9

Het leek alsof elk spoor uit het verleden van Horton en Sarah Rowley was uitgewist. Wanneer Nigel in dergelijke gevallen tegen een muur opliep, wilde het nog wel eens helpen als hij er een nachtje over sliep. Vaak werd hij dan wakker met een kantenklaaridee hoe hij de zaak moest oplossen. Maar op deze ochtend zat er geen enkel schot in.

Hij had geen idee wat hij vandaag moest gaan doen. Er lag een hele stapel werk op hem te wachten, maar hij had er meer zin in Heather en Foster te helpen. En dan was er nog zijn prille tv-carrière. Sinds zijn afgang op de begraafplaats van Kensal Green, begin die week, had hij niets meer gehoord. Volgens hem hadden de programmamakers de screentest bekeken, en nadat ze voldoende hadden gelachen, waren ze op zoek gegaan naar een presentator met een tikkeltje meer talent. Eigenlijk zou hij dat wel prima vinden, tenslotte keek hij bijna nooit tv, want hij hield meer van radio. Toch voelde hij een soort opwinding bij het vooruitzicht op de tv te verschijnen, en bij de vraag wat voor gevolgen dit zou hebben. Hij stelde zich voor dat hij op straat werd herkend. Erger nog, hij stelde zich voor dat hij het heerlijk vond om op straat te worden herkend. Hij, Nigel Barnes, een man die moeite moest doen om in zijn eigen woonkamer te worden herkend. Hij zette zijn computer aan en checkte zijn e-mails. Geen bericht van de producente.

Hij ging naar de keuken, nog steeds in zijn pyjama en gestreepte kamerjas. Hij kneep zijn ogen dicht tegen de laagstaande, bleke winterzon die door het raam piepte. ’s Morgens at hij meestal geroosterd brood, en hij zag geen reden van deze gewoonte af te wijken. Hij sneed de laatste sneetjes af van een hard geworden, oudbakken zuurdesembrood, dacht eraan dat hij niet moest vergeten om bij de delicatessenwinkel een vers brood te kopen, en stopte de sneetjes in het beetje rare, oude broodrooster. Hij zette de waterkoker aan en keek uit het raam, terwijl hij zich afvroeg wanneer ze ooit klaar zouden zijn met het huis aan de overkant dat in de steigers stond. Het was nu al een jaar zo en hij kreeg er genoeg van dat als het waaide het zeildoek begon te flapperen omdat het niet goed was vastgemaakt. Waar waren ze mee bezig?

Zijn gedachten werden onderbroken door de geur van iets dat verbrandde. Toen hij zich omdraaide zag hij dikke zwarte rookwolken uit het broodrooster komen. Hij nam een duik en viste met zijn hand de sneetjes eruit. Omdat hij er een hekel aan had iets weg te gooien, pakte hij een mes, deed de afvalbak open en probeerde nog iets te redden door de stukjes die waren verbrand af te schrapen. Maar tevergeefs. Nigel gaf zichzelf op zijn kop. Ik moet een nieuw broodrooster kopen, dacht hij. Of de grill in de oven laten repareren zodat ik echte toast kan maken. Natuurlijk kreeg je de beste toast in een Aga-fornuis, maar daar waren de kleine Londense keukens niet op berekend. Hoe dan ook, het had geen zin om zijn zuurverdiende centen aan versgebakken brood uit te geven als zijn broodrooster zulke kuren had. De twee geblakerde boterhammen in zijn hand hadden net zo goed twee sneden wit brood kunnen zijn. Alleen een soort DNA-gourmettest zou hun ware identiteit kunnen onthullen. Hij lachte in zichzelf. Toen hield hij op.

Daar was zijn idee.

Het instituut voor etnografisch voorouderonderzoek was gevestigd in Ealing, in een non-descripte blokkendoos van rode baksteen in een naamloos achterafstraatje.

Nigel meldde zich bij een veiligheidsbeambte die ook dienstdeed als receptionist, die hem vroeg even te wachten. Vijf minuten later verscheen doctor Chris Westerberg, inclusief baard en blauwe ogen, om hem met een krachtige handdruk te begroeten.

‘Fijn om je weer te zien, Nigel,’ zei hij op warme toon en met een zangerig Zuid-Iers accent.

‘Ik jou ook, Chris. Hoe gaan de zaken?’

‘Mag niet mopperen,’ mompelde Westerberg. ‘Kon je het makkelijk vinden? Je bent zeker met de auto.’

‘Ik ben met de metro. Ik rij niet.’

