Alice en hij hadden iets gemeen. Ze waren dol op de zomer. Hij omdat hij niet naar school hoefde en geen last had van zijn kwelgeesten. Alice omdat ze in zee kon zwemmen. Ze bracht elke vrije minuut in het water door. Zwom heen en weer en maakte koprollen onder water. Alles wat op het land onhandig aan haar lichaam en haar bewegingen was, verdween op het moment dat ze het water in gleed. Daar bewoog ze zich ongehinderd en vloeiend.
Moeder kon uren naar haar zitten kijken. Ze klapte voor Alice’ kunsten in het water en moedigde haar aan. Noemde haar haar zeemeermin.
Maar moeders enthousiasme deed Alice niet veel. Ze keek alleen naar hem, roepend: ‘Kijk eens!’ Ze dook vanaf een klip en als ze weer bovenkwam, glimlachte ze.
‘Zag je dat? Zag je wat ik deed?’ Haar stem was enthousiast en ze keek hem met die hongerige blik aan. Maar hij antwoordde nooit. Hij had zijn handdoek op de stenige ondergrond uitgespreid, zat te lezen en keek alleen even van zijn boek op, niet wetend wat ze van hem wilde.
Moeder wierp hem dan een geïrriteerde, verwijtende blik toe en antwoordde in zijn plaats. Zij begreep het ook niet. Zij die al haar tijd en liefde aan Alice schonk.
‘Ik heb je gezien, lieverd. Goed zo!’ riep ze naar Alice. Maar het was alsof Alice moeders stem niet hoorde, want ze riep weer naar hem: ‘Kijk nou! Moet je zien wat ik kan!’ Ze crawlde naar de horizon. De bewegingen van haar armen waren gecoördineerd en ritmisch.
Moeder ging ongerust staan: ‘Alice, lieverd. Niet zo ver!’ Ze hield haar hand boven haar ogen.
‘Ze zwemt te ver. Ga haar halen!’
Hij probeerde net als Alice te doen alsof hij haar niet hoorde. Sloeg langzaam de bladzijde om en richtte zijn aandacht op de woorden, op de zwarte letters op het witte papier. Toen voelde hij een brandende pijn op zijn hoofd. Moeder had zijn haar stevig beetgepakt en trok er zo hard aan als ze maar kon. Hij vloog overeind en zij liet los.
‘Ga je zusje halen. Kom overeind met dat dikke lichaam van je en zorg ervoor dat ze terugzwemt.’
Even herinnerde hij zich haar hand om de zijne toen ze samen hadden gezwommen; ze had losgelaten en hij was onder water gezogen. Sinds die dag vond hij zwemmen niet leuk. Het water had iets beangstigends. Onder het oppervlak zaten dingen die hij niet zag, die hij niet vertrouwde.
Moeder pakte de vetrol om zijn middel beet en kneep er hard in.
‘Ga haar halen. Nu. Anders laat ik je hier achter als we naar huis gaan.’ De toon in haar stem liet hem geen keuze. Hij wist dat ze het meende. Als hij niet deed wat ze wilde, zou ze hem op het eiland achterlaten.
Met kloppend hart liep hij naar het water. Hij moest al zijn moed verzamelen om een aanloopje te nemen, zich af te zetten en erin te springen. Hij durfde niet zoals Alice te duiken en zijn voeten raakten als eerste het blauwe, het groene. Hij kreeg water in zijn ogen en moest knipperen om weer te kunnen zien. De paniek sloeg toe, zijn ademhaling werd licht en oppervlakkig. Hij tuurde rond. Heel in de verte, onderweg naar de zon, zag hij Alice. Onhandig zwom hij haar kant op. Hij voelde moeders aanwezigheid op de klip achter zich, waar ze met haar handen in haar zij stond te kijken.
Hij kon niet crawlen. Zijn slagen waren kort en snel. Maar hij zwom verder, zich voortdurend bewust van de diepte onder hem. De zon prikte in zijn ogen en hij kon Alice niet langer zien. Hij zag alleen het witte, verblindende licht dat zijn ogen deed tranen. Het liefst was hij omgekeerd, maar dat mocht hij niet. Hij moest naar Alice toe en haar naar moeder terugbrengen. Want moeder hield van Alice en hij hield van moeder. Ondanks alles hield hij van haar.
Plotseling voelde hij iets om zijn nek. Iets wat hem stevig vasthield en zijn hoofd onder water trok. Nu raakte hij volledig in paniek en hij maaide met zijn armen, probeerde zich los te worstelen en weer naar boven te komen. Vervolgens verdween de druk om zijn nek net zo snel als die was gekomen en hij snakte naar adem toen hij de lucht op zijn gezicht voelde.
‘Suffie, ik ben het maar.’
Naast hem was Alice met een stralend gezicht moeiteloos aan het watertrappelen. Het donkere haar dat ze van moeder had geërfd glansde in het zonlicht en het zoute water op haar wimpers glinsterde.
Opnieuw zag hij de ogen. De ogen die hem van onder het oppervlak aanstaarden. Het lichaam dat slap en levenloos was, dat niet bewoog maar op de bodem van de badkuip rustte. Hij schudde zijn hoofd, wilde die beelden niet zien.
‘Moeder wil dat je terugkomt,’ zei hij hijgend. Het watertrappelen ging hem niet zo makkelijk af als Alice, en zijn grote lichaam werd onder water getrokken alsof er gewichten aan zijn gewrichten zaten.
‘Dan moet je me trekken,’ zei Alice op haar speciale manier, alsof haar tong de juiste plek niet kon vinden als ze sprak.
‘Daar heb ik de energie niet voor. Hou alsjeblieft op.’
Ze lachte en zwiepte haar natte haar opzij. ‘Ik ga alleen met je mee als je me trekt.’
‘Jij kunt veel beter zwemmen dan ik, waarom moet ik je trekken?’ Maar hij wist dat hij de strijd had verloren. Hij gebaarde dat ze haar armen weer om zijn nek moest slaan en nu hij wist wat het was, dat zij het was, ging het goed.
Hij begon te zwemmen. Het was zwaar, maar het ging. Alice’ armen om zijn nek waren sterk. Ze had de hele zomer zoveel gezwommen dat hij de spieren in haar bovenarmen duidelijk kon voelen. Ze dreef achter hem aan en liet zich als een jol naar de kant loodsen terwijl haar wang op zijn rug rustte.
