Image

‘Mama?’ Hij probeerde haar opnieuw heen en weer te schudden, maar ze bleef stil liggen. Hij wist niet hoe lang ze al zo lag. Hij was nog maar drie en kon nog geen klok kijken. Het was al wel twee keer donker geworden. Hij hield niet van het donker, en mama ook niet. Ze sliepen met het licht aan, en hij had het zelf aangedaan toen hij binnen niet goed meer kon zien. Vervolgens was hij naast haar gekropen. Ze lagen vaak zo, dicht, heel dicht tegen elkaar aan. Hij duwde zijn gezicht stevig tegen haar zachte lichaam. Mama had niets hoekigs, niets dat uitstak of hard was. Alleen zachtheid, warmte en veiligheid.

Maar vannacht had ze niet warm meer gevoeld. Hij had haar een por gegeven en zich dichter tegen haar aan gedrukt, maar ze had niet gereageerd. Toen had hij de extra deken uit de kast gehaald, hoewel hij het eng vond om zijn voeten op de vloer te zetten als het donker was; hij was bang voor de monsters onder het bed. Maar hij wilde niet dat mama het koud had en hij wilde het zelf ook niet koud hebben. Hij had haar zorgvuldig ingestopt met de gestreepte deken die raar rook. Toch werd ze niet warm, en hij evenmin. Hij had de hele nacht liggen bibberen, wachtend tot hij wakker werd, tot er een eind kwam aan deze vreemde droom.

Toen het licht begon te worden, was hij opgestaan. Waar de deken ’s nachts was weggegleden had hij die weer over haar heen gelegd. Waarom sliep ze zo lang? Zo lang sliep ze anders nooit. Soms lag ze een hele dag in bed, maar dan werd ze wel af en toe wakker. Praatte met hem en vroeg hem een glaasje water of iets anders te halen. Als ze zo’n hele dag in bed lag, zei ze soms vreemde dingen. Dingen waar hij bang van werd. Af en toe schreeuwde ze zelfs tegen hem. Maar dat had hij liever dan dat ze zo stil en koud bleef liggen.

Zijn maag vroeg om eten. Misschien dat mama hem wel een flinke jongen vond als ze straks zag dat hij ontbijt had gemaakt. Bij die gedachte werd hij iets vrolijker en hij liep naar de keuken. Halverwege bedacht hij iets en hij ging terug. Beer moest meekomen, hij wilde niet alleen zijn. Zijn beer over de grond slepend ging hij weer naar de keuken. Een boterham. Dat maakte mama altijd voor hem klaar. Een boterham met jam.

Hij deed de koelkast open. Daar stond de jampot, met een rood deksel en aardbeien op het etiket. De boter stond daar ook. Hij pakte ze voorzichtig uit de koelkast en zette ze op het aanrecht. Toen pakte hij een keukenstoel, plaatste die ernaast en klom erop. Het begon een beetje op een avontuur te lijken, en hij reikte naar de broodtrommel en pakte twee sneetjes brood. In de bovenste la vond hij een houten botermesje. Hij mocht van mama geen echte messen gebruiken. Uiterst zorgvuldig smeerde hij boter op de ene snee en jam op de andere. Daarna legde hij ze op elkaar. Ziezo, de boterham was klaar.

Hij deed de koelkast weer open en vond een pak sap in een van de vakken in de deur. Het kostte hem moeite het eruit te tillen en het op de keukentafel te zetten. Hij wist waar de glazen stonden: in het kastje boven de broodtrommel. Weer de stoel op, het kastje opendoen en voorzichtig een glas pakken. Hij mocht het niet laten vallen. Mama zou boos worden als er een glas stukging.

Hij zette het glas op tafel, legde de boterham ernaast en schoof de keukenstoel terug. Hij ging op zijn hurken op de stoel zitten om het sap in te kunnen schenken. Het pak was zwaar en hij moest zijn best doen om het precies boven het glas te houden. Toch belandde er net zoveel sap in het glas als ernaast, en hij bracht zijn mond naar het tafelzeil en slurpte alles wat daar lag op.

De boterham was erg lekker. Het was de eerste boterham die hij zelf had klaargemaakt en hij schrokte hem naar binnen. Hij voelde dat hij ruimte had voor een tweede, en nu wist hij hoe hij die moest maken. Mama zou zo trots zijn als ze wakker werd en ontdekte dat hij zelf zijn boterhammen kon smeren.

