met de adressen van driehonderd mannen achtergelaten. Die weten allemaal meer dan ik. Kort geleden heb ik trouwens ook met een privé-detective over haar gesproken, die werkte voor haar vader.’
‘Klopt, die laat nog steeds naar haar zoeken.’ Ze proefde de cocktail. ‘Nice and dry.’ Ik volgde haar voorbeeld.
De padrone kwam terug uit het halletje en liep met iets in zijn hand naar ons tafeltje.
‘Dit lag in de hal op de grond. Is het soms van u?’ vroeg hij. Het bleek mijn portefeuille te zijn. Ik was zo verbaasd dat ik niets wist te zeggen. Hij waarschuwde me dat ik in New York wel een beetje voorzichtiger mocht zijn en ging naar de keuken.
Geschrokken hield Gina een hand voor haar mond. ‘Zo maar je portefeuille verliezen, zeg…’
‘Tja,’ zei ik en liet de portefeuille weer in mijn binnenzak glijden, ‘dat is me nog nooit overkomen.’ ‘Gelukkig dat ‘t hier gebeurde en dat er geen andere gasten zijn,’ zei Gina.
‘Tja.’ Ik zag dat de chauffeur zich weer achter het stuur van de zwarte auto liet zakken, die enige ogenblikken later langzaam wegreed.
Ik vroeg me af of mijn portefeuille was gerold toen we binnenkwamen en door de chauffeur was teruggebracht. ‘Zeg Sid, luister je wel?’ Gina klopte op mijn hand. ‘Sorry, ik zat even na te denken.’
‘Ik vroeg waarom Manja’s vader nog steeds naar haar laat zoeken.’
‘Ze zou onlangs in een disco in New York zijn gezien. En omdat jullie vroeger bevriend zijn geweest heeft die detective waarschijnlijk hetzelfde gedacht als ik: misschien weet jij er meer van.’
Ze schudde haar krullen. ‘Vijf jaar geleden heb ik haar hier nog ontmoet, toen werkte ze als fotomodel. Maar ze ging terug naar Amsterdam en kort daarna is ze daar verdwenen. Verder kan ik je niets over haar vertellen. Ja, over vroeger, toen we samen in het ballet zaten en toen we ontzettend veel te lachen hebben gehad.’
De rekening viel reuze mee en ik complimenteerde Gina met
de voortreffelijke keuze van het restaurant.
Ze glimlachte. ‘In New York vind je de beste Italiaanse koks