6

Nigel haastte zich langs de fonteinen en de vijver voor de National Archives. Hij zag Heather en Foster bij de hoofdingang. Foster beende heen en weer, en door de wolkjes adem die uit zijn neus kwamen, leek hij net een getergde stier. Zodra Heather hem zag, knikte ze naar Foster en wees. Die zette onmiddellijk zijn handen in zijn zij, een vertrouwde pose. Hoewel Nigel wist dat dit betekende dat Foster geïrriteerd was, moest hij toch glimlachen. Ondanks alles wat hem was overkomen, had hij zich niet klein laten krijgen.

‘Sorry, dat ik zo laat ben,’ hijgde Nigel.

‘Nou ja, je bent er tenminste,’ zei Foster.

‘Hoe gaat het trouwens met je?’ vroeg Nigel. De laatste keer dat hij hem had gezien, zat hij in een rolstoel tijdens de begrafenis van de man die ze via Karl Hogg hadden opgespoord.

‘Het zou een stuk beter met me gaan als iedereen nou eens ophield te vragen hoe het met me gaat,’ reageerde hij. Toen lachte hij en gaf Nigel een knipoog.

‘Dat doen mensen toch alleen maar omdat ze graag een praatje met je willen maken,’ kwam Heather tussenbeide.

‘Dat zal wel, maar praatjes vullen geen gaatjes,’ zei Foster. De lach was inmiddels van zijn gezicht verdwenen. ‘En nu mee naar binnen, dan zal ik je vertellen wat er aan de hand is.’

Foster is inderdaad geen spat veranderd, dacht Nigel. Hij liep met hen mee naar de kantine en ze gingen aan een tafeltje zitten.

‘Ik moet over tien minuten ergens zijn… en zoals het er nu voorstaat, over vijf minuten,’ zei Foster terwijl hij voor de zoveelste keer op zijn horloge keek. Hij moest Trevor Vickers ondervragen.

‘Ik zal maar meteen ter zake komen. Ik weet dat je al een beetje in Katies verleden bent gedoken. En wij zouden willen dat je daar nog wat dieper in duikt.’

‘Hoezo “nog wat dieper”?’

‘Wat betreft haar afstamming in de vrouwelijke lijn.’

Nigel fronste zijn wenkbrauwen. Nog maar een paar maanden geleden vond Foster genealogie iets volkomen minderwaardigs, en nu begon hij over onderzoek naar de ‘afstamming in de vrouwelijke lijn’.

‘Mag ik vragen waarom?’

‘Laten we zeggen dat de kans bestaat, weliswaar een minieme kans, dat degene die Katie Drake heeft vermoord en haar dochter heeft ontvoerd verre familie van haar is. We zouden graag willen weten of er nog iemand in leven is met wie ze een gemeenschappelijke voorouder in de vrouwelijke lijn heeft.’

Heather zei: ‘Op de plaats delict is een haar aangetroffen. Die haar kan op diverse manieren op de kleding van het slachtoffer terecht zijn gekomen. Die haar kan van de moordenaar afkomstig zijn, maar ook al is dat niet het geval, dan nog zouden we graag spreken met degene van wie die haar is. Het probleem is dat we niet over een volledig DNA-profiel kunnen beschikken. Het enige wat we hebben is mitochondriaal dna.’

‘Wat uitwees dat ze een gemeenschappelijke voorouder in de vrouwelijke lijn hebben. Fascinerend,’ vulde Nigel aan.

‘Weet je iets af van dna?’

‘Ik ben geen wetenschapper,’ lichtte Nigel toe. ‘Bij lange na niet. Maar tegenwoordig kun je geen genealoog zijn zonder op de hoogte te zijn van het gebruik van dna.’

‘Ik kan je niet volgen,’ zei Foster. ‘Wat heeft dna verdomme te maken met genealogie?’

