21

Muriël zei: ‘Wie krijgt er nu een kind van een Arabier?’

Myriam werd er niet boos om. Ze kende Muriël en ze wist dat ze oprecht met haar meeleefde. Toen ze haar verteld had dat Arafat getrouwd was, een dochter en twee kleindochters had, had Muriël gezegd: ‘Daar hoefde je niet voor naar Abu Dhabi te reizen. Dat had ik je zo ook wel kunnen vertellen.’

Nu zette Muriël het strijkijzer op zijn staander en trok de stekker uit het stopcontact. ‘Ik zal je het adres geven van die kliniek voor seksuele voorlichting in Den Haag. Als ikjou was, zou ik niet te lang wachten.’

‘Niet nodig’, zei Myriam. ‘Ik ben van plan het te houden.’

Muriël staarde haar met open mond aan.

‘Myriam! Wat heb jij toch een natuurlijke neiging om jezelf in de nesten te werken. Weet je vader het al?’

‘Nee. Ik wacht op het geschikte moment.’

Sinds haar terugkeer, nu drie dagen geleden, had ze Richard twee keer ontmoet. De eerste keer toen hij haar afhaalde op de luchthaven. Ze had hem nauwelijks herkend. Zijn vroegere felle bewegingen hadden plaatsgemaakt voor de motoriek van een oude man en zijn dikke grijze haar was helemaal wit en uitgedund. Alleen zijn grijze ogen hadden nog iets van hun uitdrukkingskracht behouden.

Tijdens de rit naar Antwerpen had Richard vooral met Jake en met Witman gepraat. Hij was erg teleurgesteld geweest over het resultaat van hun reis en het was Myriam onmiddellijk duidelijk geworden dat Jake tegenover haar vader even terughoudend was als tegenover haar. Gelukkig scheen Richard wat sterkte te putten uit de aanwezigheid van Witman. Hij had haar naar haar flat bij het theaterplein gebracht, die ze nu opnieuw met Muriël deelde, en bij het korte afscheid had ze beloofd hem de volgende dag te komen opzoeken.

Myriam verliet samen met Muriël de flat. Muriël om te gaan werken in de boetiek in het stadscentrum en Myriam voor haar eerste werkdag bij het NOC.

Al rijdend vroeg ze zich af hoe het er zou zijn nu Richard er niet meer de leiding voerde. Hij was door de minister uit zijn functie gezet, in afwachting van het resultaat van het onderzoek naar wat de kranten het ‘kernafvalschandaal’ noemden. Ook Jake Corbelle was door dezelfde maatregel getroffen.

De dag tevoren was ze haar vader in zijn villa te Westerlo gaan opzoeken. Toen ze er aankwam, was hij niet thuis. Ze trof tante Louise op de zolder, bezig met opruimen. Ook zij kon het gebeurde niet van zich afzetten.

‘Straks worden we hier als misdadigers aan de deur gezet.’ Ze pinkte een traan weg. ‘Hoe kunnen ze je vader dit aandoen? Hij heeft zo hard gewerkt voor het NOC

Nu pas begreep Myriam de ernst van de toestand. Haar vader moest de villa ontruimen omdat die aan het NOC toehoorde. ‘Wat heeft hij voor plannen?’

‘Men heeft hem een baan aangeboden aan de universiteit van Richmond in Virginia. Hij denkt die te zullen aannemen. De vernedering heeft hem meer kwaad gedaan dan de hartaanval.’

‘Amerika is voor hem toch een goede oplossing. Waar wacht hij op?’ Ze haatte zichzelf om haar onoprechtheid. In werkelijkheid zag ze ertegen op hem onder ogen te komen zodra haar zwangerschap zichtbaar zou zijn.

‘Op jou, kindje.’ Tante Louise huilde en de tranen gleden over haar gerimpelde wangen. ‘O, Myriam. Waarom moest je zo nodig met die vreemde man optrekken? Een Palestijn nog wel.’

‘Het spijt me, tante.’ Ze pakte haar zakdoek uit haar handtas en droogde tantes tranen. ‘Ik ben zesentwintig en moet mijn eigen weg gaan.’

Ze hoorde hem thuiskomen en ging hem tegemoet. Hij zei:

‘Dag, Myriam’, gaf haar een zoen en was verder uiterst gereserveerd. Ze wist dat Witman hem een uitgebreid verslag had gebracht over de gebeurtenissen in Abu Dhabi en dat hij Arafat de schuld gaf van wat haar was overkomen. Nu weigerde hij er met haar over te praten zolang ze Arafat niet uitdrukkelijk verloochende. Tijdens het telefoongesprek vanuit de rijdende auto in Abu Dhabi had Richard zijn afkeuring over haar verhouding met Arafat uitgesproken in de vorm van een veto en daar kwam hij niet meer op terug. Maar Myriam kon niet ontrouw zijn aan haar eigen beginselen en ze zaten tegenover elkaar op het overdekte terras, dronken koffie en praatten over zijn mogelijke vertrek naar Amerika, haar squashlessen in Center Court, kortom over alles, behalve over datgene waarover ze zo nodig haar hart tegenover hem had willen uitstorten. En toen ze haar vaders huis verliet en naar Antwerpen terugreed, waren haar gedachten slechts vervuld geweest van de vraag waarom Arafat haar nog niet had opgebeld om haar zijn beslissing bekend te maken.

