·86·
Puller stond voor de gebarsten spiegel in zijn badkamer in Annie’s Motel. Hij droeg zijn acu-uniform en had zwarte en groene vegen op zijn gezicht. Zijn twee M11’s zaten in hun holsters, met de patronen in kamers. De MP-5 was helemaal geladen en afgesteld op twee schoten tegelijk. Hij had vier extra magazijnen in de grote vakken van zijn broek. Om zichzelf helemaal in de spiegel te kunnen bekijken moest hij zich naar voren buigen.
In het Midden-Oosten was het in het veld moeilijk geweest om aan spiegels te komen. Puller had zelf iets gemaakt van een glasscherf met een of ander goedje op de achterkant om het licht en zijn spiegelbeeld op te vangen. Sommigen van zijn mannen vonden het nogal vreemd van hem dat hij zichzelf in de spiegel bekeek voordat hij ging vechten. Het kon Puller niet schelen wat ze dachten. Hij deed dit om één reden en alleen daarom.
Als hij zou sterven, wilde hij dat het laatste wat hij van zichzelf zag een man in uniform was die ging vechten voor iets wat het vechten waard was. In Irak en Afghanistan was de motivatie geen probleem geweest. Die was toen grotendeels gekomen van de man die naast hem vocht. Puller had gevochten om die man in leven te houden. Het was ook motiverend geweest dat hij deel uitmaakte van de troep, dus van het Amerikaanse leger in het algemeen en van de Rangers in het bijzonder. Op de derde plaats was zijn land gekomen. Een burger zou dat ongewoon hebben gevonden. Die zou denken dat hij zijn prioriteiten niet in de juiste volgorde had, maar Puller wist wel beter. Zijn prioriteiten waren dezelfde als die van de meeste mensen die het uniform droegen en telkens weer naar een gevarenzone werden gestuurd.
Toen hij zijn ritueel had voltooid, deed hij het licht uit, deed hij de deur van zijn kamer misschien wel voor de laatste keer op slot en liep hij naar zijn auto. Hij controleerde zijn uitrusting en vergewiste zich ervan dat ieder voorwerp dat hij nodig zou hebben aanwezig was. Daar zaten ook een paar dingen bij waaraan Cole hem had geholpen. Toen hij wegreed, dacht hij aan het moment waarop hij in Drake was aangekomen. Dat was dagen geleden, maar die dagen voelden aan als maanden. Het was drukkend heet geweest, zoals het nu ook was. Hij voelde dat de hitte en het zweet zich in zijn gevechtskleding verzamelden.
Hij keek naar het kantoor van het motel, dacht aan het kamertje waar het kleine vrouwtje god mocht weten hoeveel jaren had gezeten. Van rokken uit de jaren vijftig, hoog opgestoken haar en waarschijnlijk dromen die ver voorbij Drake gingen, naar de dood van haar versleten lichaam, zes decennia later. Hij had de vrouw maar twee keer ontmoet en wist niet eens haar achternaam, maar om de een of andere reden dacht hij dat hij Louisa nooit zou vergeten, al was het alleen maar omdat het hem niet was gelukt haar te redden. Hij hoopte dat het hem beter zou lukken de rest van de mensen in Drake te redden.
Hij had enkele uren aan de telefoon gezeten en gesproken met verschillende mensen, steeds hoger in de hiërarchie. Zijn verzoek was ongewoon geweest, en in het leger stuitte je altijd op weerstand wanneer je om iets ongewoons vroeg. Puller was blijven aandringen, en het leger had voet bij stuk gehouden.
En toen had Puller het geëist. En daar had hij het volkomen logische feit aan toegevoegd dat als er mensen doodgingen omdat het leger had geweigerd de juiste stappen te zetten er carrières op het spel kwamen te staan. En niet alleen de zijne.
Toen hadden ze naar hem geluisterd, en intussen waren alle voorbereidingen voor Pullers plan getroffen.
