1
Myriam had een hekel aan het kleedhokje.
Het had als enig meubilair een stoel en een kapstok en nadat je je had uitgekleed – slipje en beha mocht je aanhouden – zat je op de stoel te wachten tot het je beurt was.
Het wachten leek iedere keer langer te duren.
Ze staarde naar de deur die de laborant straks zou opentrekken om haar in de rontgenkamer binnen te laten. De afgelopen nacht had ze opnieuw gedroomd over het auto-ongeluk, waarbij ze de rugblessure had opgelopen. Muriël was van oordeel dat ze daarin een waarschuwing moest zien voor iets dat haar boven het hoofd hing, maar Myriam hechtte geen geloof aan dat soort voorspellingen.
Ze sloot haar ogen en beleefde het ongeluk opnieuw.
De weg ging steil omhoog tot driehonderd meter en het leek of ze een hemel van besmeurd metaal tegemoet stormde. Seconden later stortte de weg zich van die hoogte omlaag het dal in en onmiddellijk daarop weer omhoog. Het begon te regenen en ze nam instinctief wat as terug.
‘Niet vertragen’, riep Muriël.
Myriam schudde het hoofd. De regen had het evenwicht tussen geconcentreerd en ontspannen rijden verstoord. Het gevoel dat haar niets kon overkomen, was weg. Ik ben meegegaan als navigator voor deze rally, dacht ze opstandig, niet als coureur.
‘Jij moet het stuur overnemen’, zei ze met iets van paniek in haar stem. ‘Die krampen in je kuit zullen nu wel voorbij zijn.’
‘Néé’, schreeuwde Muriël. ‘Doorrijden! Als je stopt, zijn we onze voorsprong kwijt.’
Myriam vertrok haar gezicht. Het zou moeilijk zijn met deze snelheid te blijven rijden zonder regenbanden. Nauwelijks merkbaar minderde ze vaart.
‘Scherpe bocht naar rechts! Tachtig meter klimmend! Dan scherp naar links!’
De regen ging over in waterige sneeuwvlokken en het wegdek werd spiegelglad.
‘Hoever nog?’
‘Acht kilometer! Vijf minuten!’ Muriëls stem sloeg over van opwinding.
Myriam stuurde nu in uiterste concentratie, bij iedere bocht probeerde ze twee tot drie haarspeldbochten voor hen uit te overzien. Op de korte open bergflank kreeg de wind vat op hen en de wagen begon te slingeren. Ze ving hem op, maar voelde hoe hij slipte en stootte en ze wist dat de banden bij die snelheid onvoldoende greep hadden op het wegdek. In de bocht begonnen de achterwielen weer te slippen, ze stuurde er tegenin, gaf opnieuw gas en slaagde erin de wagen op de korte steile klim weer recht te krijgen. Hoewel ze nog wat vaart minderde, kwam de volgende bocht veel te snel op hen afgestormd en toen ze er vlakbij waren, verscheen midden op de weg een gendarme, die wild met zijn armen zwaaide. O God, O God! Ze rukte aan het stuur, wist de in paniek wegkrabbelende gedaante te ontwijken, maar nu leek de wagen een eigen leven te gaan leiden; het landschap wentelde om haar heen, de bomen langs de weg werden reuzen, groeiden tot donkere kathedralen, die één aaneengesloten rij vormden – een Lorelei. Haar ogen vonden een lichte vlek en lieten die niet los. Ze trok opnieuw aan het stuur, trapte op het gaspedaal en de wagen schoof zijwaarts in het gat. Op hetzelfde moment schoot een felle, hete pijn door haar rug en ze hoorde noch voelde de dreun waarmee de wagen tegen een boom knalde.
‘Komt u maar.’
De röntgenlaborant trok de deur open en Myriam ging de halfduistere kamer binnen. Ze ging op de tafel liggen en keek toe hoe de laborant en zijn assistente snel en geluidloos rondliepen. De radioloog kwam binnen. ‘Licht uit.’