De voorbije nacht had ze geslapen als een muis in een meelbak, bij het geringste geluid had ze gedacht dat het de telefoon was en zich opgewonden van de ene zij op de andere gedraaid, geplaagd door erotische fantasiebeelden over Arafat, ten prooi aan gevoelens waarvan ze altijd had gedacht dat alleen mannen ze hadden.

Toen ze die ochtend op het NOC arriveerde, leek het haar of ze in een totaal onbekende wereld terechtkwam, hoewel ze niet veel meer dan een week afwezig was geweest. De anders zo joviale portier keurde haar slechts een hoofdknik waardig en de meeste collega's liepen met een boog om haar heen of vermeden ieder gesprek dat met het kernafvalschandaal te maken had.

Ze had zich nauwelijks op haar kantoor geïnstalleerd en was bezig de post te sorteren, toen ze de secretaresse van Richard aan de lijn kreeg.

‘De directeur vraagt u te spreken, juffrouw Dachner. Op zijn kantoor. Nu meteen.’

‘De directeur?’ vroeg Myriam verbaasd. ‘Is Richard hier?’

‘De nieuwe directeur vanzelfsprekend’, zei de secretaresse uit de hoogte. ‘Niet meneer Dachner.’

Ze liep de gang uit naar het kantoor van haar vader, klopte aan en opende de deur.

In de deuropening bleef ze perplex staan.

Werner Witman zat in Richard Dachners stoel.

‘Jij hier?’ vroeg ze geschokt. ‘Op Richards plaats?’

Witman stond op, knoopte zijn colbert dicht en keek haar met zijn ronde kinderogen verontschuldigend aan. ‘Het spijt me voor uw vader, juffrouw Dachner. De secretaris-generaal van het ministerie heeft mij, als oudste van de directeurs, voorlopig aangewezen om hem te vervangen.’

Ze knikte. ‘Ik begrijp het.’

Hij wees op een bezoekersstoel. ‘Gaat u zitten.’

Toen pas zag Myriam dat Jake Corbelle in de tweede bezoekersstoel zat.

Het was verbazingwekkend zoals hij in korte tijd zijn oude flair had herwonnen. Hij had zich een krulletjeskapsel aangemeten, dat zich uitstekend voegde bij zijn knappe, bruinverbrande gezicht met de hoge jukbeenderen. Met zijn lichtgewicht-zomerpak van Italiaanse snit, een lilakleurig natuurzijden hemd met bijpassende das en pochet, was hij het toonbeeld van de moderne manager, de vlotte jongen die de gebeurtenissen naar zijn hand wist te zetten. In navolging van een van zijn indiaanse voorouders stak hij een hand omhoog met de handpalm naar voren en zei: ‘Hoi!’

Myriam ging zitten en glimlachte onzeker.

‘Een vervelende situatie’, zei Witman. ‘Meneer Corbelle wil er wat aan doen, maar heeft geen toegang meer tot zijn kantoor of tot de andere installaties van het onderzoekscentrum. Hij vraagt of u hem wilt helpen.’

‘Waarmee?’ vroeg ze, min of meer argwanend.

Corbelle zei: ‘Achterhalen wie de ware schuldige is van de fraudepraktijken bij het NOC.’

‘Ik dacht dat jij wist wie dat was.’

‘Waarom zou ik?’

‘Omdat je het aan Florence Gigase verteld hebt’, zei ze scherp. ‘Die lag toevallig naast jou, toen je er met iemand bij het NOC over belde.’

Hij was niet in het minst verlegen. ‘O Florence’, zei hij opgewekt. ‘Nou, ik kende niet bepaald de dader, maar had wel een belangrijk element ontdekt.’

‘Ahum!’

Witman schraapte zijn keel, zodat ze allebei het hoofd naar hem wendden.

‘Zouden jullie zo goed willen zijn een beetje in mijn richting te praten?’ vroeg hij beleefd.

Het was een uitzonderlijke situatie. Ze moesten als het ware tegen elkaar praten zonder elkaar aan te kijken. Maar het was tenslotte het kantoor van Witman en hij was er de baas.

