·4·
‘Je bent in deze zaak op jezelf aangewezen, Puller.’
John Puller zat tegenover het bureau van Don White, zijn sac, special agent in charge, op het hoofdkwartier van de cid in Quantico, Virginia. Het hoofdkwartier had jarenlang verder naar het noorden gelegen in Fort Belvoir, Virginia. Op een dag hadden de reorganisatiemensen besloten alle cid-kantoren samen te voegen en de hele dienst onder te brengen in Quantico, waar ook de fbi Academy en het korps mariniers waren gevestigd.
Puller was even naar zijn appartement buiten de basis gegaan om wat spullen op te halen en een kijkje te nemen bij zijn huisdier, een dikke oranjebruine cyperse kat die hij awol had genoemd, omdat het dier er altijd zonder verlof vandoor was. awol miauwde en grauwde naar hem alvorens langs zijn been te strijken en Puller over zijn gewelfde rug te laten aaien.
‘Ik heb een zaak, awol. Het kan even duren voor ik terug ben. Eten, water en kattenbak op de gebruikelijke plaatsen.’
awol gaf miauwend blijk van zijn begrip en sloop weg. Ongeveer twee jaar geleden was hij Pullers leven binnen komen wandelen, en Puller nam aan dat de kat daar op een gegeven moment weer uit weg zou wandelen.
Er waren nogal wat boodschappen ingesproken op zijn vaste telefoon, die hij alleen aanhield voor het geval de stroom uitviel en zijn mobiele telefoon geen bereik meer had. Er was maar één boodschap die hij helemaal afluisterde.
Hij was op de vloer gaan zitten en speelde het bericht nog twee keer af.
Zijn vader.
Luitenant-generaal ‘Fighting John’ Puller was een van de grootste krijgers van Amerika en ex-bevelhebber van de Screaming Eagles, de legendarische 101ste divisie luchtlandingstroepen van het leger. De oude man zat niet meer in het leger en voerde nergens meer het bevel over, maar dat wilde niet zeggen dat hij zich bij die realiteit neerlegde. Dat deed hij namelijk niet. En dat betekende natuurlijk dat hij niet meer in de realiteit leefde.
Hij commandeerde zijn jongste zoon nog alsof hij bovenaan stond in de pikorde van strepen en sterren en zijn zoon helemaal onderaan. Waarschijnlijk zou zijn vader zich niet herinneren wat hij had ingesproken, misschien niet eens dat hij had gebeld. Maar het was ook mogelijk dat hij het ter sprake bracht wanneer hij zijn zoon weer zag en hem dan de mantel uitveegde omdat hij het bevel niet had uitgevoerd. De oude man was in het burgerleven even onvoorspelbaar als hij op het slagveld was geweest. Dat maakte hem een heel lastige tegenstander. Als er iets was waar een soldaat bang voor was, dan was het een tegenstander die je niet kon doorgronden, een vijand die misschien bereid was tot het gruwelijke uiterste te gaan om te winnen. Fighting John Puller was zo’n strijder geweest, en daardoor had hij veel meer gewonnen dan verloren en maakten zijn tactieken nu deel uit van het trainingsprogramma van het leger. Toekomstige leiders leerden over hem op het War College en verspreidden de gevechtsstrategieën van Puller naar alle sectoren van het militaire universum.
Puller wiste de boodschap. Zijn vader zou moeten wachten.
Hij moest nu naar het cid-hoofdkwartier.
De cid was ten tijde van de Eerste Wereldoorlog door generaal ‘Black Jack’ Pershing in Frankrijk opgericht. De dienst was in 1971 een legeronderdeel geworden en werd geleid door een generaal met één ster. Wereldwijd werkten er bijna drieduizend mensen voor, onder wie negenhonderd agenten zoals John Puller. De organisatie bezat een gecentraliseerde silostructuur, met de minister van de Strijdkrachten aan de top en speciale agenten onderaan, met daartussen drie lagen bureaucratie. Het was een lasagneschotel met te veel lasagnebladen erin, vond Puller.
Hij keek de sac aan. ‘Als het om een moord buiten ons eigen terrein gaat, sturen we meestal meer dan een team van één man.’
White zei: ‘Ik probeer je aan mensen te helpen in West Virginia, maar het ziet er op dit moment niet goed uit.’
Puller stelde nu de vraag die hem al bezighield vanaf het moment dat hij over de zaak hoorde. ‘De 3de MP Groep heeft het 1000ste bataljon in Fort Campbell, Kentucky. West Virginia valt onder hun verantwoordelijkheid. Zij kunnen net zo goed een onderzoek instellen naar de moord op die kolonel als wij.’
