19

Myriam trok haar zwarte avondjurk aan, de enige die ze had meegebracht, en deed wat parfum op. Tien minuten later was ze in het luxueuze restaurant, in het dakpaviljoen van het hotel, met uitzicht over de met regenboogkleurige lampions feestelijk verlichte parken van de stad. De regenboog behoorde tot het wapenschild van sjeik Zayed bin Sultan al Nayan, de president van de Emiraten.

Toen ze in het restaurant arriveerde, wuifde Florence haar vrolijk toe. Ze zat aan een tafeltje dichtbij de dansvloer. Naast haar zat een Arabier in westerse kleding. Het was een rijzige jonge man met een saffraankleurig gezicht en de eeuwige zonnebril. Ze stelde hem voor als Willy. ‘Zijn echte naam is niet uit te spreken’, lachte ze. ‘Hij is een van de sponsors in het bankconsortium waar m'n man voor werkt. Je weet wel, iedere vreemde vennootschap moet hier een local als compagnon nemen. Ze strijken veel geld op om niets te doen. Nietwaar, lieverd?’ Met haar wijsvinger duwde ze zijn kin omhoog. ‘Of toch wel. Jij zorgt dat de vrouwtjes van de hardwerkende bankiers zich niet vervelen.’ Ze gaf hem een vluchtige kus op zijn lippen en duwde hem van zich af. ‘Mijn glas is leeg, Prins Willy’, zei ze. ‘Bestel nog een fles champagne.’

‘Ik dacht dat hier geen alcoholische dranken werden geschonken’, zei Myriam.

Florence wees op de bar, waar een paar zware drinkers geanimeerd zaten te praten. ‘Het is een club voor vreemdelingen. Trouwens, in Abu Dhabi kan veel, zolang je je aan de regels houdt’

Myriam keek toe hoe Willy de glazen vulde. Eigenlijk had ze weinig om te vieren.

Florence pakte haar glas voor een toast. ‘Op koele dagen en hete nachten in Abu Dhabi’, zei ze met een knipoogje.

De exclusieve keuken van de Zafeer Supper Club was lekker en overvloedig, maar Myriam raakte nauwelijks het eten of de champagne aan. Terwijl Florence met Willy aan het flirten was, luisterde ze naar opwindende Arabische muziek en volgde de aerobische buikspieroefeningen van een lokale beroemdheid. Het danseresje zat, zoals het hoort, goed in haar vlees en het deed Myriam aan haar eigen figuur denken. Nog even en het zou haar aan te zien zijn. Ze vroeg zich af hoe en wanneer ze ertoe zou komen Arafat van haar toestand op de hoogte te brengen. Was dat niet het echte doel van haar reis naar Abu Dhabi geweest?

Florence onderbrak haar gedachten. ‘Waarover zit mijn blonde landgenote te dromen?’

Myriam glimlachte afwezig. ‘Niets in het bijzonder.’

‘Zag ik daar niet een treurige blik?’ Florence boog zich voorover. ‘Heeft het iets met de chirurg te maken die je wilde opzoeken? Heb je hem kunnen vinden?’

‘O ja.’ Door haar vraag herinnerde Myriam zich een ander deel van hun gesprek in het vliegtuig. ‘En jij,’ vroeg ze langs haar neus weg, ‘heb jij nog iets gehoord van Jake Corbelle?’

‘Jake? Mijn knappe Amerikaan? Was het maar waar. Ach, wat was hij een opwindende man.’

‘Verbleef hij ook in het Sheraton?’

‘Nee, het Centre Hotel in Hamdan Street.’

‘Toen hij zo opeens verdween, hadden jullie toen nog een afspraakje lopen?’

‘Dat is het ‘m net. De eerste keer zijn we voor het weekend samen naar Dubai geweest. Dat is maar honderd dertig kilometer hiervandaan. Het was héérlijk. Hij vertelde me toen dat hij met een soort onderzoek bezig was. Iets waarvan het resultaat in België heel wat stof zou doen opwaaien.’

Myriam vroeg opgewonden: ‘Een onderzoek zeg je? Waarover?’

‘Weet ik veel. Twee dagen later was ik bij hem in het Centre Hotel. Hij deed heel opgewonden. Had ontdekt wie bij het NOC de schuldige was, zei hij. De hele avond probeerde hij vruchteloos naar België te telefoneren.’

Myriam kon haar oren niet geloven. ‘En toen?’

Florence trok een pruillip. ‘Hij had nauwelijks belangstellingvoor me. Toen hij eindelijk verbinding had gehad met het NOC, is hij weggegaan. Hij wilde nog eerst een bouwwerk in de woestijn gaan inspecteren.’

