9

 

 

De nacht was zo rustig geweest als die maar kon zijn. Winter had dokter Alcorta gezocht, maar hij had het opgegeven. Zijn vader lag verankerd aan zijn slangen en flessen, en aan apparaten die zijn leven maten. Winter had er lang gezeten en hij had naar het gezicht van zijn vader gekeken zonder aan iets speciaals te denken. Karretjes werden in de gangen achter hem heen en weer gereden. Mensen kwamen en gingen. Een verpleegkundige had iets tegen hem gezegd en hij had geknikt zonder dat hij haar had begrepen, en ze was weggegaan en niet teruggekomen. Het was als een deel van de mystiek, van de onwerkelijkheid.

Maar zo was het niet. Dit was de werkelijkheid, de naakte werkelijkheid. Het kleine leven, dat het dichtstbij was. Al het andere was zonder betekenis, dacht hij in een van de vroege ochtenduren, voordat hij in een kleine kamer vlak bij het kantoortje van de verpleegkundigen op een bed ging liggen.

 

Hij had iets gedroomd, maar was het vergeten toen zijn moeder zachtjes zijn schouder bewoog. Hij ging rechtop zitten, met een heftige beweging.

“Is er iets gebeurd?”

“Nee, nee. Ik kom net binnen.”

“Ik ben kennelijk in slaap gevallen”, zei hij en hij keek op zijn horloge. Het was acht uur. “Je bent vroeg.”

“Ik had geen rust om nog langer te blijven.” Ze ging op de rand van het bed zitten. “Maar ik moet nogal in de war zijn. Ik ben mijn toiletspullen thuis vergeten ... ja, de hele weekendtas. De taxi kwam en ... het ging allemaal zo snel.”

“Ben je al bij pap geweest?”

“Ja. Nog steeds hetzelfde, stabiel.”

Winter strekte zijn lichaam na de onrustige slaap. Hij voelde zich bezweet en rusteloos.

“Ik ga je spullen wel halen.”

“Wil je dat doen?”

“Natuurlijk.”

“Dan zie je het huis ook.” Ze wachtte even. “Maar het zou leuk zijn geweest als ... als wij er ook hadden kunnen zijn.”

 

Winter reed door Marbella en kwam er aan de andere kant bij Hotel Guadalpin uit. Er was veel verkeer. Langs de weg naar het westen verdrongen de verlaten stukken grond zich met de makelaars, supermarkten, autodealers, antiekpaleizen, hotels, timesharingwoningen en de Duitse klinieken: een wereld voor Noord-Europeanen met geld en hoge leeftijd.

The Fielding Partnership, Marbella Forum, Hipermercado Marbella, Hotel Marbella Club, La Legenda, La Hacienda, de discotheek La Fiesta die er leeg en smerig bij stond. Marbesol. Venta de Coches, waar Winter een paar Mercedesen zag die ooit dezelfde kleur hadden gehad als de zijne. Hij dacht aan zijn eigen auto thuis in de garage onder het Vasaplein. Belachelijk om daar nu aan te denken.

Op de kruising bij Hotel Coral Beach reed hij verkeerd; in plaats van in westelijke richting naar Puerto Banús te rijden, reed hij naar het noorden. Drie agenten te paard staken de autovia over. Hij moest verder noordwaarts rijden en kwam in een omgeving met nieuwbouw. De berg was dichterbij dan ooit tevoren. De witte timesharingwoningen met drie verdiepingen stonden midden in een woestijn, alsof ze verwachtten dat de zee daar ooit zou komen. Winter glimlachte om de urbanización die hij zag: het was een transplantatie in de steendroge berghelling. De berg zou het vreemde vroeg of laat verstoten.

De zon leek daar ook vreemd, vals bijna.

Hij reed nog een eindje door en kwam bij een nieuw aangelegde golfbaan, heel klein, met de afslagplaats tegenover een bushalte. Een man hakte met zijn club in het gras en er vlogen groene plukken door de lucht.

Het zag er obsceen uit, crimineel. Groen en vers gras moest hier even waardevol zijn als huid, dacht Winter. Het schitterende groene gras was vreemd op deze grond; alweer een deel van de rijke wereld. De golfbanen waren net wonden in het landschap.

