21
Het was erg druk op de hoofdverdieping: mannen en vrouwen in verschillende gedaanten, en met een verschillende maat, achtergrond en leeftijd. Maar Nigel herkende onmiddellijk het type. Amateuronderzoekers van familiegeschiedenis. Opvallend was hun rustige gedrag, de verwachtingsvolle sfeer, terwijl ze zachtjes en enthousiast met elkaar praatten. Om hier te komen hadden velen van hen duizenden kilometers gereisd, diverse staten doorkruist. Ze wachtten om te worden opgehaald door een gids of tourleider, of hadden op eigen gelegenheid hun pelgrimstocht ondernomen naar de enorme bibliotheek van de kerk van de Heiligen der Laatste Dagen in Salt Lake City. Allemaal waren ze op zoek naar hun verleden en afkomst. Op een of andere manier benijdde hij hen. Amerika was een land van vrijwel uitsluitend immigranten. Veel mensen zouden het verhaal te weten komen van hun voorouders die oceanen waren overgestoken, en lijf en goed hadden geriskeerd op zoek naar een nieuw bestaan. Ze waren aan achtervolging ontsnapt of barre omstandigheden ontvlucht om een nieuw leven in een nieuwe wereld op te bouwen. Dit soort verhalen waren in Groot-Brittannië veel zeldzamer.
Hij stond er min of meer afstandelijk naar te kijken. Hij was nooit verder gekomen dan het vaste land van Europa, dus het vervelende gevoel van een jetlag was nieuw voor hem. Het enige wat hem op de been hield was adrenaline, want het prikkelende gevoel dat hij op het punt stond iets belangrijks te ontdekken, was helemaal verdwenen. Hij was de avond daarvoor van Heathrow vertrokken en om middernacht in Chicago aangekomen. Er waren alleen maar economyclass stoelen, en op het vliegveld van O’Hare hadden ze zes uur moeten wachten op hun vroege vlucht naar de hoofdstad van de mormonen, die voerde over de met sneeuw bedekte toppen van de Rocky Mountains, die glinsterden in de verblindende ochtendzon.
Zijn huid was uitgedroogd en stond zo strak als een trommelvel en hij had het gevoel dat zijn hoofd halfvol zat met water. Hij voelde zich gedesoriënteerd, alsof een of andere acteur zijn rol had overgenomen en hij alles vanaf een afstand bekeek. Iets meer dan zestien uur geleden had hij in Londen tijdens het spitsuur in de metro gezeten. En nu was hij zeven tijdzones westelijk daarvan en zat te ontbijten in Amerika, in een stad waarvan hij niet veel meer wist dan dat die bekendstond als het centrum van de Mormoonse Kerk.
Heather kwam van buiten, uit de prikkelende kou. Ze had net naar Engeland gebeld en had nog natte haren van de douche die ze had genomen in het bescheiden vertegenwoordigershotelletje waar ze hun bagage hadden neergezet.
‘Ik wil nog meer van die frisse lucht,’ zei ze. ‘Wat een weldaad voor je longen als je dat vergelijkt met Londen. Het is net alsof je voor het eerst kunt ademen.’ Ze keek op haar horloge. ‘Er is een fax verstuurd. Hoe laat komt je vriendinnetje?’
Nigel had met Donna Faugenot afgesproken. Ze had goede contacten en wist meer van het bronmateriaal dan hij. Ze zou heel goed van pas kunnen komen. Hij negeerde Heathers plaagstootje.
‘Om tien uur. In de cafetaria.’ Hij haalde een plattegrond uit zijn zak. ‘Die is ergens op deze verdieping.’
Vijf verdiepingen, bijna tweeduizend bezoekers per dag, meer dan zeshonderd miljoen namen in de database, en tweeënhalf miljoen rollen microfilm. Nigel kon niet anders zeggen dan dat de National Archives in Kew hierbij vergeleken helemaal in het niet zonken. Het was dinsdag, iets waar ze allebei nog aan moesten wennen vanwege al het gereis, en de bibliotheek was tot negen uur ’s avonds open, maar zelfs zo vroeg op de morgen was het stampvol. Ze liepen door de menigte naar de cafetaria, een kleine, bedompte ruimte, vergeleken waarmee de oude cafetaria van het Family Records Centre zo ongeveer het restaurant van het Dorchester leek.
