‘Het is nu al drie maanden geleden! Waarom vinden jullie hem niet?’
Patrik Hedström keek naar de vrouw tegenover zich. Elke keer dat hij haar zag, zag ze er vermoeider en zwakker uit. Ze kwam elke week naar het politiebureau in Tanumshede. Elke woensdag. Dat deed ze sinds haar man begin november was verdwenen.
‘We doen wat we kunnen, Cia. Dat weet je.’
Ze knikte zonder iets te zeggen. Haar handen beefden op haar schoot. Toen keek ze hem aan met ogen vol tranen. Het was niet de eerste keer dat Patrik haar zo zag.
‘Hij komt niet terug, hè?’ Nu trilden niet alleen haar handen maar ook haar stem, en Patrik moest zich inhouden om niet op te staan, rond het bureau te lopen en zijn armen om de broze vrouw heen te slaan. Hij moest zich professioneel gedragen, al druiste dat tegen zijn beschermersinstinct in.
Hij dacht even na over zijn antwoord. Uiteindelijk haalde hij diep adem en zei: ‘Nee, ik denk het niet.’
Ze vroeg niet verder. Maar hij zag dat zijn woorden alleen maar hadden bevestigd wat Cia Kjellner al wist. Haar man zou niet terugkomen. Op 3 november was Magnus om halfzeven opgestaan, hij had gedoucht, zich aangekleed, zijn twee kinderen en daarna zijn vrouw uitgezwaaid. Even na achten hadden de buren hem het huis zien verlaten op weg naar zijn werk in de fabriek Tanumsfönster. Hij kwam nooit aan bij de collega met wie hij zou meerijden. Ergens tussen zijn huis vlak bij het sportveld en het huis van zijn collega bij de midgetgolfbaan van Fjällbacka verdween hij.
Ze hadden zijn hele leven doorgenomen. Ze hadden een opsporingsbericht doen uitgaan en met meer dan vijftig mensen gesproken, zowel collega’s als familieleden en kennissen. Ze hadden gezocht naar schulden die hij had willen ontvluchten, minnaressen, verduistering op zijn werk, naar iets wat kon verklaren waarom een bezadigde veertigjarige man, echtgenoot en vader van twee pubers, op een dag zomaar plotseling verdween. Maar niets. Niets wees erop dat hij naar het buitenland was vertrokken, en er was ook geen geld van de gezamenlijke rekening opgenomen. Magnus Kjellner was in een geest veranderd.
Toen Patrik Cia had uitgelaten klopte hij zachtjes op de deur van Paula Morales’ kamer. ‘Binnen,’ hoorde hij meteen. Hij stapte naar binnen en deed de deur achter zich dicht.
‘Was dat zijn vrouw weer?’
‘Ja,’ antwoordde Patrik met een zucht, terwijl hij tegenover Paula ging zitten. Hij legde zijn voeten op het bureau, maar na een nijdige blik van Paula haalde hij ze snel weer weg.
‘Denk je dat hij dood is?’
‘Ja, daar ziet het wel naar uit,’ zei Patrik. Voor het eerst sprak hij hardop het bange vermoeden uit dat hij al sinds de eerste dagen na Magnus’ verdwijning had gehad. ‘We hebben alles onderzocht en de man had geen van de gebruikelijke redenen om te verdwijnen. Hij lijkt gewoon van huis te zijn gegaan en daarna… pats-boem weg!’
‘Maar geen lijk.’
‘Nee, geen lijk,’ zei Patrik. ‘Waar moeten we zoeken? We kunnen niet de hele zee afdreggen, of alle bossen rond Fjällbacka uitkammen. We kunnen alleen maar duimen en hopen dat iemand hem vindt. Levend of dood. Want ik weet op dit moment echt niet hoe we verder moeten. En ik weet ook niet wat ik moet zeggen als Cia elke week komt in de verwachting dat we vooruitgang hebben geboekt.’
‘Dat is gewoon haar manier om ermee om te gaan. Het geeft haar het gevoel dat ze iets doet en niet alleen maar thuis zit te wachten. Ik zou er helemaal gek van worden.’ Paula wierp een blik op de foto naast haar computer.
‘Ja, ik weet het,’ zei Patrik. ‘Maar daarom is het nog wel lastig.’
‘Ja, natuurlijk.’
Het werd even stil in de kleine kamer en ten slotte stond Patrik op. ‘We moeten maar hopen dat hij opduikt. Op de een of andere manier.’
‘Ja, er zit niets anders op,’ zei Paula. Maar ze klonk net zo ontmoedigd als Patrik.
‘Dat moet jij zeggen!’ zei Anna met een veelbetekenende blik op de buik van haar zus.
Erica Falck draaide zich zo om dat ze, net als Anna, met haar zij naar de spiegel kwam te staan en ze moest wel instemmen. Allemachtig, wat was ze dik. Ze leek wel één enorme buik, waar voor de vorm nog een beetje Erica bovenop zat. Ze kon het ook voelen. Hiermee vergeleken had ze zich tijdens haar zwangerschap van Maja een wonder van soepelheid gevoeld. Maar deze keer had ze dan ook twee baby’s in haar buik.
‘Ik ben echt niet jaloers op je,’ zei Anna met de brutale eerlijkheid van een jongere zus.
‘Dank je,’ zei Erica en ze stootte Anna aan met haar buik. Anna stootte terug en dat had tot gevolg dat ze beiden hun evenwicht dreigden te verliezen. Ze maaiden met hun armen om weer in balans te komen, maar begonnen toen zo hard te lachen dat ze op de vloer moesten gaan zitten.
‘Dit moet een grap zijn!’ zei Erica en ze veegde een paar tranen uit haar ooghoeken. ‘Zo kun je er gewoon niet uitzien. Ik lijk wel een kruising tussen Barbapapa en die man in die Monty Python-sketch die uit elkaar barst als hij een After Eight eet.’