Hij keerde de auto en reed terug door Puerto Banús, langs het warenhuis Corte Inglés dat tweehonderd meter lang was, de heuvels op, tussen de villa’s door. Hij bereikte de kruising waar zijn moeder over had verteld. Hij was in het hart van Nueva Andalucía. De woonplaats van zijn ouders. Hij parkeerde de auto op de lege plaats voor Supermercado Diego en keek naar de kleine plattegrond die zijn moeder met licht bevende hand had getekend. Hij zette de Spaanse muziek uit en liep de oktoberzon in, die sterk en heet was. Het was nog geen tien uur, maar op een digitale thermometer in Puerto Banús had het cijfer 29 geknipperd, een seconde lang ook 30.

Winter liep naar de T-splitsing. Vlak tegenover de kleine bushalte liep de Calle Rosalía de Castro naar het noorden. Winter zag de Sierra Blanca in de richting van de weg. De top was hier duidelijk te zien, duidelijker dan vanuit de ziekenhuiskamer van zijn vader. Links van waar hij stond, lag op een heuveltje vijf meter verderop Johnny Restaurant, naast Clinica Dental, Rent a Car. Achter hem, tegenover de stoffige parkeerplaats van de buurtwinkel, lagen Ristorante Casa Italia, Restaurante Romantico aan de andere kant van een roodgeschilderde patio, een bankfiliaal, een fitnesscentrum.

Dit was dus het centrum van zijn ouders. Dat was hier. Hier gingen ze heen om hun gin te kopen, de flessen tonic, de eieren, het brood. Zaten ze ‘s avonds op het terras van Johnny naar het centrum te kijken?

Hij stak de kruising over en liep in noordelijke richting. Honderd meter verder lag een kleine supermercado met rijen ansichtkaarten in rekken erbuiten. De kaarten waren gebleekt en kromgetrokken door de zon, alsof ze daar al eeuwen hingen. Hij vervolgde zijn weg langs de Torre de Andalucía, dat kon een appartementencomplex of een hotel zijn. De weg hield op bij Bistro de la Torre. Winter zag het dal beneden, een paar stenen huisjes op het platteland. Dat leek daar onder de zon te liggen om de mensen hierboven aan een ander leven, harder, grover en zonder schaduw, te herinneren.

Hij liep naar rechts en kwam na een paar honderd meter bij de Calle Luís De Góngora, waar verschillende smalle, doodlopende weggetjes vijftig meter in oostelijke richting liepen.

Een klein stukje naar het zuiden. Pasaje José Cadalso. Hier was het dus. Hij liep de straat in, die eerder een steeg was met aan weerszijden een paar villa’s met een of twee verdiepingen. Hij voelde de zon op zijn hoofd branden en hij had spijt dat hij niet ergens een pet had gekocht. Alles was wit en groen. Het was groener dan hij had gedacht. Struiken hingen over de witte muren. Bougainville.

Zorgvuldig gesproeide gazons waren tussen het traliewerk te zien. Hij liep de paar meter naar het huis van zijn ouders, het tweede en tegelijk het een na laatste, aan de linkerkant. Een porseleinen naambord: WINTER . Een brievenbus voor CARTAS en een bord aan de andere kant van het zwarte ijzeren hek dat waarschuwde voor PERRO . Winter glimlachte. Zijn moeder was nog nooit een hond op minder dan tien meter genaderd. Misschien schrikte het bord de Andalusische inbrekers die konden lezen af.

Tegenover het hek kon Winter de naam BERGLUND op een bord lezen. Hij was net langs het huis van buurman WESTERLUND gelopen. Zijn moeder had in haar korte telefoongesprekken zelden iets over de buren gezegd. Hij zag nu geen buren, hoorde niets.

Het hek gleed makkelijk open toen hij de sleutel had omgedraaid. Hij liep via een trapje naar de achterkant van het huis, waar het terras uitkeek op het rechthoekige gazon dat beschaduwd werd door drie grote palmbomen. Ze hebben palmbomen, dacht hij en hij hoorde de telefoon vanuit de kamer die aan het terras grensde. Hij stuntelde met de sleutels en kreeg de deur open. De telefoon rinkelde niet langer. Na tien seconden ging hij weer over. Winter liep de koele en halfdonkere kamer in en nam de hoorn van de haak.