Er zat maar één iemand, een blonde vrouw die een flesje water dronk en verdiept was in een krant. Ze droeg een spijkerbroek, met gymschoenen en een zwart jasje met een rits, ze was zwaar opgemaakt en opvallend aantrekkelijk.
‘Donna?’ vroeg Nigel voorzichtig.
De vrouw keek op en schonk hem een brede lach waarbij ze haar perfecte, stralend witte tanden liet zien. Ze stond op. Ze was lang, waarschijnlijk net zo lang als hij. ‘Nigel!’ riep ze uit. ‘Nigel Barnes!’ Hij lachte en wilde net zijn hand uitsteken toen ze hem omhelsde en een kus op zijn wang drukte. ‘Wat fijn om je te zien.’ Ze nam hem van top tot teen op. ‘Wat een mooi jasje heb je aan. Heel professioneel,’ zei ze nog, en ze knikte goedkeurend.
‘Dank je,’ zei Nigel. ‘Leuk om je te ontmoeten.’
‘Geweldig om eindelijk een gezicht bij je stem te zien.’ Weer die stralende lach. ‘Je bent net zo schattig als je accent. Hoe was je vlucht?’
‘Eh, lang.’ Hij draaide zich om naar Heather die een paar meter achter hem stond, met een eigenaardig lachje om haar lippen. ‘Dit is inspecteur Heather Jenkins.’
Ze schudden elkaar de hand, en zeiden dat het plezierig was om met elkaar kennis te maken.
‘Nog bedankt dat je ons wilt helpen,’ zei Nigel. ‘Je had echt niet zoveel...’
‘Hou toch op,’ zei ze, en ze wuifde zijn bezwaar weg. Toen boog ze zich samenzweerderig naar hem over. ‘Altijd fijn om als gids te fungeren in het evil empire,’ fluisterde ze.
Nigel glimlachte. De Mormoonse Kerk had haar tentakels uitgestrekt tot in alle hoeken en gaten van de genealogie: bibliotheken, websites, publicaties. Er was geen enkele groepering die op dat gebied zoveel in zijn macht had. Maar geen enkele andere groepering had dan ook het onderzoek naar familiegeschiedenis tot hoeksteen van hun religie gemaakt.
‘Maar wees daar wel een beetje voorzichtig mee, schat. De muren hebben oren,’ zei ze met een knipoog. ‘Zo, maar wat ben je van plan?’
‘We gaan kijken of ze de aanvraag hebben ontvangen en ons het materiaal ter beschikking willen stellen. Zullen we hier straks weer met elkaar afspreken?’ stelde Heather voor.
Donna haalde haar schouders op. ‘Lijkt me prima. Als ik niet hier ben, ben ik hier wel ergens op deze verdieping. Geef maar een gil, maar wel zachtjes natuurlijk.’
Ze draaiden zich om en liepen weg.
‘Boeiende vrouw,’ zei Heather terwijl ze op weg gingen naar de balie voor de bijzondere collecties. ‘Ik vraag me af hoe vroeg ze wel is opgestaan om al die troep op haar gezicht te doen.’
Ze kwamen op de tweede verdieping. Hier waren veel minder mensen dan op de verdieping waar ze net vandaan kwamen. De balie voor de bijzondere collecties bevond zich aan het einde van de ruimte en werd bemand door een nerveuze, kalende man van midden veertig, met een bril met dikke glazen op. Op zijn naamplaatje stond dat hij Edward heette. Heather vertelde hem waar ze voor kwamen. ‘Heeft u de fax ontvangen met onze aanvraag voor informatie?’ vroeg ze.
De man keek een beetje onthutst. ‘Momentje, alstublieft,’ zei hij, en vervolgens verdween hij achter een deur. Ongeveer een minuut later kwam hij terug, zwaaiend met een velletje papier. ‘Hier heb ik de aanvraag.’
‘Geweldig,’ zei Heather.
De man fronste zijn voorhoofd. ‘Maar nu hebben we wel een probleempje. Of eigenlijk twee probleempjes. U heeft, gezien de omstandigheden, geen toegang tot deze informatie.’
Nigel voelde Heather verstijven.
‘Welke omstandigheden?’
‘Om de bijzondere collecties te mogen bekijken, moet u in het bezit zijn van een tempelaanbeveling van de Heiligen der Laatste Dagen.’
‘En hoe komen we daaraan?’
‘Is een van u beiden lid van de kerk van de Heiligen der Laatste Dagen?’