‘Nu snijd je een belangrijk discussiepunt aan. Sommige mensen vinden dat dna niets te maken heeft met de traditionele genealogie. Dat we onze voorouders op de ouderwetse manier moeten achterhalen, door een papieren spoor te volgen. Ik kan trouwens wel enige sympathie opbrengen voor dat standpunt.

Maar er is een groeiend aantal dat vindt dat DNA-onderzoek een enorme rol kan gaan spelen, en uiteindelijk de toekomst van de genealogie is.’

Foster leek niet geïnteresseerd hier verder op door te gaan. ‘Hoe lang zal dat onderzoek duren, denk je?’

‘Als je de volledige vrouwelijke lijn wilt hebben, in ieder geval langer dan normaal, want in tegenstelling tot de mannelijke lijn heb je dan te maken met naamsveranderingen, omdat de meeste vrouwen getrouwd zijn. Maar het kan een stuk sneller gaan als je net zoals de vorige keer het General Register Office zover krijgt dat ze de desbetreffende aktes tevoorschijn halen en de informatie telefonisch doorgeven.’

‘Geen enkel punt,’ zei Foster. ‘Heather zal je helpen. Ze heeft je al eens eerder terzijde gestaan, ze is het wel gewend.’

Nigel voelde zijn maag omdraaien. ‘Geweldig,’ zei hij, en hij forceerde een glimlach. Heathers glimlach was net zo geforceerd als de zijne. Hij vermoedde dat dit allemaal niet haar idee was.

Foster ging weg, en ze keken hem na.

‘Hij is afgevallen,’ zei Nigel om de ongemakkelijke stilte te doorbreken. Nu zat hij weer hier met Heather, met z’n tweeën, alsof er ergens boven iemand hem zat te kwellen.

‘Het resultaat van een halfjaar soep en rode wijn door een rietje, omdat zijn kaak moest genezen,’ antwoordde ze. ‘Hij kan er nog geld mee verdienen als hij dit als wonderdieet op de markt brengt.’

‘Maar verder gaat het wel goed met hem, dacht ik.’

‘Hij is weer aan het werk. Ik heb hem daarvoor een paar keer gesproken en toen deed hij net alsof hij het heerlijk vond om niets te doen, maar daar zou echt niemand in trappen. Toch is het eigenlijk best treurig, want buiten zijn werk heeft hij niets.’

Nigel pijnigde zijn hersens om iets te verzinnen wat zijn eigen bestaan rechtvaardigde, afgezien van zijn werk. Maar tevergeefs.

Eenmaal weer boven in het hoofdgebouw, zag Nigel tot zijn voldoening dat het er langzamerhand een beetje voller werd. ‘Is het hier nog steeds zo druk?’ vroeg Heather onder het lopen.

‘O ja, het is een gekkenhuis,’ antwoordde Nigel, wat hem die verrukkelijke, overrompelende lach opleverde waar hij zo van hield. Hij had er alles voor over die lach vaker te horen. Hij was vergeten hoe fijn hij het vond om bij haar te zijn. De laatste tijd hield hij zichzelf steeds voor dat hij meer in het nu moest leven, wat niet meeviel voor iemand die beroepsmatig altijd maar met het verleden bezig was. Maar nu kreeg hij de kans om zijn nieuwe aanpak in praktijk te brengen.

‘Ik leg het je nog wel een keer uit,’ had ze gezegd. Maar Nigel wilde dat ze daar nog even mee zou wachten, en zijn enige hoop, dat zij besefte dat ze een fout had gemaakt, niet de grond in zou worden geboord.

Hij zou zijn best doen zo ver mogelijk terug te gaan wat Katie Drakes voorouders betrof, om van daaruit via de vrouwelijke lijn alle nog levende verwanten op te sporen. Met behulp van de hotline naar het General Register Office, het bevolkingsregister, liep alles van een leien dakje, tot 1891. In dat jaar waren Horton en Sarah Rowley getrouwd, vier maanden voor de geboorte van hun dochter Emma. Hij was eenentwintig, zij net achttien. Als zijn beroep stond timmerman vermeld. Bij geen van beiden was de naam van de vader aangegeven.