‘Ik ben jouw tweeling eeuwig dankbaar, want naast jou voel ik me een luchtgeest.’
‘Graag gedaan,’ antwoordde Erica, terwijl ze probeerde overeind te komen. Dat lukte niet echt.
‘Wacht, ik zal je helpen,’ zei Anna, maar ook zij verloor de strijd tegen de zwaartekracht en belandde weer met een plof op haar achterwerk. Ze keken elkaar met een blik van verstandhouding aan en riepen vervolgens in koor: ‘Dan!’
‘Wat is er aan de hand?’ hoorden ze van beneden.
‘We kunnen niet overeind komen!’ antwoordde Anna.
‘Wat zeg je?’ zei Dan.
Ze hoorden hem de trap op komen, waarna hij naar de slaapkamer liep waar zij zich bevonden.
‘Wat zijn jullie aan het doen?’ vroeg hij geamuseerd toen hij zijn partner en zijn schoonzus op de vloer voor de wandspiegel zag zitten.
‘We kunnen niet overeind komen,’ zei Erica met zoveel waardigheid als ze maar kon opbrengen en ze strekte een hand naar hem uit.
‘Wacht even, dan haal ik de vorkheftruck,’ zei Dan en hij deed alsof hij weer naar beneden wilde gaan.
‘Kijk uit, jij,’ zei Erica, terwijl Anna zo hard lachte dat ze op haar rug moest gaan liggen.
‘Oké, oké, misschien lukt het wel.’ Dan pakte Erica’s hand om haar omhoog te trekken. ‘Aj, o, ja!’
‘Je mag de geluidseffecten wel achterwege laten, hoor.’
Erica kwam moeizaam overeind.
‘Jemig, wat ben jij dik,’ barstte Dan uit en Erica gaf hem een tik op zijn arm.
‘Dat heb je inmiddels al wel honderd keer gezegd, en je bent niet de enige. Ik zou het fijn vinden als je ophield daarover te zeuren. Help liever je eigen dikzak.’
‘Met liefde.’ Dan trok ook Anna overeind en gaf haar meteen een dikke zoen op haar mond.
‘Naar huis, jullie,’ zei Erica en ze gaf Dan een por in zijn zij.
‘We zijn al thuis,’ zei Dan en hij gaf Anna nog een zoen.
‘Dat is waar, misschien dat we ons nu kunnen concentreren op de reden waarom ik hier ben,’ zei Erica en ze liep naar de klerenkast van haar zus.
‘Ik snap niet waarom je denkt dat ik je kan helpen,’ zei Anna, die achter Erica aan waggelde. ‘Volgens mij heb ik niets dat jou past.’
‘Maar wat moet ik dan doen?’ Erica keek naar de kleren op de hangers. ‘Vanavond heeft Christian zijn boekpresentatie en het enige alternatief dat ik heb is Maja’s indianentent.’
‘Oké, we vinden er wel iets op. De broek die je aanhebt ziet er goed uit en volgens mij heb ik een bloes die je misschien past. Hij was mij in elk geval een beetje te groot.’
Anna pakte een lila tuniek met borduursels uit de kast. Erica trok haar T-shirt uit en met Anna’s hulp kreeg ze de tuniek over haar hoofd. Het was moeilijker om hem rond haar buik te krijgen – het was alsof je een worst stopte – maar het lukte. Ze draaide zich om naar de spiegel en inspecteerde zichzelf kritisch.
‘Je ziet er prachtig uit,’ zei Anna en Erica gaf haar een grommend antwoord. Met haar huidige lichaamsomvang klonk ‘prachtig’ als een utopie, maar ze zag er in elk geval redelijk fatsoenlijk en bijna feestelijk gekleed uit.
‘Hij is oké,’ zei ze en ze probeerde zelf de tuniek uit te trekken. Maar die poging moest ze staken en ze liet zich door Anna helpen.
‘Waar wordt het feest gehouden?’ vroeg Anna, terwijl ze de tuniek gladstreek en hem weer op een kleerhanger hing.
‘In Stora Hotellet.’
‘Wat aardig van de uitgeverij om een boekpresentatie te organiseren voor een debutant,’ zei Anna en ze liep naar de trap.
‘Ze zijn helemaal lyrisch. En voor een debuutroman zijn er al heel veel exemplaren aan de winkels verkocht, dus ze doen het graag. Er schijnt ook veel pers te komen, heb ik van de uitgever gehoord.’
‘Wat vind je zelf van het boek? Ik neem aan dat je het mooi vindt, anders zou je het toch niet hebben aanbevolen bij de uitgeverij. Maar hoe goed is het?’
‘Het is…’ Erica dacht na terwijl ze voorzichtig achter haar zus de trap afliep. ‘Het is magisch. Donker en mooi, verontrustend en sterk en… ja, magisch is de beste manier waarop ik het kan beschrijven.’
‘Christian is zeker dolgelukkig?’
‘Eh, ja.’ Erica aarzelde. Ze liep naar de keuken en ging met het koffiezetapparaat in de weer alsof ze thuis was. ‘Ik neem aan van wel. Tegelijk…’ Ze stopte om de tel niet kwijt te raken terwijl ze koffie in het filter schepte. ‘Hij was enorm blij toen het boek werd aangenomen, maar het lijkt alsof het schrijven van het boek iets heeft opgerakeld. Het is moeilijk… eigenlijk ken ik hem niet zo goed. Ik weet niet precies waarom hij mij vroeg, maar natuurlijk wilde ik hem helpen toen hij advies wilde hebben. Hoewel ik zelf geen romans schrijf, heb ik wel een zekere ervaring met het bewerken van manuscripten. En in het begin ging alles hartstikke goed, Christian was positief en stond open voor al mijn suggesties. Op het eind trok hij zich soms echter terug als ik over bepaalde dingen wilde praten. Ik kan het niet goed uitleggen. Hij is wel een beetje excentriek van aard, misschien komt het daar gewoon door.’