‘Nee,’ zei Heather, die haar lachen moest inhouden.
‘Dan heeft u eerlijk gezegd niet de mogelijkheid een tempelaanbeveling te krijgen en onze bijzondere collecties te bekijken.’
‘Kunt u het materiaal dan niet hier brengen?’ Nigel zag dat Heathers geduld, waar toch al niet veel van over was omdat ze een nacht niet had geslapen, bijna op was.
Edward schudde langzaam zijn hoofd. ‘Nee. U moet hiervoor echt naar de bijzondere collecties.’
Heather boog zich over de balie. ‘Mag ik u misschien iets duidelijk maken? Het materiaal dat wij willen zien kan van zeer groot belang zijn voor het onderzoek naar een moord. We zijn hier helemaal uit Engeland naartoe gevlogen, omdat ons is gezegd dat dit materiaal ons op speciaal verzoek zou worden overhandigd. We hebben die aanvraag ingediend. En nu wilt u ons vertellen, nadat we die hele reis hebben ondernomen, dat dit materiaal, waarmee we een moordenaar zouden kunnen opsporen, niet beschikbaar is omdat we geen lid zijn van de kerk van de Heiligen der Laatste Dagen?’
‘Ik begrijp uw situatie, mevrouw en ik voel met u mee. Maar het is niet aan mij om...’
‘Even raden,’ snauwde Heather. ‘U doet alleen maar wat u is opgedragen?’
‘Nou, ja…’
‘Kijk, daar kan ik inkomen. Maar kan ik dan iemand spreken die hierover gaat? Ik ben hier helemaal vanuit Engeland naartoe komen vliegen en ik wacht net zolang tot ik inzage krijg in het materiaal.’
Edward knikte. ‘Ik zal eens kijken of iemand beschikbaar is. Wacht even.’
En hij verdween weer achter de deur.
Heather draaide zich witheet om naar Nigel. ‘Dat geloof je toch godverdomme niet?’ zei ze hoofdschuddend. Nigel wist niet hoe hij moest reageren. In gedachten ging hij na of er nog een andere manier was om aan die kranten te komen. Maar hij kon niets verzinnen.
‘Kan die Blousey Brown die hier beneden zit niets voor ons doen?’
‘Wie bedoel je?’
‘Wie denk je? Dat zwaar opgemaakte stuk, je vriendin Donna.’
‘Weet ik niet,’ zei hij. ‘Volgens mij niet.’
‘Ga naar beneden en geef dan zachtjes een gil. Misschien is zij wel lid. Misschien kent zij iemand die lid is en een aanbeveling heeft, of hoe het mag heten.’
Nigel ging terug naar de hoofdverdieping en zag Donna in gesprek met iemand naast een hele batterij microfilmlezers. Ze zag hem naderbij komen, sloeg haar gesprekspartner op de schouder en produceerde een oogverblindende lach. Ze straalde een en al gezondheid uit. Na een dag reizen en nog steeds in dezelfde kleren als toen hij uit Londen was vertrokken, voelde Nigel zich vies en slonzig vergeleken met haar.
‘Je kon zeker niet langer zonder me, hè?’
‘Nee, we hebben namelijk je hulp nodig. We krijgen geen toegang zonder een zogenaamde tempelaanbeveling.’
‘Is dat materiaal dan in de bijzondere collecties? Dat wist ik niet. Ik had gedacht dat je het wel aan de balie zou kunnen inzien.’ Haar lach verdween. ‘Weet je het zeker?’
‘Die vent daar zei tegen mijn collega dat ze een tempelaanbeveling nodig heeft om het materiaal in te zien.’
Ze floot even en fronste haar wenkbrauwen. ‘Dat is gek. Daar hoort het helemaal niet te zijn.’
‘Hoezo niet?
‘De bijzondere collecties zijn alleen maar voor mormonen toegankelijk. De leden van de kerk maken daar gebruik van om hun dode voorouders op te zoeken die lid waren van de Heiligen der Laatste Dagen, en om na te gaan welke plechtigheden uitgevoerd moeten worden die te maken hebben met het dopen van de doden en de verzegeling, dat soort dingen. Geen krantenverslagen. Volgens mij zit hier een luchtje aan.’
‘Ken jij iemand met een tempelaanbeveling?’
‘Zeker. Die heb ik.’
Nigel wist niet hoe hij het had. Even kon hij geen woord uitbrengen.