Corbelle glimlachte begrijpend. ‘Vanzelfsprekend, meneer Witman. Ik was net aan juffrouw Dachner ons telefoongesprek van de nacht voor mijn verdwijnen aan het uitleggen.’ Hij praatte voort, zijn hoofd nu half afgewend van Witman, min of meer in de richting van Myriam.

‘Zie je, Myriam. Ik had bij het ADAD het rekeningnummer bij de Banque Cantonale de Suisse te pakken gekregen, waarop de verschillen tussen de echte en de gefingeerde facturen werden overgemaakt. Ik hoopte op die manier de dader te kunnen identificeren. Die nacht gaf ik dat nummer per telefoon door aan meneer Witman, die voor mij zou proberen uit te zoeken wie de begunstigde was.’

Ze vroeg hoopvol: ‘Is hem dat gelukt?’

‘Nee’, zei hij en wierp een verontschuldigende blik in Witmans richting. ‘We hadden nogal een slechte verbinding en later bleek dat meneer Witman het nummer verkeerd had verstaan.’

‘Waarom doe je daarvan geen aangifte bij de justitie?’

Corbelle trok een spijtige grimas. ‘Omdat ik het nummer niet meer heb. De volgende morgen ben ik met de helikopter van Al Grundy naar het mausoleum gevlogen. De rest weet je. Zodra ik weg was, haalde iemand mijn kamer leeg, stal m'n paspoort en alle belastende documenten die ik had kunnen bemachtigen.’

‘Hoe kan dat? Hoe wisten ze dat jij…?’

‘Iemand bij het NOC moet ons gesprek hebben afgeluisterd en Mazroui hebben verteld wat er aan de hand was, zodat die maatregelen kon treffen om mij uit te schakelen. Meneer

Witman is bezig dat eveneens uit te zoeken. Nietwaar, meneer Witman?’

‘Eh… Hoe zegt u?’ vroeg Witman verbouwereerd.

Het was hopeloos.

Myriam dacht even na. ‘Waarom heb je Richard niet meteen opgebeld?’ vroeg ze aan Jake.

Corbelle keek haar peinzend aan, overwoog zijn antwoord. Toen zei hij: ‘Laten we aannemen dat ik hem niet kon bereiken.’

Myriam sloeg de ogen neer.

Hij geloofde nog altijd in Richards schuld.

Jake zei zachtjes: ‘Het zou niet…’

Witman zei: ‘Hmm?’

‘Het zou niet zo erg zijn,’ hernam Corbelle op luidere toon, ‘als jij die documenten niet uit mijn slaapkamer had gestolen. Wat bezielde je eigenlijk?’

Ze vroeg het zich ook af.

‘Ach,’ zei ze, ‘het was zo'n verwarrende situatie.’

Hij wachtte op haar uitleg.

Ze werd boos. ‘Jullie speelden allemaal één grote komedie.’

‘Hoezo?’

‘Jij die een kopie van het waste-contract wilde, maar weigerde te zeggen waarvoor. Arafat die deed alsof hij aan Al Fahims kant stond en in werkelijkheid Richard chanteerde om Al Fahim de toegang tot de BR2 te ontzeggen.’ Naarmate ze praatte werd ze bozer. ‘De bedreigingen! De verdachtmakingen! Richard was telkens de zondebok. En niemand die me in vertrouwen nam. Behalve hij.’ Ze knikte in Witmans richting. ‘Nietwaar, Werner?’

Ze zag aan zijn onzekere blik dat hij als naar gewoonte niet de helft van wat ze zeiden had verstaan.

‘Hij is de enige op wie je kuntrekenen als heterop aankomt’, zei ze. ‘Hij legde me uit hoe de fraude kon gebeuren en waarnaar ik moest zoeken.’ Ze stond op, liep rond het bureau en legde haar hand op zijn schouder. ‘Werner onderdrukte zelfs zijn angst om te vliegen. Wist je dat hij afgezien van een lokale vlucht nooit in een vliegtuig is gestapt?’ Ze kneep hem in de schouder. ‘Toen Richard hem vroeg mij te vergezellen naar Abu Dhabi, aarzelde hij geen ogenblik.’

Jake Corbelle had de hele tijd geluisterd zonder haar te onderbreken. Toen zei hij langzaam en duidelijk: ‘Blijft het feit dat je die stukken uit m'n safe haalde en dat ze door jouw schuld in de brand verloren zijn gegaan.’

‘Ze zaten in m'n handtas, Jake’, zei ze ongelukkig. ‘Die is in de brand gebleven.’

Hij zei hardvochtig: ‘Precies, gebleven!’

Myriam stotterde van ergernis. ‘Je gaat mij… mij toch niet verdenken?’

‘Als ik je niet beter kende,’ vervolgde Corbelle onverbiddelijk, ‘zou ik denken dat je het deed ora te voorkomen dat je vader in de nor zou belanden.’