 

 

 

‘Heeft iemand iets gezien?’ Patrik had Martin aan de telefoon. ‘Nee, dat had ik ook niet verwacht. Maar ga vooral door, je weet maar nooit.’

Hij hing op en nam een flinke hap van zijn Big Mac. Ze waren bij de McDonald’s gestopt om even te lunchen en te kijken hoe ze verder zouden gaan.

‘Niets dus?’ vroeg Paula, die had zitten luisteren terwijl ze haar patat oppeuzelde.

‘Tot nu toe niet, nee. Er wonen daar niet zoveel mensen in de winter. Dus het is niet zo gek dat het resultaat mager is.’

‘Hoe is het op Badholmen?’

‘Ze hebben het lichaam afgevoerd,’ zei Patrik en hij nam nog een hap. ‘Dus Torbjörn en zijn mannen zijn binnenkort waarschijnlijk klaar. Hij beloofde te bellen als ze iets hadden gevonden.’

‘En wat gaan wij nu doen?’

Voor het eten hadden ze de kopieën doorgenomen van de documenten die ze van Maatschappelijk Werk hadden gekregen. Alles leek overeen te komen met wat Sanna tegen Erica had verteld.

‘Wij volgen het spoor verder. We weten dat Christian kort daarna bij een echtpaar is geplaatst dat Lissander heet. Hier in Trollhättan.’

‘Zouden ze hier nog wonen?’ vroeg Paula.

Patrik veegde zijn handen goed af, zocht een papier op en prentte zich de gegevens in. Vervolgens toetste hij het nummer van Inlichtingen in.

‘Hallo, ik ben op zoek naar Ragnar en Iréne Lissander in Trollhättan. (…) Oké, bedankt.’ Zijn gezicht lichtte op en hij knikte bevestigend naar Paula dat hij beet had. ‘Kunt u me een sms’je met het adres sturen?’

‘Ze wonen hier dus nog.’ Paula stopte nog wat patat in haar mond.

‘Daar lijkt het op. Wat dacht je ervan om een praatje met ze te gaan maken?’ Patrik stond op en keek Paula ongeduldig aan.

‘Moeten we niet eerst bellen?’

‘Nee, ik wil hun reactie zien als ze onvoorbereid zijn. Er moet toch een reden zijn waarom Christian de naam van zijn biologische moeder weer heeft aangenomen en hij hen nooit heeft genoemd, zelfs niet tegen zijn vrouw.’

‘Misschien heeft hij maar kort bij ze gewoond?’

‘Ja, dat zou kunnen, maar eigenlijk denk ik dat niet…’ Patrik probeerde onder woorden te brengen waarom hij zo sterk voelde dat dit een belangrijk spoor was. ‘Hij veranderde zijn achternaam bijvoorbeeld pas toen hij een jaar of achttien was. Waarom toen pas? En waarom zou hij überhaupt de achternaam hebben gehouden van iemand bij wie hij niet lang woonde?’

‘Daar heb je op zich gelijk in,’ stemde Paula in, maar ze klonk nog niet helemaal overtuigd.

Maar ze zouden het gauw weten. Over niet al te lange tijd zou een van de puzzelstukjes over Christian Thydell op zijn plek vallen. Of Christian Lissander.

 

Erica stond met de telefoon in haar hand maar aarzelde. Zou ze wel of zou ze niet? Uiteindelijk nam ze een beslissing; binnenkort zou het toch openbaar worden. Gaby kon het maar beter van haar horen.

‘Hallo, met Erica.’

Ze sloot haar ogen toen Gaby de gebruikelijke uitbundige frasen over haar uitstortte, maar onderbrak haar na een tijdje midden in een zin.

‘Christian is dood, Gaby.’

Het werd stil in de hoorn. Toen haalde Gaby diep adem.

‘Hè? Wat?’ stamelde ze. ‘Is het dezelfde persoon die…’

‘Ik weet het niet.’ Erica sloot opnieuw haar ogen. De woorden waren afgrijselijk en klonken verschrikkelijk definitief toen ze ze uitsprak: ‘Hij is vanochtend opgehangen gevonden. De politie kan verder nog niets zeggen. Niet of hij het zelf heeft gedaan of dat…’ Ze maakte haar zin niet af.

‘Opgehangen?’ Gaby snakte weer naar adem. ‘Dat kan niet waar zijn!’