Hij trapte het gaspedaal in en hield zijn blik op de weg gericht. Vele haarspeldbochten later stopte hij op de afgesproken plaats en wachtte daar tot Coles koplampen door de duisternis sneden. Zijn horloge gaf nul elf tien aan en hij vroeg zich al af of ze soms was teruggekrabbeld, toen haar lichtblauwe pick-uptruck naast hem stopte. Ze stapte uit, boog zich in haar laadbak, haalde er een grote rol kabel uit en tikte op Pullers kofferbak. Hij liet hem openspringen en ze legde de kabel erin. Toen ging ze op de passagiersplaats van de Malibu zitten.
Ze droeg haar leren jasje, een zwart T-shirt, een donkere spijkerbroek en hoge schoenen. Hij zag de Cobra in haar holster. Hij keek wat lager en zag de bult van haar tweede wapen.
‘Kaliber?’ vroeg hij.
‘Achtendertig met korte loop. Zilverpunten.’ Ze maakte haar jasje enigszins open en hij zag het slagersmes in een leren schede. ‘En dit is voor echte noodgevallen.’
Hij knikte goedkeurend.
Ze keek hem even aan. ‘Jij ziet eruit alsof je klaar bent voor het gevecht.’
‘Ik bén klaar voor het gevecht.’
‘Denk je echt dat er iemand zal zijn?’
‘Daar gok ik niet op. Ik ben op alles voorbereid.’
‘Ik kan bijna niet geloven dat mijn broer Dickie Strauss over die mijngang heeft verteld en dat dit alles daardoor is begonnen.’
‘Dat is ook de reden dat we op een andere manier in de Bunker moeten komen.’
‘Anders lopen we misschien in een hinderlaag.’
‘Precies.’
Ze bereikten het punt dat vierhonderd meter bij de oostkant van de Bunker vandaan lag.
Puller haalde zijn plunjezak tevoorschijn en hing hem om. De zak zat vol materieel. Hij hing de telefoonkabel aan een van zijn schouders en pakte het kogelvrije vest uit de kofferbak.
‘Doe dit aan. Je moet de riempjes aantrekken om het te laten passen. Dan is het evengoed te groot voor je, maar het is veel beter dan dat je in je huid en je botten wordt geraakt. Ik weet niet wat voor munitie ze gebruiken.’
‘Is dat vest zwaar?’
‘Lang niet zo zwaar als wanneer ik je lijk moet terugslepen.’
‘Dank je. Ik snap het. En jij?’
‘Ik heb er al een aan.’
Hij hielp haar het vest aan te trekken, en nadat hij haar vanuit alle hoeken had geïnspecteerd en een paar kleine dingen had bijgesteld, liepen ze het bos in.
Cole volgde Puller, die zelfverzekerd tussen het dichte geboomte door liep en paden volgde die onzichtbaar waren voor Cole totdat ze eroverheen liepen.
Ze fluisterde: ‘Ik heb hier mijn hele leven gewoond, en toch zou ik in tien seconden verdwaald zijn.’
Puller liep in noordelijke richting langs de Bunker, tot hij aan het eind van het beton was gekomen. Toen zette hij weer koers naar het westen. Hij keek op zijn lichtgevende horloge. Hij lag twee minuten voor op het schema. Op het slagveld was te vroeg zijn soms even erg als te laat zijn. Hij ging een beetje langzamer lopen.
Toen ze eindelijk de rand van het bos hadden bereikt, hurkte Puller neer. Cole, rechts van hem, deed dat ook.
Recht voor hen verhief zich het brandweergebouw.
Puller wees naar de rechterkant van het gebouw. ‘De telefoonlijn gaat daar naar binnen. Er is een aansluiting in het kantoor op de eerste verdieping.’
Er schoot Cole iets te binnen. ‘De gang van het brandweergebouw naar de Bunker stond niet op die plattegronden.’
‘Dat klopt,’ zei hij. ‘Die stond er niet op.’
‘Waarom niet?’
‘Om een heel goede reden. Het was een achterdeur die ze geheim wilden houden.’ Hij stond op. ‘Ben je klaar? Want het is tijd.’
Cole stond op. Haar benen wankelden een beetje, maar ze hervond haar evenwicht. Ze slikte een brok ter grootte van een vuist door en zei: ‘Laten we gaan.’