Image

Eigenlijk vond hij het niet zo erg dat hij geen vrienden had. Hij had zijn boeken. Maar naarmate hij ouder werd, begon hij dat wat hij alle anderen wel zag hebben te missen. Gemeenschap, verbondenheid, ergens bij horen. Want hij was altijd alleen. De enige die met hem samen wilde zijn was Alice.

Soms zaten ze hem achterna als hij vanaf de schoolbus naar huis liep. Erik, Kenneth en Magnus. Ze schaterden als ze achter hem aan holden, langzamer dan ze eigenlijk konden. Hun enige doel was om hem te laten rennen.

‘Schiet op, stomme vetzak!’

En dan rende hij en verachtte zichzelf erom. Inwendig hoopte hij dat er een wonder zou gebeuren, dat ze er op een goede dag vanzelf mee zouden ophouden, dat ze hem zouden zien, zouden begrijpen dat hij ook een mens was. Maar hij wist dat dat slechts een droom was. Niemand zag hem staan. Alice telde niet mee. Zij was een mongool. Zo noemden de jongens haar, vooral Erik. Hij liet het woord over zijn tong rollen als hij haar zag. ‘Mongooool…’

Alice stond hem vaak bij de bus op te wachten. Dat vond hij verschrikkelijk. In het bushokje leek ze normaal met haar lange donkere haar in een paardenstaart. Blije, blauwe ogen keken enthousiast naar hem uit als de scholieren uit Tanumshede uitstapten. Soms voelde hij zich zelfs een beetje trots als de bus bij de halte stopte en hij haar door het raam zag. De schoonheid met de lange benen en het donkere haar was zijn zusje.

Maar dan volgde altijd het moment waarop hij uitstapte en zij hem in de gaten kreeg. Ze kwam met haar onhandige bewegingen op hem af, alsof er onzichtbare draadjes aan haar armen en benen zaten waaraan willekeurig werd getrokken. Vervolgens riep ze met lallende stem zijn naam, en de jongens barstten in lachen uit. ‘Mongooool!’

Alice snapte er niets van en dat vond hij nog wel het meest gênant. Ze glimlachte vrolijk en wuifde soms naar hen. Dan begon hij uit zichzelf te hollen, zonder dat ze achter hem aan zaten, om te ontsnappen aan Eriks geschreeuw, dat door het hele dorp weergalmde. Maar aan Alice ontkwam hij nooit. Zij dacht altijd dat het een spelletje was. Zonder al te veel moeite haalde ze hem in, en soms wierp ze zich lachend met zo’n vaart om zijn nek dat hij bijna viel.

Op die momenten haatte hij haar net zo sterk als toen ze nog krijste en hem moeder had ontnomen. Het liefst had hij haar in haar gezicht geslagen zodat ze hem niet langer belachelijk zou maken. Hij zou er nooit bij horen zolang Alice hem bij het bushokje stond op te wachten, zijn naam riep en zich om zijn nek wierp.

Hij wilde zo wanhopig graag iemand zijn. Niet alleen in Alice’ ogen.

 

 

 

Toen ze wakker werd was Patrik diep in slaap. Het was halfacht en zelfs Maja lag nog te doezelen, hoewel ze meestal al voor zevenen wakker was. Erica voelde zich rusteloos. Ze was ’s nachts een paar keer wakker geworden en had aan de woorden op het bandje moeten denken. Ze had bijna niet kunnen wachten tot het ochtend was en ze ermee aan de slag kon.

Ze sloop uit bed, kleedde zich aan en ging naar de keuken om koffie te zetten. Na de eerste noodzakelijke dosis cafeïne keek ze ongeduldig op de klok. Ze zouden al op kunnen zijn. Omdat er kleine kinderen in huis woonden, was dat zelfs waarschijnlijk.

Ze schreef een briefje voor Patrik, waarin ze in vage bewoordingen uitlegde dat ze weg was om iets te regelen. Hij mocht wel een beetje in het ongewisse blijven. Ze zou hem alles toch vertellen als ze terugkwam.

Tien minuten later reed ze Hamburgsund binnen. Ze had Inlichtingen gebeld voor het adres van Sanna’s zus en vond het meteen. Het was een groot stenen huis, en ze hield haar adem in toen ze tussen twee dicht op elkaar geplaatste palen de lange oprit opreed. Het zou een hele kunst zijn om hier achteruit uit te rijden, maar dat was een probleem voor later.

In het huis was beweging te zien en Erica constateerde opgelucht dat ze goed had gegokt. Ze waren wakker. Ze belde aan en algauw hoorde ze voetstappen de trap af komen en een vrouw die Sanna’s zus moest zijn, deed open.

‘Hallo,’ zei Erica en ze stelde zichzelf voor. ‘Is Sanna al wakker? Ik zou haar graag even spreken.’

Sanna’s zus keek nieuwsgierig, maar stelde geen vragen. ‘Ja hoor, Sanna en de monstertjes zijn al op. Kom verder.’

Erica stapte de hal binnen en hing haar jas op. Ze liep achter Sanna’s zus een steile trap op en kwam in een tweede hal, waarna ze links een grote ruimte in liepen die zowel de open keuken en de eettafel als de woonkamer bevatte.

Sanna en de jongens zaten samen te ontbijten met wat een neefje en een nichtje van de kinderen moesten zijn: een jongen en een meisje die een paar jaar ouder leken dan Sanna’s zonen.

‘Sorry dat ik jullie bij het ontbijt kom storen,’ zei Erica en ze keek Sanna aan. ‘Ik zou graag even met je praten.’

Sanna maakte niet meteen aanstalten om op te staan. Haar lepel was halverwege haar mond blijven steken en er leken allerlei gedachten door haar hoofd te schieten. Maar toen legde ze de lepel neer en stond op.

‘Ga maar beneden in de serre zitten, dan kunnen jullie in alle rust praten,’ zei Sanna’s zus en Sanna knikte.

Erica liep achter haar aan naar beneden en via een aantal kamers kwamen ze bij een serre, die uitzicht bood op het grasveld en het kleine centrum van Hamburgsund.

‘Hoe gaat het met jullie?’ vroeg Erica toen ze waren gaan zitten.

‘Wel redelijk, geloof ik.’ Sanna was bleek en zag er afgepeigerd uit, alsof ze maar een paar minuten had geslapen. ‘De jongens vragen aldoor naar hun vader en ik weet niet wat ik moet zeggen. Ik weet ook niet of ik moet proberen ze over het gebeurde te laten vertellen of niet. Ik wilde vandaag het Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie bellen en om advies vragen.’

‘Dat lijkt me een goed idee,’ zei Erica. ‘Maar kinderen zijn sterk. Ze kunnen meer aan dan je denkt.’

‘Ja, daar heb je waarschijnlijk wel gelijk in.’ Sanna keek met een lege blik voor zich uit. Vervolgens wendde ze zich tot Erica: ‘Waar wilde je over praten?’

Zoals zo vaak wist Erica niet hoe ze haar verhaal moest inleiden. Ze had geen taak, niets dat haar het recht gaf om vragen te stellen. Het enige dat ze had was haar nieuwsgierigheid. En haar bezorgdheid. Ze dacht even na. Toen boog ze zich voorover en pakte de tekeningen uit haar handtas.

 

Hij was vroeg uit de veren. Daar was hij erg trots op en als het maar even kon, begon hij erover. ‘Je kunt toch niet voor het verpleeghuis gaan trainen,’ zei hij dan tevreden, om vervolgens uit te leggen dat hij altijd uiterlijk om zes uur opstond. Zijn schoondochter plaagde hem soms omdat hij al om negen uur naar bed ging. ‘Ben je dan ook niet voor het verpleeghuis aan het trainen?’ kon ze glimlachend vragen. Maar dergelijke opmerkingen negeerde hij meestal waardig. Hij benutte immers de hele dag.

Na een stevig ontbijt met havermoutpap ging hij in zijn favoriete fauteuil zitten, waar hij zorgvuldig de krant las terwijl het buiten langzaam begon te dagen. Als hij klaar was, was het meestal licht genoeg om zijn gebruikelijke ochtendcontrole uit te voeren. Dat was in de loop van de jaren een vaste gewoonte geworden.