‘Ik ben jouw zeemeermin,’ zei ze. ‘Niet die van mama.’
‘Ik weet het niet…’ Cia keek naar een punt ver achter Patriks schouder en haar pupillen waren groot. Hij nam aan dat ze medicijnen gebruikte waardoor ze zo afwezig leek.
‘Ik weet dat we deze vragen ondertussen al heel vaak hebben gesteld. Maar we moeten proberen het verband te vinden tussen de dood van Magnus en dat wat er vandaag is gebeurd. Dat is nog belangrijker nu we hebben geconstateerd dat Magnus inderdaad is vermoord. Het kan iets zijn waar je niet aan hebt gedacht, een klein detail dat ons verder kan helpen.’ Paula’s stem klonk smekend.
Ludvig kwam de keuken binnengeslenterd en ging naast Cia zitten. Waarschijnlijk had hij achter de deur staan luisteren.
‘We willen graag helpen,’ zei hij met een ernstige stem. De uitdrukking in zijn ogen deed hem een flink stuk ouder lijken dan dertien jaar.
‘Hoe gaat het met Sanna en de kinderen?’ vroeg Cia.
‘Die zijn uiteraard flink aangeslagen.’
Patrik en Paula hadden het er de hele rit naar Fjällbacka over gehad of ze Cia moesten vertellen wat er was gebeurd. Slecht nieuws was wel het laatste dat ze op dit moment kon gebruiken. Maar ze moesten het haar wel zeggen. Binnenkort zou ze het via via toch te horen krijgen. En misschien zou ze zich door de gebeurtenissen iets herinneren wat ze was vergeten.
‘Wie doet er nou zoiets? Tegen de kinderen…’ zei ze met zowel medeleven als leegte in haar stem. Haar medicatie stompte haar af, maakte gevoelens en indrukken minder sterk. Minder pijnlijk.
‘Ik heb geen idee,’ zei Patrik. De woorden echoden in de keuken.
‘En Kenneth…’ Ze schudde haar hoofd.
‘Daarom blijven we ook vragen stellen. Iemand heeft het op Kenneth, Christian en Erik gemunt. En waarschijnlijk had diezelfde persoon het op Magnus voorzien,’ zei Paula.
‘Maar Magnus heeft nooit van dat soort brieven gekregen als de anderen.’
‘Nee, niet voor zover we weten. Toch denken we dat zijn dood verband houdt met de andere bedreigingen,’ zei Paula.
‘Wat zeggen Erik en Kenneth? Weten zij niet waar het over gaat? Of Christian? Een van hen zou het toch moeten begrijpen?’ zei Ludvig. Hij had zijn armen beschermend om zijn moeder geslagen.
‘Ja, dat zou je denken,’ zei Patrik. ‘Maar zij zeggen dat ze niets weten.’
‘Hoe moet ik dan…?’ Cia’s stem stierf weg.
‘Is er in alle jaren dat jullie elkaar kennen nooit iets bijzonders gebeurd? Iets wat jou is opgevallen? Het maakt niet uit wat,’ zei Patrik.
‘Nee, we waren heel gewoon. Dat heb ik je al gezegd.’ Ze haalde diep adem. ‘Magnus, Kenneth en Erik gingen al op school met elkaar om. In eerste instantie waren ze met z’n drieën. Ik vond altijd dat Magnus niet veel met Erik en Kenneth gemeen had, maar ze zijn elkaar ongetwijfeld uit gewoonte blijven zien. Het is niet makkelijk om in Fjällbacka nieuwe mensen te leren kennen.’
‘Wat voor relatie hadden ze met elkaar?’ Paula boog zich naar voren.
‘Hoe bedoel je?’
‘Alle relaties hebben een soort dynamiek, iedereen heeft een bepaalde rol. Wat voor relatie hadden zij tot elkaar, voordat Christian in beeld kwam?’
Cia dacht met een ernstig gezicht na en antwoordde toen: ‘Erik was altijd de leider. Degene die alles besloot. Kenneth was… het schoothondje. Dat klinkt onaardig, maar Erik hoefde maar te piepen of Kenneth gehoorzaamde hem. Ik heb altijd het beeld gehad van een hondje dat om Erik heen dartelde en om aandacht bedelde.’
‘En Magnus?’ vroeg Patrik.
Cia dacht weer na. ‘Ik weet dat hij Erik af en toe een bullebak vond, en hij zei er ook weleens wat van als hij vond dat hij te ver ging. In tegenstelling tot Kenneth kon Magnus Erik zo van repliek dienen dat hij luisterde.’
‘Hadden ze nooit onenigheid?’ ging Patrik verder. Hij had sterk het gevoel dat het antwoord ergens in hun verleden lag, in hun onderlinge relatie. Hij werd er alleen gek van dat het zo diep begraven lag dat het bijna onmogelijk was erachter te komen.
‘Tja, ze bakkeleiden soms, zoals alle mensen die elkaar al lang kennen. Erik kan af en toe erg fel zijn. Maar Magnus was altijd de rust zelve. Ik heb nooit meegemaakt dat hij in woede uitbarstte of zijn stem verhief. Geen enkele keer in alle jaren dat we samen waren. En Ludvig is net als zijn vader.’ Ze wendde zich tot haar zoon en streek hem over zijn wang. Hij glimlachte even, maar keek nadenkend.
‘Ik heb papa wel een keer ruzie zien maken. Met Kenneth.’
‘O, wanneer dan?’ vroeg Cia verbaasd.
‘Weet je nog, die zomer toen papa de videocamera had gekocht en ik aldoor liep te filmen?’
‘O ja, dat was heel erg. Je wilde zelfs op de wc filmen toen Elin daar zat. Toen hing je leven even aan een zijden draadje.’ Haar ogen werden levendig en een glimlach gaf een lichte kleur aan haar wangen.
Ludvig stond zo abrupt op dat zijn stoel bijna omviel.
‘Kom, ik moet jullie iets laten zien!’ Hij was de keuken al bijna uit. ‘Ga maar vast naar de woonkamer, ik kom er zo aan.’
