11

Het was al volop spitsuur toen ze in Mol arriveerde. Met enige moeite vond ze een parkeerplaats in een zijstraat van de Rozenberg. Jake woonde in een duplexflat, in een gerenoveerd gebouw van zes verdiepingen, waarvan de benedenverdieping door een handel in oosterse tapijten werd ingenomen. Myriam duwde de winkeldeur open en liep tussen stapels handgeweven tapijten door naar binnen. De eigenaar, een kaalhoofdige Afghaan met een hangsnor en een hangbuik, kwam haar glimlachend tegemoet. Nadat ze tweemaal zijn aanbod voor een kop thee beleefd had afgewezen, ging hij haar druk pratend en handenwrijvend voor naar de gang, wachtte tot ze het traliehek van de liftdeur had gesloten en de ouderwetse lift zich schommelend in beweging zette. De wetenschap dat ze af en toe bij Jake bleef slapen, wond hem iedere keer opnieuw op als ze van zijn winkel gebruikmaakte om binnen te komen.

Aan de deur van Jakes flat drukte ze op de bel en luisterde naar de gong. Na de derde poging keerde ze terug naar de console tegenover de liftdeur en zocht op de tast naar de sleutel die, zoals ze verwachtte, met een pleister tegen de onderkant was gekleefd. Een voorzorgsmaatregel die Jake had getroffen nadat hij voor de derde keer een slotenmaker te hulp had moeten roepen toen hij zijn huisdeursleutel was vergeten.

Zoals altijd trof haar de zin voor verfijning en volumetrische vormgeving waarmee Jake zijn flat had ingericht. Een serene witte kleur en het gebruik van warme materialen zoals beuk en berk gaven een extra dimensie en accentueerden zijn aandacht voor details. De esthetische opbouw was in tegenspraak met Jakes losbandige leefgewoonten.

Aarzelend bleef ze in de woonkamer – gelijktijdig als studeervertrek ingericht – staan. Ze had min of meer verwacht hem thuis te treffen, zodat ze hem op het matje zou kunnen roepen. Nog steeds was ze ervan overtuigd dat hij zich zou kunnen verantwoorden. Aan de andere kant, als hij niet in de zwendel betrokken was, wie dan wel? Hij was bij het NOC de enige die geregeld naar de Golfstaten reisde.

En als hij erbij betrokken was, zou hij documenten moeten bezitten die dat uitwezen.

Waar zou hij die bewaren?

De rechterwand van de woonkamer was tot aan het plafond bedekt met boeken. Honderden titels. Nee, Jake zou daar geen belangrijke papieren tussen verbergen.

Ze ging aan het kleine bureau zitten en keek de inhoud van de laden door.

Geen geheime stukken.

Ze opende de telefoonklapper. Normale relaties uit de bedrijfswereld en voornamen van vrouwen. Geërgerd sloeg ze de klapper dicht.

Ze inspecteerde haastig de buffetkast, het barmeubel en de keuken. Ze vond niets.

Een open, witgelakte trap leidde naar de dressingruimte en de aangrenzende badkamer en slaapkamer op de bovenverdieping. Ze liep de trap op.

In de slaapkamer was nauwelijks gelegenheid om iets te verbergen. Een witgelakt bed van modern design, contrasterend op een donker antracietkleurig vast tapijt. De aan de bedrand gehechte draaibare bedkastjes hoefde ze niet te doorzoeken, ze kende de inhoud ervan.

Ze keerde terug naar de dressingruimte, die door een schuifdeurenkast, met een Spiegel als vast middenpaneel, van de slaapkamer was gescheiden. Ze doorzocht zijn kleren en tastte achter de stapels hemden en handdoeken op de planken.

Niets.

Toen herinnerde ze zich dat ze hem op een keer uit de kleerkast had zien komen.

Ze schoof zijn pakken opzij en stapte in de kleerkast.

Achter het vaste middenpaneel was een kleine muursafe. De sleutel zat op het deurtje. Een typische slordigheid van Jake. In de safe lag een stapeltje papieren. Ze haalde het eruit en ging aan de kaptafel zitten.

Huwelijkscontract en notariële papieren over zijn lopende echtscheiding.

Een map getiteld ADAD. Geschreven in het karakteristieke op drukletters gelijkende handschrift van Jake.