Donna merkte dat hij het bijna niet kon geloven. ‘Je had vast niet gedacht dat ik mormoon was, hè?’
Vanaf het moment dat ik hier binnenkwam, heb je alleen maar met me zitten flirten. Je hebt make-up op. Je ziet er aantrekkelijk uit. Volgens mij mag dat allemaal niet van de mormonen. ‘Ik had geen… idee…’ stotterde hij.
Ze stak haar hand op. ‘Geeft niet. We hebben een probleem met ons imago. Maar ik kan je wel vertellen dat niet alle mormoonse vrouwen saaie, popperige huisvrouwtjes zijn. Ik denk dat sommige mormoonse mannen dat wel zouden willen, maar toch is er ruimte voor individualisme.’ Ze zette haar handen in haar zij. ‘Maar niet erg veel, trouwens. Zeker niet als je een alleenstaande, werkende moeder bent, en ook nog gescheiden. Maar zo kan-ie wel weer. Laten we teruggaan naar je vriendin.’
Ze gingen naar de tweede verdieping. Daar zagen ze Heather in diep gesprek gewikkeld met een besnorde man in een pak, die meer autoriteit uitstraalde dan de man achter de balie. Hij had zijn gezicht vertrokken in de gemaakte grijns van iemand die vriendelijk probeert te blijven maar onvermurwbaar is. Toen hij Nigel en Donna vanuit zijn ooghoek aan zag komen lopen, verscheen er een uitdrukking van paniek op zijn gezicht. Nigel hoorde Heather tegen hem tekeergaan.
‘U belemmert een politieonderzoek, en dit kan leiden tot de dood van nog meer mensen. Wil de Mormoonse Kerk echt bloed aan haar handen krijgen?’
‘Echt niet,’ zei Donna. ‘Dat hebben we al genoeg.’
Heather fronste haar wenkbrauwen en keek Donna verbaasd aan. Dat ‘we’ dat te kennen gaf dat Donna een mormoon was, kwam voor haar als een volslagen verrassing, net zoals bij Nigel het geval was geweest.
Donna richtte zich tot de man naast Heather. ‘Todd.’
‘Donna.’ De paniek in zijn ogen nam toe.
‘Deze mensen zijn onze gast. Ze hebben een lange reis achter de rug. En ze zijn bezig met een belangrijke zaak, zoals deze dame hier je al vertelde. Werk even mee, hè?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Donna, ik bepaal hier niet de regels. Ze hebben een tempelaanbeveling nodig.’
‘Die heb ik,’ zei ze. ‘Ik werk voor deze mensen. Waar of niet, jongens?’
‘Zeker wel,’ reageerde Heather met een hoofdknik.
‘Nou, haal die informatie voor deze aardige lui, dan kunnen ze er een blik op werpen.’
‘Oké,’ zei hij en hij slofte weg.
‘Heel erg bedankt,’ zei Heather, en Nigel merkte dat ze het echt meende.
‘Niets te danken. Ik heb een dochter van vijftien. Ik zou ook niet willen dat een of ander bekrompen religieus en bureaucratisch uitgangspunt iemand zou verhinderen haar op te sporen. Daarbij komt dat ik ontzettend nieuwsgierig ben wat dit allemaal met de Mormoonse Kerk heeft te maken.’
Heather leunde tegen een tafel. ‘Je zei net dat de Mormoonse Kerk al genoeg bloed aan haar handen heeft. Wat bedoelde je daarmee?’
Donna lachte. ‘Mijn kerk is opgericht in het grensgebied van het gekoloniseerde deel van Amerika. Een totaal wetteloze en hardvochtige omgeving. De stichters van de kerk moesten alles doen om te overleven en vooruit te komen. De middelen die ze daarvoor gebruikten waren niet allemaal in de haak. De huidige leiding van de kerk zal dat nooit willen toegeven. Maar ik ben niet zoals zij. Ik ben genealoog, net als Nigel. Ik omarm het verleden met al zijn onvolkomenheden, in plaats van de plooien te willen gladstrijken. Ik denk dat in de krantenverslagen waar jullie naar op zoek zijn, de kerk er niet al te flatteus af komt. Dus is ervoor gezorgd dat het erg lastig is om erbij te komen.’
Todd kwam weer terug, zo te zien met lood in de schoenen. Het leek zelfs alsof zijn snor verontschuldigend naar beneden was gaan hangen. Hij sloeg even zijn handen op elkaar en haalde vervolgens diep adem. ‘We hebben een probleem.’