Ze hoorden hem de trap op hollen, en Patrik en Paula stonden op om te doen wat hij zei. Even later kwam Cia ook mee.
‘Hier heb ik hem.’ Ludvig was weer naar beneden gekomen, met een kleine cassette in zijn ene hand en de videocamera in de andere.
Hij pakte een snoer en sloot de camera aan op de tv. Patrik en Paula keken zwijgend toe, en Patrik merkte dat zijn hart iets sneller ging kloppen.
‘Wat wil je ons laten zien?’ vroeg Cia, terwijl ze op de bank ging zitten.
‘Dat zie je zo,’ zei Ludvig. Hij plaatste de cassette in de camera en drukte op PLAY. Opeens verscheen Magnus’ gezicht in beeld. Achter hen hapte Cia naar lucht en Ludvig draaide zich bezorgd om.
‘Gaat het, mama? Ga anders maar even in de keuken zitten.’
‘Het gaat wel,’ zei ze, maar haar ogen schoten vol tranen terwijl ze naar de tv keek.
Magnus was aan het dollen, trok gekke gezichten en praatte met degene die de camera vasthield.
‘Ik heb die hele midzomeravond gefilmd,’ zei Ludvig stilletjes, en Patrik zag dat zijn ogen nu ook vochtig waren. ‘Kijk, daar komen Erik en Louise,’ zei hij wijzend.
Erik stapte door de terrasdeur en wuifde naar Magnus. Louise en Cia omhelsden elkaar en Louise gaf de gastvrouw een cadeautje.
‘Ik zal even doorspoelen. Het komt later pas,’ zei Ludvig en hij drukte op de videocamera zodat de feestelijkheden in steeds hoger tempo voorbijkwamen. Het leek alsof het begon te schemeren en donker werd.
‘Jullie dachten dat wij naar bed waren gegaan,’ zei Ludvig. ‘Maar we zijn weer opgestaan en hebben stiekem naar jullie geluisterd. Jullie waren dronken en maakten herrie, en wij vonden dat hartstikke leuk.’
‘Ludvig!’ zei Cia in verlegenheid gebracht.
‘Ja, maar jullie waren echt dronken,’ wierp haar zoon tegen. En te oordelen naar het geroezemoes had Ludvig hen ook zo gefilmd. De stemmen werden luider en er weerklonk gelach in de zomeravond – het leek alsof iedereen het erg naar zijn zin had.
Cia wilde iets zeggen, maar Ludvig plaatste zijn vinger tegen zijn lippen.
‘Sst, nu komt het bijna.’
Ze staarden allemaal naar het scherm en in de woonkamer was het stil. Het enige dat te horen viel waren de feestgeluiden van de film. Twee mensen stonden op, namen hun bord mee en liepen in de richting van het huis.
‘Waar hadden jullie je verstopt?’ vroeg Patrik.
‘In het speelhuisje. Dat was perfect. Ik kon door het raam filmen.’ Hij drukte zijn vinger weer tegen zijn lippen. ‘Luister.’
Twee stemmen, iets verder weg dan de andere. Beide klonken opgewonden. Patrik keek Ludvig vragend aan.
‘Papa en Kenneth,’ verduidelijkte Ludvig, zonder zijn ogen van de tv te halen. ‘Ze gingen even stiekem roken.’
‘Papa rookte toen toch niet?’ vroeg Cia en ze boog zich naar voren om het beeld beter te kunnen zien.
‘Soms, stiekem. Op feestjes en zo. Heb je dat nooit gemerkt?’ Ludvig had de film even stopgezet zodat hun gesprek niet stoorde.
‘Echt waar?’ vroeg Cia verbaasd. ‘Dat wist ik niet.’
‘Hier zijn Kenneth en hij in elk geval even om de hoek gaan staan om te roken.’ Ludvig wees met de afstandsbediening en zette de film weer aan.
Opnieuw twee stemmen. Met moeite konden ze verstaan wat er werd gezegd.
‘Denk jij er weleens aan?’ Dat was Magnus.
‘Wat bedoel je?’ lalde Kenneth.
‘Je weet best wat ik bedoel.’ Ook Magnus leek behoorlijk aangeschoten.
‘Daar wil ik het niet over hebben.’
‘We zullen er toch een keer over moeten praten,’ zei Magnus. In zijn stem weerklonk iets smekends, iets naakts en het haar op Patriks armen ging rechtovereind staan.
‘Wie zegt dat? Gedane zaken nemen geen keer.’
‘Ik snap gewoon niet hoe jullie ermee kunnen leven. We moeten verdomme…’ De zin eindigde in onduidelijk gemompel.
Kenneth weer. Hij klonk geïrriteerd. Maar er was ook iets anders in zijn stem te horen. Angst.
‘Verman je, Magnus! Het heeft geen zin erover te praten. Denk aan Cia en de kinderen. En aan Lisbet.’
‘Ja ja, maar wat moet ik dan doen, verdomme? Soms moet ik er aan denken en dan voel ik het hier…’ Het was te donker om te kunnen zien waar hij naar wees.
Verder viel er niets meer van het gesprek te verstaan. De mannen dempten hun stem, mompelden en liepen naar de rest van het gezelschap. Ludvig drukte op PAUZE en het beeld met de ruggen van de beide schaduwfiguren bevroor.
‘Heeft je vader dit gezien?’ vroeg Patrik.
‘Nee, deze heb ik zelf gehouden. Meestal bewaarde hij de cassettes, maar deze opname had ik stiekem gemaakt, dus die heb ik op mijn kamer verstopt. Ik heb er nog een paar in mijn klerenkast liggen.’
‘Jij hebt dit ook niet eerder gezien?’ Paula ging naast Cia zitten, die met halfopen mond naar de tv staarde.
‘Nee,’ zei ze. ‘Nee.’
‘Weet je waar ze het over hebben?’ vroeg Paula en ze legde haar hand op die van Cia.
‘Ik… Nee.’ Haar blik was nog altijd op de ruggen van Magnus en Kenneth gericht. ‘Ik heb geen idee.’
Patrik geloofde haar. Waar Magnus het ook over had gehad, hij had het goed voor zijn vrouw verborgen gehouden.
‘Kenneth moet het weten,’ zei Ludvig. Hij drukte op de stoptoets, pakte de cassette uit de camera en legde hem terug in het hoesje.