‘Een mausoleum?’

‘Ja, precies. We zouden elkaar nog ontmoeten vóór hij naar Europa weerkeerde, maar de lieve jongen liet niets meer van zich horen.’ Ze leegde haar glas, zei: ‘Bah, mannen’, en zeulde de lichtelijk beschonken Willy naar de dansvloer.

Zo eenvoudig was het.

Jake was dus niet in de zwendel betrokken. Ze had hem ten onrechte verdacht. Ze begreep nu dat hij naar Abu Dhabi was gekomen om op eigen houtje een onderzoek in te stellen.

En Jake had ontdekt wie de ware schuldige was!

Ze vroeg zich af waarom hij daarna halsoverkop naar Amerika was vertrokken.

En naar wie had Jake gebeld om zijn bevindingen bekend te maken? Waarom niet naar Richard of zo nodig naar haar?

Het antwoord op die vraag trof haar als een zweepslag.

Omdat ook Jake in Richards schuld geloofde.

Myriam voelde zich diep ongelukkig.

Ze wuifde naar Florence en verliet de club.

Witman opende de deur van zijn kamer zodra ze op de bel gedrukt had. Hij was geheel gekleed en opnieuw viel het haar op dat zijn gewoonlijk blozende gezicht er pafferig uitzag.

‘Ga je uit?’ vroeg ze.

‘Ik wilde net een wandeling gaan maken’, verklaarde hij. ‘Het klimaat ligt me niet. Overdag ben ik doodmoe en ‘s nachts kan ik niet slapen.’

‘Ga rustig in een stoel zitten’, zei Myriam langzaam en duidelijk. ‘Ik heb je een heleboel te vertellen.’

Het was drie uur in de ochtend toen ze naar haar kamer weerkeerde. Ze had Witman laten beloven de commissaris de volgende dag te vragen een nieuw onderzoek naar Jakes verblijfplaats te laten instellen en het had enige overredingskracht gevergd om zijn natuurlijke angst voor openbaarmaking te overwinnen.

Voor ze naar bed ging, probeerde ze Richard thuis te bellen. Ze kreeg geen antwoord. Mogelijk was hij er niet, maar het kon ook zijn dat de internationale telefoonverbindingen in Abu Dhabi beter werkten vanuit een rijdende auto. In dit vreemde land was alles mogelijk.

Een uur later sliep ze nog niet. Ze vroeg zich af waar Arafat zich bevond. Was hij in het ziekenhuis of thuis? Ze kon de gedachte niet verwerken dat hij op dit ogenblik zou liggen slapen naast de vormloze donkere schaduw met de brandende ogen die ze tussen de palmbomen in zijn tuin had waargenomen.

Ze wilde dat ze de moed had hem op te bellen om hem zonder omwegen te zeggen: ik verwacht een kind van jou.

In een plotselinge drang tot handelen greep ze de telefoon naast het bed en vroeg de slaperige receptieklerk dokter Dissie in het Mafraq Ziekenhuis voor haar te bellen. Gedurende tien minuten lag ze met de hoorn tegen haar oor gedrukt, zichzelf geweld aandoend om niet neer te leggen. Toen hoorde ze zijn stem, klaarwakker: ‘Myriam? Ben jij het?’

Ze wilde het uitschreeuwen, ja, in godsnaam, weet je niet waarvoor ikje bel, maar in plaats daarvan zei ze: ‘Ik heb nieuws over Jake Corbelle.’

‘Oja?Wat dan?’

‘Hij was hier om uit te zoeken wie aan de touwtjes trekt.’

‘Zo.’

‘En dat is hem gelukt.’

‘Uitstekend’, antwoordde Arafat. ‘Nu moeten we er alleen nog maar achter zien te komen waarom hij daarna halsoverkop naar Amerika vertrokken is.’

‘Ja’, zei Myriam, min of meer mismoedig door zijn gebrek aan belangstelling.

Hij voelde haar bedruktheid. ‘Metjou is alles toch in orde?’

‘Jawel,’ zei Myriam, ‘maar we moeten dringend met elkaar praten. Zie je, ik…’

Arafat liet haar niet uitspreken. ‘Mooi. Morgennacht blijf ik bij jou en om halfelf zien we elkaar bij het ADAD. Ga nu maar lekker slapen en droom van mij. Allah behoede je.’

Voor ze het wist had ze de hoorn neergelegd.

Het was zo een van de manieren waarop hij haar kon manipuleren.

Een paar minuten later viel ze in een droomloze slaap.