Myriam voelde het bloed uit haar gezicht wegtrekken. Dit had ze nooit van Jake verwacht.

‘Herinner je je de brief in het Arabisch met de handtekeningen in groene inkt?’

Ze knikte sprakeloos.

Jake zei: ‘Ik wist toen niet wat hij bevatte. Nu weet ik dat het een soort kredietbrief was, waarmee de begunstigde over het tegoed op de Zwitserse bankrekening kon beschikken. Het was een onbetwistbaar bewijsstuk en dat is door jouw schuld verloren gegaan.’

Myriam liep met gebogen hoofd naar haar stoel en ging zitten.

Jake vervolgde, minder ongenadig.

‘Begrijp je nu waarom ik je niet zo'n goed hart toedroeg, toen ik van Witman hoorde dat die stukken in de brand vernietigd werden?’

O God, dacht Myriam, wat heb ik toch gedaan?

Ze pakte haar zakdoek en veegde wat tranen weg.

‘We hebben misschien nog een kans, Myriam,’ zei Corbelle, ‘als jij wilt helpen.’

Ze stak haar zakdoek weg. ‘Wat kan ik doen? Zeg het maar.’

Hij aarzelde. ‘Ik weet niet of er gevaar bij is.’

Ze snoof. ‘Gevaar. De laatste drie maanden heb ik meer in gevaar verkeerd dan in de zesentwintig jaar daarvoor.’

Onwillekeurig liet Corbelle zijn stem zakken. ‘Ik werd opgebeld. Een man met een streekaccent. Hij beweert bij de brandbestrijding in De Purperen Barak je handtas te hebben gevonden.’

‘O, gelukkig’, fluisterde ze.

‘Vermoedelijk een lid van het personeel. Je weet dat aan elkeen een bepaalde taak is toegewezen ingeval van brand. Ik neem aan dat hij weet dat de stukken voor ons van belang zijn. Hij eist in ieder geval een nogal forse beloning. Vijfduizend dollar.’

‘Ongehoord.’

‘Geeft niet.’ Corbelle haalde een envelop uit zijn binnenzak. ‘Jij moet hem die overhandigen.’

‘Waarom ik?’ vroeg Myriam. ‘Waarom jij niet?’

‘Omdat mij de toegang werd ontzegd, liefje. En meneer Witman kan zich als dienstdoende directeur-generaal niet ver-oorloven in zoiets gemengd te worden. Hij steekt zijn nek al uit door met mij te willen praten.’

‘Goed’, zei Myriam op besliste toon. ‘Ik doe het. Waar?’

‘In een warme eel van het BR2-reactorcomplex. Die voor natriumvulling van pile-in secties. Cel nummer drie.’

‘Wáár zeg je?!’

‘Schreeuw niet zo. Straks hoort de secretaresse je.’

‘Die cellen zijn toch gesloten?’ vroeg Myriam stil.

‘Niet voor het ogenblik’, zei Jake zachtjes. ‘Ze zijn open voor de jaarlijkse lekdichtheidstest. Je moet wel een veiligheidspak aantrekken.’

Myriam dacht aan haar droom over de warme cel. Met moeite zette ze een angstig voorgevoel van zich af.

‘Goed.’ Ze stond op. ‘Wanneer?’

‘Tijdens de lunchpauze’, zei Corbelle. ‘Om twaalf uur dertig. Dan is het reactorcomplex verlaten.’

Myriam pakte de envelop uit Jakes hand, aarzelde even, liep om het bureau heen en gaf Witman een zoen. Zoals altijd hadden ze onder elkaar gepraat zonder met Witmans handicap rekening te houden.

Ze wuifde nog even vanuit de deuropening en zag dat zijn ronde babyogen waterig glommen.

Voor Myriam de rode zone van het BR2-reactorcomplex betrad, speldde ze haar badge met foto op, samen met het stralingsmeetstaafje. Ze ging naar binnen en kwam in een korte gang. Vanuit een maximaal beschermde loge wuifde een van de veiligheidsdeskundigen, die permanent toezicht hielden op mogelijk stralingsgevaar, haar toe.

De korte gang leidde naar de kleedkamers en sanitaire inrichtingen. Links voor mannen, rechts voor vrouwen. Ze duwde de aan haar sekse voorbehouden deur open en liep naar binnen. Bij de kaptafels stonden twee vrouwen hun lippen bij te werken en gezichten naar de spiegels te trekken, onderwijl met gedempte stemmen en veel gegiechel de eventuele seksuele capaciteiten van een van hun mannelijke collega's onder de loep nemend.

De beschermingspakken voor bezoekers hingen in keurige kleerkastjes van witte kunststof.

