30

Foster lag te dommelen op de bank. Hij was laat thuisgekomen, en wilde een paar uurtjes slapen, terwijl iedereen bezig was de losse eindjes aangaande Anthony Chapman aan elkaar te knopen. Er viel toch nog veel te verklaren. Hij was te moe geweest om naar boven te gaan, dus was hij met kleren en al op de bank gaan liggen. Hij had nog net de kracht gehad zijn schoenen uit te schoppen en was vervolgens in een diepe slaap gevallen.

Hij schrok wakker van een geluid. Vanuit zijn ooghoek zag hij iemand staan. Een kleine gestalte.

‘Gary?’ fluisterde hij hees. ‘Gary,’ herhaalde hij, iets harder.

Het jongetje kwam uit het donker tevoorschijn en liep naar het midden van de kamer waar een streep maanlicht door een kier in de gordijnen viel.

‘Leuk dat je weer eens langskomt,’ zei Foster, die opstond en het licht aandeed. ‘Heb je honger?’

Gary knikte. Foster vroeg hem mee te komen naar de keuken. Het digitale klokje op zijn zelden gebruikte fornuis gaf 03:35 aan. Hij had nog geen twee uur geslapen. Zijn hele lichaam deed pijn, zelfs op de plekken die niet door Karl Hogg onder handen waren genomen.

‘De afhaalrestaurants zijn dicht. Maar ik kan wel wat brood roosteren,’ zei hij. Hij stopte twee boterhammen in het broodrooster en zette de waterkoker aan. Hij draaide zich om.

Gary keek voor zich uit. In zijn ogen stond woede en angst te lezen, een afspiegeling van wat er allemaal in dat gecompliceerde jonge zieltje omging.

‘Je weet toch dat je mijn leven hebt gered, hè?’

Gary leek een beetje te ontdooien. ‘Graag gedaan.’ Hij zweeg even, en vroeg toen onzeker: ‘Krijg ik er last mee dat ik die gast heb neergestoken?’

Foster probeerde een boos en ernstig gezicht te trekken, maar dat lukte hem niet. Het jongetje was nu veilig, en hij voelde alleen maar opluchting.

‘Nee, ik denk niet dat je hier last mee zal krijgen. Je zult alleen nog wel een aantal vragen moeten beantwoorden,’ zei Foster. ‘Maar dat je nu nog een keer bij me hebt ingebroken…’ Foster spreidde zijn armen. Gary glimlachte flauwtjes.

Het brood was klaar, en Foster besmeerde de sneetjes met boter en jam. Gary had zijn boterham in een oogwenk verslonden, dus roosterde Foster nog een paar boterhammen en schonk voor zichzelf een kop thee in. Toen het jongetje eindelijk genoeg had gegeten, ging Foster tegenover hem aan de keukentafel zitten.

‘Maar het was wel ontzettend stom wat je hebt gedaan.’

Gary haalde zijn schouders op. ‘Is-ie dood?’

‘Nee. Hij gaat niet dood. Maar hij heeft wel veel bloed verloren.’

Gary knikte, hij leek opgelucht.

‘Maar hoe wist je waar hij was?’

‘Ik was naar bed gegaan in dat safehouse. Nou ja, zo safe was het daar niet, hè?’

Foster voelde zich onmiddellijk schuldig. ‘Nee, dat kun je wel zeggen.’

‘Ik ging dus naar bed. Ze hadden een ds. En daar lag ik mee te spelen in bed. De tv stond ook aan, maar daar was niks op, alleen maar nieuws en zo. Toen komt die vrouw binnen en zegt: “Het is al tien uur. Zet die tv uit en ga slapen.” Ik zeg oké, maar ik ga gewoon door met spelen, want ik had er zwaar de klere in omdat die smeris zei dat ik moest gaan slapen. En toen hoorde ik het autoalarm. Dat gaat nog een tijdje door en ik hoor die ene agent vloeken. Nou, en daarna nog een geluid, een soort bons.’

Chapman had een geluidsdemper gebruikt en daardoor had Gary geen schot gehoord.

Gary’s ogen leken net schoteltjes, en hij ging verder: ‘Opeens begint die vrouw te gillen en ik hoor haar de trap af rennen. Ik dacht meteen: wegwezen. Ik doe het raam open, en glij langs de regenpijp naar beneden. Toen ben ik de tuin uit gerend naar het weiland. Ik kon me nergens verstoppen, want er was alleen maar weiland.’

‘En wat heb je toen gedaan?’

‘Ik ben in een boom geklommen. Vlakbij stond een auto, en ik zag meteen dat het de auto was van die gast die wel eens bij mijn zus op bezoek kwam. Een blauwe Mondeo. Er zaten een paar deuken in, maar het was echt dezelfde kar. De motorkap was nog een beetje warm. Ik ging in de auto zitten omdat ik dacht dat het daar wel veilig was. Ik wist dat hij me ging zoeken, maar hij zou nooit in zijn eigen auto kijken want hij is een stomme eikel. Ik verstopte me onder de achterbank.’