‘Dan heeft hij in elk geval het goede beroep gevonden,’ zei Anna doodernstig, en Erica draaide zich naar haar om.
‘Dus nu ben ik niet alleen dik, maar ook excentriek?’
‘En verstrooid.’ Anna knikte naar het koffiezetapparaat dat Erica net had aangezet. ‘Het gaat makkelijker als je er ook water in doet.’
Het apparaat pufte instemmend, en met een grimmige blik naar haar zus zette Erica het uit.
Ze verrichtte alle huishoudelijke klusjes mechanisch. Ze zette de afwas in de vaatwasser na eerst de borden en het bestek te hebben afgespoeld, ze haalde de etensresten met haar hand uit de gootsteen, die ze vervolgens met de afwasborstel en een beetje afwasmiddel schoonmaakte. Daarna maakte ze de vaatdoek schoon, wrong hem uit en haalde hem over de keukentafel om de kruimels en jamklodders weg te vegen.
‘Mama, mag ik naar Sandra?’ Elin kwam de keuken in en aan de uitdagende blik van het vijftienjarige meisje was te zien dat ze al van een negatief antwoord uitging.
‘Je weet dat dat niet kan. Opa en oma komen vanavond.’
‘Ze zijn hier tegenwoordig zo vaak, waarom mag ik dan nooit weg?’ Haar stem schoot omhoog en kreeg die zeurderige toon waar Cia zich zo aan ergerde.
‘Ze willen Ludvig en jou zien. Je snapt toch wel dat het ze verdriet doet als jullie niet thuis zijn?’
‘Maar het is zo saai! En oma begint altijd te huilen, en dan zegt opa dat ze moet ophouden. Ik wil naar Sandra. Iedereen gaat erheen.’
‘Overdrijf je nou niet een beetje?’ zei Cia, terwijl ze de vaatdoek uitspoelde en die weer over de kraan hing. ‘Ik geloof niet dat “iedereen” daar zal zijn. Je moet maar een andere avond gaan, niet als opa en oma komen.’
‘Papa zou het wél goed hebben gevonden.’
Het was alsof Cia’s longen zich samentrokken. Ze kon dit niet aan. Op dit moment kon ze haar dochters woede en koppigheid niet aan. Magnus zou hebben geweten hoe hij hiermee om moest gaan. Hij zou hebben geweten wat hij met deze situatie, met Elin aan moest. Zelf kon ze het niet. Niet alleen.
‘Papa is hier nu niet.’
‘Waar is hij dan?’ schreeuwde Elin en ze begon te huilen. ‘Is hij ervandoor gegaan? Hij had zeker genoeg van jou en je gezeur. Stomme trut!’
Het werd helemaal stil in Cia’s hoofd. Het was alsof alle geluiden plotseling verdwenen en alles om haar heen in een grijze nevel veranderde.
‘Hij is dood.’ Haar stem klonk alsof die ergens anders vandaan kwam, alsof een vreemde die woorden had gesproken.
Elin staarde haar aan.
‘Hij is dood,’ herhaalde Cia. Ze voelde zich merkwaardig kalm, alsof ze boven zichzelf en haar dochter zweefde en alles alleen maar vredig gadesloeg.
‘Je liegt,’ zei Elin en haar borstkas bewoog op en neer alsof ze kilometers had hardgelopen.
‘Ik lieg niet. De politie denkt het. En ik weet dat het zo is.’ Toen ze zichzelf hoorde praten, wist ze hoe waar het was. Ze had geweigerd het in te zien, had zich vastgeklampt aan de hoop. Maar de waarheid was dat Magnus dood was.
‘Hoe kun je dat nou weten? Hoe kan de politie dat weten?’
‘Hij zou ons niet zomaar hebben verlaten.’
Elin schudde haar hoofd om te verhinderen dat haar moeders woorden houvast kregen. Maar Cia zag dat haar dochter het ook wist. Magnus zou nooit zomaar weggaan.
Ze liep het kleine stukje over de keukenvloer en sloeg haar armen om haar dochter heen. Elin verzette zich even, maar ontspande toen en liet zich omarmen, liet zich klein worden. Cia streek over haar haar, terwijl Elin steeds harder huilde.
‘Stil maar,’ zei ze kalmerend en ze voelde hoe haar eigen kracht op een vreemde manier weer groeide, terwijl die van haar dochter juist afbrokkelde. ‘Ga vanavond maar naar Sandra. Ik leg het wel aan opa en oma uit.’
Ze realiseerde zich dat zij vanaf nu degene was die alle beslissingen moest nemen.
Christian Thydell bekeek zichzelf in de spiegel. Soms wist hij niet goed hoe hij zich tot zijn uiterlijk moest verhouden. Hij was veertig. Op de een of andere manier waren de jaren omgevlogen en nu keek hij naar een man die niet alleen volwassen was, maar zelfs grijze haren bij de slapen begon te vertonen.
‘Wat zie je er goed uit.’ Christian schrok even toen Sanna achter hem verscheen en haar armen om zijn middel sloeg.
‘Je laat me schrikken. Je moet niet zo aan komen sluipen.’ Hij maakte zich los uit haar omhelzing en voordat hij zich omdraaide zag hij nog net haar teleurgestelde blik in de spiegel.
‘Sorry.’ Ze ging op het bed zitten.
‘Jij ziet er ook mooi uit,’ zei hij en hij voelde zich nog schuldiger toen hij zag dat het complimentje haar ogen deed stralen. Tegelijkertijd raakte hij geïrriteerd. Hij verafschuwde het als ze zich als een jonge hond gedroeg die bij de geringste aandacht van het baasje begon te kwispelen. Zijn vrouw was tien jaar jonger dan hij, maar soms had hij het gevoel dat ze wel twintig jaar scheelden.