Op het gezicht van de wetenschapper verscheen een geamuseerde uitdrukking. ‘Helemaal vergeten. De man zonder auto en creditcard. De laatste der bohemiens. Ideaal. Jij kunt gewoon doordrinken, want je hoeft toch niet te rijden en dus is altijd iemand anders de klos. Volgens mij ben jij behoorlijk uitgekookt, Nigel.’

Nigel lachte. Hij was bijna vergeten hoe gesteld hij was op het gezelschap van deze goedgehumeurde Ier.

‘Het is alweer een poosje geleden dat we elkaar voor het laatst hebben gezien, hè?’

‘Zeker wel,’ antwoordde Nigel. Hij dacht anderhalf jaar terug, tijdens een saaie conferentie over familiegeschiedenis die plaatsvond in een noordelijk gelegen provinciestadje, waarvan Nigel de naam was vergeten. Westerberg was daar om zijn firma te vertegenwoordigen en DNA-tests en kits aan de man te brengen. Ze hadden twee keer tot diep in de nacht zitten drinken, en met verhitte, dronken koppen over de rol van DNA-onderzoek met betrekking tot familiegeschiedenis gediscussieerd. En ze hadden er allebei van genoten. Westerberg behoorde tot de voorstanders van het idee dat genetica een revolutie kon beteken voor genealogie en familiegeschiedenis. Nigel was sceptisch.

Westerberg nam Nigel mee naar de lift. Ze gingen een verdieping omhoog en liepen door een saaie gang naar een klein, rommelig kantoor. ‘Ik zit hier samen met een collega, sorry voor de rotzooi. Hij komt uit Schotland, meer zeg ik niet. Koffie?’ Nigel mompelde dat hij dat wel wilde, waarop Westerberg verdween om een paar minuten later met twee dampende mokken tevoorschijn te komen. ‘Oplos, geen filter, tot mijn spijt,’ zei hij.

Hij ging aan zijn bureau zitten en glimlachte vriendelijk naar Nigel. ‘En hoe gaat het aan het front?’

Nigel trok een gezicht. ‘Het gaat wel.’

‘Neem je me nou in de maling?’ vroeg hij ongelovig. ‘Ik heb je in alle kranten zien staan. Je hebt de politie geholpen een seriemoordenaar te pakken.’ Hij floot even.

‘Ach, het was weer eens wat anders.’

‘Je bent echt een meester in understatements, Nigel. Dit was niet weer eens wat anders, dit was echt behoorlijk zware kost.’

‘Je hebt gelijk,’ zei hij, eigenlijk nogal voldaan dat zijn werk en de publiciteit eromheen waren opgevallen. ‘Zeg, ik vroeg me af of je me kunt helpen om een andere moordenaar te pakken te krijgen.’

Westerbergs ogen werden groot. ‘Jeeezus, wat krijgen we nou? Je lijkt wel die gast uit Taxidriver die al het tuig van de straat veegt.’

‘De politie heeft gevraagd of ik ze nog een keer wil helpen,’ legde hij uit. Hij deed zijn best hierbij zo bescheiden mogelijk te klinken.

‘Wie is er vermoord?’ vroeg Westerberg,

‘Dat moet vertrouwelijk blijven, helaas,’ zei Nigel. ‘Op voorwaarde daarvan mocht ik van de politie contact met jou opnemen om de zaak verder te onderzoeken.’

‘Lijkt me redelijk. Waar gaat het over?’

‘Ik hoop dat je een beetje geduld met me hebt,’ zei Nigel. ‘Ik ben tenslotte maar een leek. De politie heeft een mitochondriaal DNA-monster dat afkomstig is van de plaats van de moord – uit een haar, geloof ik. Het is gebleken dat dit hetzelfde type is als dat van het slachtoffer, alleen is dit afkomstig van een man en het slachtoffer is een vrouw. Volgens het forensisch team van de politie hebben het slachtoffer en degene die de haar heeft achtergelaten – die trouwens niet de moordenaar hoeft te zijn – een gemeenschappelijke vrouwelijke voorouder.’

‘Nou, dat kunnen we voor je nakijken,’ zei Westerberg.

‘Dank je. Maar daarom ben ik hier niet. De politie zit letterlijk op een dood spoor. Ze hebben op dit moment alleen maar die haar, het mitochondriaal DNA-monster, en het gegeven dat er een gemeenschappelijke vrouwelijke voorouder is. Ze hebben me gevraagd de stamboom van het slachtoffer na te trekken en alle nog levende mensen op te sporen die hetzelfde mt-DNA hebben.’