Erica bleef een poosje zwijgen. Ze wist dat de informatie moest bezinken voordat die werkelijkheid werd. Ze had het zelf ook zo ervaren toen Patrik het vertelde.

‘Ik bel je als ik iets weet,’ zei Erica. ‘Maar ik zou het op prijs stellen als je de pers er zo lang mogelijk buiten kunt houden. Het is zo al moeilijk genoeg voor zijn familie.’

‘Natuurlijk, natuurlijk,’ zei Gaby. Het klonk alsof ze het inderdaad meende. ‘Maar houd me alsjeblieft op de hoogte.’

‘Dat beloof ik je,’ zei Erica en ze hing op. Zelfs wanneer Gaby zich ervan kon weerhouden de pers te bellen, zou het niet lang duren voordat Christians dood voorpaginanieuws was, dat wist ze. Hij was van de ene op de andere dag een ster geworden en de kranten hadden algauw beseft dat hij goed was voor de losse verkoop. Zijn raadselachtige dood zou de komende dagen ongetwijfeld de aanplakbiljetten van de kranten domineren. Arme Sanna, arme kinderen.

Erica had de jongens amper kunnen aankijken toen ze bij Sanna’s zus thuis op hen had gepast. Ze hadden met een grote stapel lego op de grond gezeten en zorgeloos en blij gespeeld, alleen af en toe broederlijk kibbelend. De ervaring van de dag ervoor leek vergeten. Maar misschien hadden ze die verdrongen? Misschien was er vanbinnen iets kapot gegaan wat je aan de buitenkant niet kon zien. En nu was hun vader er niet meer. Hoe zou dat hun leven beïnvloeden?

Ze had doodstil op de bank gezeten en uiteindelijk had ze zich ertoe gezet naar hen te kijken. Met hun hoofden dicht bij elkaar hadden ze besproken waar de sirene op de ambulance moest komen. Ze leken zoveel op zowel Christian als Sanna. Zij waren het enige dat er nog van hem was. Zij en het boek. Zeemeermin.

Erica kreeg opeens een ingeving. Ze moest het verhaal nog eens lezen. Als een soort eerbetoon aan Christian. Maar eerst ging ze even bij Maja kijken, die lag te slapen. Haar dochter had vandaag niet naar de crèche gehoeven omdat de ochtend zo rommelig was verlopen. Teder streek Erica over het blonde hoofd op het kussen. Vervolgens pakte ze het boek, ging ervoor zitten en sloeg de eerste pagina open.

 

Ze zouden Magnus over twee dagen begraven. Over twee dagen zou hij ter aarde worden besteld. In een gat in de grond worden gelegd.

Cia was nog niet buiten geweest sinds ze te horen had gekregen dat hij was gevonden. Ze kon niet tegen de starende mensen, de medelijdende blikken waarin tegelijk de vraag te zien was wat Magnus kon hebben gedaan om dit te verdienen. Speculaties dat hij het onheil misschien over zichzelf had afgeroepen.

Ze wist hoe er werd gepraat, ze had jarenlang zelf aan dit soort roddels meegedaan. Niet dat ze veel te vertellen had gehad, maar ze had wel zonder te protesteren geluisterd.

‘Waar rook is is vuur.’

‘Je vraagt je af hoe ze zich zo’n reis naar Thailand kunnen veroorloven. Hij werkt vast zwart.’

‘Wat is haar decolleté ineens diep geworden. Ze wil zeker indruk op iemand maken; maar op wie?’

Losse geruchten, uit hun verband gerukt en geduldig samengevoegd tot een mengsel van werkelijkheid en fantasie. En uiteindelijk was het opeens de waarheid.

Ze had wel zo’n vermoeden welke verhalen er in het dorp de ronde deden. Maar zolang zij thuis zat, maakte dat niet uit. Ze kon het nauwelijks opbrengen aan de videofilm te denken die Ludvig gisteren aan de agenten had laten zien. Ze had niet gelogen toen ze zei dat ze er niets van had geweten. Maar de film had haar wel aan het denken gezet. Soms had ze inderdaad het gevoel gehad dat Magnus iets voor haar achterhield. Of was dat iets wat nu achteraf zo leek, nu haar hele leven op zijn kop stond en verwarrend was? Toch meende ze zich te herinneren dat ze het merkwaardig had gevonden wanneer haar anders zo vrolijke echtgenoot opeens zwaarmoedig was geweest. Wanneer er een schaduw op hem viel, als een zonsverduistering. Ze had hem er weleens naar gevraagd. Ja, nu wist ze het weer. Ze had hem over zijn wang gestreken en gevraagd waar hij aan dacht. En dan was het altijd net alsof hij het licht weer aandeed en de schaduw verjoeg voordat ze meer kon opvangen.