‘Waarom kijk ik daar toch helemaal niet van op?’ zei Donna.
‘Hoezo?’ vroeg Heather, die tevergeefs haar ongeduld probeerde te verbergen.
‘Het materiaal dat u zoekt, bevindt zich niet in de bibliotheek.’
Er viel even een stilte, terwijl deze informatie tot hen doordrong.
‘Er is alleen een origineel.’
‘Is het nooit op microfilm gezet?’ vroeg Donna.
Todd schudde zijn hoofd.
‘Dus zelfs niet in de granieten kluis in de berg?’
Todd schudde weer zijn hoofd.
‘Maar er is ons verteld dat de Heiligen der Laatste Dagen dit materiaal in bezit hadden,’ zei Heather verbijsterd. ‘Daarom zijn we hier namelijk.’
‘Volgens mij heeft de kerk inderdaad exemplaren.’
‘En waar zijn die dan?’
‘Ik ben bang dat dit geheim is.’
Nigel kon zich niet langer inhouden. ‘Een krant is een openbaar document,’ viel hij uit. ‘Daar kunnen jullie niet zomaar beslag op leggen en een draai aan de geschiedenis geven, jullie lijken wel stalinisten.’
Todd keek Nigel onbewogen aan, en absorbeerde alles wat hij zei als een soort menselijke spons.
Nigel werd hier alleen nog maar woedender van. ‘Dit is gewoon je reinste censuur. Volgens mij is dit toch een vrij land? Of geldt dat soms niet voor de Mormoonse Kerk?’
Todd bleef hem aankijken en wachtte tot Nigel was uitgeraasd. Er viel een ongemakkelijke stilte. Toen richtte Todd zich in zijn volle lengte op. ‘Het spijt me, maar als u klachten heeft, moet u die doorgeven aan de leiding van de kerk.’
Hij draaide zich abrupt om en haastte zich naar zijn veilige kantoortje.
Stilzwijgend zaten ze bij elkaar in een koffiebar, twee blokken vanaf de bibliotheek. Nigel kreeg er steeds meer last van dat hij een nacht niet had geslapen, zijn hoofd was loodzwaar. Hij hoopte maar dat hij van de koffie zou opknappen. Hij zag dat Heather nog steeds ziedend was. Er werd een meisje vermist, ze hadden bijna de halve wereld overgevlogen op zoek naar een spoor, en nu werden ze gedwarsboomd door de clandestiene praktijken van de kerk van der Heiligen der Laatste Dagen. Donna had blijkbaar in de gaten dat ze verontwaardigd waren.
‘Mijn kerk is niet echt goed op het gebied van pr,’ zei ze terwijl ze met haar vuurrood gestifte mond zachtjes in haar kopje cafeïnevrije caffè latte blies, waardoor er rimpeltjes op het romige laagje verschenen. ‘Het is een voortdurende bron van frustratie voor degenen onder ons die geloven in openheid en eerlijkheid. Maar het kerkbestuur heeft een lichtelijk paranoïde visie ten opzichte van het verleden van onze kerk.’
‘Waarom?’ vroeg Nigel. Hij zag niet in waar het goed voor was om documenten achter te houden die deel uitmaakten van het publieke domein.
‘Wij zijn een jonge religie. De Mormoonse Kerk is gesticht aan het begin van een tijdperk waarin de burgerlijke registratie op gang kwam. Dat betekent dat iedereen inzage kan hebben in een overweldigende hoeveelheid documentatie, en ook dingen op kan duikelen om de fundamenten van dit geloof te ondergraven. En dan heb je ook nog de nodige kranten die nadelige dingen schrijven. Volgens mij hebben Jezus en Mohammed nooit met de pers te maken gehad. Er kunnen dingen tevoorschijn komen waarvan je niets wist, waardoor mensen gaan twijfelen aan de algemeen geaccepteerde visie op bepaalde gebeurtenissen. En in plaats van dat ze zeggen: “Jullie doen je best maar, dit is ons geloof, een religie die het waard is om in te geloven, en dat vinden dertien miljoen mensen over de hele wereld verspreid, en daar komen elke drie jaar een miljoen bij,” wordt er zo veel mogelijk in de doofpot gestopt. Elke kritiek op de kerk en alles wat een niet al te vriendelijk licht op de zaken werpt, wordt weggestopt zodat niemand daar zijn nieuwsgierige neus in kan steken. Allemaal tevergeefs natuurlijk, want de meeste documenten en verslagen komen op een of andere manier toch wel boven water. Nigel en ik weten dat je het verleden niet kunt wegstoppen. Het sijpelt overal doorheen, zoals bloed door zand.’