‘Kun je me helpen met mijn stropdas?’ Hij liep naar haar toe en zij stond op en strikte geroutineerd zijn das. De knoop was meteen bij de eerste poging perfect en ze deed een pas naar achteren om het resultaat te bekijken.
‘Je zult vanavond succes hebben.’
‘Hm…’ zei hij, vooral omdat hij niet goed wist wat ze verwachtte dat hij zou zeggen.
‘Mama! Nils heeft me geslagen!’ Melker kwam aangerend alsof hij door een roedel wilde wolven werd nagezeten, en met vingers die nog vies waren van het eten pakte hij het eerste het beste beet dat veiligheid bood: Christians benen.
‘Verdomme!’ Christian duwde zijn vijfjarige zoontje ruw opzij. Maar het was al te laat. Beide broekspijpen vertoonden ter hoogte van de knie duidelijke ketchupsporen, en hij deed zijn best zijn kalmte te bewaren. De laatste tijd kostte hem dat steeds meer moeite.
‘Kun je niet beter op de kinderen letten?’ snauwde hij, terwijl hij demonstratief zijn broek open knoopte om een andere aan te trekken.
‘Ik krijg de vlekken er wel uit,’ zei Sanna, terwijl ze achter Melker aan liep, die inmiddels met zijn vieze vingers op weg was naar het bed.
‘En hoe wil je dat doen als ik er over een uur moet zijn? Ik moet een andere broek aantrekken.’
‘Maar…’ Sanna had tranen in haar stem.
‘Pas liever op de kinderen.’
Sanna knipperde bij elke lettergreep met haar ogen, alsof hij haar had geslagen. Zonder iets te zeggen pakte ze Melker beet en duwde hem de slaapkamer uit.
Toen ze was vertrokken ging Christian zwaar op het bed zitten. Vanuit zijn ooghoek zag hij zichzelf in de spiegel. Een verbeten man. Gekleed in colbert, overhemd, stropdas en onderbroek. Ineengezakt alsof alle zorgen van de wereld op zijn schouders rustten. Hij rechtte onderzoekend zijn rug en duwde zijn borst naar voren. Dat zag er meteen een stuk beter uit.
Dit was zijn avond. Die kon niemand van hem afpakken.
‘Heb je nog nieuws?’ Gösta Flygare hief met een vragend gezicht de koffiekan op naar Patrik, die net de kleine keuken van het politiebureau was binnengestapt.
Patrik knikte om aan te geven dat hij wel een kopje lustte en ging aan de tafel zitten. Ernst, die hoorde dat er koffie zou worden gedronken, kwam aangesjokt en ging onder de tafel liggen in de hoop dat er wat lekkers naar beneden zou vallen dat hij snel kon oppeuzelen.
‘Alsjeblieft.’ Gösta zette een kop zwarte koffie voor Patrik neer en ging tegenover hem zitten.
‘Je ziet wat bleek om de neus,’ zei hij en hij keek zijn jongere collega indringend aan.
Patrik haalde zijn schouders op. ‘Ik ben alleen een beetje moe. Maja slaapt tegenwoordig slecht en is opstandig. En Erica is om begrijpelijke redenen behoorlijk kapot. We hebben het momenteel nogal zwaar thuis.’
‘En het zal alleen maar erger worden,’ constateerde Gösta droog.
Patrik begon te lachen. ‘Ja, Gösta, het zal alleen maar erger worden.’
‘Maar je bent dus niet meer over Magnus Kjellner te weten gekomen?’ Gösta liet onopvallend een koekje onder de tafel zakken en Ernst trommelde gelukzalig met zijn staart op Patriks voeten.
‘Nee, niets,’ antwoordde Patrik en hij nam een slok koffie.
‘Ik zag dat ze weer op het bureau is geweest.’
‘Ja, ik had het er net nog met Paula over. Het lijkt wel een soort dwangmatig ritueel. Maar zo vreemd is het niet. Wat moet je doen als je man zomaar verdwijnt?’
‘Misschien zouden we met meer mensen moeten praten,’ zei Gösta en hij liet nog een koekje onder de tafel zakken.
‘Met wie dan?’ Patrik hoorde hoe geïrriteerd hij klonk. ‘We hebben met de familie gepraat, met zijn vrienden, we hebben de mensen die bij hem in de buurt wonen gesproken, we hebben affiches opgehangen en in de plaatselijke pers om inlichtingen gevraagd. Wat kunnen we nog meer doen?’
‘Het is niets voor jou om ergens in te berusten.’
‘Nee, maar als jij weet wat we moeten doen, dan hoor ik het graag.’ Patrik had meteen spijt van zijn bruuske toon, maar Gösta leek het niet verkeerd op te vatten. ‘Het is vreselijk om te zeggen, maar eigenlijk hoop ik dat hij dood opduikt,’ voegde hij er vriendelijker aan toe. ‘Ik ben ervan overtuigd dat we dan pas te weten komen wat er is gebeurd. Ik durf er wat om te verwedden dat hij niet uit vrije wil is verdwenen, en als we een lichaam hebben, hebben we tenminste iets om mee aan de gang te gaan.’
‘Ja, je hebt gelijk. Het is een vreselijke gedachte dat de man ergens aanspoelt of in een bos wordt gevonden. Maar ik heb hetzelfde gevoel als jij. En het moet verschrikkelijk zijn om…’
‘Om het niet te weten, bedoel je?’ zei Patrik en hij verschoof zijn voeten; die waren nogal bezweet geraakt omdat Ernst er met zijn warme achterste op had gelegen.