“Hallo?”

“Je bent er dus, Erik! Wat goed.”

“Ik ben er net.”

“Wat vind je ervan?”

Hij keek door de kamer. Het rook er naar eenzaamheid en stilte, zon en bloemen en misschien tabak. De palmbladeren buiten glinsterden in de zon. Een witte tafel en drie witte stoelen met gele kussens stonden op het terras.

“Ik ben er net. Nog maar een minuut. Maar het lijkt mooi.”

“Mijn tas staat boven in de slaapkamer.”

“Ja, dat zei je.”

“Rij voorzichtig.”

“Jullie hebben palmbomen”, zei Winter. “Dat wist ik niet.”

“Zijn ze niet mooi?”

“Zeker.”

“We hebben er drie.”

“Maar het lijkt niet echt op de foto’s die ik heb gezien.”

“Wat bedoel je?”

“Ik dacht dat het dichter bij de zee lag.”

“Het is maar een kilometer naar beneden. Of nog iets minder.”

“Je kunt de zee niet zien.”

“We hebben geen last van de wind”, zei zijn moeder. “Het kan soms flink waaien.”

“Hoe is het met pap?”

“Geen verandering.”

“Wat zegt dokter Alcorta er nu van?”

“Hij wacht op de uitslagen van de laatste tests.”

“Als hij komt, moet je hem vastbinden. Tot ik terugben.”

“Ik zal het proberen.”

“Heb je nog iets anders nodig? Iets waar je nu aan denkt?”

“Nee.”

Winter zei dag en hing op. Hij liep de trap op en pakte de tas die naast het tweepersoonsbed in de kleine slaapkamer stond. Hij keek door het raam naar buiten en kon nog steeds de zee niet zien, maar hij zag nu meer van de lucht. Die was overal blauw, geen wolken. Hij kon over de andere huizen en tuinen in de straat uitkijken. Geen mensen op het gras. Niemand op een stoel op een terras. Geen hond of inbreker. Niets.

Ik wil hier niet langer blijven. Hij zag de foto van zijn vader op het nachtkastje en wilde hier even graag weg als dat hij wist dat zijn vader hiernaartoe verlangde.

Hij liep weer naar beneden.

Ik wil terugkomen als ze hier zijn. We kunnen buiten met de eeuwige gin-tonics naar de palmen kijken.

Winter liep het huis uit en deed de deur op slot. Hij sloot het ijzeren hek en liep door het enigszins steil aflopende steegje terug naar de kruising bij Johnny Restaurant. Hij had een enorme dorst. Een man was bij Johnny aan het opruimen. Winter liep de trap op en zag dat de man bezig was met de voorbereidingen voor de dag. Winter vroeg of hij een glas bier van de tap kon krijgen en de man knikte. Winter ging zitten. De man kwam met een glas Cruz Campo en Winter dronk en gebaarde dat hij nog een glas wilde, otra caña, por favor . Hij keek uit over de kruising. De bus kwam eraan en twee vrouwen stapten in. De bus reed verder naar beneden, naar Puerto Banús. Een jonge man op een brommer reed voorbij. Het geluid was het hardste dat hij vandaag had gehoord. Een jogger sjokte langs en Winter kon de ademhaling hierboven horen. Hij dronk van het bier. Zou hij hier ooit een keer in de schemering met zijn ouders mogen dineren? Waren zij hier geweest? Zaten ze hier wel eens? Hij wilde het plotseling weten.

Winter betaalde en liep de zon in en de trap af. Hij voelde een zekere rust door de alcohol en liep terug naar zijn auto, langs een kantoor voor Trabajo Temporal , wat in deze omgeving vooral een grap leek. Hij zag ook dat er een ruimte voor Arte y Cultura in hetzelfde gebouw lag als restaurant Romantico. De Arte y Cultura -afdeling was gesloten. Er groeide iets in de spleten van het kapotgevreten beton onder de deur. Niet de juiste plek voor kunst en cultuur, dacht Winter en hij liep de koele supermercado in om een fles mineraalwater te kopen voor de terugweg. De schappen met sterke drank hadden hier dezelfde functie als de melkschappen in het noorden van Europa. Een liter plaatselijke Larios voor 1185 peseta. Engelse gin zoals Gordons kostte 985 voor 70 centiliter. De roséwijn 275.