Ze hoorde de motor zoemen voor de hoogte-instelling bij zijdelingse opnamen.
‘Even naar links – naar rechts – niet ademen – diep ademen…’ Ze kreeg het een beetje te kwaad toen ze de tafel kantelden en ze met het hoofd omlaag van alle kanten werd doorgelicht.
De laborant knipte het licht aan. ‘U mag zich aankleden.’
Het aankleden kon niet vlug genoeg gebeuren. Een beige coltrui met driekwart mouwen en een zwarte, wijd vallende broek. Daarna stapte ze in haar schoenen met halfhoge hakken. Er was geen spiegel in het kleedhokje en ze schudde het hoofd om haar lange blonde haren te ordenen. Daarna opende ze de deur en stapte naar buiten. Ze ging op een stoel zitten tegenover de balie en bladerde gedachteloos in een tijdschrift.
Enige tijd later verscheen de doktersassistente. Ze glimlachte en wees naar de deur van de spreekkamer.’ Gaat u maar naar binnen’, zei ze vriendelijk. ‘De dokter is zo klaar.’
Myriam ging op een bezoekersstoel bij het bureau zitten. Aan de andere kant van de ruime spreekkamer besprak dokter Wilfrieds met een andere dokter – ze stonden met de rug naar haar toegekeerd – op gedempte toon een serie röntgenfoto's die tegen een lichtgevend scherm hingen.
Ze keek rond. Achter het bureau stond een boekenkast met leren ruggen, bedrukt met imposante medisch-wetenschappelijke opschriften. In de ruitjes van de kast zag ze zichzelf weerspiegeld: een jonge vrouw met lang, blond haar en lichtblauwe ogen in een rond gezicht en met een rond figuur. Ze zuchtte. Te rond. Al deed ze nog zoveel aan sport, een figuurtje als Muriël zou ze nooit krijgen.
Dokter Wilfrieds had haar zucht gehoord. Hij draaide zich om en glimlachte verontschuldigend. ‘Neem me niet kwalijk, Myriam. Ik ben zo bij je.’ Hij schudde de andere dokter de hand en die verliet de spreekkamer zonder Myriam aan te kijken.
Dokter Wilfrieds kwam tegenover haar zitten en keek haar stralend aan. ‘Ik heb goed nieuws. Je knie is weer helemaal in orde.’
‘Zo voelt het ook, dokter. Al een hele tijd. Maar mijn rug doet af en toe nog wat pijn.’
De dokter knikte begrijpend. ‘Tussen de vierde en de vijfde wervel. Doe je nog regelmatig de voorgeschreven oefeningen?’
‘Ja.’
‘Heb nog een paar weken geduld. Intussen kun je opnieuw sportles gaan geven. Je geeft tennisles, nietwaar?’
‘Nee. Squash.’
‘O ja? Toch wel uitzonderlijk voor een vrouw.’
‘Waarom?’
‘Het is een veeleisende sport.’
‘Ik doe het maar een paar dagen per week. U weet toch dat ik bij vader op het Nucleair Onderzoekscentrum werk?’
‘O, ja,’ zei hij, ‘en wat doe je daar precies?’
‘Public relations’, antwoordde ze.
‘Jaja.’ Dokter Wilfrieds knikte beleefd. Zijn gedachten waren klaarblijkelijk al bij de volgende patiënt.
‘Denkt u dat mijn rug weer helemaal goed zal komen, dokter?’ vroeg Myriam.
Wilfrieds bracht peinzend zijn vingertoppen tegen elkaar. ‘Je bent jong’, zei hij. ‘Eigenlijk mogen we blij zijn dat je geen blijvende letsels hebt opgelopen.’
‘Misschien wel. En ook dat m'n vriendin nauwelijks een schrammetje had.’
De dokter stond op. ‘Voorlopig hoef je dus niet meer te komen.’
‘Mooi zo. Ik ben er niet rouwig om.’