‘Waarom deed je dat?’

‘Ik wilde weten waar hij woonde. Nou, hij heeft nog tien minuten daar in de buurt lopen zoeken. En toen begon hij heel hard te schelden. En ik zat daar maar achterin. En toen reed hij weg, het duurde heel lang. Hij heeft maar één keer gestopt, maar ik weet niet waar. Ik merkte wel aan het verkeer en de lichten dat hij naar Londen ging. Hij heeft ook benzine getankt. Hij reed nog een eindje door en toen parkeerde hij. Hij stapte uit en ik bleef wachten. Toen deed ik de deur open ging eruit. Gelukkig was het een ouwe rotauto en ging er geen alarm af. Ik weet niet eens of die auto wel een alarm had. Het rook er ontzettend goor. Die gast stonk een uur in de wind. Goed, maar toen wist ik waar hij woonde. Ik wilde hem koud maken, want die lul wilde me vermoorden.’

‘Waarom heb je ons niet gebeld, Gary? Waarom heb je míj niet gebeld?’

‘Volgens mij hadden jullie dit niet aangekund.’

‘Nou, bedankt,’ zei Foster. ‘Waar had je dat mes vandaan?’

‘Uit zijn keuken. Ik heb de hele dag nagedacht en steeds maar rondgelopen. Toen zag ik een raam met zo’n oud slot dat je makkelijk open kunt breken. Ik hoefde er alleen maar een flinke tik op te geven. Toen ik binnen was heb ik een beetje rondgesnuffeld. Ik dacht dat hij niet thuis was, want het was heel stil. Dus bleef ik wachten. En toen hoorde ik jou binnenkomen.’

‘Waarom liet je me niet merken dat je er was. Dat had ons allebei een hoop narigheid bespaard.’

‘Ja, dat zal wel. Maar het was pikkedonker, dus verstopte ik me.’

Foster knikte. ‘De volgende keer ga je niet meer de held uithangen. Daar heb je smerissen voor. Maar goed, we hebben dat meisje gevonden. Er kan haar nu niets meer gebeuren.’

‘Nou, fijn. Kun je nu Leonie gaan zoeken?’

Foster zweeg even. Hij had Heather gesproken en gezegd dat zij en Nigel terug moesten komen. De zaak was opgelost. De politie in Engeland en in Amerika stond via een open lijn met elkaar in contact, maar er bestond begrijpelijkerwijs nogal wat terughoudendheid om een inval te doen, tenzij er een gegronde reden voor was.

Hij zuchtte. ‘We hebben Leonie gevonden.’

Gary’s gezicht begon te stralen. ‘Echt waar?’

‘Ze is in Amerika,’ zei Foster met een hoofdknik.

‘Komt ze hierheen?’

Foster wilde het antwoord hierop nog even uitstellen.

‘Daar hebben we het morgen wel over. Ik hoop van wel, maar we moeten eerst nog een paar dingen uitzoeken. Ik beloof je dat we ons best zullen doen.’.

Gary keek teleurgesteld.

Laten we het nu ook maar in één keer achter de rug hebben, dacht Foster. ‘Je wordt nog wel officieel verhoord,’ zei hij. ‘Niks aan de hand. Maar gedraag je een beetje. Al zal je dat vast wel moeite kosten.’

Het jongetje zat er verslagen bij.

‘Kom op, joh,’ zei Foster, ‘je blijft weer in de logeerkamer slapen. Je hebt een drukke dag achter de rug.’

De volgende dag sprak Foster met Naomi. Ze was een sterk meisje. Natuurlijk was ze behoorlijk onder de indruk van wat haar was overkomen, maar ze was niet gebroken. Hij had enorme bewondering voor haar kracht. Met een steek in zijn hart dacht hij aan zijn dochter aan wie hij nooit aandacht had besteed. Maar misschien kon hij dat over niet al te lange tijd rechtzetten.

Met tranen in de ogen vertelde ze dat Chapman haar had meegenomen toen ze van school thuiskwam. Hij was haar van achteren genaderd, had zijn hand over haar mond gelegd en vervolgens was ze flauwgevallen. Toen ze weer bijkwam, lag ze in de kast, en had geen idee hoe ze daar terecht was gekomen.

‘Wanneer kreeg je van hem te horen dat je moeder dood was?’ vroeg Foster zacht.

Dat was het enige moment dat het meisje min of meer instortte.

‘Ik had helemaal geen besef meer van tijd. Misschien na een of twee dagen. Ik vroeg hem waar mijn moeder was en toen zei hij dat zij met haar familie bij de Heer in het celestiale koninkrijk was.’

Op dat moment wilde Foster stoppen met ondervragen, maar ze stond erop het hele verhaal te vertellen. Ze zei dat Chapman het voortdurend over het fundamentele mormonisme had gehad en haar wilde bekeren. Hij had haar boeken te lezen gegeven en haar daarna overhoord. Als ze de juiste antwoorden wist, kreeg ze als beloning iets te eten. Hij had het gehad over de Kerk van de Ware Vrijheid, en dat ze daar naartoe zouden gaan. Ze zouden trouwen en niets meer te maken hebben met hun voormalige, ketterse en zondige leven. Elke seconde die hij bij haar was, stak hij een preek af, vertelde hij vol vuur over zijn geloof en probeerde hij haar te overtuigen. Foster had in het huis de foldertjes van de kerk en ander fundamentalistische teksten gezien.