De zee was een zilveren plaat voor zijn ogen toen hij terugreed. In Puerto Banús waren alle mensen die hij boven in Nueva Andalucía niet had gezien. Aan de andere kant van de Corte Inglés was de stad een krater die op nieuwe gebouwen wachtte. Vlak bij de zee stond een standbeeld van een engel hoog op een sokkel, met de armen uitgestrekt naar de zee. Winter reed terug naar Marbella, reed langs een minaret die hij niet eerder had gezien, daarnaast Oriental Carpets, Real Estate Ivar Dahl. Hij zag de berg, de hele tijd. De berg was als een magneet voor zijn ogen.

 

Toen hij op de intensive care kwam, was het bed van zijn vader leeg. Zijn moeder was er ook niet.

“What the hell has happened?” vroeg hij aan een verpleegkundige die hem tegemoet kwam.

“Your father is operating” , zei de man.

Die is snel weer opgeknapt, dacht Winter. Vader was weer op de been en werkte plotseling als chirurg.

“Waar is de dokter?” vroeg Winter. “A ... donde está? Dokter Alcorta?”

“Hij opereert.”

“Mijn vader? Opereert hij mijn vader?”

De man knikte. Er kwam iemand door de deur. Winter draaide zich om.

“Ik heb je gebeld, maar het signaal kon je kennelijk niet bereiken”, zei zijn moeder.

“Ik zat een hele poos achter zo’n klotetakelwagen. Ik kon niets horen.”

“Het werd plotseling acuut. Alweer.”

“Mijn god. Wat is het deze keer? Wat is erbij gekomen?”

“Ik weet het niet. O, Erik”, zei ze. Ze begon te huilen en hij liep naar haar toe en hield haar vast.

“Ik heb je spullen.” Hij wist niet wat hij verder moest zeggen. “In de tas hier.”

“Dokter Alcorta komt als hij klaar is.”

“En wanneer is dat?”

“Daar kan ik geen antwoord op geven, Erik. Ik weet op dit moment niet meer dan jij.”

“Weet hij meer? Alcorta?” Ze keek hem aan. “Sorry. Maar ik word zo ... wanhopig als ik niets te horen krijg.”

“Jij bent toch gewend te wachten, Erik. Geduld te hebben. Nee ... trouwens ... dit is iets heel anders.”

Hij dacht aan wat ze zojuist had gezegd. Had hij geduld om te wachten, in zijn werk als rechercheur? Daar kwam het op neer, maar hij voelde nooit de echte rust die misschien nodig was om op de resultaten te wachten. Zijn rusteloosheid nam altijd de overhand. Soms was dat slecht, maar meestal was het goed gebleken. Zijn rusteloosheid had het onderzoek vooruit gedreven. Er kwam altijd een opening, maar nu was hij daar niet zeker van, deze keer niet. Hij kon niets doen. Niet eens met Alcorta praten.

Dit is iets heel anders, had zijn moeder gezegd.

“Zullen we beneden een kopje koffie gaan drinken?” zei hij nu. “Dat is alleen maar de trap af.”

“Dat is misschien een goed idee.” Ze zei iets in het Spaans tegen de verpleegkundige die bij een kast stond. Hij antwoordde met een paar woorden en zij knikte. “Ze komen ons meteen halen als er iets gebeurt. Maar we zijn maar tien minuten weg.”

 

Een Vreemd Gezicht
titlepage.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_0.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_1.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_2.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_3.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_4.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_5.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_6.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_7.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_8.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_9.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_10.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_11.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_12.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_13.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_14.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_15.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_16.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_17.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_18.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_19.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_20.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_21.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_22.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_23.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_24.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_25.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_26.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_27.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_28.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_29.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_30.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_31.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_32.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_33.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_34.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_35.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_36.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_37.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_38.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_39.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_40.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_41.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_42.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_43.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_44.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_45.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_46.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_47.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_48.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_49.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_50.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_51.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_52.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_53.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_54.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_55.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_56.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_57.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_58.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_59.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_60.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_61.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_62.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_63.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_64.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_65.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_66.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_67.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_68.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_69.xhtml