‘Stel je voor dat je geen idee hebt waar de man van wie je houdt heen is gegaan. Voor ouders van wie een kind is verdwenen geldt hetzelfde. Er bestaat een Amerikaanse website met verdwenen kinderen. Pagina na pagina met foto’s en opsporingsberichten. Verschrikkelijk, dat is het enige dat ik kan zeggen.’
‘Ik zou het nooit overleven,’ zei Patrik. Hij zag zijn drukke dochtertje voor zich, en de gedachte dat hij haar zou kwijtraken was ondraaglijk.
‘Waar hebben jullie het over? Het lijkt wel of hier een begrafenis aan de gang is.’ Annika’s opgewekte stem brak de stilte die was gevallen. Ze kwam bij hen aan tafel zitten. Het jongste lid van het bureau, Martin Molin, volgde even later – naar de keuken gelokt door alle stemmen en de geur van koffie. Hij was voor vijftig procent met vaderschapsverlof en greep elke gelegenheid aan om zijn collega’s te zien en volwassen gesprekken te voeren.
‘We hadden het over Magnus Kjellner,’ zei Patrik op een toon die aangaf dat dat onderwerp nu was afgesloten. Om dat nog verder te benadrukken begon hij over iets anders te praten. ‘Hoe gaat het met de kleine meid?’
‘We hebben gisteren nieuwe foto’s gekregen,’ zei Annika en ze pakte een paar foto’s uit de zak van haar vest.
‘Kijk eens hoe groot ze is geworden.’ Ze legde de foto’s op tafel en Patrik en Gösta bekeken ze om de beurt. Martin had die ochtend al een privévoorstelling gekregen.
‘Wat een mooi kindje,’ zei Patrik.
Annika knikte instemmend. ‘Ze is nu tien maanden.’
‘Wanneer mogen jullie haar gaan halen?’ vroeg Gösta met oprechte belangstelling. Hij was zich er terdege van bewust dat Annika en Lennart door zijn toedoen serieus over adoptie waren gaan praten, dus in zekere zin beschouwde hij het meisje op de foto’s als iemand die ook een beetje van hem was.
‘De berichten verschillen een beetje,’ antwoordde Annika. Ze pakte de foto’s en stopte ze voorzichtig in haar zak. ‘Over een paar maanden, denk ik.’
‘Ik neem aan dat dat ver weg lijkt.’ Patrik stond op en zette zijn koffiekopje in de vaatwasser.
‘Ja, dat is zo. Maar tegelijk… We zijn op weg. En ze bestaat.’
‘Ja, dat is zo,’ zei Gösta. Impulsief legde hij zijn hand op die van Annika, maar hij trok hem even snel weer terug. ‘Ik moet aan het werk. Ik heb geen tijd om hier te zitten babbelen,’ morde hij gegeneerd en hij stond op.
Zijn drie collega’s keken hem geamuseerd na toen hij de keuken uit slofte.
‘Christian!’ De directeur van de uitgeverij kwam op hem af en omhelsde hem, waardoor hij in een wolk parfum belandde.
Christian hield zijn adem in om de bedwelmende geur niet te hoeven inademen. Je kon Gaby von Rosen niet bepaald een onopvallende verschijning noemen. Alles aan Gaby was te veel: te veel haar, te veel make-up, te veel parfum, en daarbij een kledingsmaak die, als je vriendelijk wilde zijn, als opzienbarend kon worden omschreven. Ter ere van deze avond droeg ze een knalroze mantelpakje met een grote groene stoffen roos op de revers, en zoals gewoonlijk waren haar hakken levensgevaarlijk hoog. Maar ondanks haar soms nogal lachwekkende verschijning nam iedereen de directeur van de nieuwe populaire uitgeverij in Zweden serieus. Ze had meer dan dertig jaar ervaring in de branche en haar intellect was even scherp als haar tong. Wie ooit de fout had gemaakt haar als tegenstander te onderschatten deed dat nooit meer.
‘Het wordt allemaal geweldig leuk!’ Gaby hield hem op een armlengte afstand en keek hem stralend aan.
Het kostte Christian nog steeds moeite om in de parfumwolk te ademen en hij knikte alleen maar.
‘Lars-Erik en Ulla-Lena van het hotel zijn echt fantastisch geweest,’ ging ze verder. ‘Wat een lieve mensen! En het buffet ziet er heerlijk uit. Dit is echt de perfecte plek om jouw schitterende boek te lanceren. Hoe voel je je trouwens?’
Christian maakte zich voorzichtig los en deed een pas naar achteren. ‘Tja, een beetje onwerkelijk, moet ik zeggen. Ik heb zo lang over deze roman gedacht en nu… ja, nu sta ik hier.’ Hij gluurde naar de stapel boeken die op een tafel bij de uitgang lag. Hij kon zijn eigen naam ondersteboven lezen, en de titel: Zeemeermin. Hij voelde kriebels in zijn buik; het was toch allemaal echt.
‘Het idee is als volgt,’ zei ze. Ze trok aan de mouw van zijn colbert en hij volgde haar willoos. ‘We beginnen met een bijeenkomst met de journalisten, zodat zij je in alle rust kunnen ontmoeten. We zijn zeer ingenomen met de hoeveelheid pers. De Göteborgs-Posten, de Göteborgs-Tidningen, de Bohusläningen en de Strömstads Tidning zijn hier allemaal. Dat zijn weliswaar geen landelijke kranten, maar de laaiend enthousiaste recensie in het Svenska Dagbladet van vandaag maakt dat meer dan goed.’
‘Wat staat erin?’ vroeg Christian, terwijl hij werd meegetrokken naar een trapje naast het podium waar de pers kennelijk zou worden ontvangen.
‘Dat hoor je straks wel,’ zei Gaby en ze duwde hem in een stoel vlak bij de muur.