Werner Witman was laat. Terwijl ze op hem wachtte in de lounge van het hotel, bewonderde ze in de hotelwinkeltjes kostbare Al Jayul-parels, door duikers uit de Arabische Golf opgevist. Ten slotte liet ze de portier naar zijn kamer bellen, maar die kreeg geen antwoord. Ze dacht er even over opnieuw te proberen Richard op te bellen, maar vreesde daardoor te laat op de afspraak met Arafat te zijn. Om kwart over tien verliet ze het hotel, en zoals iedere keer verraste haar de hitte van de blakende zon. Ze stak de straat over, ontweek een traag, met open dak rijdende Porsche cabriolet, waarvan de chauffeur met onverholen belangstelling naar haar benen staarde en liet zich in het koele interieur van Abdullahs limousine op de kussens neerzakken.

Abdullah groette vriendelijk: ‘Sabaah ilcheer, mademoiselle.’

‘Ook goedemorgen, Abdullah.’

‘Waarheen, miss?’

‘Naar het ADAD, asjeblieft.’

‘No problem, miss.’

Zodra ze aan het rijden waren, begon hij naar gewoonte zijn toeristische informatie te spuien. ‘Wist u dat Abu Dhabi gebouwd werd op een reeks eilandjes, door ondiep water omgeven, miss? We hebben ze vanzelfsprekend…’

Myriam vroeg opeens: ‘Vervoer jij ál de bezoekers van het ADAD?’

Hij keek wat geërgerd omdat ze hem niet had laten uitspreken, maar al vlug klaarde zijn gezicht op. ‘Zeker, zeker,’ zei hij trots, ‘Nasser Car Hire Company heeft contracten met het ADAD, Japan Lines, IBM World Trades…’

‘Dan moet jij toch ook Jake Corbelle kennen’, onderbrak ze hem opnieuw.

‘Mister Jake? L'américain? Ja, hoor. Een paar weken geleden was hij nog hier.’

‘Gebruikte hij toen uitsluitend jouw wagen?’

‘Ja, miss. Voor al zijn ritten.’

‘Mooi zo. Weetje nog waarheen?’

‘No problem, miss. Het staat allemaal in m'n boordjournaal.’

‘Mag ik dat even inkijken?’

Abdullah glimlachte fijntjes, zei: ‘Oké’, en sneed twee auto's de pas af om aan de kant van de weg te parkeren.

Hij haalde een in zwart linnen gebonden register uit een opbergvak en overhandigde het haar.

Alle aantekeningen waren in het Arabisch. Ze gaf het hem terug.

‘Je houdt me voor de gek, Abdullah.’

‘Sorry. ‘A joke. Laat eens kijken. Aankomst donderdag de twintigste met Sabenavluchtvan vier uur vijftien in de ochtend. Van International Airport naar Centre Hotel. Dezelfde ochtend om zeven uur vijfenveertig naar het ADAD.’ Hij keek op. ‘De openbare besturen werken van acht tot veertien uur. Mister Jake wilde dezelfde ochtend al vroeg aan het werk. Maar de particuliere bedrijven werken van…’

‘Nu niet, Abdullah. Lees verder.’

Hij schraapte zijn keel. ‘Donderdag veertien uur dertig van het ADAD naar Centre Hotel, ‘s Avonds naar Dubai met miss… hm… Vrijdag, sabbatdag, de hele dag in Dubai. Zaterdag heel vroeg naar Abu Dhabi. De hele dag op het ADAD. Zondag om tien uur naar de WWH Ltd in de Mohammed bin Khalifastreet. Om zestien uur naar de souk, waar meneer Jake een instant-fototoestel kocht. Daarna naar het Centre Hotel. De volgende dag, dus maandag om acht uur opnieuw naar WWH Ltd.’ Hij sloeg het boek dicht.

Ze vroeg: ‘Dat is alles?’

Hij knikte onverschillig en startte de motor:

‘Abdullah, op welke dag is hij dan met de Pan Am-vlucht naar New York vertrokken?’

Hij keek verontwaardigd. ‘Mijn journaal is compleet, miss. Na de Helicopter Charter Services heb ik hem niet meer gezien.’

‘Helikopter?’

‘Precies. De WWH is de World Wide Helicopter Limited. Een chartermaatschappij voor helikopters.’

‘Wat moest Jake Corbelle met een helikopter?’

‘Weet ik niet, miss.’ Hij grijnsde. ‘Maar ik kan het wel voor u uitzoeken. No problem.’

‘Doe dat, Abdullah. Maar breng me nu eerst naar het ADAD.’