Hij stond op en haalde de kijker, die aan een spijker hing, en ging er goed voor zitten. Het huis lag op de heuvel achter de boothuizen en voor de kerk, en hij had een perfect uitzicht over de hele haven van Fjällbacka. Hij bracht de kijker naar zijn ogen en keek speurend van links naar rechts. Eerst de buren. Ja, die waren ook op. In de winter woonden hier tegenwoordig niet veel mensen meer, maar gelukkig waren zij er nog wel. Een extra pluspunt was dat de buurvrouw ’s ochtends vaak in haar ondergoed door het huis liep. Ze was een jaar of vijftig, maar had een verdomd mooi figuur, constateerde hij en hij liet de kijker verder glijden.

Lege huizen, alleen maar lege huizen. Sommige waren helemaal duister, in andere gebruikten ze een timer voor de verlichting. Hij zuchtte, net als anders. Het was beroerd zoals de dingen zich hadden ontwikkeld. Hij kon zich nog goed herinneren hoe het was toen alle huizen werden bewoond en er het hele jaar door volop beweging was. Nu was vrijwel alles in het bezit van zomergasten die hier maar drie maanden per jaar waren. Daarna keerden ze terug naar de steden, met een fraai kleurtje waar ze het tot ver in de herfst tijdens hun feestjes en etentjes over hadden: ‘Ja, we zijn de hele zomer in ons huis in Fjällbacka. Je zou er het hele jaar moeten kunnen wonen, zo vredig, zo rustig. Je ontspant er helemaal.’ Uiteraard meenden ze er geen woord van. Ze zouden het hier in de winter geen dag volhouden als alles gesloten en stil was en je niet op de klippen kon liggen bakken.

De kijker bewoog over het Ingrid Bergmanstorg. Dat lag er verlaten bij. Hij had gehoord dat de makers van de website van Fjällbacka een camera hadden opgehangen, zodat je elk moment op de computer kon zien wat er in het dorp gebeurde. Als je dat leuk vond, had je kennelijk echt niets om handen, dacht hij. Er viel namelijk bar weinig te zien.

Hij richtte zijn kijker verder weg, liet die over de Södra Hamngatan glijden, langs de ijzerwarenwinkel in de richting van het Brand-park. Hij stopte even bij de reddingsboot en bewonderde die zoals altijd. Hartstikke mooi. Hij was zijn hele leven al dol op boten, en de MinLouis lag altijd prachtig aan de kade te glimmen. Nu ging zijn blik naar de weg richting Badholmen, waar je kon zwemmen. Zoals altijd kwamen er herinneringen uit zijn jeugd boven als hij de houten gebouwen met de hoge schutting zag waar je je omkleedde. Dames en heren gescheiden. Toen hij klein was, had hij altijd geprobeerd om bij de dames naar binnen te kijken. Maar meestal zonder succes.

Nu zag hij de klippen en de trampoline, waar de kinderen ’s zomers veelvuldig gebruik van maakten. Vervolgens de toren, die er tegenwoordig wat aftands uitzag. Hij hoopte dat ze hem zouden opknappen en hem niet gingen slopen. Hij hoorde op de een of andere manier bij Fjällbacka.

Hij keek langs de toren, over het water naar het eiland erachter, Valön. Vervolgens veerde hij op en bewoog met een ruk de kijker terug. Wat was dat in vredesnaam? Hij stelde de kijker bij om het scherper te kunnen zien en kneep zijn ogen een beetje dicht. Het leek wel alsof er iemand aan de toren hing. Er wapperde iets donkers in de wind. Hij kneep zijn ogen nog een keer half dicht. Had een stelletje jongelui lollig willen doen en een pop of zo opgehangen? Hij kon niet goed zien wat het was.

Zijn nieuwsgierigheid kreeg de overhand. Hij trok zijn jas aan, stak zijn voeten in de schoenen waar hij een bandje met spikes om had bevestigd, en ging naar buiten. Hij was vergeten om zand op het trapje te strooien, dus hij hield zich goed vast aan de leuning om niet op zijn achterwerk te belanden. Op de weg ging het makkelijker en hij liep zo snel hij durfde in de richting van Badholmen.

Het was helemaal stil in het dorp toen hij over het Ingrid Bergmanstorg liep. Hij overwoog of hij een auto zou aanhouden als er een langskwam, maar besloot om dat niet te doen. Het had geen zin om iedereen te alarmeren als er niets bijzonders aan de hand bleek te zijn.

Toen hij dichterbij kwam, ging hij nog harder lopen. Hij maakte een paar keer per week een lange wandeling, dus hij had nog altijd een redelijke conditie. Toch hijgde hij flink toen hij de gebouwen op Badholmen bereikte.

Hij stopte even om op adem te komen. Of liever gezegd, hij deed alsof hij daarom even bleef staan. De waarheid was dat hij al sinds hij het donkere silhouet in zijn kijker had gezien een onheilspellend gevoel had. Hij aarzelde, maar haalde toen diep adem en liep door de ingang van het badstrand. Hij kon het nog niet opbrengen naar de springtoren te kijken. In plaats daarvan keek hij naar zijn voeten, zette ze voorzichtig op de klippen zodat hij niet ten val zou komen. Toen hij nog een meter tot de toren te gaan had, keek hij langzaam op.

 

Patrik ging slaapdronken rechtop zitten. Hij hoorde iets zoemen. Hij keek rond en kon zich in eerste instantie niet oriënteren en had ook geen idee wat hij hoorde. Uiteindelijk was hij zover wakker dat hij wist dat hij zijn mobieltje moest pakken. Hij had het geluid uitgezet, maar de trilfunctie stond aan en nu lag de telefoon wild op het nachtkastje te springen terwijl het display in de schemer oplichtte.

‘Hallo?’

Hij was meteen klaarwakker en begon zijn kleren aan te trekken terwijl hij luisterde en vragen stelde. Binnen enkele minuten was hij helemaal aangekleed en hij was al bijna de deur uit toen hij Erica’s briefje zag en zich realiseerde dat ze niet naast hem in bed had gelegen. Hij vloekte en holde weer naar boven. Maja was uit haar bed geklommen en zat rustig op de vloer te spelen. Shit, wat nu? Hij kon haar niet alleen thuis laten. Geïrriteerd belde hij Erica’s mobiel, maar die bleef eindeloos overgaan tot haar voicemail aansloeg. Wat was ze in ’s hemelsnaam zo vroeg op de ochtend aan het doen?

Hij verbrak de verbinding en toetste Anna en Dans nummer in. Anna nam op en hij slaakte een zucht van verlichting. Snel legde hij uit waarom hij belde. Vervolgens stond hij tien minuten in de hal te trappelen van ongeduld tot Anna er was.

‘Jullie hebben wel veel noodgevallen tegenwoordig. Eerst Erica’s trip naar Göteborg gisteren en nu klink jij alsof er ergens brand is.’ Anna lachte terwijl ze langs Patrik naar binnen liep.

Hij bedankte haar snel en holde naar de auto. Pas toen hij achter het stuur zat, realiseerde hij zich wat Anna had gezegd. Göteborg? Gisteren? Hij snapte er niets van. Maar dat moest maar wachten. Nu had hij wel iets anders aan zijn hoofd.

Het was een drukte van belang bij Badholmen. Hij parkeerde zijn auto voor de reddingsboot en liep half hollend naar het eiland. Torbjörn Ruud en zijn technici waren er al.

‘Wanneer kwam de melding binnen?’ vroeg Patrik aan Gösta, die op hem af kwam lopen. Torbjörn en zijn team moesten uit Uddevalla komen en logischerwijs had hij er eerder moeten zijn dan zij. Hetzelfde gold voor Gösta en Martin, die uit Tanumshede kwamen. Waarom was hij niet eerder gebeld?

‘Annika heeft je herhaaldelijk geprobeerd te bellen. Gisteravond kennelijk ook al. Maar je nam niet op.’