Ze schopte haar schoenen uit en trok een van de witte pakken over haar rok en blouse. Voor ze de eveneens witte astronautenkap over haar hoofd trok, keek ze op haar horloge. Het was twintig over twaalf. Ze pakte de envelop uit haar handtas. Eerst wist ze er geen blijf mee, toen vond ze een soort van zijzak in het broekgedeelte van het pak. Daarna trok ze snel de kap over haar hoofd, deed de gele handschoenen en gele laarzen aan en spande alle snelsluiters aan.

Hoewel het pak behoorlijk licht was, gaf het haar een benauwend gevoel. Voor geen geld zou ze er een dag in willen rondlopen.

Ze drukte op de elektrische deuropener, waardoor de deur naar de toegangssluis met een zuigend geluid openging. Ze stapte in de kleine sluis, wachtte tot het rode lichtje groen werd en drukte op de knop voor de volgende deur. Een halve minuut later stond ze in het complex. Aan de overzijde zag ze het bassin van de reactor waar de experimenten werden uitgevoerd. Zoals iedere keer dat ze hier kwam, huiverde ze door de nabijheid van dit monster van moderne technologie.

De cellen voor onderzoek en afstandsbehandeling lagen aan de rechterkant van het complex. Zonder aarzelen liep ze ernaartoe. Aan deze kant was nergens personeel te zien. De kijkgaten van de cellen waren niet verlicht en de rode waarschuwingslichten voor stralingsactiviteit in de cellen brandden niet.

Ze liep naar het kijkgat van cel nummer drie. In het interieur heerste een lugubere, groenachtige schemering. Toen zag ze iemand bij de werkbank staan. Een grote man, eveneens met een wit beschermingspak aan, maar met blauwe handschoenen en laarzen. Nu begreep ze waarom hij deze plaats had gekozen. Hij had een donkerblauw masker voor en was niet te herkennen.

Hij leek precies een astronaut.

Aarzelend liep Myriam langs de openstaande deur de cel in.

In het midden bleef ze staan, haalde de envelop tevoorschijn.

‘De papieren?’ vroeg ze.

Haar stem klonk in haar eigen oren zo vervormd door het masker, dat ze zich afvroeg of hij haar kon verstaan.

‘Ik ben Myriam Dachner.’ Ze hief de envelop in de hoogte. ‘Het geld.’

Hij knikte en liep naar de hoek van de cel, opende het deurtje van een uit dik glas en metaal vervaardigd kastje en haalde er een met bruin papier omwikkeld pakje uit. Ze zag dat het de vorm had van een handtas.

Myriam reikte hem de envelop aan.

De astronaut overhandigde haar zwijgend het pakje.

Myriam draaide zich om en liep naar de deur.

In de cel gingen de lichten aan en de fluittoon van een op te hoge frequentie afgestelde micro snerpte door de kleine ruimte.

Ze dacht dat haar trommelvliezen zouden scheuren. Ze liet het pakje vallen en drukte haar handen tegen haar oren.

Iemand stelde de frequentie bij en een stem klonk door de luidspreker.

‘Wilt u het pakje op de doorgeefschuif leggen, alstublieft?’

De stem was vervormd door de luidspreker, maar er was iets bekends aan de beleefde manier van spreken.

Toen zag Myriam de deur in beweging komen. Ze wierp er zich met haar volle gewicht tegen, schopte tegen het glanzende staal, maar de deur sloeg onverbiddelijk dicht en de zware sloten klikten hoorbaar. Ze trommelde met haar vuisten op de deur.

De stem in de luidspreker zei: ‘Alstublieft. Leg het pakje op de schuif.’

Myriam gilde: ‘Maak die deur open!’

Haar stem weergalmde tegen de stalen wanden.

Ze draaide zich om en schreeuwde tegen de astronaut met de blauwe handschoenen: ‘Doe iets! Help me toch!’

Die maakte slechts een gebaar van machteloosheid.

Ze hoorde een zoemend geluid en keek omhoog. De grijparm van de robot zwaaide over hun hoofden heen en zijn stalen klauw sloot zich behoedzaam om een glazen kolf op een plank tegen de achterwand.

De telescopische grijparm schoof in elkaar en bracht de glazen kolf tot tegen het plafond van de cel.

De stem uit de luidspreker zei: ‘Als u de handtas niet op de schuif legt, laat ik de kolf vallen. De vloeistof die hij bevat zal niet alleen de handtas, maar ook alle leven in de cel vernietigen. Wees verstandig, juffrouw Dachner.’

De bedreiging klonk ernstig en Myriam liep rood aan. Ze pijnigde haar hersenen. De man aan wie de stem uit de luidspreker toebehoorde, kende haar naam, wist dat haar handtas in het pakje zat. En dan zijn formele manier van spreken. Plotseling begreep ze wie het was. De nieuwsgierigheid won het van de angst en ze liep naar het kijkglas en drukte haar voorhoofd tegen de dikke ruit.