De dokter bracht haar tot bij de deur. ‘Doe je vader mijn groeten’, zei hij bij wijze van afscheid. ‘O ja, zeg hem ook dat dokter Daizy volgende week naar het NOC komt.’
‘Wie?’
‘De dokter die u net zag weggaan. Een buitenlandse collega. Hij is orthopedisch chirurg en specialiseert zich in beenmergtransplantaties.’
Myriam sloeg niet veel acht op wat Wilfrieds zei, buitenlandse geleerden waren bij het NOC een normaal verschijnsel. Wilfrieds praatte ongestoord voort.
‘Hij verleent zijn medewerking aan een onderzoek dat ik verricht voor het NOC naar behandelingsmethoden bij patiënten die aan te hoge doses straling blootgesteld werden.’
‘Gelukkig heeft het NOC daarin nog niet veel praktische ervaring opgedaan’, zei Myriam en schudde dokter Wilfrieds de hand.
Ze verliet het Universitaire Ziekenhuis en reed over de A2 en de autosnelweg E313 naar Mol. Haar vader, Richard Dachner, was directeur-generaal bij het NOC en sinds ze de universiteit had verlaten was ze er, op zijn aandringen, eveneens komen werken. Eerst als vaders directiesecretaresse, later als hoofd van de public relations.
Toen ze het Onderzoekscentrum bereikte, reed ze meteen door naar de afdeling voor radioactief afval, de waste, waarvan de gebouwen een paar kilometer verderop lagen. Ze had er een afspraak met Jake Corbelle, een van de directeuren bij het NOC, die zich hoofdzakelijk bezighield met de commercialisering van de nucleaire technologie
Hun ontmoeting zou nochtans niet beroepsmatig zijn. Gisteren had ze met Jake door de telefoon een halfuur geredetwist over hun verhouding. Hoewel ze nooit hadden samengewoond, hadden ze een vaste relatie gehad, maar sinds haar blessure leek die nergens meer naar. Zij ging met niemand anders naar bed, maar Jake gedroeg zich alsof hij niet meer aan haar gebonden was. Gisteren had ze hem voorgesteld dat ze het vandaag met elkaar zouden uitpraten.
Jake was niet in het waste-gebouw en had ook geen boodschap voor haar achtergelaten. Geërgerd keerde ze terug naar haar auto – het was nu wel duidelijk dat hij haar wilde laten schieten. Ze reed naar het directiegebouw en ging met de lift naar de zesde verdieping, maar nog vóór de lift stopte, veranderde ze van gedachten en duwde op de druktoets voor de derde verdieping. Er was kans dat Jake op de marketingafdeling was en ze wilde voor eens en voor altijd weten, waar ze met hem aan toe was. In gedachten verzonken staarde ze naar de wisselende digitale cijfers op het bedieningspaneel van de lift.
Toen de deuren opengingen, stond Richard Dachner, haar vader, voor de liftingang te wachten. Richard was zestig, hoewel dat hem niet aan te zien was. Dat kwam door zijn felle manier van bewegen en ook door zijn grijze ogen, waarmee hij je doordringend kon aankijken. Zijn gezicht, met de brede neus, vertoonde een hardnekkige baardgroei – hij moest zich soms twee keer per dag scheren – en zijn dikke grijze haar was altijd keurig geknipt. Hij lachte haar toe.
‘Dag kindje. Zoekje mij?’
‘Nee’, zei ze. ‘Ik heb waarschijnlijk op een verkeerde toets gedrukt.’
Ze wisten allebei dat het een uitvlucht was en dat ze voor Jake naar de derde verdieping was gekomen. Richard kwam naast haar in de lift staan. Hij had een groot bovenlichaam, maar korte armen en benen, zodat hij toch wat kleiner was dan zij. Toen hij haar glimlachend aankeek had ze – zoals altijd – echter het gevoel dat hij de grootste was.