Patrik rukte zijn mobieltje uit zijn zak, klaar om te laten zien dat dat niet klopte. Maar toen hij op het display keek, zag hij dat hij vijf oproepen had gemist. Gisteravond drie en vanochtend twee.

‘Weet jij waar ze gisteren over belde?’ vroeg Patrik, balend dat hij het geluid van de telefoon had afgezet om een keer een avond te kunnen ontspannen. Natuurlijk moest er net iets gebeuren op het moment dat hij het zichzelf voor het eerst in eeuwen toestond om even niet aan zijn werk te denken.

‘Geen idee. Maar vanochtend ging het hierover.’ Gösta wees met zijn hand naar de springtoren en Patrik schrok. De aanblik van de man met het touw om zijn nek die in de wind bewoog, had iets oerdramatisch.

‘Verdomme,’ zei hij en dat meende hij. Hij dacht aan Sanna en de kinderen, aan Erica. ‘Wie heeft hem gevonden?’ Patrik viel terug op zijn rol als politieman in een poging zich te verschuilen achter het werk dat gedaan moest worden en de gedachten aan alle gevolgen naar zijn achterhoofd te verbannen. Op dit moment mocht Christian niet iemand met een vrouw en kinderen, vrienden en een leven zijn. Hij kon nu alleen een slachtoffer zijn, een raadsel dat moest worden opgelost. Het enige dat Patrik zich kon veroorloven was vast te stellen dat er iets was gebeurd en dat het zijn taak was uit te zoeken wát.

‘Die oude man daar. Sven-Olov Rönn. Hij woont in dat witte huis.’ Gösta wees naar een van de woningen op de helling achter de rij boothuizen. ‘Blijkbaar heeft hij de gewoonte elke ochtend met zijn kijker rond te turen. Daarbij zag hij iets aan de springtoren hangen. Eerst dacht hij dat het een kwajongensstreek was, maar toen hij hier was, zag hij dat het echt was.’

‘Gaat het goed met hem?’

‘Hij is natuurlijk een beetje van slag, maar hij lijkt een taaie.’

‘Laat hem niet gaan voordat ik met hem heb gepraat,’ zei Patrik en hij liep naar Torbjörn, die net het terrein liet afzetten.

‘Jullie houden ons wel bezig,’ zei Torbjörn.

‘Geloof me, wij hadden het ook graag wat rustiger gehad.’ Patrik moest even moed verzamelen om weer naar Christian te kunnen kijken. Zijn ogen waren open en zijn hoofd was iets voorover gekanteld toen zijn nek brak. Het leek alsof hij naar het water staarde.

Patrik huiverde.

‘Hoelang moet hij daar nog blijven hangen?’

‘Niet zo lang meer. We moeten alleen nog foto’s nemen voordat we hem naar beneden halen.’

‘En het transport?’

‘Is onderweg,’ zei Torbjörn kort. Hij leek graag te willen beginnen.

‘Doe maar wat jullie moeten doen,’ zei Patrik en hij liep weg bij Torbjörn, die meteen zijn team begon te instrueren.

Patrik ging naar Gösta en de oudere man, die het koud leek te hebben.

‘Patrik Hedström, politie Tanum,’ zei hij en hij stak zijn hand uit.

‘Sven-Olov Rönn,’ antwoordde de man en hij ging bijna in de houding staan.

‘Gaat het een beetje?’ vroeg Patrik, terwijl hij keek of hij tekenen van een shock in het gezicht van de man kon zien. Sven-Olov Rönn zag weliswaar wat wit om de neus, maar hij leek toch redelijk beheerst.

‘Leuk is anders,’ zei hij zachtjes, ‘maar als ik straks thuis een hart-versterking heb genomen, gaat het wel weer.’

‘Moeten we een dokter laten komen?’ vroeg Patrik en de man tegenover hem keek hem ontzet aan. Kennelijk behoorde hij tot het soort oude mannen die zichzelf nog liever een arm afsneden dan dat ze naar een dokter gingen.

‘Nee, nee,’ zei hij. ‘Dat is niet nodig.’

‘Oké,’ zei Patrik. ‘Ik weet dat u al met mijn collega hier hebt gesproken’ – hij knikte naar Gösta – ‘maar zou u mij ook kunnen vertellen hoe u… de man in de toren hebt ontdekt?’

‘Nou kijk, ik ben ’s ochtends altijd vroeg uit de veren,’ begon Sven-Olov Rönn, om hem vervolgens hetzelfde te vertellen als aan Gösta zo-even, zij het met meer details. Na nog een paar vragen te hebben gesteld, besloot Patrik Rönn naar huis te sturen zodat hij weer warm kon worden.

‘Zo, Gösta. Wat betekent dit?’ vroeg hij nadenkend.

‘Het eerste dat we moeten uitzoeken is of hij het zelf heeft gedaan. Of dat het dezelfde…’ Gösta maakte zijn zin niet af, maar Patrik begreep wat hij dacht.

‘Hebben jullie iets gezien wat op een strijd wijst, op verzet of zo?’ riep hij naar Torbjörn, die halverwege de trap van de springtoren bleef staan.

‘Tot nu toe niet. Maar we hebben nog niet veel kunnen doen,’ zei hij. ‘We beginnen met de foto’s’ – hij wuifde met een grote camera – ‘en het is afwachten wat we daarna vinden. Ik laat het je meteen weten als we iets ontdekken.’

‘Fijn. Dank je,’ zei Patrik. Hij besefte dat hij op dit moment niet veel kon doen. En dat er een andere taak op hem lag te wachten.

Martin Molin voegde zich bij hen, net zo bleek als altijd als hij zich in de nabijheid van een dood lichaam bevond.

‘Mellberg en Paula zijn ook onderweg.’

‘Mooi zo,’ zei Patrik zonder enthousiasme, en zowel Gösta als Martin begreep dat de gelaten toon niet Paula betrof.

‘Wat wil je dat we doen?’ vroeg Martin.

Patrik haalde diep adem en probeerde in zijn hoofd een plan te maken. Hij was in de verleiding de taak waar hijzelf tegenop zag te delegeren. Maar zijn verantwoordelijkheidsgevoel kreeg de overhand en na nog een diepe ademhaling zei hij: ‘Martin, jij wacht op Mellberg en Paula. Op Mellberg hoeven we niet te rekenen, hij zal alleen maar wat rondhangen en de technici voor de voeten lopen. Ga met Paula bij iedereen langs die aan de toegangsweg naar Badholmen woont. De meeste huizen staan leeg, dus het is geen onmogelijke op-gave. Gösta, wil jij met mij mee naar Sanna?’

Gösta’s blik kreeg iets zwaars. ‘Natuurlijk, wanneer vertrekken we?’

‘Nu meteen,’ zei Patrik. Hij wilde het zo snel mogelijk achter de rug hebben. Even overwoog hij om Annika te bellen om te vragen waarom ze gisteren had geprobeerd hem te bereiken. Maar dat moest maar tot later wachten. Hij had er nu geen tijd voor.

Toen ze Badholmen verlieten, moesten ze alle twee hun best doen om zich niet om te draaien en naar de gestalte te kijken die nog altijd in de wind heen en weer bewoog.

 

‘Ik begrijp er niets van. Wie kan deze naar Christian hebben gestuurd?’ Sanna keek verward naar de tekeningen die voor haar op tafel lagen. Ze boog zich voorover en pakte er een op, en Erica was blij dat ze eraan had gedacht ze afzonderlijk in plastic hoesjes te steken, zodat je ze aan kon raken zonder eventueel bewijs te vernietigen.

‘Ik weet het niet. Ik had gehoop dat jij er een theorie over zou hebben.’

Sanna schudde haar hoofd. ‘Ik heb geen idee. Waar heb je ze gevonden?’

Erica vertelde over haar bezoek aan Christians oude adres in Göteborg en over Janos Kovács, die alle brieven had bewaard die er in de loop van de jaren waren gekomen.