‘Amen,’ zei Nigel. ‘Je kunt niet om het verleden heen.’
‘In dat geval,’ zei Heather, die opeens weer helemaal bij de les was, ‘moeten die krantenverslagen nog ergens zijn.’
‘Ik weet zeker dat dat ook zo is,’ zei Donna. ‘Maar daar hebben jullie allemaal geen tijd voor. Tenzij…’
‘Tenzij wat?’
‘Gezien de urgentie van jullie missie zit er volgens mij maar één ding op,’
‘En dat is?’ vroeg Heather.
‘Dat we een ritje met de auto gaan maken.’
Ze werd wakker van het geluid van een steentje dat tegen haar raam sloeg. De rest van de avond verliep als in een droom, die veranderde in een nachtmerrie…
Omdat het de avond voor haar bruiloft was, had ze het voorrecht alleen in een bed te mogen slapen in plaats van bij haar zusjes. Maar ze kon alleen maar naar het plafond staren. Ze had liever het ongemak van al die armen en benen en snuffelende ademhaling, dan het geluid van haar eigen gesnik. Toch was ze, voordat ze wakker werd van de tik, blijkbaar even weggedommeld.
Ze wist onmiddellijk dat hij het was. Haar hart, dat gebonsd had van angst, klopte nu van blijdschap.
Ze liep naar het raam en keek naar buiten. Het was bijna volle maan. Ze vervloekte de heldere avond. Beneden was geen spoor van hem te bekennen. Zoals altijd zou hij zich achter de schuur hebben verscholen. Ze trok een jurk aan en greep de tas die ze had gepakt, in afwachting van zijn komst. Daarin zat een familieportret van haar met haar moeder, broers en zusjes, plus nog een paar spulletjes die ze misschien nodig zou hebben. Ze trok haar laarzen aan en strikte de veters. Voordat ze het raam openschoof, wierp ze nog een blik door de kamer, en probeerde niet te denken aan al die keren dat ze hier met de meisjes had verbleven. Toen glipte ze naar buiten en bewoog ze zich voorzichtig naar de voorkant van het huis, zoals ze zo vaak had gedaan.
Ze trof hem aan achter de schuur. Hij had een vastberaden trek om zijn mond en zijn ogen boorden zich in de hare.
‘De Heer zij geloofd dat je bent gekomen,’ zei hij.
‘Dacht je dan dat ik dat niet zou doen?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik wist niet zeker of je je familie wel in de steek zou kunnen laten.’
‘Ik heb nooit getwijfeld,’ reageerde ze. Hij pakte haar vast en omhelsde haar stevig. Zo bleven ze een eeuwigheid met elkaar verstrengeld staan.
‘Waar gaan we naartoe?’ fluisterde ze toen ze elkaar loslieten.
‘Ergens hier ver vandaan. Verderop staat een paard vastgebonden aan een boom. We rijden zo ver mogelijk naar het oosten, naar de kust en gaan weg van deze verdoemde plek, want ik durf te zweren dat je vader en je broers naar ons op zoek zullen gaan.’
‘Weg? Waarheen?’
‘Naar Engeland. Daar valt geld te verdienen voor mensen die hard willen werken. Kom mee.’ Hij pakte haar tas van de grond, hing die over zijn schouder en nam haar bij de hand.
Engeland, dacht ze. Dat was ongeveer aan de andere kant van de wereld. Alle mensen die daarvandaan kwamen, waren vertrokken nadat ze het evangelie hadden gehoord. Ze hadden nauwelijks een goed woord over voor het land dat ze hadden verlaten. Maar volgens haar spraken ze er alleen maar zo laatdunkend over om hun vertrek te rechtvaardigen. Maar ja, als hij dit wilde…
‘Blijf staan.’ Er klonk een stem achter hen. Een stem die ze herkende. Het was Alfred, haar oudste stiefbroer. Gemeen, dom en agressief. Hij was wel de laatste door wie ze betrapt wilde worden.