‘Ben jij het, Werner?’ vroeg ze zacht.

Ze gluurde, met haar handen een kom vormend om het vizier van haar masker vanwege de lichtweerkaatsing in het kijkglas. Vaag zag ze een grote man in een witte doktersjas, zijn gezicht verborgen achter het vizier van de periscoop.

‘Werner?’ vroeg ze opnieuw. ‘Waarom doe je dit?’

Werner Witman kwam langzaam van achter de periscoop tevoorschijn.

‘Het spijt me, Myriam’, zei hij. Zelfs door het getinte glas zag ze dat zijn gezicht een hoogrode blos van opwinding vertoonde. ‘Ik heb niets tegen jou. Het zijn de anderen.’

‘Hoezo de anderen?’

‘De directeurs, de ingenieurs, de employés, de secretaressen, iedereen, zelfs je vader. Tijdens gesprekken lachten ze om me, namen me in de maling of vertelden me de ware toedracht niet. Ze deden achterbaks en als ik vroeg duidelijker te praten, gingen ze prevelen en moffelen. Toen ik de kans kreeg om opnieuw te horen, heb ik geen ogenblik geaarzeld.’

‘Kun jij horen, Werner?’ fluisterde Myriam.

‘Met één oor, Myriam. Maar uitstekend, zelfs als jullie fluisteren.’

‘Dan ben jij dus de…’

Witman viel haar in de rede: ‘Ik moest wel. Een operatie in het Medical Hearing Institute in Dallas kost miljoenen. Het was een unieke kans toen Mazroui omstreeks dezelfde tijd met voorstellen kwam aandragen.’ Hij lachte honend. ‘Hetwas kinderspel om je vader te doen tekenen. Hij las nooit wat hij tekende. Ik schoof de valse contracten gewoon tussen de echte.’

Myriam kon het nauwelijks geloven. Niet van Witman. Toen werd ze door een verschrikkelijke gedachte getroffen.

‘Was jij het Werner, in De Purperen Barak?’

Hij kwam dichter bij het raam staan en ze zag kleine zweetdruppels in de holte van zijn kin.

‘Het was goed voorbereid’, zei hij. ‘Waarom moest jij zo nodig meegaan?’

‘Dus was jij de brandstichter?’ Ze kon het zich niet voorstellen. De goedaardige Werner die haar vader opsloot in een brandende loods. En nadien op arglistige manier zorgde dat Jake ervan verdacht werd.

‘Je bent een monster, Werner’, zei ze met afkeer.

Hij keek haar aan met zijn kinderlijke glimlach, maar met een harde blik in zijn ogen.

De man achter haar zei: ‘Geef hem de handtas nu maar, liefje.’

Geschrokken en blij tegelijk, draaide ze zich op haar hielen om.

‘Jake?’

Ze wilde hem om de hals vallen, maar hij hield haar tegen en raapte het pakje van de grond.

‘Wat denk je, liefje? Zullen we Witman zijn zin geven?’

Hij scheurde het pakpapier open en hield de handtas voor het kijkglas. ‘Dit is wat je zoekt, nietwaar Witman?’

Jake knipte het slot open en schudde de inhoud eruit.

De documenten dwarrelden omlaag en kwamen tot rust op de vloer. Allemaal krantenpapier, netjes gesneden op din-formaat.

Witman gromde: ‘Speel geen spelletje, meneer Corbelle. De documenten of jullie gaan er allebei aan.’

‘Jake, wees voorzichtig’, zei Myriam angstig.

Jake draaide zijn hoofd naar haar om en maakte een sussend geluid. ‘Maak je geen zorgen, liefje. We zijn hier zo uit.’ Hij stak zijn hand met de blauwe handschoen uit naar een rode knop in de wand.

Witman riep: ‘Afblijven, meneer Corbelle!’

Jakes gezicht vertoonde een raadselachtige glimlach. Langzaam legde hij zijn hand met open palm tegen de rode knop.

Myriam schreeuwde: Jake, de kolf!’

Verstijfd van schrik zag ze de stalen klauw opengaan en de kolf omlaagvallen.

Het glas spatte uit elkaar in duizenden stukjes.

Een blauwachtige rook vulde de cel.

Ze voelde dat ze ging bezwijmen.

Jake lachte. ‘De rook is maar fake, liefje. Je mag gerust ademen.’

Hij drukte op de ontsnappingsknop en de deur zwaaide open. Steunend op zijn arm liep ze naar buiten. Met trillende handen maakte ze de snelsluiters los en trok de kap over haar hoofd. Ze hapte naar adem.

De onpasselijkheid trok langzaam weg.

Witman stond voor hen met vertrokken gezicht, een glanzend pistool in zijn hand. ‘Het spijt me, Myriam’, mompelde hij. Hij richtte het pistool op Corbelle en zijn vinger kromde zich om de trekker.