‘Waarom ben jij zo geïnteresseerd in Christians leven?’ Sanna keek haar vragend aan.

Erica dacht er even over na hoe ze haar daden kon verklaren. Ze wist het zelf amper. ‘Sinds ik van de dreigbrieven op de hoogte ben, maak ik me zorgen om hem. En omdat ik ben wie ik ben, kan ik het niet loslaten. Christian vertelt niets, dus daarom ben ik zelf maar een beetje gaan graven.’

‘Heb je deze aan Christian laten zien?’ vroeg Sanna, terwijl ze nog een tekening pakte en die nauwkeurig bestudeerde.

‘Nee, ik wilde het er eerst met jou over hebben.’ Ze viel even stil. ‘Wat weet jij over Christians achtergrond? Over zijn familie en zijn jeugd?’

Sanna glimlachte droevig. ‘Bijna niets. Je hebt geen idee. Ik heb nog nooit iemand ontmoet die zo weinig vertelt. Alles wat ik over zijn ouders wilde weten, over hoe ze woonden, over wat hij deed toen hij klein was, wat voor vrienden hij had… ja, alle dingen waar je naar vraagt als je iemand leert kennen, daar was hij gesloten over. Hij heeft me verteld dat zijn ouders dood zijn, dat hij geen broers of zussen heeft, dat zijn jeugd net zo is geweest als die van ieder ander, dat het niet interessant is.’ Sanna slikte.

‘Vond je dat niet vreemd?’ vroeg Erica. Ze kon niet voorkomen dat er een licht medelijden doorklonk in haar stem. Ze zag Sanna tegen haar tranen vechten.

‘Ik hou van hem. En hij raakte altijd geïrriteerd als ik ernaar vroeg, dus daar ben ik mee opgehouden. Ik wilde alleen… Ik wilde alleen maar dat hij bij me bleef.’ Ze fluisterde de woorden terwijl ze strak naar haar schoot keek.

Erica wilde naast haar gaan zitten en haar armen om haar heen slaan. Sanna zag er opeens zo jong en kwetsbaar uit. Het was vast niet makkelijk om in zo’n relatie te leven, om je nooit gelijkwaardig te voelen. Want Erica begreep maar al te goed wat Sanna tussen de regels door zei. Dat ze van Christian hield, maar dat hij nooit van haar had gehouden.

‘Dus je weet niet wie dat poppetje naast Christian zou kunnen zijn?’ vroeg Erica zachtjes.

‘Geen idee, maar dit moet door een kind zijn gemaakt. Misschien heeft hij ergens in de buurt kinderen zonder dat ik dat weet?’ Ze lachte, maar de lach bleef halverwege haar keel steken.

‘Je moet geen overhaaste conclusies trekken.’ Erica was ineens bang dat ze de situatie er alleen maar erger op maakte. Sanna leek elk moment te kunnen instorten.

‘Nee, maar ik heb me natuurlijk ook het een en ander afgevraagd. Sinds de brieven komen ben ik er wel duizend keer over begonnen, en hij zegt alleen dat hij niet weet wie ze gestuurd kan hebben. Maar ik weet niet zeker of ik hem geloof.’ Ze beet op haar lip.

‘Hij heeft niets over vroegere vriendinnetjes of zo verteld? Niets over een vrouw die ooit deel uitmaakte van zijn leven?’ Erica besefte dat ze doordramde, maar misschien had Christian in de loop van de jaren iets gezegd, iets wat diep in Sanna’s onderbewustzijn begraven lag.

Sanna schudde haar hoofd en zei met een bitter lachje: ‘Geloof me, als hij het ooit over een andere vrouw had gehad, dan had ik dat wel onthouden. Ik dacht zelfs…’ Ze stopte en leek spijt te hebben dat ze met de zin was begonnen.

‘Wat dacht je?’ vroeg Erica, maar Sanna werd gereserveerd.

‘Niets. Iets stoms van mij. Ik ben af en toe jaloers, zou je kunnen zeggen.’

Misschien niet zo gek, dacht Erica. Als je zo lang met een vreemde samenleeft, als je van iemand houdt die niet van jou houdt. Geen wonder dat je dan jaloers werd. Maar ze zei niets. In plaats daarvan stuurde ze het gesprek naar het onderwerp dat haar al sinds gisteren bezighield.

‘Gisteren heb je met een van Patriks collega’s gepraat, Paula Morales.’

Sanna knikte. ‘Ze was heel aardig. Gösta trouwens ook. Hij hielp me de kinderen schoon te krijgen. Wil je Patrik vragen of hij hem wil bedanken? Ik geloof dat ik dat gisteren ben vergeten.’

‘Dat zal ik doen,’ zei Erica en ze pauzeerde even voor ze verder ging. ‘Je zei iets wat Paula volgens mij niet helemaal begreep.’

‘Hoe weet jij dat?’ vroeg Sanna onthutst.

‘Paula heeft jullie gesprek opgenomen, en Patrik heeft het bandje gisteravond thuis afgeluisterd. Ik kon er niets aan doen dat ik het hoorde.’

‘O,’ zei Sanna. Ze leek het leugentje te slikken. ‘Wat heb jij dan…?’

‘Je zei tegen Paula dat Christian het niet altijd makkelijk heeft gehad. Het klonk alsof je aan iets specifieks dacht.’

Sanna’s gezicht verstijfde. Ze vermeed het om Erica aan te kijken en begon aan de franje van het tafelkleed te plukken. ‘Ik weet niet wat…’

‘Sanna,’ zei Erica smekend. ‘Dit is niet het juiste moment om dingen achter te houden om iemand te beschermen, om Christian te beschermen. Jullie hele gezin loopt gevaar, en anderen ook. We kunnen verhinderen dat andere mensen hetzelfde overkomt als Magnus. Ik weet niet wat je niet wilt vertellen en waarom je dat niet wilt. Misschien heeft het hier helemaal niet mee te maken. Ik ben ervan overtuigd dat je dat denkt, want anders had je het wel gezegd, dat weet ik ook. Vooral na wat er gisteren met de kinderen is gebeurd. Maar weet je dat wel helemaal zeker?’

Sanna keek door het raam naar een punt in de verte, voorbij de gebouwen, bij het bevroren water en de eilanden. Ze bleef een hele tijd zwijgen en Erica liet haar zonder iets te zeggen haar strijd met zichzelf voeren.

‘Ik heb op zolder een jurk gevonden. Een blauwe jurk,’ zei Sanna ten slotte. Vervolgens vertelde ze alles. Dat ze Christian ermee had geconfronteerd, dat ze boos en onzeker was geweest. Dat hij het uiteindelijk had verteld. Het verschrikkelijke.

Toen Sanna uitgesproken was, zakte ze in elkaar. Leeg. Erica zat doodstil en probeerde Sanna’s verhaal te verwerken. Maar het was onmogelijk. Sommige dingen kon de menselijke geest zich niet voorstellen. Het enige dat ze wist te doen was haar hand uitsteken en die op die van Sanna leggen.

 

Voor het eerst voelde Erik dat de paniek hem overweldigde. Christian was dood. Hij hing als een lappenpop aan de springtoren op Badholmen.

Hij was door een vrouwelijke politieagent gebeld. Ze had gezegd dat hij alert moest zijn en dat hij te allen tijde kon bellen. Hij had haar bedankt en gezegd dat dat waarschijnlijk niet nodig zou zijn. Hij kon met de beste wil van de wereld niet verzinnen wie het op hen had gemunt. Maar hij was niet van plan rustig zijn beurt af te wachten. Ook nu zou hij de touwtjes in handen nemen, zijn macht behouden.

Op zijn overhemd vormden zich transpiratieplekken. Een teken dat hij niet zo rustig was als hij zich probeerde in te beelden. De telefoon lag nog altijd in zijn handpalm en met onhandige vingers liet hij Kenneths mobiele nummer op het display verschijnen. Nadat de telefoon vijf keer was overgaan, kreeg hij de voicemail. Nijdig drukte Erik het gesprek weg en smeet de telefoon op tafel. Hij probeerde rationeel te blijven en goed na te denken over alles wat hij nu moest doen.