Horton draaide zich langzaam om en greep haar hand nog steviger vast. Ze kon de kille blik van haat in zijn ogen zien. Ze probeerde te glimlachen naar Alfred, hoewel haar de moed in de schoenen zonk en haar hart bijna brak. Alfred grijnsde op dezelfde boosaardige manier als altijd en er lag een glans van triomf in zijn doffe ogen. Hij keek haar aan. In zijn handen had hij een geweer dat hij op hen gericht hield.
‘Ik wist wel dat je wilde weglopen. Vader had het al gezegd. Sorry, Sarah, maar je maakt geen enkele kans. Ik heb deze kant van het huis in de gaten gehouden, Orson junior loopt verderop en de voorkant wordt door Robert bewaakt.’ Hij keek naar Horton. ‘Je hebt de verkeerde familie uitgekozen om rottigheid mee uit te halen, jongetje.’
Horton kneep zo hard in haar hand dat ze het bijna uitschreeuwde. Wat zou hij nu doen? Ze wilde niet dat hem iets overkwam.
‘Alfred, ik ga wel weer met je mee naar huis. Neem me mee naar vader. Doe maar wat je wilt. Maar ik smeek je, laat Horton gaan. Het was allemaal mijn idee, hij...’
‘Wees stil, Sarah,’ beet Horton haar grimmig toe.
Alfred kneep zijn ogen tot spleetjes, en toen verscheen er een lachje rond zijn mondhoeken ‘Je wilt zeker de held uithangen, hè mannetje?’ Hij keek weer naar Sarah. ‘Het spijt me, maar het is niet aan mij om te beslissen wat er met dit stuk vuil zal gebeuren. Dat zullen vader en de ouderlingen wel bepalen. Als het aan mij lag, zou ik hem aan de dichtstbijzijnde boom opknopen voor deze schoftenstreek, dat smerige, goddeloze, var...’
Horton had inmiddels haar hand losgelaten. Hij greep in zijn zak en haalde er een pistool uit. Door de nacht weerklonk een schot. Alfred liet zijn geweer vallen, en zijn stompzinnige gezicht verstarde tot een verbaasde grimas. Er kwam geen woord over zijn lippen, alleen gerochel. De kogel was dwars door zijn hart gegaan. Hij viel dood voor hen neer.
‘Rennen!’ riep Horton, en terwijl haar hoofd tolde ging ze achter hem aan. Ze draaide zich nog even om, half in de verwachting dat het allemaal een grap was, dat Alfred zou opspringen en een pak slaag zou uitdelen, zoals deze beul gewoon was te doen. Maar nee. Hij lag ineengezakt tegen de muur van de schuur. ‘Ren nou,’ riep Horton weer tegen haar, met het pistool nog in zijn hand. Maar toen ze zich weer naar hem omdraaide, stootte ze haar teen tegen een steen en viel voorover.
Ze voelde dat hij zijn armen om haar heen sloeg en haar overeind trok. Maar toen klonk er een luid gekraak en floot er iets over hun hoofd. Iemand schoot op hen. Ze hoorde Horton iets mompelen. Vanaf het huis hoorde ze geschreeuw komen. Toen ze weer overeind stond, keek ze achterom en zag ze Orson junior en Robert. Weer een luid gekraak. Dit keer dichterbij. Horton vloekte hardop. Mijn eigen familie probeert me te vermoorden, dacht ze.
Horton trok haar mee, en rende nog harder, weg van de akker waar ze een gemakkelijk doelwit zouden zijn, naar een heg aan de zijkant. Hij draaide zich om en vuurde nog een keer over zijn schouder. Zonder te kijken, bijna alsof hij wilde laten merken dat hij ook een wapen had. Het schot werd beantwoord door een fluitend salvo dat een spoor trok in de grond voor hen. Gelukkig waren de schoten niet goed gericht.
Het leek alsof de hemel lichter werd, haar zintuigen waren gescherpt door angst en opwinding. Ze was nauwelijks vijftig meter van haar slaapkamer verwijderd, en toch had ze het gevoel alsof ze door woestijnen en over bergen was getrokken. Er was nu geen weg terug meer. Ze dook samen met Horton de heg in, waarbij de braamtakken als kleine grijphandjes aan haar trokken.
Aan de andere kant van de heg kwamen ze weer tevoorschijn. Het paard stond er nog. Horton sprong in het zadel en hees haar achter zich naar boven. Hij zette zijn hakken in de flanken van het dier en spoorde het aan. Het paard gehoorzaamde, ging ervandoor en ze verdwenen in de nacht.
Ze keek niet één keer achterom.