‘Ik zou die graag een tijdje van je lenen,’ zei Patrik.
Ludvig aarzelde even voordat hij de cassette in Patriks uitgestoken hand legde. ‘Jullie laten hem toch wel heel, hè?’
‘Ik beloof je dat we er heel voorzichtig mee zullen zijn. Jullie krijgen hem in dezelfde staat terug.’
‘Gaan jullie met Kenneth praten?’ vroeg Ludvig en Patrik knikte.
‘Ja, we gaan met hem praten.’
‘Waarom heeft hij dan nog niets gezegd?’ Cia klonk verward.
‘Dat vragen wij ons ook af.’ Paula klopte op haar hand. ‘En dat gaan we uitzoeken.’
‘Dank je wel, Ludvig,’ zei Patrik terwijl hij de cassette omhooghield. ‘Dit kan heel belangrijk zijn.’
‘Niets te danken. Het kwam alleen doordat u vroeg of ze weleens onenigheid hadden gehad.’ Hij kleurde tot aan zijn haarwortels.
‘Zullen we dan maar?’ Patrik wendde zich tot Paula, die opstond. ‘Zorg goed voor je moeder. Bel me als er iets is,’ zei Patrik zachtjes tegen Ludvig en hij drukte hem zijn kaartje in de hand.
Toen ze wegreden stond Ludvig hen na te kijken. Vervolgens ging hij naar binnen en sloot de deur.
In het ziekenhuis verstreek de tijd langzaam. De tv stond aan. Er was een Amerikaanse soap. De verpleegkundige was komen vragen of ze een andere zender moest opzetten, maar hij had het niet kunnen opbrengen haar antwoord te geven. Toen was ze weer weggegaan.
De eenzaamheid was erger dan hij ooit had kunnen denken. Het gemis was zo groot dat hij zich alleen maar op zijn ademhaling kon concentreren.
En hij wist dat ze zou komen. Ze had lang gewacht, en nu kon hij nergens naartoe vluchten. Toch was hij niet bang; hij verwelkomde haar. Ze zou hem van zijn eenzaamheid verlossen, van het verdriet dat hem dreigde te verscheuren. Hij wilde naar Lisbet toe, zodat hij kon uitleggen wat er was gebeurd. Hij hoopte dat ze zou begrijpen dat hij destijds iemand anders was geweest, dat zij hem had veranderd. De gedachte dat ze met zijn zonden op haar netvlies was gestorven, was ondraaglijk. Dat drukte nog wel het allermeest op hem en maakte elke ademhaling tot een inspanning.
Geklop op de deur en Patrik Hedström, de agent, stapte zijn blikveld binnen. De kleine, donkere vrouwelijke collega kwam achter hem aan.
‘Hallo, Kenneth. Hoe gaat het met je?’ De agent keek ernstig. Hij pakte twee stoelen en zette ze bij het bed.
Kenneth gaf geen antwoord. Bleef naar de tv kijken, waar de acteurs voor een achtergrond van slecht opgestelde coulissen speelden. Patrik herhaalde zijn vraag en uiteindelijk draaide Kenneth zijn gezicht naar hem toe.
‘Het is weleens beter geweest.’ Wat moest hij zeggen? Hoe kon hij beschrijven hoe het écht met hem ging, hoe het vanbinnen brandde en schuurde, hoe zijn hart elk moment leek te kunnen ontploffen? Alle antwoorden zouden als een cliché klinken.
‘Onze collega’s zijn hier vandaag al geweest, Gösta en Martin.’ Kenneth zag dat Patrik naar zijn verband keek, alsof hij zich probeerde voor te stellen hoe het voelde als honderden glasscherven je huid binnendrongen.
‘Ja,’ antwoordde Kenneth onverschillig. Hij had toen niets gezegd en hij zou ook nu niets zeggen. Hij zou gewoon wachten. Op haar.
‘Je hebt hun verteld dat je geen idee hebt wie jou vanochtend kwaad heeft willen doen.’ Patrik keek hem aan en Kenneth keek recht terug.
‘Dat klopt.’
De politieagent schraapte zijn keel. ‘We denken dat dat niet waar is.’
Wat waren ze te weten gekomen? Opeens werd Kenneth bang. Hij wilde niet dat ze het wisten, dat ze haar zouden vinden. Ze moest afmaken waar ze aan begonnen was. Dat was zijn enige redding. Als hij de prijs voor zijn daden betaalde, zou hij het aan Lisbet kunnen uitleggen.
‘Ik weet niet waar jullie het over hebben.’ Hij keek weg, maar begreep dat de angst in zijn ogen te zien was geweest. De beide agenten reageerden erop. Ze zagen het als een zwakte, als een mogelijkheid om hem te bereiken. Ze vergisten zich. Door te zwijgen kon hij alles winnen en zou hij niets verliezen. Even dacht hij aan Erik en Christian. Vooral aan Christian. Hij was er buiten zijn schuld bij betrokken geraakt. Anders dan Erik. Maar hij kon geen rekening met hen houden. Het ging om Lisbet.
‘We zijn zonet bij Cia geweest. We hebben een video gezien van een midzomerfeest bij hen thuis.’ Patrik leek op een reactie te wachten, maar Kenneth wist niet waar hij het over had. Het oude leven, met feesten en vrienden, leek heel ver weg.
‘Magnus had nogal wat op en jullie gingen om de hoek van het huis een sigaretje roken. Jullie leken er erg op gebrand dat niemand jullie kon horen.’
Nog altijd begreep hij niet wat Patrik bedoelde. Alles leek in een nevel gehuld. Niets was nog scherp of helder.
‘De zoon van Magnus, Ludvig, heeft jullie buiten jullie medeweten gefilmd. Magnus was van slag. Hij wilde dat jullie over iets zouden praten wat was gebeurd. Jij ergerde je aan hem en zei dat gedane zaken geen keer nemen. Dat hij aan zijn gezin moest denken. Weet je dat niet meer?’