De telefoon ging. Hij trok hem naar zich toe en keek op het display. Kenneth.

‘Hallo?’

‘Ik kan niet meteen opnemen,’ zei Kenneth. ‘Iemand moet me helpen met het oortje. Ik kan de telefoon niet vasthouden,’ zei hij zonder zelfmedelijden in zijn stem.

Even schoot het door Erik heen dat hij misschien bij Kenneth in het ziekenhuis op bezoek had moeten gaan. Of dat hij in elk geval een bos bloemen had moeten sturen. Maar ach, hij kon ook niet overal aan denken, en er moest toch iemand op kantoor zijn. Dat begreep Kenneth ongetwijfeld.

‘Hoe gaat het met je?’ vroeg hij en hij probeerde net te doen alsof hij daar echt in geïnteresseerd was.

‘Prima,’ zei Kenneth kort. Hij kende Erik maar al te goed en wist dat hij het niet vroeg omdat het hem iets kon schelen.

‘Ik heb slecht nieuws.’ Hij kon maar beter meteen ter zake komen. Kenneth wachtte zwijgend op het vervolg. ‘Christian is dood.’ Erik trok aan de kraag van zijn overhemd. Het transpireren was nog niet opgehouden, en hij voelde dat de hand waarmee hij de telefoon vasthield vochtig was. ‘Ik heb het net gehoord. De politie belde me. Hij hangt aan de springtoren op Badholmen.’

Nog steeds een stilte.

‘Hallo? Hoor je wat ik zeg? Christian is dood. De agente met wie ik sprak, wilde er verder niets over zeggen, maar elke idioot kan bedenken dat het dezelfde gek is geweest die ook die andere dingen heeft gedaan.’

‘Ja, dat is zij,’ zei Kenneth ten slotte. Zijn stem was ijskoud en rustig.

‘Hoe bedoel je? Weet jij wie het is?’ Erik schreeuwde bijna. Wist Kenneth wie het was zonder het hem te vertellen? Als iemand anders hem niet voor was, zou hij hem zelf in elkaar slaan.

‘Ze zal ons ook te pakken krijgen.’

Kenneth was zo akelig rustig dat de haren op Eriks armen rechtovereind gingen staan. Even vroeg hij zich af of Kenneth tijdens zijn val zijn verstand had verloren.

‘Zou je zo vriendelijk willen zijn om mij in jouw kennis in te wijden?’

‘Waarschijnlijk bewaart ze jou tot het laatst.’

Erik moest zich inhouden om niet uit pure frustratie met zijn telefoon op tafel te slaan. ‘Wie is het dan?’

‘Heb je dat echt niet door? Heb jij zoveel mensen gekwetst en beschadigd dat je haar niet van de meute kunt onderscheiden? Voor mij was het makkelijk. Ze is de enige die ik ooit kwaad heb gedaan. Ik weet niet of Magnus wist dat ze achter hem aan zat. Maar ik weet wel dat hij ermee zat. Dat heb jij nooit gedaan, hè? Jij hebt er nooit onder geleden of slapeloze nachten door gehad.’ Kenneth klonk niet boos of verwijtend, hij was nog altijd even beheerst.

‘Waar héb je het over?’ snauwde Erik terwijl zijn hersenen op volle toeren werkten. Een vage herinnering, een beeld, een gezicht. Er werd iets wakker. Iets wat zo diep begraven was dat het nooit meer boven had moeten komen.

Hij omklemde de telefoon. Zou het…?

Kenneth zweeg en Erik hoefde niet te zeggen dat hij het ook wist. Zijn eigen stilte sprak boekdelen. Zonder afscheid te nemen drukte hij Kenneth weg, drukte hij de wetenschap weg die hem was opgedrongen.

Daarna opende hij zijn mail en begon in snel tempo te doen wat er gedaan moest worden. Er was nu haast bij.

 

Zodra hij Erica’s auto op de oprit van het huis van Sanna’s zus zag staan, bekroop hem een onrustig gevoel. Erica had de neiging zich te bemoeien met dingen waar ze niets mee te maken had, en hoewel hij zijn vrouw vaak had bewonderd om haar nieuwsgierigheid en haar vermogen om die om te zetten in resultaten, vond hij het niet prettig als ze in de buurt van echt politiewerk kwam. Het liefst wilde hij Erica, Maja en de nog ongeboren tweeling beschermen tegen al het kwaad in de wereld. Maar als het om zijn vrouw ging was dat niet zo makkelijk. Keer op keer belandde ze in het middelpunt van de gebeurtenissen, en hij besefte dat ze buiten zijn medeweten waarschijnlijk ook bij dit onderzoek betrokken was.

‘Hé, is dat Erica’s auto niet?’ vroeg Gösta laconiek toen ze de oprit opreden en achter de beige Volvo parkeerden.

‘Ja,’ antwoordde Patrik. Gösta vroeg verder niets, maar trok wel even een wenkbrauw op.

Ze hoefden niet aan te bellen. Sanna’s zus had de voordeur al opengedaan en stond hen met een bezorgd gezicht op te wachten.

‘Is er iets gebeurd?’ Rond haar mond hadden zich gespannen rimpels gevormd.

‘We willen graag even met Sanna praten,’ zei Patrik, zonder de vraag te beantwoorden. Hij had Lena er deze keer ook graag bij gehad, maar ze was op pad geweest toen ze belden en hij had niet willen wachten.

De rimpels om de mond van Sanna’s zus werden dieper, maar ze stapte zwijgend opzij en liet hen binnen.

‘Ze is in de serre,’ zei ze, naar binnen wijzend.

‘Dank je.’ Patrik keek haar aan. ‘Zou je ervoor kunnen zorgen dat de kinderen even uit de buurt blijven?’

Ze slikte. ‘Ja. Ik pas wel op ze.’

Ze zochten hun weg naar de serre, en Sanna en Erica keken op toen ze hen hoorden aankomen. Erica keek schuldbewust en Patrik gebaarde dat ze er later maar over moesten praten. Hij ging naast Sanna zitten.

‘Ik heb helaas slecht nieuws,’ zei hij op rustige toon. ‘Christian is vanochtend dood aangetroffen.’

Ze snakte naar adem en haar ogen vulden zich met tranen.

‘Op dit moment weten we nog niet veel. Maar we doen wat we kunnen om te achterhalen wat er is gebeurd,’ voegde hij eraan toe.

‘Hoe…?’ Sanna begon over haar hele lichaam ongecontroleerd te beven.

Patrik aarzelde, niet goed wetend hoe hij zijn boodschap moest formuleren.‘We hebben hem opgehangen gevonden. Aan de springtoren op Badholmen.’

‘Opgehangen?’ Ze ademde kort en stotend, en Patrik legde een kalmerende hand op haar arm.

‘Dat is alles wat we op dit moment weten.’

Ze knikte met een glazige blik. Patrik wendde zich tot Erica en zei zachtjes: ‘Zou jij Sanna’s zus even kunnen aflossen? Vraag haar of ze naar beneden wil komen terwijl jij op de kinderen let.’

Erica stond meteen op. Ze wierp een blik op Sanna voordat ze de serre uit liep, en even later weerklonken er voetstappen op de trap. Toen ze hoorden dat er iemand naar beneden kwam, ging Gösta de zus in de hal tegemoet. Patrik bedankte hem in stilte omdat hij eraan dacht de zus buiten gehoorsafstand op de hoogte te brengen, zodat Sanna het niet twee keer hoefde te horen.

De zus kwam naar binnen, ging naast Sanna zitten en sloeg haar armen om haar heen. En zo bleven ze zitten terwijl Patrik vroeg of ze wilden dat hij iemand belde, of ze met een dominee wilden praten. De gebruikelijke vragen waaraan hij zich vastklampte om niet te hoeven denken aan de twee jongens boven die hun vader hadden verloren.