‘Aan jou natuurlijk, lieverd,’ had hij geantwoord en hij had zich naar voren gebogen om haar een kus te geven.

Een enkele keer had ze het aangevoeld zonder dat het aan hem te zien was geweest. Telkens had ze het uit haar gedachten verbannen. Het kwam zo zelden voor en verder had ze ook geen aanwijzingen.

Maar sinds gisteren moest ze er steeds aan denken. De schaduw. Was die de reden dat hij er niet meer was? Waar was die vandaan gekomen? Waarom had hij haar niets verteld? Ze had gedacht dat ze elkaar alles vertelden, dat ze alles over hem wist, net als hij over haar. Wat nou als dat niet zo was, als ze volledig in onwetendheid verkeerde?

In haar bewustzijn werd de schaduw steeds groter. Ze zag Magnus voor zich. Niet met het blije, warme en liefdevolle gezicht waarnaast ze de afgelopen twintig jaar wakker had mogen worden. In plaats daarvan zag ze het gezicht van de video. Het vertwijfelde en verwrongen gezicht.

Cia sloeg haar handen voor haar gezicht en huilde. Ze wist niets meer. Het was alsof Magnus opnieuw stierf, en ze zou het niet overleven als ze hem nog een keer verloor.

 

Patrik drukte op de bel en na een tijdje werd er opengedaan. Er stond een kleine rimpelige man in de deuropening.

‘Ja?’

‘Patrik Hedström van de politie in Tanum. Dit is mijn collega, Paula Morales.’

De man bestudeerde hen grondig. ‘Jullie komen van ver. Waar kan ik jullie mee van dienst zijn?’ Zijn toon was luchtig, maar klonk scherp en afwachtend.

‘Bent u Ragnar Lissander?’

‘Ja, dat klopt.’

‘We zouden graag binnenkomen om even met u te praten. Ook met uw vrouw, als ze thuis is,’ zei Patrik. Hoewel hij het beleefd formuleerde, was het duidelijk dat het geen verzoek was.

De man leek even te aarzelen. Toen deed hij een pas opzij en liet hen binnen.

‘Mijn vrouw is een beetje aan het kwakkelen en ligt te rusten. Maar ik zal haar vragen of ze even naar beneden kan komen.’

‘Dat zou fijn zijn,’ zei Patrik, onzeker of Ragnar Lissander verwachtte dat zij ondertussen in de hal bleven wachten.

‘Loop gerust door en ga maar vast zitten. We komen er zo aan,’ zei hij alsof hij de onuitgesproken vraag had gehoord.

Patrik en Paula volgden zijn uitgestoken hand en zagen links een woonkamer. Ze keken rond terwijl ze Ragnar Lissander naar boven hoorden lopen.

‘Niet echt gezellig,’ fluisterde Paula.

Patrik moest haar gelijk geven. De woonkamer leek eerder een expositieruimte dan een thuis. Alles was blinkend schoon en de bewoners leken een zekere voorliefde te hebben voor siervoorwerpen. Voor een bruine leren bank stond de verplichte glazen salontafel. Er was geen enkele vingerafdruk op het glas te zien en Patrik huiverde bij de gedachte aan hoe die er bij hun thuis zou hebben uitgezien, waar Maja’s altijd plakkerige vingers steevast in de buurt waren.

Het meest opvallende was dat er geen persoonlijke dingen in de kamer waren. Geen foto’s, geen tekeningen van kleinkinderen, geen ansichtkaarten met groeten van familieleden of vrienden.

Patrik ging voorzichtig op de bank zitten en Paula nam naast hem plaats. Boven weerklonken stemmen, een verhitte woordenwisseling die ze niet konden verstaan. Na nog een paar minuten te hebben gewacht, hoorden ze opnieuw stappen op de trap, nu van twee paar voeten.