‘De vermoorde man werkte voor de dia, de militaire inlichtingendienst. Daardoor ligt het gevoelig en willen we een “stille professional” van het 701ste.’ White glimlachte om de beschrijving die vaak aan de uiterst goed getrainde onderzoekers van het 701ste cid werd gegeven.
Puller glimlachte niet terug.
White ging verder. ‘Fort Campbell. Daar is het 101ste gestationeerd. De oude divisie van je vader, de Screaming Eagles.’
‘Dat is lang geleden.’
‘Hoe gaat het met de oude man?’
‘Het gaat,’ antwoordde Puller kortaf. De enige met wie hij over zijn vader wilde praten, was zijn broer, en niemand anders. En zelfs bij zijn broer beperkte hij zich meestal tot een paar zinnen.
‘Ja. Goed. Hoe dan ook, de teams van het 701ste behoren tot het beste wat we hebben, Puller. Je bent hier niet zomaar heen gestuurd. Je bent voorgedragen.’
‘Begrepen.’ Puller vroeg zich af wanneer de man hem eindelijk eens iets zou vertellen wat hij nog niet wist.
White schoof een map over het metalen bureau. ‘Dit zijn de voorlopige gegevens. De agent van dienst heeft de eerste informatie verzameld. Neem contact met je teamleider op voor je erheen gaat. Er is een onderzoeksplan opgesteld, maar neem gerust andere beslissingen als de omstandigheden ter plaatse dat wenselijk maken.’
Puller nam de map aan, maar hield zijn blik op de man gericht. ‘In het kort?’
‘De dode was kolonel Matthew Reynolds. Zoals ik al zei, werkte hij voor de dia. Gestationeerd in het Pentagon. Hij woont in Fairfax City, Virginia.’
‘Wat is de connectie met West Virginia?’
‘Vooralsnog onbekend. Maar hij is met zekerheid geïdentificeerd. We weten dat hij het is.’
‘Zijn taken bij de dia? Iets wat hiermee te maken zou kunnen hebben?’
‘De dia laat nooit veel los over haar mensen en wat ze doen, maar we hebben gehoord dat Reynolds op het punt stond de dienst te verlaten en in de particuliere sector te gaan werken. Als het voor het onderzoek nodig is dat je toegang tot de dossiers krijgt, zullen we daarvoor zorgen.’
Als? dacht Puller.
‘Wat waren zijn taken bij de dia?’
De sac verschoof een beetje op zijn stoel. ‘Hij viel rechtstreeks onder de J2.’
‘De J2 is een tweesterrengeneraal, nietwaar? Hij rapporteert dagelijks aan de voorzitter van de gezamenlijke stafchefs?’
‘Dat klopt.’
‘Als zo iemand is vermoord, waarom is de dia er dan niet mee bezig? Die heeft toch onderzoekers met opsporingsbevoegdheid?’
‘Ik kan je alleen maar vertellen dat die taak aan ons is toegevallen. Om precies te zijn aan jou.’
‘En als we de dader te pakken krijgen, verschijnt de dia of waarschijnlijker nog de fbi dan op het toneel om met de vangst te pronken?’
‘Die beslissing is niet aan mij.’
‘Dus de dia wacht gewoon af?’
‘Nogmaals: ik vertel je alleen wat ik weet.’
‘Oké, weten we waar hij naartoe ging wanneer hij uit de dienst weg was?’
White schudde zijn hoofd. ‘Dat weten we nog niet. Voor meer info kun je rechtstreeks contact opnemen met Reynolds’ superieur bij de dia. Een zekere generaal Julia Carson.’
Puller besloot het te zeggen. ‘Het ziet ernaar uit dat ik toegang tot de dossiers zal moeten krijgen.’
‘We zullen zien.’
Dat antwoord sloeg nergens op. Puller zag dat zijn sac hem niet aankeek toen hij het zei.
‘Nog meer slachtoffers?’ vroeg hij.
‘Vrouw en twee kinderen. Allemaal dood.’
Puller leunde achterover. ‘Oké, vier doden, waarschijnlijk een gecompliceerde plaats delict in West Virginia, met een onderzoek dat zich ook uitstrekt naar de dia. Gewoonlijk zouden we minstens vier tot zes mensen met veel technische ondersteuning op zoiets af sturen. We zouden zelfs een paar mensen van usacil oproepen,’ voegde hij eraan toe. Dat was het forensisch lab van het leger in Fort Gillem in Georgia. ‘Alleen al voor het verzamelen van bewijsmateriaal zouden we al die mankracht nodig hebben. Plus een team om binnen de dia op onderzoek uit te gaan.’