Hij probeerde de controle over de situatie terug te krijgen, maar het was alsof hij in een droogtrommel was gezogen waar hij niet uit kon komen, en toen hij Gaby zag verdwijnen werd dat gevoel alleen maar sterker. Personeel was druk in de weer met het dekken van de tafels. Niemand schonk enige aandacht aan hem. Hij stond zichzelf toe zijn ogen even te sluiten. Hij dacht aan het boek, aan Zeemeermin, aan de uren achter de computer. Honderden, duizenden uren. Hij dacht aan haar, aan de Zeemeermin.
‘Christian Thydell?’
Een stem wekte hem uit zijn gedachten en hij keek op. De man voor hem had zijn hand uitgestoken en leek te verwachten dat hij die zou schudden. Dus stond hij op en deed dat.
‘Birger Jansson, van de Strömstads Tidning.’ De man zette een grote cameratas op de grond.
‘Welkom, ga zitten,’ zei Christian. Hij wist niet goed wat hij moest doen. Hij zocht Gaby met zijn ogen, maar zag alleen een glimp van iets knalrozes dat bij de ingang rondfladderde.
‘Ze maken er flink werk van,’ zei Birger Jansson rondkijkend.
‘Ja, daar lijkt het wel op,’ antwoordde Christian. Toen werd het stil en beide mannen schoven ongemakkelijk op hun stoel.
‘Zullen we dan maar? Of wil je liever op de anderen wachten?’
Christian keek de verslaggever met een lege blik aan. Hoe moest hij dat weten? Hij had zoiets nog nooit gedaan. Jansson leek dat als een bevestiging op te vatten en zette een cassetterecorder op de tafel, die hij aandeed.
‘Ja…’ zei hij en hij keek Christian doordringend aan. ‘Dit is je debuutroman.’
Christian vroeg zich af of het de bedoeling was dat hij deze bewe-ring zou bevestigen, of dat hij nog iets meer moest doen. ‘Ja, dat klopt,’ zei hij en hij schraapte zijn keel.
‘Ik vond hem heel erg goed,’ zei Birger Jansson met een barse stem, die de lovende woorden weersprak.
‘Dank je,’ zei Christian.
‘Wat wil je met het boek zeggen?’ Jansson controleerde of de cassette echt liep.
‘Wat ik ermee wil zeggen? Dat weet ik niet goed. Het is een geschiedenis, een verhaal, dat in mijn hoofd zat en eruit moest.’
‘Het is enorm donker. Duister zou ik zelfs willen zeggen,’ zei Birger en hij sloeg Christian gade alsof hij probeerde in diens diepste hoekjes kijken. ‘Zie jij de samenleving zo?’
‘Ik weet niet of ik in het boek mijn kijk op de samenleving heb geprobeerd over te brengen,’ zei Christian, terwijl hij koortsachtig naar een intelligent antwoord zocht. Hij had nooit op die manier over zijn schrijven nagedacht. Het verhaal had er zo lang gelegen, had zo lang in hem gezeten, en uiteindelijk had hij het op papier moeten zetten. Maar wat hij over de samenleving wilde zeggen? Daar had hij nooit bij stilgestaan.
Gelukkig verscheen Gaby even later met de andere journalisten in haar kielzog. Birger Jansson zette zijn cassetterecorder uit terwijl de anderen elkaar begroetten en aan de tafel plaatsnamen. Er verstreken een paar minuten en Christian maakte van de gelegenheid gebruik om even bij te komen.
Gaby probeerde de aandacht van de aanwezigen te krijgen. ‘Van harte welkom allemaal. Het doet me veel genoegen om deze nieuwe ster aan het schrijversfirmament, Christian Thydell, aan jullie voor te stellen. Onze uitgeverij is er enorm trots op dat wij zijn roman Zeemeermin mogen uitgeven en we gaan ervan uit dat dit het begin is van een lange en fantastische schrijversloopbaan. Christian heeft nog geen recensies gezien, en het verheugt mij ten zeerste dat ik je kan vertellen dat er vandaag schitterende recensies in het Svenska Dagbladet, de Dagens Nyheter en het Arbetarbladet staan, om maar een paar kranten te noemen. Ik zal een paar citaten voorlezen.’
Ze zette een bril op en reikte naar een stapel papieren die voor haar op de tafel lag. Op de witte achtergrond waren her en der roze onderstreepte passages te zien.
‘“Een taalkundig virtuoos die zonder het grote perspectief uit het oog te verliezen de onderworpenheid van de kleine man beschrijft.” Dat was het Svenska Dagbladet,’ verduidelijkte Gaby met een knikje naar Christian, terwijl ze het volgende vel papier pakte. ‘“Het is zowel verheugend als schrijnend om te lezen hoe Christian Thydell met zijn naakte proza de valse illusies van de maatschappij over geborgenheid en democratie in een helder licht plaatst. Zijn woorden snijden als een mes door vlees, spieren en geweten, en zorgen ervoor dat ik met koortsachtige ijver verder lees om als een fakir op zoek te gaan naar meer van dat pijnlijke, maar heerlijk louterende leed.” Dat was de Dagens Nyheter,’ zei Gaby. Ze deed haar bril af en gaf de kleine stapel recensies aan Christian.
Met een ongelovig gezicht nam hij die aan. Hij hoorde de woorden en vond het een prettig gevoel zich te laten overspoelen door eerbetoon, maar eerlijk gezegd begreep hij niet goed waar ze het over hadden. Hij had immers alleen maar over háár geschreven, haar verhaal verteld. Hij had de woorden en dat wat zij was uit zich laten komen in een ontlading die hem bij tijden helemaal leeg had achtergelaten. Hij wilde niets over de maatschappij zeggen. Hij wilde iets over haar zeggen.
De protesten bleven op zijn tong plakken. Niemand anders zou het begrijpen en misschien moest het ook wel zo zijn. Hij zou het nooit kunnen uitleggen.
