·2·

In het snel wegstervende licht van een septemberavond stond Sean King tegen een verweerde steigerpaal geleund en tuurde ongerust naar de kalme rivier. Er was iets aan de hand met Michelle en hij wist niet wat hij ermee aan moest. Zijn zakenpartner en beste vriendin werd met de dag depressiever en die neerslachtigheid van haar leek steeds hardnekkiger te worden.

Geconfronteerd met die onrustbarende ontwikkeling had hij voorgesteld om weer naar Washington terug te keren en daar opnieuw te beginnen. Ze hadden per slot van rekening niet veel reden om hier in Wrightsburg, Virginia te blijven. Hun bedrijfje was mislukt, en een aannemer aan wie Sean een fors bedrag had betaald om zijn bij een bomaanslag geheel vernietigde huis te herbouwen, had zijn faillissement aangevraagd. Uiteindelijk hadden Michelle en hij bijna niet geweten hoe snel ze uit het plattelandsplaatsje weg moesten komen. Maar die verhuizing had haar stemming niet verbeterd. Ze was alleen maar somberder geworden, en omdat ze niet veel geld meer hadden en er op de Washingtonse arbeidsmarkt een keiharde concurrentie heerste, had Sean zich genoodzaakt gezien om gebruik te maken van de grootmoedigheid van een ouwe makker van hem die al jaren geleden bij de federale politie was weggegaan. De man had een eigen beveiligingsbedrijf opgericht en dat een paar jaar later aan een mondiale speler verkocht voor meer dan hij ooit op zou kunnen maken, zelfs als hij op absurde wijze met geld ging smijten.

Sean en Michelle logeerden op dit moment in het gastenverblijf op het grote, aan de rivier gelegen landgoed van de ouwe makker, ergens ten zuiden van Washington. Of liever gezegd: Sean logeerde daar, want Michelle was al een paar dagen weg. Hij had haar die ochtend voor het laatst gesproken. Ze had niet goed geklonken en hij maakte zich zorgen om haar. Ze nam haar mobieltje niet meer op. De laatste keer dat ze ’s avonds was thuisgekomen, was ze zo dronken geweest dat hij haar er flink van langs had gegeven omdat ze in zo’n toestand achter het stuur was gekropen, maar hij betwijfelde of er ook maar een woord van tot haar was doorgedrongen en toen hij de volgende ochtend opstond, was ze al weer verdwenen.

Hij streek met zijn vinger over Michelles wedstrijdskiff, die aan de steiger lag aangemeerd. Michelle Maxwell was een geboren atlete. Ze had de olympische finale roeien gehaald en trainde nog steeds met een fanatisme dat alle perken te buiten ging. Ze had de zwarte band in verschillende vechtsporten, zodat ze in staat was om andere mensen op allerlei uiterst pijnlijke manieren verrot te schoppen. Sean was gelukkig nog nooit het doelwit van zo’n aanval geweest, al had hij wel het gevoel dat het zo nu en dan maar een haartje gescheeld had. Sinds ze hier een maand geleden hun intrek hadden genomen, was de skiff echter onaangeroerd aan de steiger blijven liggen. Michelle ging ook niet langer hardlopen op het fietspad niet ver hiervandaan en toonde al evenmin belangstelling voor andere vormen van lichaamsbeweging. Ze zat voornamelijk in de verte te staren of maakte in haar eentje lange autoritten, en als hij of iemand anders haar iets vroeg, gaf ze maar hoogst zelden antwoord. Nadat dat een hele tijd zo was doorgegaan, had Sean er bij haar op aangedrongen om professionele hulp te zoeken, maar dat wilde ze niet, of ze kon het om de een of andere reden niet opbrengen.

‘Het was jouw schuld niet, Michelle,’ had hij gezegd. ‘Ik heb mezelf ook in de luren laten leggen. We zijn er allebei ingetuind. Maar dat is nu voorbij. We moeten door. We hebben geen andere keuze.’

‘Er is altijd een andere keus,’ had ze geantwoord, met een grimmigheid waar hij erg van schrok. Hij wist dat ze impulsief kon zijn en vaak deed wat haar intuïtie haar ingaf. Soms was dat best een goede strategie, maar wel een die je ook het leven kon kosten, en dus zat hij hier nu op de steiger naar de zonsondergang te kijken en zich af te vragen waar ze uithing en of het wel goed met haar ging.

Twee uur later, terwijl hij nog steeds op de steiger zat en naar de inmiddels met sterren bezaaide hemel tuurde, hoorde hij gegil. Hij schrok er niet van, maar werd wel nijdig. Langzaam stond hij op en liep de houten trap af die hem wegvoerde van de serene rivier.