Maar daarna moest hij weer weggaan. Hij had werk te doen, werk dat hij onder andere voor hen deed. Vooral voor hen. Het waren juist de slachtoffers en hun familieleden die hij voor zich zag als hij op het bureau zat te werken en vele lange uren maakte om alle al dan niet gecompliceerde zaken op te lossen.

Sanna huilde onophoudelijk en hij keek haar zus aan. Die knikte bijna onmerkbaar in antwoord op zijn onuitgesproken vraag, en hij stond op. ‘Weten jullie zeker dat we niemand hoeven te bellen?’

‘Zodra het kan, bel ik onze ouders,’ zei de zus. Hoewel ze bleek zag, hing er een kalmte om haar heen waardoor Patrik hen met een gerust hart achterliet.

‘Je kunt ons altijd bellen, Sanna,’ zei hij, terwijl hij in de deuropening bleef staan. ‘En we…’ Hij wist niet goed hoeveel hij durfde te beloven. Want het ergste dat een agent tijdens een onderzoek kan overkomen, dreigde met hem te gebeuren. Hij dreigde zijn hoop te verliezen. De hoop dat ze degene die hierachter zat, ooit zouden vinden.

‘Vergeet de tekeningen niet,’ zei Sanna snotterend en ze wees naar de stapel papieren op tafel.

‘Wat is dat?’

‘Erica had ze bij zich. Iemand heeft ze naar Christians oude adres in Göteborg gestuurd.’

Patrik staarde naar de tekeningen en pakte ze toen voorzichtig bij elkaar. Wat had ze nu weer gedaan? Hij moest zo snel mogelijk met zijn echtgenote gaan praten, een verklaring was op zijn plaats. Tegelijkertijd kon hij niet ontkennen dat hij een zekere verwachting koesterde toen hij de tekeningen zag. Als ze belangrijk bleken te zijn, zou het niet de eerste keer zijn dat Erica op iets beslissends was gestuit.

 

‘Je moet tegenwoordig wel vaak oppassen, zeg,’ zei Dan en hij stapte bij Erica en Patrik naar binnen. Hij had Anna op haar mobieltje gebeld en toen ze had uitgelegd waar ze was, was hij naar Sälvik gereden.

‘Tja, ik weet niet precies waar Erica mee bezig is, maar ik weet ook niet of ik dat wel wil weten,’ zei Anna. Ze waggelde naar Dan toe en hief haar gezicht op voor een kus.

‘Dan hebben ze er zeker niets op tegen dat ik ook onaangekondigd langskom, hè?’ zei Dan, terwijl hij bijna omverviel omdat Maja zich op hem wierp. ‘Hallo, meiske! Hoe gaat het met mijn kleine meid? Want je bent toch zeker wel mijn kleine meid? Je hebt geen nieuwe man gevonden, hoop ik?’ Dan keek grimmig. Maja gierde van de lach en wreef haar neus tegen de zijne, waaruit hij concludeerde dat hij nog altijd een van haar lievelingsmannen was.

‘Heb je gehoord wat er is gebeurd?’ vroeg Anna, opeens ernstig.

‘Nee, wat dan?’ vroeg Dan, terwijl hij Maja door de lucht op en neer liet zwieren. Doordat hij zo lang was, ging dat tot Maja’s plezier duizelingwekkend snel.

‘Ik weet niet waar Erica is, maar Patrik moest naar Badholmen. Vanochtend hebben ze Christian Thydell gevonden. Opgehangen.’

Dan stopte midden in een beweging, waardoor Maja met haar hoofd naar beneden bleef hangen. Zij dacht dat het bij het spel hoorde en kraaide nog harder van plezier.

‘Wat zeg je me nou?’ zei Dan. Langzaam liet hij Maja op het vloerkleed zakken.

‘Ik weet alleen maar wat Patrik me vertelde voordat hij er als een haas vandoor ging. Maar Christian is dus dood.’ Anna kende Sanna Thydell niet echt goed, maar ze kwam haar weleens in Fjällbacka tegen, zoals dat gaat in een dorp. Haar gedachten gingen naar de twee jongens.

Dan ging zwaar aan de keukentafel zitten en Anna probeerde de beelden op haar netvlies weg te jagen.

‘Shit,’ zei hij en hij staarde uit het raam. ‘Eerst Magnus Kjellner en nu Christian. En Kenneth Bengtsson die in het ziekenhuis ligt. Dat zal niet makkelijk zijn voor Patrik.’

‘Nee,’ zei Anna. Ze schonk Maja een beker sap in. ‘Zullen we het nu over iets anders hebben?’ Ze kon er altijd heel slecht tegen als mensen iets naars overkwam en het was alsof haar zwangerschap haar nog honderd keer zo gevoelig had gemaakt. Ze vond het verschrikkelijk om te horen dat iemand het moeilijk had.

Dan begreep wat ze bedoelde en trok haar naar zich toe. Hij sloot zijn ogen, legde zijn hand op haar buik en spreidde zijn vingers. ‘Binnenkort, lieverd. Binnenkort komt hij.’

Anna’s gezicht lichtte op. Elke keer dat ze aan het kind dacht, was het alsof niets haar kon deren. Ze hield verschrikkelijk veel van Dan en barstte van geluk bij het besef dat er iets in haar groeide dat hen beiden verenigde. Ze streelde Dans hoofd en mompelde in zijn haar: ‘Je moet ermee ophouden “hij” te zeggen. Volgens mij zit er een klein prinsesje in mijn buik. De schoppen lijken net balletschoppen,’ plaagde ze hem.

Na drie meisjes wilde Dan niets liever dan een jongen. Maar ze wist dat hij overgelukkig zou zijn, wat er ook kwam. Het was immers hun kind.

 

Patrik zette Gösta bij Badholmen af. Hij dacht even na en besloot toen om naar huis te gaan. Hij moest met Erica praten. Achterhalen wat zij wist.

Toen hij binnenkwam, haalde hij diep adem. Anna was er nog en hij wilde haar niet bij hun woordenwisseling betrekken. Ze had de irritante gewoonte om Erica’s partij te kiezen en hij wilde niet twee tegenstanders hebben. Maar nadat hij Anna had bedankt – en Dan, die als extra oppas aanwezig bleek te zijn – probeerde hij duidelijk te maken dat ze Erica en hem alleen moesten laten. Anna snapte de hint en trok Dan met zich mee, die een beetje moest worstelen voordat Maja hem liet gaan.

‘Ik neem aan dat Maja vandaag thuisblijft van de crèche,’ zei Erica vrolijk, terwijl ze op de klok keek.

‘Wat deed jij bij Sanna Thydell? En waarom ben je gisteren naar Göteborg geweest?’ vroeg Patrik scherp.

‘Nou, ik…’ Erica hield haar hoofd schuin en probeerde er zo onschuldig mogelijk uit te zien. Toen Patrik niet reageerde, zuchtte ze. Ze besefte dat ze maar beter met de billen bloot kon gaan. Ze had Patrik hoe dan ook alles willen vertellen, alleen was hij haar nu voor.

Ze gingen aan de keukentafel zitten. Patrik vouwde zijn handen en keek haar strak aan. Erica dacht even na voordat ze besloot waar ze zou beginnen.

Ze vertelde dat ze zich had afgevraagd waarom Christian altijd zo gesloten was over zijn verleden. Dat ze had besloten om terug te gaan in de tijd en naar Göteborg was geweest, naar het adres waar hij had gewoond voordat hij naar Fjällbacka was verhuisd. Ze vertelde over de vriendelijke Hongaar, over de brieven die er voor Christian waren gekomen maar die hij nooit had gekregen omdat hij zijn nieuwe adres niet had achtergelaten. Ze haalde diep adem en vertelde ook dat ze het onderzoeksmateriaal stiekem had gelezen en de verleiding om het bandje af te luisteren niet had kunnen weerstaan. Dat ze iets had gehoord wat door haar hoofd was blijven spoken en dat ze had geweten dat ze het uit moest zoeken. Daarom was ze vanochtend bij Sanna geweest. Ze vertelde ook wat Sanna tegen haar had gezegd. Over de blauwe jurk en dat wat bijna te verschrikkelijk voor woorden was. Toen ze klaar was, was ze lichtelijk buiten adem en durfde ze Patrik, die onbeweeglijk had zitten luisteren, nauwelijks aan te kijken.