‘Echt fantastisch,’ zei hij en hij hoorde de woorden als het ware rammelen toen ze inhoudsloos uit zijn mond vielen.
Daarna volgden er allerlei vragen. Meer lof en ideeën over zijn boek. Hij voelde dat hij geen enkele vraag zinnig kon beantwoorden. Hoe beschreef je iets wat je leven tot in het kleinste hoekje had gevuld? Iets wat niet alleen een verhaal was, maar ook over overleven ging. Over pijn. Hij deed zijn uiterste best. Probeerde duidelijk en doordacht te antwoorden. Kennelijk slaagde hij daarin, want Gaby knikte af en toe goedkeurend naar hem.
Toen de interviews waren afgelopen, wilde Christian alleen maar naar huis. Hij voelde zich helemaal leeg. Maar hij moest hier in de mooie eetzaal van Stora Hotellet blijven. Hij haalde diep adem en maakte zich klaar om de binnenstromende gasten te ontmoeten. Hij glimlachte, maar dat kostte hem meer moeite dan iemand kon vermoeden.
‘Kun je vanavond nuchter blijven?’ snauwde Erik Lind zachtjes tegen zijn vrouw zodat de andere mensen in de rij het niet zouden horen.
‘Kun jij je handen vanavond thuishouden?’ antwoordde Louise zonder de moeite te nemen te fluisteren.
‘Ik weet niet waar je het over hebt,’ zei Erik. ‘En het zou fijn zijn als je wat zachter sprak.’
Louise keek haar man met een koude blik aan. Hij zag er goed uit, dat kon ze niet ontkennen. En ooit was ze daar vatbaar voor geweest. Ze hadden elkaar op de universiteit leren kennen en veel meisjes waren jaloers op haar geweest toen ze Erik Lind aan de haak had geslagen. Vervolgens had hij langzaam maar zeker haar liefde, respect en vertrouwen weggeneukt. Niet met haar, godzijdank. Maar buiten het echtelijke bed leek hij daar geen enkele moeite mee te hebben.
‘Hé hallo, zijn jullie hier ook? Wat leuk!’ Cecilia Jansdotter kwam op hen af en gaf beiden een kus op de wang. Zij was Louises kapster en sinds een jaar ook Eriks minnares. Maar ze dachten natuurlijk dat Louise dat niet wist.
‘Hallo Cecilia,’ zei Louise en ze glimlachte. Cecilia was een lieve meid en als ze wrok moest koesteren tegen alle vrouwen die met haar man naar bed waren geweest, zou ze niet in Fjällbacka kunnen blijven wonen. Ze maakte zich er trouwens al jaren niet meer druk om. Ze had haar dochters. En die heerlijke uitvinding: bag-in-box-wijn. Waar had ze Erik dan nog voor nodig?
‘Wat spannend dat we nu twee schrijvers hebben in Fjällbacka! Eerst Erica Falck en nu Christian.’ Cecilia kon bijna niet stilstaan. ‘Hebben jullie het boek gelezen?’
‘Ik lees alleen zakenbladen,’ zei Erik.
Louise sloeg haar ogen ten hemel. Typisch Erik om ermee te koketteren dat hij geen boeken las.
‘Ik hoop dat we een exemplaar van het boek krijgen,’ zei ze, terwijl ze haar jas strakker om zich heen trok. Kwam er maar wat meer beweging in de rij, zodat ze gauw de warmte in konden.
‘Louise is de lezer in ons gezin. Maar daar heeft ze ook alle tijd voor omdat ze niet werkt. Is het niet zo, schat?’
Louise haalde haar schouders op en liet de hatelijke opmerking van zich afglijden. Het had geen enkele zin erop te wijzen dat Erik erop had gestaan dat zij thuisbleef terwijl de meisjes opgroeiden. Of dat zij van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat in de weer was om alles te regelen voor het goed georganiseerde bestaan dat hij als vanzelfsprekend beschouwde.
Ze praatten nog wat over koetjes en kalfjes en schoven langzaam naar voren. Uiteindelijk bereikten ze de garderobe waar ze hun jas konden ophangen en liepen de paar treden af naar de eetzaal.
Met Eriks brandende blik in haar rug zette Louise koers naar de bar.
‘Doe je wel een beetje rustig aan?’ zei Patrik en hij gaf Erica een kus op haar mond, waarna ze zich met haar dikke buik de deur uit haastte.
Maja jengelde even toen ze haar moeder zag verdwijnen, maar ze werd meteen rustig toen Patrik haar voor de tv neerzette, waar net een kinderprogramma was begonnen. Ze was de afgelopen maanden behoorlijk zeurderig en lastig geweest, en haar temperamentvolle uitbarstingen gevolgd door een ‘nee’ zouden elke diva jaloers maken. Patrik begreep haar wel een beetje. Zij voelde de gespannen verwachting, vermengd met vrees, voor de komst van haar broertjes of zusjes natuurlijk ook. Mijn god, een tweeling. Hoewel ze dat al sinds de eerste echo in de achttiende week wisten, had hij het nog steeds niet echt verwerkt. Soms vroeg hij zich af of ze het wel aankonden. Het was zwaar genoeg geweest met één baby; hoe zou het dan met twee kleintjes gaan? Hoe moest het met de borstvoeding en de slaap en al die dingen? En ze zouden een nieuwe auto moeten kopen om genoeg ruimte te hebben voor drie kinderen met bijbehorende kinderwagens. Alleen dat al.
Patrik ging naast Maja op de bank zitten en staarde met een lege blik voor zich uit. Hij was de laatste tijd vreselijk moe. Hij had voortdurend het gevoel dat hij aan het eind van zijn Latijn was en sommige ochtenden kon hij zich er amper toe zetten zijn bed uit te komen. Maar misschien was het allemaal niet zo raar. Naast alle huishoudelijke bezigheden, met een vermoeide Erica en een Maja die veranderd was in een klein koppig monster, was het zwaar op zijn werk. Sinds hij Erica kende hadden ze een aantal lastige moordonderzoeken gehad, en de eeuwige strijd met zijn chef, Bertil Mellberg, vergde ook veel van hem.