Met ingehouden adem bekeek ze de inhoud.

Een paar vrachtbrieven voor verzending van waste naar Abu Dhabi. Kopieén van facturen van het ADAD aan het NOC. De meeste hadden betrekking op de bouwkosten van het mausoleum.

Een apart mapje van doorschijnend plastic met blanco facturen en briefpapier van Posenuklear en het ADAD.

De fictieve facturen waarover Werner had gesproken.

Dus tóch Jake!

Op het bovenste vel was met een onduidelijk handschrift iets geschreven, maar ze kon het niet ontcijferen.

In een open envelop een brief in het Arabisch, geschreven op duur uitziend ivoorkleurig papier, met onderaan twee handtekeningen in groene inkt.

Ten slotte vond ze nog een fotokopie van het fameuze waste-contract. Sommige clausules waren met rood aangestreept.

Plotseling dacht ze aan de kopie in haar handtas. Ze haalde die eruit en vergeleek ze met Jakes kopie.

De rood gemarkeerde clausules stemden niet overeen.

Bij radioactief afval was laag vervangen door hoog.

Het bedrag van de aan Abu Dhabi te betalen tussenkomst in de bouwkosten van het mausoleum was bijna het driedubbele.

Op Jakes kopie was een clausule, waarin het NOC zich verbond de Duitse waste – in afwachting van verzending naar Abu Dhabi – tegen een vooraf vastgesteld bewaarloon in De Purperen Barak op te slaan.

Terwijl ze stond na te denken wat dat te betekenen had, hoorde ze beneden de voordeur dichtslaan.

‘O nee’, zei ze verschrikt.

Ze hoorde stemmen. Gelach. Jake en de stem van het meisje dat haar aan de telefoon had uitgedaagd.

Ze kwamen naar boven!

Bliksemsnel graaide ze de papieren bijeen en stapte in de kleerkast. Ze schoof de kastdeur dicht en verborg zich zo goed mogelijk achter Jakes pakken.

Door een kier kon ze in de dressingruimte kijken. Het licht! Overal had ze de lichten laten branden.

En het waste-contract lag nog op de kaptafel. Samen met de blanco vellen en de Arabische brief.

Een slanke brunette kwam binnen. Gelukkig merkte ze niet op dat de lichten aan waren. Het meisje wierp een snelle blik in de Spiegel en liep door naar de slaapkamer.

Jake verscheen in haar gezichtsveld met een koffer in de hand.

‘Goeie genade,’ mompelde Myriam, ‘hij komt z'n koffer pakken.’ Haar hart klopte in haar keel.

Jake kwam naar de kleerkast. Vliegensvlug duwde ze de papieren in de muursafe.

‘Kom nou, schat’, bedelde het meisje vanuit de slaapkamer. ‘We hebben nog net de tijd.’

Jake zette de koffer op het bankje voor de kaptafel en opende de sloten. ‘Kan niet, liefje. Ik moet een vliegtuig halen. Weet je wel. Zürich. Abu Dhabi.’

Myriam zag een glimp van het meisje in de deuropening. ‘Tien minuutjes’, fluisterde ze met hese stem.

Jake aarzelde.

Toen trok hij zijn kleren uit en liet ze op de grond vallen. Hij kwam naakt voor de spiegel staan en glimlachte tegen zijn spiegelbeeld. Daarna bracht hij met een vlugge beweging zijn haar in de war, trok zijn schouders naar achteren en stapte doelbewust de slaapkamer binnen.

Myriam bleef enkele ogenblikken als versteend staan. Vervolgens deed ze haar schoenen uit, schoof de kleerkastdeur open en stapte – rood van opwinding – over het hoopje kleren. Ze pakte het bundeltje papieren van de kaptafel en borg die in haar handtas. Behoedzaam liep ze de trap af, de flat door en trok geluidloos de voordeur achter zich dicht.

Met één hand steunzoekend aan de deurpost trok ze haar schoenen weer aan. Ze vroeg zich af waarom ze als een dief naar buiten was geslopen. Als Jake eenmaal aan de gang was, kon voor zijn part de wereld vergaan.

