·20·
Ze liepen door de straat. De weinige mensen keken naar Puller en zijn blauwe jasje met ‘cid’ in goudkleurige letters. Daar trok hij zich niets van aan. Hij was het gewend om buitenstaander te zijn. In stadjes als dit kwam hij alleen wanneer er iets ergs was gebeurd en dan was de sfeer gespannen. In veel gevallen waren er mensen door geweld om het leven gekomen. Een vreemde die dan aan het rondsnuffelen was, maakte de ellende en de argwaan alleen maar groter. Puller kon daar wel mee leven, maar hij wist ook dat er daar minstens één moordenaar rondliep en waarschijnlijk meer. En hij had het gevoel dat ze er nog waren. Misschien maar drie minuten lopen bij hem vandaan, net als de rest. Behalve het politiebureau.
Cole knikte enkele voorbijgangers toe en groette een oude vrouw die langzaam met een looprekje over het trottoir sukkelde. De vrouw zei vermanend: ‘Jongedame, jij bent al een tijdje niet in de kerk geweest.’
‘Dat is zo, mevrouw Baffle. Ik zal meer mijn best doen.’
‘Ik zal voor je bidden, Sam.’
‘Dank u. Dat kan ik vast wel gebruiken.’
Toen de vrouw verder schuifelde, zei Puller: ‘Klein stadje?’
‘Geen rozen zonder doornen,’ antwoordde ze.
Ze liepen een eindje door.
Cole zei: ‘We weten nu tenminste dat degene die Reynolds heeft vermoord niet achter zijn militaire zaken aan zat. Anders hadden ze de laptop en de aktetas wel meegenomen. Misschien kunnen we wel uitsluiten dat er spionage in het spel is.’
Puller schudde zijn hoofd. ‘Je kunt de harde schijf van een laptop op een flashdrive kopiëren. Je hoeft de hardware dus niet mee te nemen. En heb je gezien of er iets in de aktetas zat?’
Ze deed alsof ze verbaasd was. ‘Allemachtig, Puller, zonder sci of sap? Dat zou ik nóóit doen. Dan zou ik misschien moeten terechtstaan voor hoogverraad.’
‘Oké, dat had ik verdiend. Maar heb je iets gezien?’
‘Er zat een cijferslot op. Ik wilde dat niet kapotmaken, en dus verkeert alles nog in maagdelijke conditie.’
Hij bleef recht voor zich uit kijken en zei: ‘Er lopen mensen achter ons, op zeven uur. De laatste drie blokken. Op twintig meter afstand.’
Cole bleef ook vooruit kijken. ‘Misschien gaan ze gewoon in dezelfde richting als wij. Hoe zien ze eruit?’
‘Een oudere man in een pak. Een jongen van in de twintig in een overhemd met afgeknipte mouwen, met tatoeages op zijn rechterarm.’
‘Lopen ze samen?’
‘Daar lijkt het op. Ze zaten in het restaurant ook de hele tijd naar ons te kijken, maar vanaf verschillende tafels.’
‘Kom mee.’
Cole liep naar links om over te steken. Ze liet een auto voorbijgaan en keek in beide richtingen, zogenaamd om te zien of er verkeer aankwam. Ze stak over en Puller volgde haar. Ze ging naar rechts en bleef in dezelfde richting lopen, maar nu aan de andere kant van de straat.
‘Ken je ze?’ vroeg Puller.
‘De man in het pak is Bill Strauss.’
‘En wat doet Bill Strauss?’
‘Hij is manager bij Trent Exploration. Zeg maar de nummer twee achter Roger.’
‘En die vleesklomp met afgeknipte mouwen?’
‘Zijn zoon Dickie.’
‘Dickie?’
‘Die naam heb ik ook niet verzonnen.’
‘En wat doet Dickie? Iets bij Trent Exploration?’
‘Niet dat ik weet. Hij heeft een tijdje in het leger gezeten.’
‘Weet je ook waar?’
‘Nee.’
‘Oké.’
‘Wat nu?’
‘Nou, we gaan nu ontdekken wat ze willen.’
‘Waarom?’
‘Ze lopen op ons in.’
Uit gewoonte draaide Puller zich enigszins opzij en liet hij zijn rechterarm loshangen. Hij liet zijn kin zakken, draaide zijn hoofd vijfenveertig graden naar links en keek naar de rand van zijn gezichtsveld. Hij liep op de ballen van zijn voeten en verdeelde zijn gewicht gelijkmatig, zodat hij met uitgebalanceerde doeltreffendheid in alle richtingen kon aanvallen. Hij maakte zich niet druk om de oudere man. Bill Strauss was in de vijftig. Hij was pafferig en Puller kon horen dat de man al een beetje piepend ademhaalde doordat hij in een hoger tempo liep.
Dickie de tatoeagejongen was een ander verhaal, maar Puller maakte zich om hem ook niet zo druk. Hij was achter in de twintig, ruim een meter tachtig en zo’n honderdtwintig kilo zwaar. Puller merkte op dat hij dik was geworden nadat hij uit het leger was vertrokken, maar hij had het gemillimeterde haar nog en ook nog iets van de spieren.
‘Brigadier Cole?’ zei Strauss.
Ze draaiden zich om en wachtten af.
Strauss en zijn zoon liepen naar hen toe.
‘Dag, meneer Strauss, wat kan ik voor u doen?’ vroeg ze.
Strauss was ongeveer vijftien kilo te zwaar en iets korter dan een meter tachtig. Hij droeg een Canali-krijtstreeppak met een losgetrokken effen blauwe das en een wit overhemd. Zijn haar was grotendeels wit en langer dan dat van zijn zoon. Zijn gezicht was erg gerimpeld, vooral bij zijn mond. Zijn stem klonk schor, alsof zijn stembanden waren beschadigd. Puller zag de nicotinevingers en het rood-met-witte pakje Marlboro dat uit de borstzak van zijn jasje stak.