Nigel ontdekte dat het echtpaar daarna nog twee kinderen had gekregen, Isaac en Elizabeth. In 1909 overleed Horton – een voornaam die Nigel nog maar zelden was tegengekomen – na te zijn aangereden door een omnibus. Isaac kwam om tijdens de Eerste Wereldoorlog. In 1913 stierf Sarah aan de combinatie van longontsteking en pleuritis. Maar in de registers of in de uitslagen van de volkstellingen van 1871 en 1881 kon Nigel echter geen geboorteplaats of datum van zowel Sarah als Horton vinden. Hij kwam hen pas tegen in de volkstellingen van 1891 en 1901. Bij beiden stonden bij ‘geboorteplaats’ de letters ‘NB’. Hij liet het aan Heather zien.

‘Wat betekent dat?’

‘Niet bekend.’

‘Waarschijnlijk betekent het dat hun ouders geen vaste woonof verblijfplaats hadden.’

‘Hm,’ zei Nigel terwijl hij nadenkend aan zijn onderlip pulkte. Hij voelde dat er iets niet klopte. Natuurlijk was hij wel eens eerder dit soort dingen tegengekomen. Maar het kwam vrijwel niet voor dat zowel de man als de vrouw niet wisten waar ze waren geboren.

‘Twijfel je soms?’ vroeg Heather.

‘Er zijn natuurlijk meerdere verklaringen voor. Het zou natuurlijk heel goed kunnen dat ze niet wisten waar ze waren geboren. Het is alleen raar dat dit voor allebei opgaat. En het wordt nog vreemder als je hun trouwakte bekijkt: geen naamsvermelding van de beide vaders. Ze zouden natuurlijk buitenechtelijke kinderen kunnen zijn, die later werden geadopteerd en hun geboorteplaats niet wisten.’

‘Je kunt niet zeggen dat ze niets gemeenschappelijks hadden.’

‘Precies. Misschien hebben ze elkaar ontmoet in het armenhuis of iets dergelijks, en heeft de ontdekking dat ze dezelfde soort achtergrond hadden hen dichter tot elkaar gebracht.’

‘Dat klinkt eigenlijk wel lief. Liefde overwint alles, of zoiets.’ Ze streek een donkere lok haar voor haar oog weg en keek hem onderzoekend aan. ‘Maar het lijkt wel alsof je dat niet gelooft.’

‘Het zou de eerste keer zijn dat ik zoiets tegenkom, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat het nooit is gebeurd. Toch zou je denken dat een van de twee wel de naam van de plek waar hij of zij was opgegroeid zou invullen, ook al wisten ze niet waar ze waren geboren. Of dat een van hen beiden de naam van een adoptiefvader had opgegeven, als daar tenminste sprake van was. Het maakt me eerlijk gezegd gewoon een beetje achterdochtig dat ze allebei precies dezelfde lacune in hun geheugen hebben.’

‘Denk je dat ze die gegevens opzettelijk hebben weggelaten?’

‘De volkstelling was ontzettend impopulair onder sommige mensen. De victoriaanse burgerij vond het een grove schending van hun privéleven. Mensen gaven zo weinig mogelijk informatie, omdat ze bang waren dat er misbruik van zou worden gemaakt. Dat is één verklaring. Maar er is nog een andere, die minder met principes te maken heeft.’

‘Wat dan?’

‘Dat ze zijn weggelopen en onvindbaar wilden blijven. Vier maanden na hun huwelijk werd hun kind geboren. Sarah was nog maar achttien. We kunnen er natuurlijk alleen maar naar gissen, maar er is niet zoveel verbeeldingskracht voor nodig om te bedenken dat in ieder geval de ouders van een van hen hier niet zo gelukkig mee waren, en dwars gingen liggen, waarna Horton en Sarah ervandoor zijn gegaan en hebben geprobeerd hun sporen uit te wissen. Ze hebben valse namen opgegeven en opzettelijk hun geboorteplaats verborgen gehouden.’