De politie had brieven gevonden van leden van de kerk die aan Chapman of Dominic Ashbourne, zijn adoptienaam, waren gericht, waarin ze hem hielpen met genealogische gegevens. Ze verzekerden hem dat hij zou worden beloond en dat hij bij hen mocht komen wonen en met verschillende vrouwen kon trouwen. In de brieven stond verder hoe de familie weer zou kunnen worden herenigd onder de fundamentalistische mormoonse vlag: degenen die niet meer konden worden gered, moesten worden gedood als boetedoening voor de zonden die in 1890 waren begaan, en vervolgens plaatsvervangend worden gedoopt. Degenen die iets voor de gemeenschap konden betekenen moesten naar de vs worden gebracht, naar de moederschoot van de kerk. Ook op Chapmans computer werd correspondentie met de sekte gevonden: een serie eigenaardige mailtjes die in een of andere code waren opgesteld. De technische dienst was inmiddels bezig de berichten te ontcijferen, maar voor zover ze nu al konden zien, danste hij helemaal naar hun pijpen.

‘Heeft hij je nog iets misdaan?’ vroeg Foster.

Ze schudde haar hoofd, ‘Nee, hij heeft me alleen in die kast opgesloten, verder heeft hij me goed behandeld,’ antwoordde ze. Ze glimlachte dapper. Hij had haar niet aangeraakt, hij was ook nooit boos op haar geworden. Toen zijn adoptiemoeder hem had opgebeld, was hij naar boven gelopen en had hij haar door de valse wand van de kast verteld dat het niet Gods wil was dat ze naar haar familie in het celestiale koninkrijk zou gaan. Hij zou een andere weg bedenken. Ze had gehuild omdat ze toen dacht dat ze haar moeder dan nooit meer zou zien.

Foster keek haar aan en vroeg zich even af of deze hersenspoeling nog gevolgen had gehad. ‘Geloof je in iets?’

Er verscheen een woedende blik in haar ogen. ‘God bestaat niet en de mensen deugen ook niet,’ zei ze uit de grond van haar hart.

Foster wilde haar tegenspreken, maar wat voor recht had hij? Hij was geen hypocriet. Het meisje was hier op de meest hardhandige manier achter gekomen.

Hij wist zeker dat Chapman het initiatief had genomen om contact met de kerk op te nemen. Verwaarloosd, ongewenst en in de war, was hij op zoek gegaan naar zijn echte familie. Omdat hij zijn adoptiemoeder voortdurend aan het hoofd had gezeurd over de naam van zijn echte moeder, had ze zich die een keer laten ontvallen, en vanaf die tijd bezocht hij zijn moeder in het geheim. Het was niet duidelijk hoe vaak ze elkaar zagen. Misschien had ze hem verteld waarom ze hem ter adoptie had afgestaan en welk gevaar hij liep. In haar testament had ze het huis aan hem nagelaten, en na haar dood had hij dat als zijn basis gebruikt. Op een gegeven moment was hij achter het bestaan van de Kerk van de Ware Vrijheid gekomen. Hij had contact opgenomen, en werd aangetrokken door hun ideeën, en door het bestaan van een familie naar wie hij zo hevig verlangde. De kerk kon zijn geluk niet op. Ze hadden iemand gevonden die bereid was de zonden van 1890 te vergelden, en die bovendien een bijdrage kon leveren aan de beperkte genenpool, door middel van jonge meisjes als Leonie en Naomi. Toen hij Gillian Stamey leerde kennen, was hij nog niet in staat het bloedoffer te volbrengen – uit de correspondentie bleek dat hem dit werd verweten –, maar een paar jaar later, toen Naomi veertien werd, was hij er klaar voor. Ze hadden gezegd dat hij moest wachten tot Rachel ook veertien was, maar hij zei dat hij dat niet wilde, dat hij nu zijn plicht moest vervullen. Hij zou later voor haar terugkomen. Omdat ze hem niet van zijn besluit wilden afbrengen, hadden ze daarin toegestemd.

Alle gegevens waren doorgespeeld naar de Amerikaanse politieautoriteiten. Ze waren niet blij met deze ontwikkeling. Het laatste wat ze wilden, was een commune van religieuze halvegaren binnenvallen, waar dan vervolgens de hel zou losbreken. De zaak was inmiddels niet langer in handen van de politie, maar lag bij Binnenlandse Zaken, die op actie aandrong. Maar vanaf nu was het een politieke aangelegenheid. Tenzij Leonie onder dwang zou worden weggehaald, zag het ernaar uit dat ze zou blijven.

Foster moest er nog over nadenken hoe hij dit bericht aan Gary moest overbrengen.