O ja, nu wist hij het weer. De herinnering was nog altijd een beetje vaag, maar hij wist nog goed hoe hij zich had gevoeld toen hij de paniek in Magnus’ ogen had gezien. Waarom het nou net die avond aan de orde was gekomen, was hem nooit duidelijk geworden. Magnus had het zo graag willen vertellen, het zo graag goed willen maken. En dat had hem beangstigd. Hij had aan Lisbet gedacht, aan wat zij zou zeggen, hoe zij naar hem zou kijken. Uiteindelijk was hij erin geslaagd Magnus tot bedaren te brengen, dat wist hij ook nog. Maar vanaf dat moment had hij erop zitten wachten tot er iets gebeurde waardoor alles zou instorten. En nu was alles ingestort, al was het niet zo gegaan als hij had gedacht. Want zelfs in zijn wildste fantasieën was Lisbet nog in leven geweest en had hem verwijten gemaakt. Hij had de gelegenheid gehad het uit te leggen. Nu kon hij dat niet en om die mogelijkheid alsnog te krijgen, mocht het recht niet zijn loop krijgen. Hij kon niet toestaan dat die kans hem werd ontnomen.
Dus schudde hij zijn hoofd. Probeerde net te doen alsof hij nadacht. ‘Nee, dat weet ik helemaal niet meer.’
‘We kunnen wel regelen dat je die band te zien krijgt, misschien frist dat je geheugen op,’ zei Paula.
‘Natuurlijk, ik wil er best naar kijken. Maar ik kan me niet voorstellen dat het belangrijk was, want dan had ik het nog wel geweten. Het was vast alleen maar dronkenmanspraat. Magnus had daar soms last van als hij dronk. Dan werd hij dramatisch en sentimenteel. Muggen werden olifanten.’
Hij zag dat ze hem niet geloofden. Maar dat maakte niet uit, ze konden zijn gedachten niet lezen. Over een tijdje zou het geheim wel bekend worden, dat begreep hij ook. Ze zouden pas ophouden als ze alles wisten. Maar dat mocht pas gebeuren als zij was geweest en hij zijn verdiende loon had gekregen.
De beide agenten bleven nog een tijdje. Maar het was makkelijk hun vragen af te wimpelen. Hij zou het werk niet voor hen doen, hij moest aan zichzelf en Lisbet denken. Erik en Christian moesten zichzelf maar zien te redden.
Voordat ze weggingen, keek Patrik hem vriendelijk aan. ‘We wilden je ook vertellen dat we het resultaat van Lisbets sectie hebben. Ze is niet vermoord. Ze is een natuurlijke dood gestorven.’
Kenneth wendde zijn gezicht af. Hij wist dat ze het bij het verkeerde eind hadden.
Hij doezelde bijna weg toen ze van Uddevalla naar Fjällbacka reden. Heel even vielen zijn ogen dicht en reed hij de middenstreep over.
‘Wat doe je nou?’ vroeg Paula. Ze pakte het stuur en zorgde ervoor dat ze weer op de goede weghelft kwamen.
Patrik schrok op en snakte naar adem. ‘Shit. Ik weet niet wat er gebeurde. Ik ben gewoon verschrikkelijk moe.’
Paula keek hem bezorgd aan. ‘Dan gaan we nu naar je huis en dan zet ik je daar af. En morgen blijf je thuis. Je ziet er belabberd uit.’
‘Dat kan niet. Ik heb van alles te doen.’ Hij knipperde en probeerde zich op de weg te focussen.
‘We doen het als volgt,’ zei Paula gedecideerd. ‘Stop even bij de benzinepomp, dan kunnen we van plek wisselen. Ik rijd eerst naar jouw huis en daarna haal ik op het bureau al het materiaal op dat je wilt hebben en dat breng ik vervolgens bij je langs. Ik zal ervoor zorgen dat de cassette ter analyse wordt opgestuurd. Beloof jij nou maar dat je het rustig aan zult doen. Je hebt veel te hard gewerkt en thuis is het nu waarschijnlijk ook druk. Ik weet nog goed hoe zwaar het voor Johanna was toen ze zwanger was van Leo. Waarschijnlijk moet jij nu ook allerlei extra dingen doen.’
Patrik knikte onwillig en deed wat ze vroeg. Hij reed naar de benzinepomp bij Hogstorp en stapte uit. Hij had gewoon geen energie meer om haar tegen te spreken. Eigenlijk kon hij absoluut geen dag vrij nemen, zelfs niet een paar uur, maar zijn lichaam was op. Als hij maar even kon rusten terwijl hij de documenten doornam, dan zou hij misschien weer wat op krachten komen en verder kunnen gaan met het onderzoek.
Patrik leunde met zijn hoofd tegen de ruit aan de passagierskant en sliep al bijna op het moment dat Paula de autoweg weer opreed. Toen hij zijn ogen opende, stond de auto voor zijn huis geparkeerd, en hij stapte slaapdronken uit.
‘Ga maar lekker naar bed. Ik kom straks weer terug. Als je de voordeur open laat, leg ik de papieren binnen neer,’ zei Paula.
‘Oké. Dank je wel.’ Patrik had geen puf om verder nog iets te zeggen.
Hij deed de voordeur van het slot en stapte naar binnen.
‘Erica!’
Geen reactie. Hij had haar vanochtend gebeld, maar haar niet te pakken gekregen. Misschien was ze naar Anna. Voor de zekerheid legde hij een briefje voor haar op het halkastje, zodat ze niet zou schrikken als ze thuiskwam en geluiden hoorde. Daarna liep hij onvast naar boven en plofte op zijn bed. Hij sliep zodra zijn hoofd het kussen raakte. Maar zijn slaap was licht en onrustig.
Er was iets aan het veranderen. Ze kon niet zeggen dat haar leven de afgelopen jaren een pretje was geweest, maar het was in elk geval vertrouwd. De kilte, de onverschilligheid, de scherpe en ingesleten replieken.
Nu voelde ze de grond onder haar voeten schudden, de barsten werden groter. Tijdens hun laatste ruzie had Eriks blik iets definitiefs gehad. Zijn afkeer was niet nieuw en raakte haar niet langer. Maar deze keer was het anders geweest. Dat beangstigde haar meer dan ze ooit had kunnen denken, want diep vanbinnen had ze altijd gedacht dat ze hun dodendans met steeds meer elegantie zouden blijven dansen.