Ragnar Lissander verscheen in de deuropening. Hij was echt een oude man, dacht Patrik. Grijs, krom en onzichtbaar. Dat gold niet voor de vrouw die achter hem stond. Ze liep hun niet tegemoet, maar schreed door de kamer in haar ochtendjas die volledig uit abrikooskleurige ruches leek te bestaan. Ze zuchtte diep toen ze haar hand naar Patrik uitstak.

‘Ik hoop toch echt dat jullie me niet zomaar tijdens mijn rust komen storen.’

Patrik had het gevoel dat hij in een stomme film uit de jaren twintig was beland.

‘We hebben een paar vragen,’ zei hij, terwijl hij weer ging zitten.

Iréne Lissander nam plaats in de fauteuil tegenover hem. Ze had niet de moeite genomen Paula te begroeten.

‘Volgens Ragnar komen jullie uit…’ – ze wendde zich tot haar man – ‘was het Tanumshede?’

Ragnar mompelde bevestigend en ging op het puntje van de bank zitten. Zijn handen bungelden tussen zijn knieën en hij staarde naar iets op de glimmende glasplaat.

‘Ik begrijp niet wat jullie van ons willen,’ zei ze hautain.

Patrik wierp een korte blik in Paula’s richting, die onopvallend haar ogen ten hemel sloeg.

‘We zijn bezig met een moordonderzoek,’ zei hij. ‘En we zijn op informatie gestuit die ons terugvoert naar het verleden, naar een gebeurtenis hier in Trollhättan zevenendertig jaar geleden.’

Hij zag vanuit zijn ooghoek dat Ragnar opveerde.

‘Jullie hebben destijds een pleegkind in huis genomen.’

‘Christian,’ zei Iréne met haar voet wiebelend. Ze had pantoffels met een hakje en een open teen aan. Haar nagels waren zorgvuldig gelakt in een felrode kleur die vloekte bij haar ochtendjas.

‘Inderdaad. Christian Thydell, die daarna jullie achternaam kreeg. Lissander.’

‘Hij heeft het later weer terugveranderd,’ zei Ragnar stilletjes en zijn vrouw wierp hem een dodelijke blik toe. Hij hield meteen zijn mond en zakte weer ineen.

‘Hebben jullie hem geadopteerd?’ vroeg Paula.

‘Nee, absoluut niet.’ Iréne duwde een lok van haar donkere, zichtbaar geverfde haar naar achteren. ‘Hij woonde alleen bij ons. De naam was voor… het gemak.’

Patrik stond versteld. Hoeveel jaar had Christian hier als een soort kostganger gewoond, afgaande op de kilte waarmee zijn pleegmoeder over hem sprak?

‘Aha. En hoe lang heeft Christian bij jullie gewoond?’ Hij hoorde de afkeuring in zijn eigen stem, maar het leek Iréne Lissander niet op te vallen.

‘Tja, hoe lang was het ook al weer, Ragnar? Dat de jongen bij ons woonde?’ Haar man antwoordde niet, dus ze wendde zich weer tot Patrik. Ze had Paula nog altijd geen blik waardig gekeurd. Patrik had het gevoel dat er in Irénes wereld geen andere vrouwen bestonden.

‘Dat zouden we moeten kunnen uitrekenen. Hij was ruim drie toen hij kwam. En hoe oud was hij toen hij wegging, Ragnar? Was hij niet achttien?’ Ze glimlachte spijtig. ‘Hij wilde zijn geluk elders beproeven. Sindsdien hebben we niets meer van hem vernomen. Nietwaar, Ragnar?’

‘Ja, dat klopt,’ zei Ragnar Lissander stil. ‘Hij verdween gewoon.’

Patrik voelde medelijden met de kleine man. Was hij altijd al zo geweest? Beknot en onderworpen? Of had Iréne hem in de loop van de jaren alle kracht ontnomen?

‘Jullie weten helemaal niet waar hij heen is gegaan?’

‘Geen idee, absoluut geen idee.’ Iréne wiebelde weer met haar voet.

‘Waarom stellen jullie al deze vragen?’ vroeg Ragnar. ‘Op welke manier is Christian betrokken bij een moordonderzoek?’

Patrik aarzelde. ‘Ik moet jullie helaas vertellen dat hij vanochtend dood is aangetroffen.’

Ragnar kon zijn pijn niet verhullen. Iemand had zich in elk geval om Christian bekommerd en hem niet alleen als kostganger gezien.

‘Hoe is hij gestorven?’ vroeg hij met onvaste stem.