Westerbergs gezicht betrok. Hij boog zich over het bureau. ‘Nigel, besef je wel dat de vrouwelijke voorouder over wie jij het hebt, duizenden jaren geleden kan hebben geleefd? Het DNA- hoeft zich niet te beperken tot vijf of zes takken van de familie. Het kan voorkomen bij vijf of zes procent van de bevolking.’

Nigel knikte. ‘Kijk, en daar begint jouw rol. Kun je met die test die jij hebt ontwikkeld erachter komen wanneer die gemeenschappelijke voorouder haar intrede deed?’

Westerberg schudde zijn hoofd. ‘Nee.’

Verdomme, dacht Nigel. Ik zit hier mijn tijd te verdoen.

‘Tenzij.’

‘Tenzij wat?’

Westerberg leunde achterover. ‘Heb je gegevens over het type DNA dat van de haar afkomstig is?’

Die had Nigel. Nadat hij al zijn overredingskracht had moeten gebruiken, had Heather Foster gevraagd of Nigel de gegevens mocht hebben van het soort mitochondriaal dna dat van de haar afkomstig was. De inspecteur had een beetje schoorvoetend toestemming gegeven, en een uur later kwam er een e-mail met een ondoorgrondelijke serie getallen Nigels inbox binnen:

 

16111 16290 16319 16362

Tweede hypervariabel gebied 64 146 153

Hij pakte de geprinte e-mail uit zijn jaszakje en gaf die aan Westerberg. De wetenschapper keek er een poosje naar. Toen legde hij het neer en streek over zijn baard.

‘Misschien heb je geluk,’ zei hij.

‘Hoezo?’

‘De groep waartoe dit monster behoort is tamelijk zeldzaam. Dat wil zeggen dat er niet heel veel mensen zijn die hetzelfde hebben.

‘Hoeveel dan?’

‘Dat weet ik niet. Maar dat is niet de enige reden dat je geluk hebt. Even iets nakijken.’ Hij draaide het scherm van zijn computer naar zich toe en tikte een aantal gegevens in. Even keek hij aandachtig naar het scherm en tikte toen nog een paar dingen in. Hij knikte. ‘Degene van wie dit DNA is, had een Noord-Amerikaanse indiaanse vrouwelijke voorouder.’

‘Dat kun je zien aan dit vodje papier?’

‘Hier staat het mitochondriaal DNA-haplotype op, waardoor ik dat kan koppelen aan een haplogroep, en het biogeografische voorouderschap kan bepalen.’ Westerberg nam even de tijd om een slok lauwe koffie te nemen. Nigel keek naar de mok. Er stond een afbeelding van een banaan op, met daarin de tekst: DE HELFT VAN MIJN DNA KOMT OVEREEN MET DAT VAN EEN BANAAN. Hij vroeg zich af of dit waar was en nam zich voor zodra hij thuis was dat op internet te checken. ‘Door iemands mt-DNA- en de mutaties daarin te onderzoeken, kunnen we zien waar zijn voorouders vandaan kwamen. De voorouder van degene met dit DNA heeft een spoor in Noord-Amerika nagelaten, en wij weten dat dit DNA- ook voorkomt bij andere mensen met indiaanse voorouders. Ik heb een dag of twee nodig om een paar databases te checken, en dan kan ik je misschien zelfs vertellen tot welke stam deze vrouwelijke voorouder heeft behoord.’

Nigel stond versteld. ‘Kun je echt zeggen of de voorouder van het slachtoffer Cherokee, Sioux of Apache was?’

Westerberg lachte. ‘Nee, niet zo specifiek. De meeste haplotypes komen onder verschillende stammen voor, of beperken zich soms tot aan elkaar verwante stammen, maar we kunnen het zeker wel afbakenen.’ Hij zag dat Nigel nog steeds onder de indruk was. ‘Ik heb je toch gezegd dat genetische genealogie de toekomst heeft.’

Hoewel Nigel deze onthulling behoorlijk enerverend vond, wist hij dat de indianen er geen archieven op na hadden gehouden. Hij kwam geen stap verder met deze informatie. Tenzij…

Katie Drakes uiterlijk vertoonde geen spoor van indiaans bloed. De meest voor de hand liggende verklaring was dat het bloed van deze mysterieuze vrouw zich honderden jaren geleden op een of andere migratieroute met de bloedlijn van de Drakes had vermengd. Maar er zou ook nog een andere verklaring kunnen zijn.