‘Ik geloof dat je het sleutelwoord net hebt uitgesproken.’
‘Welk sleutelwoord?’
‘“Gewoonlijk”.’
Puller ging rechtop zitten. ‘En “gewoonlijk” zou ik in zo’n grote eenheid als het 701ste mijn opdracht van mijn teamleider krijgen, en niet van de sac.’
‘Dat klopt.’ De man leek daar niet op in te willen gaan.
Puller keek naar de map. Blijkbaar werd van hem verwacht dat hij dit in zijn eentje zou uitzoeken. ‘In het telefoontje werd gesproken van een bloedbad.’
White knikte. ‘Zo werd het beschreven, ja. Nu weet ik niet hoeveel moorden ze daar in West Virginia hebben, maar het zal wel erg bloederig zijn geweest. Hoe het ook zij, jij hebt vast wel ergere dingen gezien in het Midden-Oosten.’
Puller zei daar niets op. Zoals hij niet over zijn vader wilde praten, zo wilde hij ook met niemand over zijn diensttijd in de woestijn praten.
White ging verder: ‘Omdat de moord buiten militair terrein is gepleegd, heeft de plaatselijke politie de leiding van het onderzoek. Je bent daar ver van de grote steden en ik geloof niet dat ze een officiële rechercheur hebben. Het onderzoek zal in handen zijn van geüniformeerde agenten. Je zult dus de nodige tact aan den dag moeten leggen. We hebben eigenlijk geen reden om erbij betrokken te zijn, tenzij wordt vastgesteld dat de moordenaar een militair was. En vanwege Reynolds’ positie wil ik dat we op zijn minst met het onderzoek mogen meelopen. Daarvoor moet je goede maatjes worden met de politie daar.’
‘Is er daar in de buurt een bewaakte faciliteit waar ik bewijsmateriaal kan opslaan?’
‘Het ministerie van Binnenlandse Veiligheid heeft een bewaakte locatie op vijftig kilometer afstand. Er is daar een tweede persoon om getuige te zijn van het openen en sluiten van de kluis. Ik heb toestemming voor je gekregen.’
‘Ik neem aan dat ik evengoed nog toegang heb tot usacil?’
‘Ja. We hebben ook vlug naar West Virginia gebeld. Ze hebben geen bezwaar gemaakt tegen betrokkenheid van de cid. De legerjuristen kunnen later de papieren opstellen.’
‘Juristen zijn goed met papieren,’ merkte Puller op.
White keek hem aandachtig aan. ‘Maar we zijn het leger, dus je moet niet alleen tactvol te werk gaan maar soms ook de nodige druk uitoefenen. Ik heb begrepen dat je beide vaardigheden onder de knie hebt.’
Puller zei niets. Hij had zijn hele militaire carrière met officieren te maken gehad. Sommigen waren goed, anderen waren idioten. Puller wist nog niet tot welke categorie deze behoorde.
White zei: ‘Ik ben hier nog maar een maand. Ik ben hierheen overgeplaatst toen ze de vestiging uit Fort Belvoir verplaatsten. Ik ben alles nog aan het aftasten. Jij doet dit al vijf jaar.’
‘Bijna zes.’
‘Iedereen die meetelt, zegt dat jij de beste bent die we hebben, al ga je vaak wat onorthodox te werk.’ White boog zich naar voren met zijn ellebogen op zijn bureau. ‘Ik hoef je vast niet te vertellen dat er van hogerhand veel belangstelling voor deze zaak is, Puller. En dan heb ik het nog niet eens over de minister van de Strijdkrachten, maar over de hoogste kringen in Washington.’
‘Begrepen. Maar ik heb zaken met betrekking tot de dia gehad die op de normale manier werden afgehandeld. Als er zoveel belangstelling op zo’n hoog niveau is, moet kolonel Reynolds extra macht hebben gehad op zijn post in het Pentagon.’ Hij zweeg even. ‘Of misschien wist hij meer van anderen.’
White glimlachte. ‘Misschien ben je wel zo goed als ze zeggen.’
Puller keek de man weer aan. Hij dacht: En misschien ben ik wel een prima zondebok als het allemaal misgaat.
White zei: ‘Dus je doet dit al bijna zes jaar.’
Puller zweeg. Hij meende wel te weten waar dit heen ging, want anderen hadden hetzelfde al gezegd. De volgende woorden van de man bevestigden dat.
White ging verder: ‘Je hebt gestudeerd. Je spreekt Frans, Duits en redelijk goed Italiaans. Je vader en broer zijn beiden officier.’