‘Ga je dan mee naar boven?’ vroeg hij.
Ze voelde dat ze een kleur kreeg. Ze werd boos op zichzelf omdat ze zich onnodig betrapt voelde en boos op Richard omdat ze wist dat hij haar houding tegenover Jake afkeurde. De deuren gingen dicht en de lift suisde omhoog.
Toen ze bij de deur van zijn kantoor kwamen, zei hij: ‘Kom even mee binnen. We moeten eens samen praten.’
Het lag haar op de tong om te weigeren, maar ze vond er niet direct de juiste woorden voor. Zwijgend liep ze achter hem aan. Zijn kantoor was een grote ruimte met aan de ene kant een bureau en aan de andere kant een conferentietafel. Ondanks de droge, wetenschappelijke onderwerpen die er werden behandeld, heerste er een huiselijke sfeer.
Haar vader maakte een vaag gebaar naar het zitje bij het hoekraam. Min of meer tegen haar zin ging Myriam met de rug naar het raam in een fauteuil zitten.
‘Koffie?’
‘Nee,’ zei ze, ‘of ja, toch.’
Hij bracht een zilveren thermoskan en twee kopjes. Terwijl hij inschonk, zei hij: ‘Je moeder maakt zich zorgen over jou.’
‘O?’ Myriam keek onthutst. ‘Is die hier?’
‘Nee. Ze belde me vanuit Londen. Tussen twee vluchten.’
‘Ik heb ook telefoon’, zei Myriam effen. Na haar scheiding van Richard was haar moeder hertrouwd met een Britse diplomaat, die voortdurend van standplaats wisselde.
‘Je was niet thuis.’
Myriam keek zwijgend toe hoe hij een wolkje melk in haar koffie deed. Hij kende de juiste hoeveelheid die ze gebruikte.
‘Zij is niet de enige die zich zorgen maakt, ik doe dat ook.’ Hij liet een tabletje sacharose in haar kopje vallen.
‘Er is geen reden toe’, zei ze. ‘M'n knie is helemaal in orde en dokter Wilfrieds zegt dat het voor m'n rug een kwestie van tijd is.’
Zijn grijze ogen keken haar rustig aan. ‘Daar ben ik blij om. Wilfrieds heeft me er een halfuurtje geleden over opgebeld.’ Hij nam voorzichtig een paar slokjes van de hete koffie. ‘Je weet best dat ik het over Jake heb.’
‘Over Jake hoeven jullie je nog minder zorgen te maken. Het is uit tussen ons en dat blijft zo.’
‘Een reden te meer om hem niet onnodig op te zoeken. Het lijkt wel of je achter hem aan loopt.’
‘Dat doe ik niet’, zei ze kregelig. ‘Ik vergiste me van etage.’
Dachner zette zijn kopje op de salontafel. ‘Luister, kindje,’ zei hij bedachtzaam, ‘je hebt een probleem met mannen.’
‘Goeie genade, Richard,’ antwoordde ze strijdlustig, ‘doe niet zo ouderwets. Je lijkt wel een boetprediker.’ Haar vader wilde dat ze hem bij zijn voornaam noemde, een gewoonte die stamde uit de tijd toen hij, na zijn studies aan de universiteit van Los Angeles, voor Down Chemical in Amerika werkte.
‘Ik ken tientallen mannen die vrij zijn en voor jou door een vuur zouden lopen,’ zei hij, ‘maar…’
‘Maak er een lijstje van.’ Myriams stem was niet vrij van sarcasme. ‘Ik beloof je dat ik je kandidaten om de beurt een kans zal geven.’
‘Maar jij wilt geen van hen’, ging hij verder. ‘Om de een of andere reden word jij altijd opnieuw verliefd op een oudere man, iemand die al een ander heeft of iemand die alleen maar wat met je speelt. Tracht toch jezelf een beetje onder controle te houden.’
‘O, hou op’, zei Myriam ongeduldig. ‘Gevoelens leg je niet vast met wiskundige formules. Het zijn geen wetenschappelijke problemen.’