‘Zou je het tijdstip kunnen vaststellen waarop de indiaanse vrouw zich met de bloedlijn heeft vermengd?’

Westerberg streek met zijn hand door zijn haar zodat het rechtop ging staan alsof het statisch was. ‘En wat zou je aan die wetenschap hebben?’ vroeg de Ier terwijl hij zijn wenkbrauwen fronste.

‘Dat weet ik eigenlijk niet. Vanwege het onderzoek heb ik geprobeerd de vrouwelijke lijn van het slachtoffer te achterhalen, maar in de archieven kom ik niet verder...’

‘Ik wist het wel!’ Westerberg gaf een keiharde klap op het bureau. ‘Ik wist het! Je hebt me nodig. Je bent tegen een muur op gelopen en nu heb je een zetje nodig. Hé, wat zei je ook weer aan de bar tijdens die doodsaaie conferentie?’ Hij legde zijn hand tegen zijn voorhoofd. ‘Even wachten, ik weet het al weer: “Het probleem met genetische genealogie, ouwe makker, is dat het een foefje is. Een behoorlijk winstgevend foefje, maar het blijft een foefje.”’

Nigel schrok toen Westerberg met van plezier twinkelende ogen nog een keer op het bureau sloeg om zijn vreugde te onderstrepen.

‘Laat me het even samenvatten, Nigel. Jij wilt dat ik probeer te achterhalen wanneer het indiaanse mt-DNA zich met de bloedlijn vermengde, want dan kun je in de archieven duiken om te kijken of je het spoor weer kunt oppakken?’

‘Om kort te gaan, ja, dat zou reuze helpen.’

‘Dat kan niet.’

‘Echt niet?’

‘Of liever gezegd, dat kon niet.’

‘Dat je de verleden tijd gebruikt, wil zeggen dat het nu wel zou kunnen.’

‘Misschien. Ik heb een test ontwikkeld, overigens nog niet beschikbaar voor het publiek, die dit soort informatie kan opleveren. Het is gewoon alleen maar wiskunde. Als je wilt weten op welk moment de indiaanse voorouder zich met de stamboom heeft vermengd, valt dat te bepalen aan de hand van de hoeveelheid indiaanse genen die iemand heeft. Met een overgrootouder kun je ervan uitgaan dat ongeveer een achtste van de genen indiaans zijn, en een zestiende als het om een betovergrootouder gaat.’

‘Hoe kun je bepalen hoeveel indiaanse genen iemand heeft?’

‘De test onderzoekt veranderingen in het DNA- die vaker voorkomen bij de ene continentale groep dan bij de andere. Bijvoorbeeld bij Afrikanen, Oost-Aziaten, Europeanen of Noord-Amerikaanse indianen. Er zijn honderden DNA-veranderingen die specifiek zijn voor een heel continent, maar die vaker en in een hogere frequentie voorkomen op één plek, zoals bij Noord-Amerikaanse indianen. Dat zijn de markers om voorouders te bepalen. Bij forensische identiteitsvaststelling wordt gewoonlijk van een honderdtal markers gebruikgemaakt om een profiel vast te stellen. Bij onze test komen honderden markers kijken, verspreid over een heleboel genen, die mensen een idee kunnen geven van wie ze uiteindelijk afstammen. We maken gebruik van een computerprogramma dat rekening houdt met hoe vaak en op welke plek een bepaald type verandering voorkomt en hoe algemeen dat is. Vervolgens wordt berekend voor welk percentage je voorouders Europees, Afrikaans of Noord-Amerikaans indiaans zijn. Dus aan de hand van de hoeveelheid indiaans DNA- in het monster valt te bepalen wanneer deze genen de stamboom binnen zijn gekomen.’

‘Kun je gebruikmaken van deze test?’

‘Nee.’

‘O?’

Westerberg pakte het printje op dat Nigel hem had gegeven en legde het toen langzaam weer op het bureau neer. ‘Ik heb namelijk geen monster om mee aan de slag te gaan, alleen maar dit papiertje. Als ik een DNA-monster had, zou ik zo kunnen beginnen.’

‘Ik betwijfel of ze die haar zullen vrijgeven.’

‘Ik heb geen haar nodig. Je zei toch dat het slachtoffer en degene van wie de haar is een gemeenschappelijke vrouwelijke voor

ouder hebben?’

‘Ja,’ beaamde Nigel aarzelend.

‘Dan kan een test van haar DNA uitwijzen wanneer dat mitochondriaal DNA-molecuul in de bloedlijn terecht is gekomen. Je moet alleen aan een monster van het lichaam zien te komen.’