Longkanker op komst, meneer Piepadem.
Het gezicht van zijn zoon was vlezig en zijn wangen waren rood van te veel zon. Zijn borstspieren bolden op van te veel opdrukoefeningen, maar hij had de onderste helft van zijn lichaam verwaarloosd en dat was ten koste gegaan van zijn bil-, dij- en de zo belangrijke kuitspieren. Puller twijfelde er sterk aan of de man de drie kilometer van het leger binnen de toegestane tijd kon lopen. Hij keek ook nog eens naar de tatoeages op de onderarm.
Strauss zei: ‘Ik hoorde van die lijken die gevonden zijn. Molly Bitner werkte bij mij op kantoor.’
‘Dat weten we.’
‘Het is afschuwelijk. Ik kan bijna niet geloven dat ze is vermoord. Ze was een heel aardige vrouw.’
‘Ongetwijfeld. Hebt u haar goed gekend?’
‘Nee, alleen van kantoor. Ze was een van de meiden die daar werkten, maar we hebben nooit problemen met haar gehad.’
Puller zei: ‘En zou u hebben verwacht dat u problemen met haar had?’
Strauss keek nu Puller aan. ‘Ik hoorde dat u militair bent. Bent u onderzoeker?’
Puller knikte, maar zei niets.
Strauss keek Cole weer aan. ‘Mag ik vragen waarom u de zaak niet behandelt?’
‘Dat doe ik wel, maar het is een gezamenlijk onderzoek, meneer Strauss. Een van de slachtoffers was militair. Daarom is agent Puller hier. Dat is de standaardprocedure.’
‘Ik begrijp het. Natuurlijk. Ik vroeg het me alleen maar af.’
‘Maakte ze de afgelopen dagen een normale indruk?’ vroeg Puller. ‘Leek het of haar iets dwarszat?’
Strauss haalde zijn schouders op. ‘Nogmaals, ik had niet veel contact met haar. Ik heb mijn eigen secretaresse en Molly werkte in de grote kantoorruimte.’
‘Wat deed ze precies?’
‘Ze deed alles wat op het kantoor moest gebeuren, neem ik aan. We hebben een officemanager, mevrouw Johnson. Die kan uw vragen waarschijnlijk wel beantwoorden. Ze zal meer contact met Molly hebben gehad dan ik.’
Puller luisterde naar de oudere man, maar keek niet meer naar hem. Zijn blik was op de zoon gericht. Dickie had zijn ogen neergeslagen en zijn grote handen in de zakken van zijn corduroy broek gestoken.
‘Ik hoorde dat je in het leger hebt gezeten,’ zei Puller.
Dickie knikte, maar keek niet op.
‘Welke divisie?’
‘Eerste infanterie.’
‘Gemechaniseerd. Fort Riley of Duitsland?’
‘Riley. Ik ben nooit in Duitsland geweest.’
‘Hoe lang heb je in het leger gezeten?’
‘Eén termijn.’
‘Beviel het je daar niet?’
‘Ik beviel het leger niet.’
‘osg of oo?’
Strauss onderbrak hen. ‘Nou, ik geloof dat we genoeg van uw tijd in beslag hebben genomen. Brigadier Cole, als we u in enig opzicht kunnen helpen...’
‘Dank u. We komen vast nog wel naar uw kantoor om met u te praten.’
‘Uitstekend. Laten we gaan, Dickie.’
Toen ze wegliepen, vroeg Puller: ‘Ken je die man goed?’
‘Het is een van de vooraanstaande figuren in Drake. En ook een van de rijksten.’
‘Ja. De nummer twee. Dus ongeveer even rijk als Trent zelf?’
‘De Trents vormen een klasse apart. Strauss is alleen maar een van zijn boodschappenjongens. Maar wel een heel goedbetaalde. Zijn huis is veel kleiner dan dat van Trent, maar vergeleken met de rest van Drake is het een enorme villa.’
‘Komt Strauss uit Drake?’
‘Nee, hij is hier meer dan twintig jaar geleden met zijn gezin komen wonen. Ik geloof dat hij van de oostkust kwam.’
‘Begrijp me nu niet verkeerd, maar waarom kwam hij hierheen?’
‘Vanwege zijn werk. Hij was zakenman en werkte op energiegebied. Drake mag dan niet veel bijzonders lijken, we hebben hier wel energie in de vorm van steenkool en gas. Hij begon voor Trent te werken en die onderneming nam een hoge vlucht. Zeg, wat was dat voor oo-gedoe waar je het over had?’
Puller zei: ‘osg is een afkorting voor ontslag wegens slecht gedrag. oo is nog erger. Dat is oneervol ontslag. Aangezien Dickie nog vrij rondloopt, zal het geen oo zijn geweest. Ze hebben hem eruit gegooid om iets waaraan geen krijgsraad te pas is gekomen. Dat bedoelde hij toen hij zei dat hij het leger niet beviel.’
Cole keek in de richting van de Straussen. ‘Dat heb ik nooit geweten.’
‘Veel osg’s hebben te maken met drugsgebruik. Dat wil het leger gewoon niet hebben. Daarom schoppen ze die jongens eruit in plaats van ze te vervolgen.’
‘Misschien is er een verband met het methamfetaminelab dat we hebben gevonden.’
‘Dus jij bent ook op dat idee gekomen?’ vroeg Puller.
Ze knikte. ‘De tatoeages op Dickies arm zijn dezelfde als die op de arm van Eric Treadwell.’