‘Evengoed moet je ze wel kunnen beheersen. Als Jake je niet meer wil, moet jij hem ook niet meer willen. Dat is zelfbewustheid.’
‘En ik verkies zelfbehoud’, zei Myriam bitsig. ‘Als ik een man wil hebben, vecht ik om hem te krijgen. Of te houden.’
Richard werd kwaad. ‘Zodat je je belachelijk maakt tegenover anderen.’
‘Het kan me geen donder schelen wat anderen van me denken’, zei Myriam, nu ook boos.
‘Hou dan rekening met…’
Richard hoorde de deur achter zich opengaan.
‘Ja?’ riep hij driftig.
Een employé bleef in de deuropening staan. ‘Meneer Corbelle vraagt u te spreken, meneer Dachner.’
‘Vandaag heb ik geen tijd. Morgenochtend.’
De employé bleef staan. ‘Hij zegt dat het héél dringend is, meneer.’
‘Alles is hier dringend. Nou goed…’ Hij keek naar zijn dochter en glimlachte toegevend. ‘Misschien heb ik wel ongelijk’, zei hij zachtjes. ‘Oudere mannen vergeten wel eens hoe gecompliceerd het is om jong te zijn.’
Ze stond op en kuste hem op de wang. ‘Precies daarom word ik altijd verliefd op oudere mannen. Ze weten soms niet hoe knap ze zijn. Als jij m'n vader niet was…’
Hij lachte en gaf haar een speelse tik. Tegen de employé zei hij: ‘Stuur Jake Corbelle maar binnen.’ Hij kwam overeind en ging achter zijn bureau staan.
Myriam liep naar de andere deur en wilde het kantoor verlaten, maar werd door zijn stem tegengehouden.
‘Ik heb liever dat je erbij blijft.’
Ze draaide zich met een ruk om. ‘Zo-even wilde je nog dat ik Jake zou mijden.’
Hij glimlachte vergoelijkend. ‘Ik vroeg je niet om een andere baan te zoeken.’ Hij wees naar de conferentietafel. ‘Daar ligt papier en potlood. Maak wat notities over mijn gesprek met Corbelle voor de vergadering van de Raad van Bestuur.’
Ze ging aan het uiterste einde van de tafel zitten en keek niet op toen ze Jake hoorde binnenkomen. Zonder hem aan te kijken wist ze ook wel dat hij een knappe en slanke man was en dat hij daar zou staan met dat hautaine trekje op zijn gezicht, iets wat hem zowel aantrekkelijk als arrogant maakte. Hij was zesendertig, tien jaar ouder dan zij, maar het was niet het leeftijdsverschil waardoor ze zich tot hem aangetrokken voelde. Het was zijn zorgeloze aanpak van de dagelijkse problemen, de manier waarop hij haar aan het lachen bracht als ze in een van haar depressieve buien was. Ongetwijfeld was hij meer een vriend dan een vrijer geweest en had Richard niet helemaal ongelijk. Ze moest leren aanvaarden dat er aan alles een einde kwam.
Corbelle zei: ‘Het gaat om het aanvullingsverdrag met de Verenigde Arabische Emiraten. Ik vernam van Werner Witman dat u het nog niet hebt getekend.’ Werktuiglijk begon Myriarn nota's te nemen.
Richard Dachner keek opstandig. ‘Ik heb niets tegen de bouw van een kernreactor in het Midden-Oosten, Jake’, zei hij. ‘Wel tegen hun nieuwe voorwaarden dat wij hun mensen moeten opleiden. Er is altijd kans dat het ADAD* met Iran of Libië onder één hoedje gaat spelen.’
‘Dat zijn politieke overwegingen, meneer Dachner. Daarover moet de regering zich uitspreken. En die heeft geen bezwaar. De minister heeft het me persoonlijk gezegd.’