Het was tegen zessen toen ze aan de poort van het NOC arriveerde. De slagboom was omlaag en twee politieauto's blokkeerden de doorgang. In plaats van door de gewone veiligheidsagenten werd de toegang bewaakt door verscheidene politieagenten in kogelvrije vesten en met automatische machinepistolen in de aanslag. Een van hen gebaarde haar de auto te verlaten, negeerde de verklaring van de portier oyer haar identiteit en eiste van haar een legitimatie. Intussen doorzocht een andere agent grondig haar auto.

‘Wat is er hier aan de hand?’ vroeg ze aan de portier.

‘Weet ik veel’, mopperde hij. ‘Niemand vertelt mij wat. Zal wel weer een valse bommelding van de antikernbetogers zijn.’

Ook bij het hoofdgebouw zag ze agenten patrouilleren. Onder de enkele auto's die er nog geparkeerd stonden, herkende ze die van Richard en Werner.

Op de derde verdieping verliet ze de lift en liep naar het kantoor van Werner aan het einde van de gang. Ze drukte op de bel, speciaal aangebracht omdat zijn gehoor onvoldoende was om iemand te horen binnenkomen. Er ging een groen lichtje branden en de deur sprong uit het slot.

Werner zat in hemdsmouwen achter zijn bureau. Hij had een servet uitgespreid op het bureaublad en was bezig een appel te schillen. Toen hij haar zag binnenkomen, kreeg hij een kleur alsof hij op iets werd betrapt. Hij vouwde het servet met appel, schillen en mesje bijeen en schoof de hele bundel in een lade. Vervolgens sprong hij overeind, pakte zijn colbert van de rugleuning van zijn stoel, trok het aan, voelde of zijn das goed zat en kwam met uitgestoken hand naar haar toe.

‘Goedenavond, Myriam’, zei hij formeel, alsof hij haar in geen weken had gezien.

‘Schil rustig je appel verder’, zei ze.

Hij keek weifelend.

Myriam maakte een beweging alsof ze een appel schilde, maar Werner schudde het hoofd en bleef afwachtend staan.

‘Zoals je wilt.’

Ze ging op de rand van het bureau zitten. ‘Ik moet eerst telefoneren.’

Ze draaide het nummer van hun flat, maar kreeg geen antwoord. Dus belde ze het Universitaire Ziekenhuis en vroeg naar dokter Wilfrieds. Die was afwezig. Verveeld legde ze de hoorn neer. Liefst van al had ze de nieuwe ontwikkeling eerst met Arafat besproken.

Werner zat haar met zijn ronde ogen vragend aan te kijken.

Ze legde de papieren op zijn bureau.

‘Bekijk die eens.’

Hij wierp er een vluchtige blik op.

‘Kopieën van het waste-contract’, zei hij.

‘Bekijk ze eens wat nauwkeuriger.’

Werner trok beleefd-vragend zijn wenkbrauwen op.

Myriam bedwong zich om niet te gaan roepen. ‘Vergelijk ze!’ Ze wees van het ene document naar het andere.

Hij streek zorgvuldig de papieren glad en bestudeerde ze zwijgend. Toen hij ten slotte naar haar opkeek, lag er een opgejaagde blik in zijn ogen. Hij voelt zich bang, dacht ze, bang om beschuldigd te worden van gebrek aan toezicht.

‘Waar heb je dit vandaan?’ vroeg hij behoedzaam.

Ze ging op een stoel zitten maar stond onmiddellijk weer op. Zijn ogen volgden haar bewegingen zoals een hond die verwacht geslagen te worden.

‘Weggenomen’, zei ze. ‘Bij Jake Corbelle.’

‘Wát zeg je?’

Het was geen vraag om herhaling. Veeleer een uitroep van verbazing.

‘Het zijn dubbele contracten, Werner. Bewijzen van fraude.’ Ze wond zich meer en meer op.

Hij schraapte zijn keel, een teken dat hij wist waarover het ging. ‘We moeten hem niet meteen klakkeloos beschuldigen, Myriam.’

‘Heb jij een andere uitleg?’ vroeg ze scherp.

‘Neenee,’ zei hij zenuwachtig, ‘maar stel dat het ene een ontwerp was en het andere het definitieve contract.’

Ze zat hem met grote ogen aan te kijken. Werner ging nu toch geen lans breken voor iemand die zijn eigen positie in gevaar had gebracht?