Hij had vreemd gereageerd toen ze Cecilia had genoemd. Meestal liet het hem koud als ze over zijn minnaressen praatte. Deed alsof hij haar niet hoorde. Waarom was hij vanochtend zo boos geworden? Was dat een teken dat Cecilia iets voor hem betekende?
Louise sloeg het laatste restje uit het glas achterover. Het viel niet mee om haar gedachten op een rijtje te zetten. Alles werd verhuld in de aangename wolligheid, in de warmte die zich naar haar ledematen verspreide. Ze schonk nog wat wijn in. Keek naar buiten, naar het ijs dat de eilanden omarmde, terwijl haar hand als vanzelf het glas naar haar mond bracht.
Ze moest erachter zien te komen hoe de vork in de steel zat. Achterhalen of de barsten inbeelding of werkelijkheid waren. Eén ding wist ze zeker. Als de dans daadwerkelijk ten einde kwam, zou dat niet met een stille pirouette gebeuren. Ze was van plan met stampende voeten en maaiende armen te blijven dansen tot hun huwelijk volledig in puin was. Ze wilde hem weliswaar niet hebben, maar dat betekende niet dat ze van plan was hem los te laten.
Maja was niet zonder protesten meegegaan toen Erica haar bij Anna ophaalde. Het was veel te leuk om met haar neefje en nichtje te spelen. Na enig onderhandelen was Erica er toch in geslaagd haar haar jas en schoenen aan te trekken en haar in de auto te zetten. Ze vond het een beetje raar dat Patrik niets meer van zich had laten horen, maar ze had hem zelf ook niet gebeld. Ze was er nog niet helemaal uit hoe ze haar tochtje naar Göteborg zou uitleggen. Ze zou echter wel iets moeten zeggen, want ze moest de tekeningen onmiddellijk aan Patrik geven. Iets zei haar dat die belangrijk waren, dat de politie ze moest zien. Ze moesten er bovenal met Christian over praten. Diep vanbinnen had ze dat het liefst zelf gedaan, maar ze wist dat het uitstapje naar Göteborg al erg genoeg was. Ze kon niet nóg iets achter Patriks rug om doen.
Toen ze bij de oprit van hun huis was, zag ze in de achteruitkijkspiegel dat er een politiewagen achter haar reed. Dat was ongetwijfeld Patrik, maar waarom was hij niet met zijn eigen auto? Ze tilde Maja uit het kinderzitje terwijl ze naar de politiewagen keek, die nu naast haar parkeerde. Verbaasd constateerde ze dat niet Patrik maar Paula achter het stuur zat.
‘Hoi, waar is Patrik?’ vroeg Erica, terwijl ze naar haar toe waggelde.
‘Hij is thuis,’ zei Paula. Ze stapte uit en ging verder: ‘Hij was zo moe dat ik hem de opdracht heb gegeven een beetje uit te rusten. Ik ben buiten mijn boekje gegaan, maar hij gehoorzaamde wel.’ Ze lachte, maar haar lach kon de bezorgdheid in haar blik niet echt verdrijven.
‘Is er iets gebeurd?’ vroeg Erica. De angst sloeg haar om het hart. Voor zover ze wist was Patrik nog nooit op deze manier eerder naar huis gegaan.
‘Nee, dat niet. Volgens mij heeft hij de afgelopen tijd gewoon te hard gewerkt. Hij ziet er afgepeigerd uit. Gelukkig kon ik hem ervan overtuigen dat we niets aan hem hebben als hij niet eerst uitrust.’
‘En dat accepteerde hij? Zomaar?’
‘Tja, we hebben een compromis gesloten. Hij vond het goed als ik het onderzoeksmateriaal ophaalde. Ik zou het in de hal leggen, maar nu kan ik het aan jou geven.’ Ze reikte Erica een papieren tas aan.
‘Dat klinkt meer als Patrik,’ zei Erica en ze voelde zich meteen een stuk rustiger. Als hij zijn werk niet kon loslaten, was het vast niet zo slecht gesteld met zijn gezondheid.
Ze bedankte Paula en zeulde de tas de hal in. Maja huppelde achter haar aan. Erica glimlachte toen ze het briefje zag dat Patrik op de ladekast voor haar had neergelegd. Ja, ze zou zich waarschijnlijk zijn doodgeschrokken als ze niet had geweten dat Patrik thuis was en ze boven ineens iets had gehoord.
Maja begon te schreeuwen van frustratie toen ze haar schoenen niet uit kreeg en Erica probeerde haar gauw stil te krijgen.
‘Sst, meisje. Papa ligt boven te slapen. We mogen hem niet wakker maken.’
Maja zette grote ogen op en drukte haar vinger tegen haar lippen. ‘Sst,’ zei ze luid terwijl ze naar de trap keek. Erica hielp haar met haar schoenen en jas en toen holde Maja naar haar speelgoed dat over de hele vloer van de woonkamer verspreid lag.
Erica wurmde zich uit haar jas en wapperde even met haar truitje. Ze transpireerde tegenwoordig steeds. Ze had een diepgewortelde paranoia tegen de geur van zweet en deed daarom wel drie keer per dag een schoon truitje aan en gebruikte zoveel deodorant dat Nivea tijdens haar zwangerschap ongetwijfeld een stijging in de verkoop moest merken.
Ze keek met een schuin oog naar boven. Vervolgens naar de papieren tas die Paula haar had gegeven. Naar boven en weer naar de tas. Ze voerde een innerlijke strijd, al wist ze van tevoren dat ze die zou verliezen. Een dergelijke verleiding was onweerstaanbaar.
Een uur later had ze alle papieren uit de tas doorgenomen. En ze voelde zich geen steek wijzer. Integendeel, er waren alleen maar meer vraagtekens. Tussen de documenten zaten ook briefjes met notities van Patrik: wat is het verband tussen de vier mannen? Waarom is Magnus als eerste gestorven? Waarom was hij die ochtend van slag? Waarom belde hij om te zeggen dat het wat later werd? Waarom kreeg Christian zoveel eerder brieven dan de rest? Heeft Magnus brieven ontvangen? En zo nee, waarom niet? Pagina’s vol vragen, en het ergerde Erica dat ze nergens het antwoord op wist. Ze had zelfs nog meer vragen: waarom was Christian verhuisd zonder zijn nieuwe adres achter te laten? Wie stuurde hem al die tekeningen? Wie was het kleine poppetje? En vooral: waarom was Christian zo zwijgzaam over zijn verleden?