‘Vraag hem dat hij dat schriftelijk bevestigt en of je het publiek mag maken.’
‘U weet dat zoiets niet kan’, zei Jake geprikkeld.
‘Nucleaire technologie verkopen aan het Midden-Oosten kan naar mijn gevoel evenmin.’ Richard boog zich voorover en steunde met beide handen op zijn bureau. ‘In de huidige stand van de kennis inzake kernfysica maken extremisten er explosieven mee, nog voor je weet waar ze de splijtstof vandaan hebben. Trouwens, het zou een schending zijn van het non-proliferatieverdrag.’
Jake werd ironisch. ‘Wat hooguit een protest van de Nucleaire Veiligheidscommissie zou kunnen uitlokken, dat – zoals gebruikelijk – nergens gehoor zal vinden.’
Richard liet zich met een zucht op zijn stoel zakken. Hij verlegde wat papieren op zijn bureau zonder ernaar te kijken. Toen keek hij weer op naar Jake. ‘Wat vind je dat we moeten doen?’
Jake ging ook zitten. ‘We kunnen er niet omheen’, zei hij bezwerend. ‘Het is de enige manier om ons kernafval kwijt te raken en het brengt uiteindelijk nog geld in het laatje.’
Dachner keek verstoord voor zich uit.
Corbelle zei: ‘De tijd dringt, meneer Dachner. Volgende week arriveert hun eerste stagiair. Weet u wie?’
‘Nee.’
‘Houdt u vast. Abbas Al Fahim.’
Dachners stem klonk ongelovig: ‘Al Fahim? Dat is geen stagiair, dat is een atoomdeskundige.’
Corbelle schudde het hoofd. ‘U doet hem te veel eer aan. Hij is een tweederangsgeleerde. Maar bij het ADAD heeft hij veel invloed.’
Richard bleef somber voor zich uit staren.
‘Het gaat niet zomaar om een paar centen, meneer Dachner. Het gaat om het voortbestaan van het NOC. De broodwinning van meer dan duizend gezinnen. Willen we voldoen aan de ministeriële saneringsplannen, dan moeten onze eigen ontvangsten met acht procent per jaar stijgen. Waarmee? Al wat we te bieden hebben, is verwerking van kernafval of onze knowhow verkopen.’
‘Er is een verschil, Jake. Je kunt knowhow uitlenen zonder die te verkopen. De basisovereenkomst was een onderzoeksreactor in de Emiraten te bouwen en de control command met eigen mensen te bemannen. Zodra men ginder andere dan vreedzame trekjes vertoont, trekken we onze mensen terug.’
Corbelle schudde het hoofd. ‘Precies om die reden wil Al Fahim dat we opleiding verschaffen aan hun technici. Als u het aanvullingsverdrag vandaag niet tekent, kunt u de rest ook wel verge ten.’
Myriam vond dat haar vader er opeens moe uitzag. Met hoorbare tegenzin zei hij: ‘Goed. Ik zal die nieuwe clausules door Witman laten nakijken. Als hij het ermee eens is, zal ik straks tekenen.’
Jake stond op en stak zijn hand uit over het bureau. ‘Akkoord.’
Richard maakte geen aanstalten om hem de hand te schudden. ‘Ik weet niet waarom,’ zei hij, ‘maar soms geef jij mij het gevoel dat je me gebruikt als een pion op een schaakbord.’
Aarzelend trok Jake zijn hand terug. ‘Dat is niet eerlijk’, zei hij met een lichte verontwaardiging in zijn stem. ‘Het is veeleer omgekeerd. Als u de boel hier vergelijkt met een schaakspel, dan bent u daarin een koninginnestuk dat zich als een pion gedraagt.’
Toen Myriam in haar kantoor kwam, stond Jake haar aan haar bureau op te wachten. Zonder hem aan te kijken ging ze achter het scherm van haar pc zitten en startte het tekstverwerkingsprogramma.
‘Myriam?’