Ze zei: ‘Hij bezat ook vrachtbrieven en kopieën van facturen.’

‘Vrachtbrieven?’ zei Witman geïnteresseerd. ‘Mag ik die eens zien?’

‘Zeker.’ Ze ging zitten en rommelde in haar handtas. ‘Verdomme!’ zei ze. ‘Die heb ik achtergelaten in zijn safe.’ Ze gaf hem de Arabische brief en de blanco briefhoofden. ‘Maar dit heb ik wel meegenomen. Wat voerde hij daarmee in zijn schild?’

‘Tja,’ zei hij, ‘met de blanco's kon hij alle kanten uit. Weet je zeker dat ze in zijn bezit waren? Kun je dat bewijzen?’

Een protest kwam op haar lippen, maar ze slikte het in. Ze wees op het handschrift op het bovenste blad. ‘Kun jij dat lezen?’

Hij schudde ontkennend zijn hoofd. ‘Nee.’

Ze bekeek het opnieuw. ‘Wait of waste for aaf? Denkje dat aaf een naam is? Wacht even’, zei ze opeens. ‘Het zijn de beginletters van een naam.’

Hij keek vragend naar haar op.

‘Abbas Al Fahim’, zei ze triomfantelijk. ‘Ik had het moeten weten. Die twee spelen onder één hoedje.’

Witman maakte een afwerend gebaar. ‘Corbelle en Al Fahim? Dat lijkt me heel onwaarschijnlijk.’

‘Kom nou’, zei Myriam. ‘Van Al Fahim verbaast het me niet.’ Het verbaasde haar des te meer van Jake. Nog koesterde ze een kleine hoop dat hij er een sluitende verklaring voor had. Ze kreeg een idee.

‘Ga mee, Werner’, zei ze. ‘We gaan het origineel bekijken.’

‘Waar is dat goed voor?’ vroeg hij afwerend.

Zonder op hem te wachten liep ze naar buiten. Witman kwam, min of meer tegen zijn zin met haar mee.

De archivaris wilde net naar huis gaan toen ze er aankwamen. Het vergde enige overredingskracht om hem zover te krijgen dat hij de brandvrije archiefdeur opnieuw opende en hun toegang verschafte. Korte tijd later hadden ze het origineel en de twee kopieén naast elkaar liggen.

‘Wel heb ik van m'n leven’, zei Myriam. ‘De kopie van Jake is gelijk aan het origineel. Hoe kan dat nou? Mijn kopie werd gemaakt op de dag dat het origineel werd opgesteld.’

Witman gaf geen antwoord.

Nadenkend bestudeerde ze de documenten. Toen drong het tot haar door.

‘Iemand heeft het origineel verwisseld’, zei ze op besliste toon. ‘Wat denk jij, Werner?’

Zijn gewoonlijk roze gezichtskleur had plaatsgemaakt voor een onnatuurlijke bleekheid.

Ze lachte. ‘Trek nou geen gezicht of je een kwaad geweten hebt.’

Witman keek berouwvol. ‘Ik zou me wel voor m'n hoofd kunnen slaan’, zei hij met een pijnlijke grimas. ‘Ik had zelf de originelen moeten controleren, maar wilde meneer Dachner niet lastigvallen. Hij moet al zoveel geduld voor me opbrengen.’

Arme Witman, dacht Myriam. Hij probeerde zo krampachtig zijn gehoorstoornis te maskeren dat het leidde tot een minderwaardigheidsgevoel, een vlucht naar zijn eigen ik die zijn vrees om fouten te begaan nog deed toenemen en hem tot een willig slachtoffer maakte van gehaaide kerels als Al Fahim en… Jake.

‘Het spijt me, Werner’, zei ze. ‘Weetje wat? We gaan ermee naar Richard.’

Hij staarde haar onzeker aan. ‘Naar meneer Dachner? Is dat niet voorbarig? Zouden we niet beter wachten tot meneer Corbelle terug is en hem om uitleg vragen?’

Ze had met hem te doen. Hij voelde zich al bij voorbaat belaagd. Maar het hielp niet om de kop in het zand te steken.

‘Met uitstel maken we het alleen maar erger’, zei ze. Ze legde een kalmerende hand op zijn schouder. ‘Kom. Ga mee.’

Met gebogen hoofd liep Witman achter haar aan.