Erica keek even of Maja zich nog steeds met haar speelgoed vermaakte voordat ze zich weer op het materiaal stortte. Het enige dat nog restte was een ongemerkt cassettebandje. Ze stond van de bank op en pakte haar speler. Gelukkig paste het bandje erin en na een ongeruste blik naar boven, drukte ze voorzichtig op PLAY. Ze draaide het volume zo laag mogelijk zonder het geluid helemaal uit te zetten en hield de speler dicht bij haar oor.
Het bandje duurde twintig minuten en ze luisterde gespannen. Wat er werd gezegd, was voor het merendeel niets nieuws. Maar bij één ding verstijfde ze en ze drukte OP REWIND en toen nog een keer op PLAY.
Toen het bandje afgelopen was, haalde ze het voorzichtig uit de speler en stopte het terug in het doosje, waarna het in de tas met de rest van het materiaal verdween. Doordat ze in de loop van de jaren voor haar boeken veel mensen had geïnterviewd, had ze een goed oor voor details en nuances in gesprekken. Wat ze nu had gehoord was belangrijk, dat leed geen twijfel.
Maar dat moest maar tot morgen wachten. Boven hoorde ze Patrik lopen en sneller dan ze zich de afgelopen maanden had kunnen bewegen, bracht ze de tas naar de hal en ging weer op de bank zitten, terwijl ze net deed alsof ze helemaal opging in Maja’s spel.
Het huis was in duisternis gehuld. Hij had geen lampen aangedaan, dat had geen zin. Aan het einde van de weg heb je geen verlichting nodig.
Christian zat halfnaakt op de vloer naar de muur te staren. Hij had over haar woorden heen geschilderd. Hij had in de kelder een pot zwarte verf en een kwast gevonden. Hij had het rode, haar oordeel over hem, met drie lagen bedekt. Toch meende hij de tekst nog even duidelijk te kunnen zien als voorheen.
Hij had verfvlekken op zijn handen en zijn lichaam. Zwart als teer. Hij keek naar zijn rechterhand. Die zat onder de verf en hij veegde hem af aan zijn borst, maar het zwart leek zich alleen maar te verspreiden.
Nu wachtte ze op hem. Hij had het aldoor geweten. Toch had hij het voor zich uit geschoven, zichzelf om de tuin geleid en de kinderen bijna meegesleurd in zijn val. De boodschap was duidelijk. Je verdient ze niet.
Hij zag het kind op de arm. En de vrouw van wie hij had gehouden. Opeens wenste hij dat hij van Sanna had kunnen houden. Hij had haar nooit kwaad willen doen. Toch had hij haar bedrogen. Niet met andere vrouwen, zoals Erik deed, maar op de ergst denkbare manier. Want hij wist dat Sanna wel van hem hield, en hij had haar altijd precies genoeg gegeven om haar te laten hopen dat hij ook van haar kon houden. Al was dat niet mogelijk. Hij kon het niet meer. Zijn vermogen om lief te hebben was met een blauwe jurk verdwenen.
Met de jongens lag het anders. Zij waren zijn eigen vlees en bloed en de reden waarom hij zich door haar moest laten meenemen. Dat was de enige manier om hen te redden; hij had dat moeten begrijpen voordat het zover was gekomen. Hij had zich niet moeten inbeelden dat het alleen maar een nachtmerrie was geweest en dat hij veilig was. Dat zij veilig waren.
Het was een vergissing geweest om terug te keren, om het nog een keer te proberen. Maar de verleiding om hier weer heen te gaan en dichtbij te komen was onweerstaanbaar geweest. Hij begreep zelf niet waarom, maar het was al zo vanaf het moment dat de mogelijkheid zich had voorgedaan. Hij had ook gedacht dat hij een tweede kans had gekregen. Een kans om weer een gezin te stichten. Als hij hen maar op een afstandje hield en iemand koos die hem niet raakte. Hij had het mis gehad.
De woorden op de muur waren waar. Hij hield van de jongens, maar hij verdiende hen niet. Hij had het andere kind ook niet verdiend, noch de vrouw wier lippen naar aardbeien smaakten. Zij hadden er een hoge prijs voor moeten betalen. Nu zou hij ervoor zorgen dat hij dat zelf deed.
Langzaam stond Christian op en keek de kamer rond. Een versleten teddybeer in de hoek. Nils had hem bij zijn geboorte gekregen en was er zo gek op geweest dat hij zo goed als kaal was. Melkers actiefiguren waren zorgvuldig in een doos opgeborgen. Hij was er heel zuinig op en zijn vuist schoot in de lucht als zijn broertje ze aanraakte. Christian voelde dat hij wankelde, dat de twijfel opkwam, en hij besefte dat hij hier weg moest. Hij moest haar ontmoeten voordat de moed hem in de schoenen zonk.
Hij liep naar de slaapkamer om iets aan te trekken. Het maakte niet uit wat, dat was niet langer belangrijk. Hij liep de trap af, pakte zijn jas van de kapstok en keek nog een laatste keer om zich heen. Het was donker en stil in huis. Hij nam niet de moeite de deur achter zich op slot te doen.
Tijdens de korte wandeling hield hij zijn ogen op de grond gericht. Hij wilde niemand aankijken, met niemand praten. Hij moest zich concentreren op de taak die nu voor hem lag, op degene die hij zou ontmoeten. Zijn handpalmen jeukten weer, maar hij wist het zonder al te veel moeite te negeren. Het was alsof zijn hersenen alle communicatie met zijn lichaam hadden afgesloten. Dat was nu overbodig. Het enige dat belangrijk was, was wat er in zijn hoofd zat, de beelden en de herinneringen. Hij leefde niet langer in het nu. Hij zag alleen wat was geweest, als een film die langzaam werd vertoond, terwijl de sneeuw onder zijn voeten kraakte.
Er stond een licht briesje toen hij over het pad naar Badholmen liep. Hij wist dat hij het koud had omdat hij bibberde, maar toch ervoer hij het niet zo. De plek lag er verlaten bij. Het was er donker en stil, en er was geen kip te bekennen. Toch voelde hij haar aanwezigheid, net als anders. De schuld zou hier worden vereffend. Een andere plek was er niet. Hij had haar vanaf de springtoren in het water gezien en ze had zich naar hem uitgestrekt. Nu kwam hij naar haar toe.