Hij liep even het gastenverblijf bij het grote zwembad binnen om een honkbalknuppel te pakken en een paar watjes in zijn oren te proppen. Sean King was een meter zesentachtig lang, woog meer dan honderd kilo en was vrij goed in vorm, maar hij was ook al bijna vijfenveertig. Zijn knieën waren een beetje gammel en hij had ook wat last van een schouderwond die hij jaren geleden had opgelopen. Daarom nam hij altijd die verdomde honkbalknuppel mee. En die watjes. Op de weg naar boven keek hij over de schutting en zag daar een al wat oudere vrouw in het donker staan, met haar armen over elkaar geslagen en een boos gezicht.

‘Ik ga erop af, mevrouw Morrison,’ zei hij en hij stak zijn houten wapen omhoog.

‘Dit is al de derde keer deze maand,’ zei de vrouw boos. ‘De volgende keer bel ik meteen de politie.’

‘Ik hou u niet tegen,’ zei hij kortaf. ‘Ik word hier niet voor betaald, hoor.’

Hij liep naar de achterzijde van het grote huis toe. Het was nog maar twee jaar oud: een van die herenhuizen die hier waren neergezet in plaats van een oud en vier keer zo klein ranchhuis. Meer dan duizend vierkante meter vol overvloed die onbeschaamd aan de wereld werd gepresenteerd. Alleen al het gastenverblijf was groter dan de meeste andere huizen aan dit deel van de rivier. De eigenaren waren er echter maar zelden. Ze gaven er de voorkeur aan om
’s zomers met hun eigen straalvliegtuig naar hun achttiende-eeuwse buitenhuis in Nantucket te gaan en ’s winters naar hun strandpaleis in Palm Beach. Maar dat weerhield hun studerende kinderen er niet van om hier samen met hun onuitstaanbaar verwaande vriendjes regelmatig de boel kort en klein te slaan.

Sean liep langs de Porsches, de bmw ’s en de door de oudere generatie afgedankte Mercedessen die voor de ruime garage stonden, liep snel de stenen trap op en stapte de grote keuken binnen. Zelfs met watjes in zijn oren klonk de muziek nog zo hard dat hij zijn hart ineen voelde krimpen bij elke dreun van de veel te luide bas.

‘Hé!’ riep hij over de muziek heen, terwijl hij zich tussen de wild met hun heupen draaiende tieners door wrong. Boven, in de zeven luxueus ingerichte slaapkamers, hadden andere kinderen op dit moment seks in alle mogelijke standjes en stijlen, en tegelijkertijd werd er ook van alles geslikt, gesnoven en gespoten waarover het bevoegd gezag in deze contreien over het algemeen helemaal niet te spreken was.

‘Hé!’ brulde hij weer, maar niemand keurde hem ook maar een blik waardig... daarom had hij de honkbalknuppel ook meegenomen. Hij liep naar de geïmproviseerde bar die op het keukeneiland was ingericht, zwaaide de knuppel over zijn schouder, nam de slagpositie in en deed alsof hij in het Yankeestadion stond. Met één zwaai had hij de helft van alle flessen er al vanaf geslagen, en met een tweede zwaai de rest.

Terwijl de sterkedrank wegliep over de keukenvloer, werd de muziek uitgezet en namen de kinderen eindelijk de moeite om zijn aanwezigheid op te merken, al was de helft veel te stoned om veel belangstelling voor hem te tonen. Een stel wat al te schaars geklede dametjes begon te giechelen, en een paar jongens die geen shirt meer aanhadden, stonden hem grimmig en met gebalde vuisten aan te kijken.

Een andere jongen, lang, stevig gebouwd en met golvend haar dat sterk op dat van zijn vader leek, kwam de keuken binnen gestormd.

‘Wat is hier aan de hand, verdomme?’ begon hij, maar toen zag hij Sean met zijn honkbalknuppel in de hand naast al die kapotte flessen staan.

‘Verdomme!’ schreeuwde hij. ‘Daar ga je voor betalen, King!’

‘Nee hoor, Albert.’

‘Ik heet Burt!’

‘Oké, Burt. Laten we je vader maar eens bellen, dan kunnen we hem vragen hoe hij erover denkt.’

‘Je kunt hier niet elke keer weer komen binnenlopen om het feest te bederven.’

‘Bedoel je dat ik het huis van je vader niet kort en klein mag laten slaan door een stel vervelende rijkeluiskindjes?’

‘Hé, hou je gemak een beetje,’ zei een meisje dat niet meer aanhad dan een strak T-shirtje dat ternauwernood haar billen bedekte en verder niets aan de verbeelding overliet. Ze balanceerde nogal wankel op haar tien centimeter hoge naaldhakken.