Het duurde een hele tijd voor hij wat zei en ze slikte en bereidde zich voor op een flinke uitbrander.

‘Ik wilde je alleen maar helpen,’ zei ze toen. ‘Je bent de laatste tijd aldoor zo moe.’

Patrik stond op. ‘We moeten het er later maar over hebben. Ik moet nu naar het bureau. De tekeningen neem ik mee.’

Erica keek hem een hele tijd na. Voor het eerst sinds ze elkaar kenden, was hij weggegaan zonder haar een kus te geven.

 

Het was niets voor Patrik om niets van zich te laten horen. Annika had hem sinds gisteren al een paar keer gebeld, maar alleen ingesproken dat hij moest terugbellen. Wat ze had ontdekt, wilde ze hem persoonlijk vertellen.

Toen hij uiteindelijk het politiebureau binnenstapte en ze zijn vermoeide blik zag, maakte ze zich weer zorgen. Paula had verteld dat ze Patrik had opgedragen thuis te blijven om een beetje uit te rusten, en in stilte had Annika geapplaudisseerd. Ze had de afgelopen tijd vaak hetzelfde willen doen.

‘Je had gebeld,’ zei Patrik en hij stapte haar kamer achter het raam van de receptie binnen. Ze draaide haar bureaustoel rond.

‘Ja, en je hebt niet echt snel teruggebeld,’ zei ze en ze keek hem over haar computerbril aan. De toon in haar stem was niet verwijtend, alleen bezorgd.

‘Ik weet het,’ zei Patrik en hij ging op de bezoekersstoel bij de muur zitten. ‘Het was allemaal een beetje veel.’

‘Je moet goed voor jezelf zorgen. Een vriendin van me zat er een paar jaar terug ook helemaal doorheen en ze is nog steeds niet echt de oude. Uit een diep dal is de weg terug erg lang.’

‘Dat weet ik,’ zei Patrik. ‘Maar zo erg is het nou ook weer niet. Het is gewoon druk.’ Hij streek met zijn hand door zijn haar en boog zich naar voren terwijl hij met zijn ellebogen op zijn knieën leunde. ‘Waarover belde je?’

‘Ik ben klaar met mijn onderzoek naar Christian.’ Ze viel stil. Ze realiseerde zich nu pas waar Patrik ’s ochtends was geweest. ‘Hoe was het?’ vroeg ze zachtjes. ‘Hoe nam Sanna het op?’

‘Hoe kun je zoiets opnemen?’ zei Patrik. Hij knikte ten teken dat ze verder kon gaan, dat hij het niet wilde hebben over de doodstijding die hij zopas had moeten brengen.

Annika schraapte haar keel. ‘Oké. Christian komt niet in onze registers voor. Hij is nooit ergens van verdacht of voor gestraft. Voordat hij naar Fjällbacka kwam, woonde hij een aantal jaren in Göteborg. Hij heeft daar aan de universiteit gestudeerd, en vervolgens een thuisstudie voor bibliothecaris gedaan aan de hogeschool in Borås.’

‘Hm…’ zei Patrik een beetje ongeduldig.

‘Verder is hij niet eerder getrouwd geweest en hij heeft ook geen andere kinderen dan die met Sanna.’

Annika zweeg,

‘Was dat alles?’ Patrik kon zijn teleurstelling niet verhullen.

‘Nee, het interessante moet nog komen. Ik kwam er al vrij gauw achter dat Christian op zijn derde wees werd. Hij is trouwens in Trollhättan geboren, en daar woonde hij ook toen zijn moeder overleed. Zijn vader komt in het hele plaatje niet voor. Ik besloot hier wat verder rond te snuffelen.’

Ze pakte een vel papier en begon voor te lezen. Nu luisterde Patrik gespannen. Ze zag dat er allerlei gedachten door zijn hoofd schoten in een poging de nieuwe informatie in verband te brengen met het beetje dat ze al wisten.

‘Dus hij heeft zijn moeders achternaam weer aangenomen toen hij een jaar of achttien was,’ zei Patrik. ‘Thydell.’

‘Ja, over haar heb ik ook enige informatie gevonden.’ Ze gaf hem een papier aan, dat hij snel las, naarstig hopend op die manier dichter bij de antwoorden te komen.

‘Er zijn diverse aanknopingspunten,’ zei Annika toen ze Patriks geestdrift zag. Ze vond het heerlijk om in registers te graven, op zoek naar piepkleine details die vervolgens een geheel vormden. Dat hen in het gunstigste geval verder bracht.

‘Ja, en ik weet waarmee ik ga beginnen,’ zei Patrik terwijl hij opstond. ‘Met een blauwe jurk.’

Annika keek hem verbaasd na toen hij wegliep. Waar had hij het in vredesnaam over?

 

Cecilia was niet verbaasd toen ze opendeed en zag wie er voor de deur stond. Eigenlijk had ze dit wel verwacht. Fjällbacka was klein en geheimen kwamen uiteindelijk altijd aan het licht.

‘Kom verder, Louise,’ zei ze en ze deed een pas opzij. Ze weerstond de neiging om haar hand op haar buik te leggen, iets wat ze was gaan doen sinds ze wist dat ze zwanger was.

‘Erik is hier toch niet, hoop ik?’ zei Louise. Cecilia kon duidelijk horen dat ze lallend sprak en ze voelde een steek van medelijden. Nu haar verliefdheid voorbij was, besefte ze hoe verschrikkelijk het moest zijn om met Erik samen te leven. Op een gegeven moment zou ze zelf waarschijnlijk ook naar de fles hebben gegrepen.

‘Nee, hij is hier niet. Kom verder,’ herhaalde ze en ze liep naar de keuken. Louise kwam achter aan. Ze was zoals altijd elegant gekleed; ze droeg dure kleding met een klassieke snit en onopvallende gouden sieraden. Cecilia voelde zich sjofel in haar huispak. De eerste klant zou pas om één uur komen, dus ze had zich een rustig ochtendje veroorloofd. Bovendien was ze aldoor misselijk en hield ze haar gebruikelijke tempo niet vol.

‘Het zijn er zoveel geweest. Je wordt er zo moe van.’

Cecilia draaide zich verbaasd om naar Louise. Deze opening had ze niet verwacht. Ze was voorbereid geweest op woede en verwijten. Maar Louise zag er alleen verdrietig uit. En toen Cecilia naast haar ging zitten, zag ze de barstjes in de elegante façade. Louises haar was dof, ze had afgekloven nagels en haar nagellak bladderde. Haar bloes was scheef dichtgeknoopt en hing half uit haar broek.

‘Ik heb gezegd dat hij kon ophoepelen,’ zei Cecilia en ze besefte hoe heerlijk dat voelde.

‘Waarom?’ Louise klonk onverschillig.

‘Ik heb gekregen wat ik wilde hebben.’

‘Wat dan?’ Louise keek haar met een lege, afwezige blik aan.

Cecilia voelde zich ineens zo dankbaar dat haar adem stokte. Ze zou nooit als Louise worden, daar was ze te sterk voor. Maar misschien was Louise ooit ook sterk geweest. Misschien was ze vol verwachting geweest, had ze alleen maar gewild dat alles goed zou gaan. Die hoop was nu verdwenen. Wat restte waren de wijn en jaren van leugens.

Even overwoog Cecilia haar een leugentje te vertellen, of in elk geval de waarheid voorlopig achter te houden. Na verloop van tijd zou het toch wel duidelijk worden. Toen besefte ze dat ze het moest vertellen. Tegenover iemand die alles van waarde had verloren, kon ze niet liegen.

‘Ik ben zwanger. Het is Eriks kind,’ zei ze en het werd even stil. ‘Ik heb hem duidelijk gemaakt dat ik alleen een financiële bijdrage van hem wil. Ik heb gedreigd het aan jou te vertellen.’