Ze keek niet op en raadpleegde haar notities.
Hij kwam achter haar staan, legde zijn hand op haar schouder en streelde haar met zijn duim in haar hals. De intieme aanraking veroorzaakte een kriebelig gevoel langs haar rug, waardoor ze onwillekeurig haar hoofd achterover boog. Verstoord duwde ze zijn hand weg.
‘Laat dat, wil je.’
Hij hernieuwde zijn greep en deed haar ronddraaien op haar stoel, zodat ze verplicht was hem aan te kijken.
‘Het was niet m'n bedoeling je vader te beledigen’, zei hij.
Je bent er nochtans uitstekend in geslaagd’, barstte ze los.
Hij keek haar strak in de ogen. ‘Het spijt me.’
Ze kalmeerde.
‘Daarom wilde ik je over hem spreken.’
Ze wond zich opnieuw op. ‘Als je iets over Richard te zeggen hebt, doen we dat in zijn bijzijn.’
Zijn ogen lieten haar niet los. ‘Er is veel kritiek op de manier waarop je vader het NOC bestuurt’, zei hij onaangedaan. ‘Sommigen noemen het onkunde, anderen verwijten hem oneerlijkheid en racistische opvattingen.’
Myriam snoof minachtend.
Hij trok een stoel naar zich toe, ging zitten en nam haar hand in de zijne. Zijn handen voelden sterk en droog aan.
‘Je vader is een wetenschapper’, zei hij. ‘Onder zijn leiding hebben de vorsers in Mol opmerkelijke prestaties geleverd die over de hele wereld hoog worden ingeschat.’
Ze glimlachte voor de eerste keer.
‘Zie je wel’, zei ze. ‘Er valt hem niets te verwijten.’
‘Jammer genoeg zijn wetenschappers over het algemeen slechte administrateurs en je vader is daarop geen uitzondering.’
‘Wat een flauwekul’, zei ze.
‘Het is ernstiger dan je denkt, Myriam. Zo is er nooit behoorlijke controle geweest op de verwerking van het radioactief afval. Korte tijd nadat ik in dienst kwam, ontdekte ik dat het NOC over een illegale voorraad waste beschikt.’
‘Hoezo illegaal?’
‘Radioactieve stoffen waarvoor we niet over veilige bergplaatsen beschikken en die we niet kunnen vernietigen.’
‘Waar kwam dat afval vandaan?’
‘Meestal van Posenuklear in Duitsland. Er bestaat geen twijfel over dat die miljoenen aan steekpenningen hebben betaald om hun afval bij het NOC kwijt te raken.’
‘Aan wie?’
Jake ging niet in op haar vraag. ‘In plaats van een gerechtelijk onderzoek te laten instellen, wist je vader me ertoe te bewegen een andere oplossing te zoeken.’
‘De vuiligheid terug naar de afzender?’
‘Nee. Ik zorgde voor een overeenkomst met het ADAD in Abu Dhabi. Die zouden onze waste verwerken en wij zouden hen helpen met de bouw van een onderzoeksreactor.’
‘Wat is dan nog het probleem?’
‘Je vader.’ Corbelle aarzelde even, toen ging hij resoluut verder. ‘Aan de ene kant wil hij tot elke prijs voorkomen dat het geknoei met dat kernafval aan het licht komt en aan de andere kant lijkt het erop dat hij de uitvoering van het verdrag met de Arabieren tegenwerkt.’
‘Daar zal hij wel goede redenen vbor hebben:’
‘Zolang die redenen maar geen eigenbelang zijn.’
Myriam trok haar hand met een ruk weg. ‘Waar wil je naartoe?’
‘Met het ADAD-contract zijn enorme bedragen gemoeid. Op het NOC wordt slechts een beknopte boekhouding gevoerd met de inkomsten en uitgaven als grondslag. Daardoor hebben we geen boekhoudkundige verdeelsleutels en kunnen we de rendabiliteit van de verschillende productielijnen niet berekenen.’