Sean keek haar even aan. ‘Maak je bezwaar tegen “vervelende” of tegen “rijkeluiskindjes”? Wat jij aanhebt, lijkt me trouwens wel een heel klein kindermaatje.’

Een van de andere meisjes moest lachen, maar hield daar abrupt mee op toen Sean de honkbalknuppel ophief.

‘Ik zal het je nog eens heel duidelijk zeggen, Burt, en dat geldt ook voor dat sullige zusje en dat suffe broertje van je, die nu waarschijnlijk boven liggen te rollebollen met iemand die ze niet eens kennen.’

‘Dat gaat je helemaal niets aan, verdomme.’

‘Ik zal je vertellen wat mij wél aangaat: je vader heeft me gevraagd om hier een oogje in het zeil te houden, en vooral ook een beetje op jou te letten. En hij heeft me toestemming gegeven om het huis te ontruimen zodra ik vind dat het hier uit de hand loopt.’ Hij keek de anderen strak aan. ‘Dus nu allemaal wegwezen, want anders bel ik de politie.’

‘De politie komt toch alleen maar zeggen dat we de muziek wat zachter moeten zetten,’ sneerde Burt.

‘Niet als iemand ze vertelt dat hier drugs worden gebruikt. En dat minderjarigen hier seks hebben en alcohol drinken. Dan halen ze een huiszoekingsbevel en pakken iedereen op.’ Sean keek snel om zich heen naar de tieners die hem nu ongerust stonden aan te gapen. ‘Een arrestatie wegens een misdrijf. Ik vraag me af hoe dat in jullie studentendossier op Harvard zou staan. Pappie en mammie zullen dan toch wel boos zijn, hè? Dan krijgen jullie vast de sleutels van de Mercedes niet meer, en naar het zakgeld om al die feestjes van te vieren kunnen jullie dan ook wel fluiten.’

Na die woorden was de helft van de aanwezigen binnen zestig seconden verdwenen. De andere helft maakte dat ze wegkwam toen Burt op Sean afsprong en als dank voor de moeite een por in zijn buik kreeg met de honkbalknuppel. Sean greep hem in zijn kraag en trok hem overeind.

‘Ik moet kotsen,’ kreunde Burt.

‘Nee, hoor. Gewoon even diep ademhalen. Maar flik me dat niet nog eens.’

Toen Burt zich weer had hersteld, zei hij: ‘Ik pak je terug.’

‘Jij gaat nu je broer en zus halen en opruimen.’

‘Ik doe helemaal niks.’

Sean greep de jongeman bij zijn arm en draaide die half op zijn rug. ‘Jij gaat hier nú schoonmaken en anders maken we een ritje naar het politiebureau.’

‘Jij bent geen politieagent.’

‘Wist je dat niet? Ik ben officieel ingezworen als deputy .’ Sean zei er niet bij dat dat in een provincie van Virginia was die hier bijna vijfhonderd kilometer vandaan lag.

‘Waarom heb je ons dan niet allemaal opgepakt?’

‘Omdat ik respect heb voor je ouweheer. En ik neem hem niet kwalijk dat hij duidelijk een waardeloze vader is.’ Sean wees op de glasscherven en de laatste restjes drank op de vloer. ‘Over een uur kom ik kijken hoe ver jullie zijn, Albert.’

Maar Sean zou over een uur niet terugkomen. Hij zou zelfs helemaal niet meer aan Albert denken. Want drie kwartier later, terwijl hij tv zat te kijken in het gastenverblijf, werd hij gebeld op zijn mobieltje. Michelle was opgepakt wegens openbare geweldpleging en lag nu bewusteloos in een ziekenhuis in de omgeving van Washington. Op weg naar zijn auto had hij zo’n haast dat hij bijna de voordeur intrapte.

Geniaal geheim / druk 1
titlepage.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_0.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_1.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_2.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_3.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_4.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_5.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_6.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_7.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_8.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_9.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_10.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_11.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_12.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_13.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_14.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_15.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_16.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_17.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_18.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_19.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_20.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_21.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_22.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_23.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_24.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_25.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_26.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_27.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_28.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_29.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_30.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_31.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_32.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_33.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_34.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_35.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_36.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_37.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_38.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_39.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_40.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_41.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_42.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_43.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_44.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_45.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_46.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_47.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_48.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_49.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_50.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_51.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_52.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_53.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_54.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_55.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_56.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_57.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_58.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_59.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_60.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_61.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_62.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_63.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_64.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_65.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_66.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_67.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_68.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_69.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_70.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_71.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_72.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_73.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_74.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_75.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_76.xhtml
awb_-_Geniaal_geheim_split_77.xhtml