‘Hij is opgehangen gevonden. Dat is het enige dat we op dit moment weten.’

‘Had hij een gezin?’

‘Ja, twee prachtige zonen en een echtgenote. Zij heet Sanna. Hij woonde de laatste jaren in Fjällbacka, waar hij als bibliothecaris werkte. Vorige week is zijn debuutroman verschenen, Zeemeermin. Die heeft heel goede recensies gekregen.’

‘Hij was het dus toch,’ zei Ragnar. ‘Ik las er iets over in de krant en de naam viel me op. Maar de foto leek helemaal niet op de Christian die bij ons woonde.’

‘Wie had dat ooit kunnen denken? Dat er iets van hem zou worden,’ zei Iréne. Haar gezicht was hard als steen.

Patrik beet zich op zijn tong om niet tegen haar uit te vallen. Hij moest zich professioneel gedragen en zijn doel voor ogen blijven houden. Het zweet brak hem weer uit en hij trok aan zijn trui om wat verkoeling te krijgen.

‘Christian had een moeilijke start gehad. Konden jullie dat in zijn gedrag merken?’

‘Hij was nog zo klein. Dan vergeet je dat soort dingen snel,’ zei Iréne, terwijl ze een afwerend gebaar met haar hand maakte.

‘Hij had soms nachtmerries,’ zei Ragnar.

‘Dat hebben alle kinderen. Nee, we hebben nooit iets gemerkt. Hij was op zich wel een wonderlijk kind, maar met zo’n achtergrond…’

‘Wat weten jullie over zijn biologische moeder?’

‘Een sloerie. Van een lagere stand. Niet helemaal goed bij haar hoofd.’ Iréne tikte met haar wijsvinger tegen haar hoofd en zuchtte. ‘Maar ik begrijp echt niet waarom jullie denken dat wij iets voor jullie kunnen betekenen. Als er verder niets meer is, zou ik graag weer naar bed gaan. Ik ben niet helemaal lekker.’

‘Nog een paar vragen,’ zei Patrik. ‘Is er nog iets anders uit zijn jeugd dat jullie ons kunnen vertellen? We zijn op zoek naar iemand, vermoedelijk een vrouw, die onder andere Christian heeft bedreigd.’

‘Hij werd destijds niet bepaald omringd door meisjes,’ zei Iréne afwerend.

‘Ik denk niet alleen aan verliefdheden. Waren er geen andere vrouwen in zijn omgeving?’

‘Nee, wie hadden dat moeten zijn? Hij had alleen ons maar.’

Patrik wilde net afsluiten toen Paula nog even het woord nam. ‘Een laatste vraag. Er is in Fjällbacka nog een man dood aangetroffen. Magnus Kjellner, een vriend van Christian. En het lijkt erop dat twee van zijn andere vrienden op dezelfde manier zijn bedreigd als hij: Erik Lind en Kenneth Bengtsson. Kent u die namen?’

‘Zoals gezegd, wij hebben sinds zijn vertrek nooit meer iets van hem vernomen,’ zei Iréne terwijl ze met een ruk opstond. ‘En nu moeten jullie mij toch echt verontschuldigen. Ik heb een zwak hart en dit was zo’n schok dat ik even moet gaan liggen.’ Ze liep weg en ze hoorden haar voetstappen op de trap.

‘Hebben jullie enig idee wie het heeft gedaan?’ Ragnar keek naar de deuropening waardoor zijn vrouw was verdwenen.

‘Nee, op dit moment niet,’ zei Patrik. ‘Maar volgens mij is Christian de hoofdpersoon in dit gebeuren. En ik ben niet van plan het op te geven voordat ik weet hoe en waarom. Ik heb vanochtend zijn vrouw moeten vertellen dat hij is overleden.’

‘Ik begrijp het,’ zei Ragnar zachtjes. Hij opende zijn mond alsof hij nog iets wilde zeggen, maar toen sloten zijn lippen zich weer. Hij stond op en keek Patrik en Paula aan. ‘Ik loop even met jullie mee.’

Bij de voordeur had Patrik het gevoel dat hij nog niet moest vertrekken. Hij zou de man voor zich door elkaar moeten schudden tot hij losliet wat hem voor op de tong had gelegen. Maar in plaats daarvan drukte hij Ragnar zijn visitekaartje in de hand en liep naar buiten.