Toen hij langs het houten gebouw bij de ingang van het badstrand liep, werd de film in zijn hoofd versneld afgespeeld. De beelden gaven hem het gevoel dat er een mes door zijn buik sneed, zo hevig en scherp was de pijn. Hij dwong zichzelf erlangs te kijken, vooruit te zien.
Hij plaatste zijn voet op de eerste tree van de toren en het hout boog door onder zijn schoen. Nu ging het ademen makkelijker, er was geen weg terug. Tijdens het klimmen keek hij omhoog. Door de sneeuw waren de treden glad geworden en hij hield zich aan de leuning vast terwijl hij naar de top staarde, naar het zwart van de lucht. Geen sterren. Hij verdiende geen sterren. Halverwege wist hij dat ze achter hem aan kwam. Hij draaide zich niet om om naar haar te kijken, maar hij hoorde dat haar voetstappen de zijne volgden. Hetzelfde ritme, dezelfde vering. Ze was nu hier.
Op het bovenste platform stak hij zijn handen in zijn zak en pakte het touw dat hij van huis had meegenomen. Het zou het gewicht houden en de schuld afbetalen. Zij bleef op de trap wachten terwijl hij alles in orde bracht. Knoopte en wikkelde, aan de reling bevestigde. Eén kort moment twijfelde hij. De toren was wankel en oud, het hout verweerd. Wat als die niet hield? Maar haar aanwezigheid kalmeerde hem. Zij zou het niet toestaan dat hij faalde. Niet nu ze zo lang had gewacht en haar haat zoveel jaren had gekoesterd.
Toen hij klaar was, stond hij met zijn rug naar de trap en richtte zijn blik op het silhouet van Fjällbacka. Pas toen hij haar vlak achter zich voelde staan, draaide hij zich om.
Er was geen vreugde in haar ogen. Alleen de wetenschap dat hij eindelijk, na alles wat er was gebeurd, bereid was boete te doen voor zijn misdrijf. Ze was net zo mooi als hij zich haar herinnerde. Haar haar was nat en het verbaasde hem dat het in de kou niet bevroor. Maar niets aan haar was zoals je verwachtte. Bij een zeemeermin kon niets zijn zoals je verwachtte.
Het laatste dat hij zag voordat hij de stap naar de zee zette, was een blauwe jurk die fladderde in de zomerwind.
‘Hoe gaat het met je?’ vroeg Erica toen Patrik met warrig haar naar beneden kwam.
‘Gewoon een beetje moe,’ zei Patrik, maar hij zag bleek.
‘Weet je het zeker? Je ziet er niet uit.’
‘Dank je. Paula zei dat ook al. Zouden jullie dames ermee willen ophouden me te zeggen dat ik er beroerd uitzie? Het wordt een beet -je deprimerend.’ Hij glimlachte maar zag er nog steeds uit alsof hij niet goed wakker was. Hij boog zich voorover en ving Maja op, die aan kwam hollen.
‘Hallo, meisje van me. Jij vindt toch zeker wel dat papa er goed uitziet? Dat papa de mooiste man van de hele wereld is?’ Hij prikte in haar buik, waardoor ze begon te giechelen.
‘Hm,’ zei ze en ze knikte wijsneuzig.
‘Gelukkig, eindelijk iemand met een goede smaak.’ Hij draaide zich om naar Erica en kuste haar op haar mond. Maja greep zijn gezicht beet en tuitte haar lippen om aan te geven dat ze ook mee wilde doen aan het kusfestijn.
‘Ga jij maar even met haar knuffelen, dan zet ik een kopje thee en maak wat boterhammen klaar,’ zei Erica en ze liep naar de keuken. ‘Paula heeft overigens een tas met papieren voor je langs gebracht,’ riep ze, terwijl ze zo ontspannen mogelijk probeerde te klinken. ‘Hij staat in de hal.’
‘Dank je!’ riep Patrik terug, en ze hoorde hem opstaan en naar haar toe lopen.
‘Moet je vanavond werken?’ vroeg ze. Ze keek hem met een schuin oog aan terwijl ze het gloeiend hete water in twee mokken met een theezakje goot.
‘Nee, ik geloof dat ik het vanavond maar rustig aan doe en gezellig met mijn geliefde echtgenote op de bank ga zitten. Als ik vroeg naar bed ga en morgenochtend thuisblijf, kan ik de papieren dan in alle rust doornemen. Op het bureau is het soms zo’n heksenketel.’
Hij zuchtte, ging achter Erica staan en sloeg zijn armen om haar heen.
‘Ik kom er niet eens meer helemaal omheen,’ mompelde hij en hij boorde zijn gezicht in haar nek.
‘Nee, ik heb het gevoel alsof ik elk moment uit elkaar kan barsten.’
‘Maak je je zorgen?’
‘Ik zou liegen als ik zei dat het anders was.’
‘We helpen elkaar,’ zei hij en hij hield haar nog steviger vast.
‘Dat weet ik. Anna zegt precies hetzelfde. Deze keer gaat het vast beter, nu ik weet wat het is. Maar het zijn er wel twee.’
‘Dubbel geluk,’ glimlachte Patrik.
‘Dubbel werk,’ zei Erica en ze draaide zich om om hem van voren te kunnen omarmen. Wat tegenwoordig niet zo makkelijk ging.
Erica sloot haar ogen en legde haar wang tegen die van Patrik. Ze had erover nagedacht wat het beste moment zou zijn om hem over haar tochtje naar Göteborg te vertellen en was tot de conclusie gekomen dat ze het meteen vanavond moest doen. Maar Patrik zag er zo moe uit. Bovendien zou hij morgenochtend thuis werken. Ze kon tot dan wachten. Bovendien kon ze dan eerst nog aan de slag met de woorden die door haar hoofd spookten sinds ze het bandje had gehoord. Zo moest het maar. Als ze erin slaagde iets te vinden wat belangrijk voor het onderzoek was, zou Patrik het misschien minder erg vinden dat ze zich ermee had bemoeid.