Louise snoof. Vervolgens begon ze te lachen. Haar lach werd steeds luider en scheller. Toen kwamen er tranen, en Cecilia sloeg haar gefascineerd gade. Dit was evenmin een reactie die ze had verwacht. Louise was een en al verrassing.

‘Dank je,’ zei Louise toen ze was uitgelachen.

‘Waarvoor?’ vroeg Cecilia nieuwsgierig. Ze had Louise altijd graag gemogen. Ze had haar alleen niet aardig genoeg gevonden om niet met haar man naar bed te gaan.

‘Voor de schop onder mijn kont. Dat was precies wat ik nodig had. Moet je kijken hoe ik eruitzie.’ Ze keek naar haar verkeerd geknoopte bloes en trok de knoopjes er bijna af, zo graag wilde ze het herstellen. Haar vingers trilden.

‘Graag gedaan,’ zei Cecilia. Ze moest wel een beetje lachen om deze komische situatie. ‘Wat ga je doen?’

‘Wat jij hebt gedaan. Hem vertellen dat hij kan ophoepelen,’ zei Louise nadrukkelijk. Haar blik was niet langer leeg. Het gevoel dat ze nog altijd macht over haar leven had, had het gewonnen van haar gelatenheid.

‘Zorg er wel voor dat je een dak boven je hoofd houdt,’ zei Cecilia droog. ‘Ik ben weliswaar behoorlijk verliefd op Erik geweest, maar ik ken zijn type. Hij pikt alles in als je hem in de steek laat. Mannen zoals Erik accepteren het niet als ze gedumpt worden.’

‘Maak je geen zorgen. Ik zal zorgen dat ik er zoveel mogelijk uit-sleep,’ zei Louise en ze stopte de nu goed geknoopte bloes weer in haar broek. ‘Hoe zie ik eruit? Is mijn make-up uitgelopen?’

‘Een beetje. Wacht, ik help je wel.’ Cecilia pakte een stukje keukenpapier dat ze natmaakte onder de kraan en ging tegenover Louise staan. Zorgvuldig veegde ze de mascara van haar wangen. Ze stopte midden in haar beweging toen ze Louises hand op haar buik voelde. Aanvankelijk zeiden ze geen van tweeën iets. Toen fluisterde Louise: ‘Ik hoop dat het een jongen wordt. De meisjes hebben altijd al een broertje willen hebben.’

 

‘Allemachtig,’ zei Paula. ‘Zoiets afschuwelijks heb ik nog nooit gehoord.’

Patrik had haar verteld wat Erica van Sanna te weten was gekomen, en ze keek hem vanachter het stuur eventjes aan. Na de bijnadoodervaring van de dag ervoor wilde ze hem pas weer laten rijden als hij er uitgerust uitzag.

‘Maar wat heeft dat met het onderzoek te maken? Het is al toch heel wat jaartjes geleden?’

‘Ja, zevenendertig jaar om precies te zijn. En ik weet niet of het ergens mee te maken heeft, maar alles lijkt om Christian te draaien. Ik denk dat het antwoord in zijn verleden ligt, dat daar ook een verband met de anderen te vinden is. Als er al een verband is,’ voegde hij eraan toe. ‘Misschien waren ze niet meer dan onschuldige toeschouwers en zijn ze nu slachtoffer omdat ze zich in Christians buurt bevonden. Maar dat moeten we wel uitzoeken en we kunnen maar beter bij het begin beginnen.’

Paula haalde met hoge snelheid een vrachtauto in en miste bijna de afslag naar Trollhättan.

‘Weet je zeker dat ik niet moet rijden?’ vroeg Patrik angstig, terwijl hij zich aan de handgreep vasthield.

‘Nee, nu mag jij eens voelen hoe het is,’ lachte Paula. ‘Na gisteren vertrouw ik het je niet toe. Heb je trouwens nog een beetje kunnen uitrusten?’ Ze keek hem met een schuin oog aan terwijl ze over een rotonde reed.

‘Ja, gelukkig wel,’ zei Patrik. ‘Ik heb een paar uur geslapen en daarna had ik een rustig avondje met Erica. Dat was erg lekker.’

‘Je moet goed voor jezelf zorgen.’

‘Dat zei Annika zonet ook. Jullie moeten niet zo overbezorgd zijn,’ zei Patrik.

Paula’s blik gleed van de kaart die ze uit de Gouden Gids hadden geprint naar het naambordje langs de straat en ze reed bijna een fietser aan die haar rechts inhaalde.

‘Laat mij de kaart maar lezen. Dat vrouwen meer dingen tegelijk kunnen, is kennelijk niet waar,’ grijnsde Patrik.

‘Pas op jij,’ zei Paula, maar ze keek niet echt boos.

‘Als je hier rechts afslaat, zijn we er bijna,’ zei Patrik. ‘Dit wordt heel interessant. De documenten zijn er kennelijk nog en de vrouw met wie ik sprak, wist meteen om welke zaak het ging. Ik vermoed dat je zoiets niet snel vergeet.’

‘Fijn dat het zo soepel ging met de officier van justitie. Soms is het heel lastig om inzage in dat soort documenten te krijgen.’

‘Ja, dat klopt,’ zei Patrik, terwijl hij geconcentreerd op de kaart keek.

‘Daar,’ zei Paula en ze wees naar het gebouw waar Maatschappelijk Werk in Trollhättan was gehuisvest.

Een paar minuten later werden ze binnengelaten bij de vrouw met wie Patrik telefonisch contact had gehad, Eva-Lena Skog.

‘Veel mensen herinneren zich deze geschiedenis nog wel,’ zei ze. Ze legde een map met vergeelde papieren op haar bureau. ‘Het is al jaren geleden, maar zoiets blijft je bij,’ zei ze, terwijl ze een lok grijs haar opzij streek. Ze was net een stereotype schooljuf, met lang haar dat verder keurig in een knotje was opgestoken.

‘Wist men dat de situatie zo ernstig was?’ vroeg Paula.

‘Ja en nee. Er was een aantal meldingen geweest en we zijn’ – ze sloeg de map open en ging met haar vinger over het bovenste papier – ‘twee keer op huisbezoek geweest.’

‘Maar er was geen aanleiding om in te grijpen?’ vroeg Patrik.

‘Tja, het is lastig uit te leggen… het waren toen andere tijden,’ zei Eva-Lena Skog met een zucht. ‘Tegenwoordig zouden we in een veel eerder stadium hebben ingegrepen, maar destijds… tja, men wist gewoon niet beter. Kennelijk ging het ook niet aldoor slecht, en de bezoeken vonden waarschijnlijk plaats op momenten dat het beter met haar ging.’

‘Waren er geen familieleden of vrienden die aan de bel trokken?’ vroeg Paula. Ze vond het moeilijk te begrijpen dat zoiets onopgemerkt kon blijven.

‘Er was geen familie. En volgens mij waren er ook geen vrienden. Ze leefden nogal geïsoleerd en daarom is het ook zo gelopen. Als de geur er niet was geweest…’ Ze slikte en sloeg haar blik neer. ‘We hebben sindsdien veel bereikt. Tegenwoordig zou zoiets niet meer gebeuren.’

‘Dat mag je hopen,’ zei Patrik.

‘Ik begrijp dat jullie deze gegevens willen hebben in verband met een moordonderzoek,’ zei Eva-Lena Skog, terwijl ze de map naar hen toe schoof. ‘Jullie zijn toch wel voorzichtig met het materiaal? We geven dit soort informatie alleen onder speciale omstandigheden af.’

‘We zullen uiterst discreet te werk gaan. Dat beloof ik,’ zei Patrik. ‘En ik ben ervan overtuigd dat deze documentatie ons verder helpt bij onze zaak.’

Eva-Lena Skog keek hem met slecht verhulde nieuwsgierigheid aan. ‘Wat kan die hier nou mee te maken hebben? Dit is van jaren geleden!’

‘Dat kan ik niet vertellen,’ zei Patrik. De waarheid was dat hij geen flauw idee had. Maar ze moesten toch ergens beginnen.