Jake zei: ‘Kijk eens achterom, Witman. Je hebt je bekentenis afgelegd voor de hele magistratuur.’

Witman wierp een snelle blik om zich heen, zag de veiligheidsagenten met geweren en machinepistolen in de aanslag. Een man in burger riep bevelend: ‘Laat dat pistool vallen, meneer Witman! We hebben u onder schot!’

Langzaam draaide Witman zijn hoofd naar Corbelle. Zijn ogen drukten vooral pijn uit.

‘U hebt me bedonderd, meneer Corbelle’, zei hij zwakjes. ‘Jullie hebben me allemaal bedonderd.’

Hij liep langs hen heen in de richting van het bassin van de reactor.

De officier in burger riep: ‘Staan blijven, meneer Witman!’

Maar Witman liep door.

Een van de agenten bracht zijn geweer aan de schouder en richtte. De officier zei: ‘Laat hem maar. Hij kan nergens heen. Het hele gebouw is omsingeld.’

Corbelle pakte Myriam bij de elleboog. ‘Kom mee, liefje,’ zei hij vriendelijk, ‘het is afgelopen.’

Achter in het bassin klonk één enkel pistoolschot.

Myriam wierp zich in Jakes armen.

‘Arme Werner’, snikte ze.

Ze wendde het hoofd af toen ze een paar Rode-Kruismannen met een brancard door het BR2-reactorcomplex zag lopen.

Jake sloeg zijn arm om haar schouders en leidde haar naar buiten.

Nadat de ambulance vertrokken was en de gerechtelijke commissaris hen afzonderlijk aan een verhoor had onderworpen, zaten Myriam, Jake en Richard bij elkaar in het salonnetje van Richards vroegere kantoor. Op een of andere manier was Richard erin geslaagd zijn thermoskan met koffie gevuld te krijgen. Hij schonk in en voegde bij elk de juiste hoeveelheid melk toe. ‘Er staan het NOC nog onprettige dagen te wachten’, zei hij.

‘Waarom?’ vroeg Myriam.

‘Het gerechtelijk onderzoek is pas op gang gekomen. Men zal willen weten of Witman handlangers had.’

‘Jouw naam is nu toch van alle verdenking gezuiverd.’

‘Datwel,’ zei Richard, ‘maar het NOC heeft bij mij afgedaan.’ Hij staarde somber voor zich uit. Ze wist hoe erg hij zich in zijn eer aangetast voelde. Ze wendde zich tot Jake.

‘Hoe wist je dat het Witman was?’ vroeg ze.

Jake liet een stukje suiker in zijn koffie vallen en roerde. ‘Abdullahs boordjournaal’, zei hij.

‘Hoezo?’

Hij nam een slok en liet zich wat onderuit in zijn stoel zakken. ‘Het is een heel verhaal, liefje.’

‘We luisteren.’

‘Ik had al geruchten opgevangen over geknoei met de waste en verdachtmakingen aan het adres van Richard, maar ik kreeg nooit concrete gegevens in handen. Totdat ik een paar weken voor de brand in mijn post de documenten vond die Myriam in mijn slaap… eh… uit mijn safe heeft eh… weggenomen.’

Richard vroeg: ‘Wie was de afzender?’

‘Onbekend’, antwoordde Jake. Met een zijdelingse blik op Myriam zei hij: ‘Ik dacht aan dokter Dissie.’

Natuurlijk was het Arafat, dacht Myriam.

‘Waarom?’ Richards stem klonk scherp.

Jake haalde zijn schouders op. ‘Ik dacht om jou uit de penarie te helpen, ter wille van Myriam.’

Richard gromde wat en zweeg.

Jake vervolgde: ‘Daarin werden de geruchten over de fraude bevestigd, maar niet wie de fraudeur was.’

Myriam kwam tussenbeide: Toch wel. Je zei zelf dat in de Arabische kredietbrief zijn naam was vermeld.’

‘Nee’, zei Jake. ‘Dat zei ik om Witman op te jutten. In werkelijkheid was het het soort brief Betaal aan toonder dezes…, zonder identificatie van de begunstigde. Daarom besloot ik het rechtstreeks in Abu Dhabi te gaan uitzoeken. Maar bij het ADAD werd mij door Mazroui de voet dwarsgezet.’ Corbelle keurde zijn krulletjeskapsel in de ruit van de bibliotheekkast en herschikte een paar lokken. Van zijn avontuur in de woestijn was niets meer te merken. ‘Tijdens een rit van Dubai naar Abu Dhabi kreeg ik een lumineus idee. Ik ondervroeg Abdullah over de passagiers die hij de laatste twee jaren had vervoerd.’

‘Wie is Abdullah?’ vroeg Richard.