En nu zaten ze met de verdwijning van Magnus Kjellner. Patrik wist niet of het ervaring of instinct was, maar hij was ervan overtuigd dat er iets met de man was gebeurd. Een ongeluk of een misdrijf, dat was onmogelijk te zeggen, maar hij durfde zijn politiepenning erom te verwedden dat Magnus Kjellner niet langer leefde. Het teerde hem uit elke woensdag Magnus’ vrouw te moeten zien, die er elke keer weer wat kleiner en afgepeigerder uitzag. Ze hadden echt alles gedaan wat in hun macht lag, maar toch raakte hij het beeld van Cia Kjellners gezicht niet kwijt.
‘Papa!’ Met een stem die hij niet voor mogelijk had gehouden wekte Maja hem uit zijn overpeinzingen. Ze wees met haar kleine wijsvinger naar de tv en hij begreep meteen wat de reden van de crisis was. Hij moest veel langer in gedachten verzonken zijn geweest dan hij dacht, want het kinderprogramma was afgelopen. Nu was er een programma voor volwassenen waar Maja absoluut geen belangstelling voor had.
‘Papa regelt het,’ zei hij en hij stak afwerend zijn handen omhoog. ‘Wat vind je van Pippi?’
Omdat Pippi momenteel Maja’s grote favoriet was, wist Patrik al hoe het antwoord zou luiden. Hij pakte de band en toen Pippi in Taka-Tukaland begon, ging hij naast zijn dochter zitten en sloeg zijn arm om haar heen. Als een klein, warm knuffelbeest drukte ze zich tevreden onder zijn oksel. Vijf minuten later sliep hij.
Christian stond te zweten. Gaby had hem net verteld dat hij weldra het podium op moest. De eetzaal was bij lange na niet vol, maar er zaten toch zo’n zestig verwachtingsvolle gasten, met een bord eten en een glas bier of wijn. Christian had zelf niets naar binnen kunnen krijgen, behalve rode wijn. Hij was op dit moment met zijn derde glas bezig, hoewel hij wist dat hij niet zoveel moest drinken. Het zou niet bijster gepast zijn als hij tijdens het interview in de microfoon zat te lallen. Maar zonder de wijn kon hij het niet aan.
Hij liet zijn blik over de zaal glijden toen hij een hand op zijn arm voelde.
‘Hallo, hoe gaat het? Je ziet er gespannen uit.’ Erica keek hem bezorgd aan.
‘Ik ben nogal nerveus,’ bekende hij en hij merkte dat het hem een beetje troost gaf dit tegen iemand te kunnen zeggen.
‘Ik weet precies hoe je je voelt,’ zei Erica. ‘Toen mijn eerste boek in Stockholm werd gepresenteerd konden ze me na afloop min of meer van de vloer opvegen. En ik kon me absoluut niet herinneren wat ik op het podium had gezegd.’
‘Ik heb het gevoel dat ze voor mij straks ook een bezem nodig hebben,’ zei Christian en hij wreef over zijn keel. Heel even dacht hij aan de brieven, en de paniek trof hem met volle kracht. Hij wankelde, maar dankzij Erica viel hij niet om.
‘Oeps,’ zei Erica. ‘Volgens mij heb je een paar hartversterkinkjes gehad. Je kunt maar beter niet meer drinken voordat je het podium op moet.’ Ze pakte voorzichtig het glas rode wijn uit zijn hand en zette dat op het tafeltje naast hen neer. ‘Ik verzeker je dat het goed zal gaan. Eerst stelt Gaby jou en je boek voor, daarna stel ik je een paar vragen, en die hebben we al besproken. Vertrouw maar op mij. Het enige probleem is hoe ik op het podium moet komen.’
Ze begon te lachen en Christian lachte met haar mee. Niet van harte en iets te schel, maar het werkte. Een deel van de spanning trok weg en hij merkte dat hij weer adem kon halen. De gedachte aan de brieven duwde hij ver weg. Die mochten hem vanavond niet beïnvloeden. De zeemeermin was in het boek aan het woord geweest, en hij was nu klaar met haar.
‘Dag schat.’ Sanna kwam bij hen staan en haar ogen fonkelden toen ze om zich heen keek in de eetzaal. Hij wist dat dit een groot moment voor haar was. Misschien zelfs groter dan voor hem.
‘Wat zie je er mooi uit,’ zei hij en ze zoog de lof in zich op. Ze zag er ook mooi uit. Hij wist dat hij zich gelukkig moest prijzen dat hij haar had ontmoet. Ze verdroeg veel van hem, meer dan de meeste mensen zouden kunnen. Het lag niet aan haar dat ze de lege ruimten in hem niet kon vullen. Waarschijnlijk kon niemand dat. Hij sloeg zijn arm om haar heen en drukte een kus op haar haar.
‘Wat zien jullie er lief uit!’ Gaby kwam weer op tikkende hakken langs gesneld. ‘Je hebt bloemen gekregen, Christian.’
Hij staarde naar het boeket in haar armen. Het was een mooi, maar eenvoudig boeket. Alleen witte lelies.
Hij strekte zijn ongecontroleerd bevende hand uit naar de witte envelop die aan het boeket was vastgemaakt. Hij trilde zo hevig dat hij de envelop amper kon openen en hij was zich maar half bewust van de vragende gezichten van de vrouwen om hem heen.
Ook het kaartje was eenvoudig. Een wit kaartje van stevig papier, de tekst geschreven met zwarte inkt in een sierlijk handschrift, hetzelfde als in de brieven. Hij staarde naar de woorden. Toen werd alles zwart.