Ze zuchtte: ‘Ik begrijp er niets van.’
Jake zei met een ernstig gezicht: ‘Kort samengevat wil dat zeggen dat het NOC in de rode cijfers zit en dat niemand weet waarop we winnen en waarop we verliezen.’
‘Maar Jake. Richard heeft toch niets met boekhouding te maken. Dat is de verantwoordelijkheid van Werner Witman. Die is financieel directeur.’
‘Zou hij dat nog zijn als hij niet de beschermeling was van je vader?’
Myriam fronste haar voorhoofd. Jake had gelijk. Een andere directeur-generaal zou het financieel beheer niet in handen hebben gelaten van iemand als Witman. Werner Witman was nagenoeg doof, zijn slechthorendheid werd voortdurend erger en hoorapparaten noch de tussenkomst van de meest gerenommeerde oorartsen of chirurgen leken dat aftakelingsproces te kunnen stoppen. Het was vanzelfsprekend dat Witmans werk daaronder leed. Bij groepsgesprekken was hij volkomen geïsoleerd, daardoor werd hij wantrouwig en teruggetrokken en leefde hij als een kluizenaar in zijn kantoor. Toch had ze begrip voor haar vaders houding, ook zij mocht Werner Witman graag en ze had de stellige overtuiging dat dat gevoel wederkerig was.
‘Witman is een aardig man,’ zei ze, ‘en uiterst verstandig.’
‘Goeie genade, Myriam. Je kunt geen nucleair onderzoekscentrum runnen met alleen maar aardig te zijn.’
Myriam zweeg. Tegen zijn nuchtere redenering was niets in te brengen.
Jake ijsbeerde door de kamer. Opeens bleef hij voor Myriam staan en keek haar lange tijd zwijgend aan. Zijn ogen straalden een eerlijke overtuiging uit en hoewel hij haar niet aanraakte, voelde ze zich alsof hij zijn armen beschermend om haar heen sloeg.
‘Er zijn krachten aan het werk om je vader uit het zadel te lichten. Als iemand op de hoogte raakt van de illegale wastevoorraden en een klacht indient, gaat hij voor de bijl. Om wat er tussen jou en mij is… eh… is geweest, wil ik hem helpen, maar dan moet jij zorgen dat hij meewerkt. Evenals Witman is hij een aardig man, maar hij kan verdomd eigenzinnig zijn.’
Myriam zat er min of meer verslagen bij. Jakes woorden hadden indruk op haar gemaakt. Waren haar persoonlijke moeilijkheden met Richard meestal ook niet te wijten aan zijn beginselvastheid? Ze voelde hoe Jake haar onderzoekend stond aan te kijken. Zijn door de zon gebleekte bruine haar hing er nogal verward bij en dat nam de arrogantie wat weg die hij uitstraalde.
‘Wat wil je dat ik doe?’ vroeg ze.
‘Zorg om te beginnen dat hij vanmiddag het aanvullingsverdrag tekent en het laat bekrachtigen door de Raad van Bestuur.’
Ze aarzelde nog even. Overwoog of het niet beter zou zijn om samen met Jake naar Richard te gaan en hem de hele toedracht te vertellen. Maar Richard zou zich boos maken. En er was niets dat haar zo van streek maakte als een Richard die zijn stem verhief. Ze schoof de notities van het gesprek tussen Richard en Jake in een lade. ‘Goed’, zei ze. ‘Ik zal m'n best doen.’
Jake glimlachte. Met zijn lippen beroerde hij zachtjes haar voorhoofd. ‘Flinke meid’, zei hij en draaide zich om.
‘Wacht even’, zei Myriam. Ze wilde hem vragen waarom hij die morgen niet op hun afspraak was verschenen, maar Jake had het kantoor al verlaten.
Toen herinnerde ze zich dat hij had gezegd: ‘wat er tussen jou en mij is geweest.’
* Atomic Department of Abu Dhabi