‘De uitbater van de Nasser Car Hire Company in Abu Dhabi. Hij vervoert contractueel iedere bezoeker voor het ADAD en tekende nauwkeurig hun namen en bestemmingen op in zijn boordjournaal. Een van die namen was die van Werner Witman.’

‘Witman in Abu Dhabi?’ vroeg Richard ongelovig. ‘Hij durft niet eens naar een vliegtuig te kijken.’

‘Het meest verbazende was dat Abdullah niets afwist van Witmans gehoorstoornis. Dezelfde avond belde ik Witman op en fluisterde hem een gefingeerd rekeningnummer in zijn oor, alsook de verzekering dat ik op het punt stond belangrijke ontdekkingen te doen bij het ADAD.’

Myriam vroeg: ‘Waar was dat goed voor?’

‘Om hem uit zijn tent te lokken. Dat lukte zo goed dat ik de volgende dag in het mausoleum levend werd begraven. Ik had toen wel vermoedens, maar geen enkel bewijs tegen Witman. Toen jullie me in de Rub'al-Chali onder de Caterpillar uithaalden, vond ik het beter me van de domme te houden.’

‘Ik dacht al dat je boos op mij was.’

‘Dat was ook zo. Maar het was hoofdzakelijk om Witman niet wijzer te maken. En om helemaal eerlijk te zijn, wist ik ook niet waar ik aan toe was met jou en met Richard.’ Hij keek Richard in de ogen en zei zonder omwegen: ‘Het feit dat jij die valse contracten had getekend, maakte het niet eenvoudiger.’

Richard trok een ongelukkig gezicht. ‘Ik vertrouwde hem volkomen. Iedere avond legde hij me hele stapels voor om te tekenen.’

Jake knikte. ‘Witman was een gewiekste kerel. En hij had karakter. Weet je nog, Myriam? In Abu Dhabi nam hij zonder verpinken een gloeiend heet bord in zijn hand, hoewel we nu weten dat hij de waarschuwing van de ober had gehoord. Daarom moest ik een val voor hem opzetten. Dat moest hier gebeuren, want in de Emiraten kreeg ik geen medewerking van het ADAD. Uiteindelijk werd zijn dekmantel, voorgewende doofheid, zijn valkuil.’

De telefoon op Richards bureau belde. Myriam liep ernaar toe en nam op.

‘Met Myriam Dachner.’

‘Sahlam’, zei Arafat.

Haar hart sprong op van blijdschap. Zijn stem klonk zo duidelijk alsof hij vanuit de aangrenzende kamer sprak. Vlug draaide ze haar rug naar de twee mannen. ‘Vanwaar bel je, liefste?’

‘Mafraq Hospital. Ik ben net klaar met opereren.’

‘O’, zei ze teleurgesteld.

‘Escatakt lek, Myriam.’

‘Ik heb jou ook gemist, Arafat.’

‘Alles goed met jou? Geen moeilijkheden meer gehad?’

‘Nee,’ zei ze, ‘niets bijzonders.’ Het avontuur in de warme cel en de zelfmoord van Witman leken opeens eeuwen geleden gebeurd te zijn. ‘Heb je al een beslissing genomen, Arafat?’

Hij wachtte lang met antwoorden, te lang.

‘Ik vrees dat het niet kan, Myriam. Palestijnen zijn trots. Hun land komt vóór hun leven.’

Hoewel ze niet anders had verwacht, was ze bitter teleurgesteld.

‘Dus zal ik je niet meer zien?’

‘Toch wel, Myriam. Als jij wilt. Ieder jaar kom ik voor een viertal weken naar jouw landje, om meer kennis op te doen.’

‘Mooi’, zei ze een beetje geforceerd vrolijk. Ze vroeg niet of hij voor haar kwam of in opdracht van Aboo Alhawl. ‘Alsje hier volgend jaar arriveert, zal ik zorgen dat ik een kleine verrassing voor je heb.’

‘Wil dat zeggen datje op me zult wachten?’

‘Ook dat.’

‘Ik bel je iedere vrijdag. Is dat goed?’

‘Heerlijk.’

Anna Bahebak, Myriam.’

‘Ik hou ook van jou, Arafat.’

Ze legde neer en bleef met haar rug naar de anderen staan. Richard vertelde aan Jake over zijn voornemen de leerstoel aan de Richmond-universiteit te accepteren. Ook Jake had een veelbelovende baan aangeboden gekregen in Montreal en wilde het NOC verlaten. Geen van beiden vroeg wat haar toekomstplannen waren.

Ze had drie mannen gehad en van die drie had ze er één willen maken.

Nu had ze er niet één meer.

Of toch?

Ze legde haar hand op haar buik en verbeeldde zich dat ze beweging voelde.

Ze draaide zich om en glimlachte.

Insha ‘Allah, zou Arafat zeggen.