‘Dat is nog liever,’ zei Heather gekscherend. ‘Een beetje een Montague/Capuletgevalletje. Misschien kwam Horton uit een arme familie en was hij een harde werker met eelt op zijn handen, en was zij de dochter van een rijke, autoritaire landeigenaar.’

‘Er is een toekomst voor je weggelegd als schrijfster van romannetjes.’

‘Ik hoop maar dat ik daar beter in ben dan de romantiek van het echte leven,’ antwoordde ze.

Er viel een stilte. Ze staarde hem aan met een blik die hij niet kon duiden. Melancholie? Spijt? Hij wist het niet. Moest hij nu iets zeggen? Maar hij kon niets bedenken. Na een aantal kwellende seconden waarin onuitgesproken woorden en gevoelens als een sluier tussen hen in hingen, keerde Heather terug naar hun eerdere onderwerp.

‘Maar als er nu van allebei voor 1891 geen spoor is, wat moeten we dan?’

‘Ik kan een aantal dingen doen, maar dat zal wel wat tijd vergen,’ zei hij, opgelucht dat hij weer vaste grond onder de voeten had. ‘Intussen kunnen we Sarah Rowley als uitgangspunt nemen en zo veel mogelijk nazaten proberen op te sporen, dan heb je in ieder geval iets om mee te beginnen.’

Heather knikte instemmend, waarna de rest van de dag aan deze taak werd besteed. Tegen sluitingstijd gaf Nigel haar een lijstje met verwanten in de vrouwelijke lijn. Een van hen, Gillian Stamey, was drie jaar geleden gestorven (zelfmoord op zesendertigjarige leeftijd), en een andere, oudere vrouw, Edith Chapman, was vijf jaar terug overleden. Nog levende vrouwelijke nazaten waren Naomi Buckingham, Leonie Stamey, Rachel Stamey, Lucy Robinson en Louise Robinson. De laatste twee, moeder en dochter, waren naar Nieuw-Zeeland geëmigreerd, samen met het kleine broertje, Zach Robinson, en vader Brian. De mannelijke nazaten waren Martin Stamey, David Stamey, Gary Stamey, de zoon van de overleden Gillian, Brad Stamey, de zoon van Martin en de broer van Rachel, en Anthony Chapman. Christopher, een andere mannelijke nazaat, was drieënhalf jaar geleden gestorven.

Heather bekeek het lijstje. ‘Er zijn dus vier takken: de Chapmans, de Stameys, de Robinsons en de Pratt/Drake/Buckinghams?’

‘Ja,’ beaamde Nigel.

‘Geen erg lange lijst,’ zei ze.

‘Het zijn allemaal directe afstammelingen van Sarah, degenen met hetzelfde mitochondriaal dna. Het is toch al geen sterke bloedlijn, er zijn er veel van overleden en er is maar weinig nieuwe aanwas. De Chapmantak en die van Naomi zijn bijna uitgestorven. De Stameys vormen de grootste groep. En zo te zien heeft de Robinson-tak zich afgesplitst en is naar Nieuw-Zeeland verkast. De hele stamboom is niet veel groter, misschien nog twee of drie anderen. Wat ga je ermee doen?’

‘Deze mensen opsporen, met name de mannen, en met ze praten. Het is een gok, maar wel de moeite van het proberen waard.’

‘Nou, ik ga me bezighouden met de vraag waarom er voor 1891 geen gegevens zijn, en een paar opties uitproberen. Ik kan hier nog wel een tijdje blijven om een aantal passagierslijsten van schepen te bekijken, voor het geval ze uit het buitenland kwamen, en ook nog in de registers met naamsveranderingen duiken of daar nog iets te halen valt. Misschien komen we er dan achter wat er aan de hand was en vind ik nog meer voorouders en verwanten. Als dat zo is, neem ik contact met je op.’

Heather glimlachte. ‘Lijkt me een goed plan.’