‘Wáren officier,’ verbeterde Puller hem. ‘En ik spreek die talen alleen omdat mijn vader in Europa was gestationeerd toen ik een kind was.’
White luisterde blijkbaar niet. ‘Ik weet dat je een uitblinker was op de usamps,’ begon hij. Hij had het over de United States Army’s Military Police School in Fort Leonard Wood in Missouri. ‘Als MP heb je over de hele wereld dronken militairen op hun donder gegeven. Zo ongeveer overal waar het leger mensen heeft, heb je zaken opgelost. En je hebt de betrouwbaarheidsverklaringen voor topgeheime en zeer gevoelige informatie.’ Hij zweeg even. ‘Al ben je die bijna kwijtgeraakt door wat je broer heeft gedaan.’
‘Ik ben mijn broer niet. En al mijn betrouwbaarheidsverklaringen zijn vernieuwd.’
‘Dat weet ik.’ De man zweeg en tikte op de armleuning van zijn stoel.
Puller zei niets. Hij wist wat er nu kwam. Het kwam altijd.
‘Waarom ben je dan niet naar de militaire academie in West Point gegaan, Puller? En waarom ging je naar de cid? Je hebt een schitterende staat van dienst. De hoogste scores op de Ranger School. Fantastische prestaties in gevechten. Leider in het veld. Je vader heeft in dertig jaar negenenveertig belangrijke medailles gekregen en hij is een legende in het leger. Jij hebt bijna de helft vergaard in zes jaar dienst in Irak en Afghanistan. Twee Silver Stars, waarvan een je op drie maanden revalidatie kwam te staan, drie Bronze Stars met V-devices en drie Purple Hearts. En je hebt een kerel uit het kaartspel van tweeënvijftig meest gezochte personen in Irak te pakken gekregen, nietwaar?’
‘De schoppen vijf,’ zei Puller.
‘Ja. Je hebt dus meer dan genoeg eretekens en littekens. Het leger is gek op die combinatie. Je bent een vechtersbaas met een onberispelijke militaire afkomst. Als je bij de Rangers was gebleven, had de hoogste onderofficiersfunctie je niet kunnen ontgaan. Als je naar West Point was gegaan, zou je nu majoor of misschien zelfs luitenant-kolonel zijn. En je had minstens twee generaalssterren kunnen verdienen voordat je het leger verliet. Ach, misschien zelfs drie, net als je vader, als je de politieke spelletjes goed had gespeeld. Omdat je geen officier bent, kun je het bij de cid niet verder brengen dan sergeant-majoor eerste klas. En mijn voorganger heeft me verteld dat je alleen maar een aanvraag hebt ingediend om adjudant te worden omdat sergeants eerste klas bij de cid achter een bureau zitten terwijl adjudanten nog steeds het veld in mogen.’
‘Ik houd niet van bureaus,’ merkte Puller op.
‘En dus zit je nu hier bij de cid. Lager in rang dan zo ongeveer alle officieren. En ik ben niet de eerste die zich daarover verwondert, soldaat.’
Puller keek naar de rij linten op de borst van de man. White droeg het nieuwe blauwe Class B-uniform dat het oude groene uniform geleidelijk verving. Voor iedereen in het leger waren de linten en/of medailles het dna van iemands carrière. Een kennersoog kon er alles aan zien; niets van betekenis bleef verborgen. Wat gevechtservaring betrof zat er niets van belang in de voorgeschiedenis van de sac. Nergens een Purple Heart of een V-device te bekennen. Zeker, de man had veel linten en een leek zou daarvan onder de indruk zijn, maar Puller kon zien dat White vooral een kantoormannetje was, iemand die alleen met een wapen schoot als zijn vergunning verlengd moest worden.
Puller zei: ‘Ik vind het prettig waar ik ben. Ik vind dat ik daar op een goede manier gekomen ben. En het doet er nu ook niet meer toe. Het is zoals het is.’
‘Blijkbaar, Puller. Blijkbaar. Sommigen zouden zeggen dat je niet alles uit jezelf hebt gehaald wat erin zit.’
‘Misschien is het een karakterfout, maar het heeft me nooit iets kunnen schelen wat de mensen over me zeggen.’
‘Dat heb ik ook over jou gehoord.’
Puller keek de man rustig aan. ‘Nou, als we nog langer wachten, wordt de zaak in West Virginia koud.’
De man keek op zijn computerscherm. ‘Pak dan je spullen en ga erheen.’
Toen White even later opkeek, was Puller al weg.
Hij had de grote man niet eens horen vertrekken. White leunde nog meer achterover in zijn piepende stoel. Misschien had de man daarom wel zoveel medailles. Je kon niet doden wat je niet hoorde aankomen.