Het was dezelfde officier aan de controle. Hij wierp slechts een vluchtige blik op haar paspoort en nodigde haar beleefd uit om binnen te komen.

‘Itfaddal, miss Dachner.’

Zonder verdere plichtplegingen ging hij haar voor naar de lift en vergezelde haar naar het kantoor van Mazroui, de adjunct-directeur.

Daar was het een en al opschudding. Meer dan tien mannen, de meesten in dishdash of uniform, stonden in groepjes en overlegden met elkaar in verschillende varianten van het Arabisch. Rachid, de tolk, werd voortdurend van de ene naar de andere groep geroepen om taalobstakels uit de weg te ruimen.

Mazroui was niet te zien.

Arafat was de enige van de aanwezigen in westerse kleding. Hij zag haar vrijwel onmiddellijk en kwam op haar af. Op twee pas afstand van haar bleef hij staan en groette haar met een nauwelijks merkbare hoofdbeweging. Nu had ze niet verwacht dat hij haar te midden van zijn landgenoten een zoen zou geven, maar toch wel een hand.

Ze vroeg zich af hoe het zou zijn, als ze hier permanent met hem zou verblijven.

Hij keek langs haar heen, alsof hij nog iemand verwachtte. ‘Waar is Witman?’ vroeg hij.

‘Ik dacht dat hij vooruitgegaan was’, antwoordde Myriam. ‘Hij was niet meer in het hotel.’

‘Nee. We hebben hem niet gezien. Maar het is niet belangrijk. We kunnen hier niets meer uitrichten.’

‘Waarom niet?’

Er verscheen een tevreden trek over zijn gezicht. ‘Op verzoek van de minister voor Energie wordt er door justitie momenteel een grootscheeps onderzoek naar corruptie gedaan bij het ADAD.’

‘Vandaar al deze mensen?’

‘Ja.’ Hij gebaarde haar hem te volgen naar de gaanderij en ging bij de balustrade staan, waar ze zes verdiepingen lager de fonteinen van de binnentuin zagen. ‘Zoals ik je al zei heeft die gijzelingsaffaire Murtadd de das omgedaan.’

Myriam glimlachte. ‘Goed.’

‘Stel je er niet te veel van voor’, vervolgde hij enigszins smalend. ‘Het is veel drukte om niets, maar Aboo Alhawl heeft wel zijn doel bereikt’

‘Hoezo?’

‘Voor Al Fahim en zijn aanhangers zal het – voorlopig althans – het einde betekenen van hun invloed in regeringskringen. Hun beoogde revolutie van binnenuit is zo goed als mislukt.’

‘Goed voor jou, neem ik aan?’

Haar vraag ontlokte een ernstige blik. ‘Ook voor dit land, Myriam. Bij Al Fahims extremisme is niemand gebaat. Noch mijn landgenoten noch de jouwe, pardon de joden.’

‘De joden,’ zei ze verontwaardigd, ‘ik ben geen…’

‘Vanzelfsprekend. Het spijt me.’ Zijn glimlach nam de rest van haar verontwaardiging weg.

Ze staarden naar de fonteinen beneden.

‘Zo zullen we uiteindelijk weten met wie Mazroui bij het NOC samenspande’, merkte ze op.

‘Daar ziet het niet naar uit.’

‘O nee? Waarom niet?’

‘Mazroui is vanmorgen niet op kantoor verschenen. Al Fahim evenmin. Er is een opsporingsbevel uitgevaardigd.’

‘Krijgen we dan geen informatie van de politie, nu die een onderzoek instelt?’

Arafat schudde zijn hoofd. ‘Zo werkt het hier niet. Als ze Mazroui te pakken krijgen, wordt hij waarschijnlijk terechtgesteld, maar wat hij precies heeft gedaan, wordt zelden publiek gemaakt. Zelfs Ahmad Jasim kan daar niets aan veranderen.’

‘Het is voldoende dat we de facturen en contracten van het ADAD met de onze mogen verifiëren. Of nagaan hoe ver het staat met de uitvoering van de bouw van het mausoleum?’

‘Ook dat niet. Justitie heeft op alle documenten beslag gelegd. Niemand krijgt inzage. Het enige wat we weten is dat de bouwvan het mausoleum al sinds een hele tijd werd stopgezet.’

Een beetje overdonderd keek ze hem aan. ‘Dan zullen we dus helemaal met lege handen thuiskomen.’

Hij knikte: ‘Het lijkt erop.’

Mistroostig staarde ze voor zich uit.

Hij pakte haar bij de elleboog. ‘Kom,’ zei hij, ‘ik toon je de mooie plekjes van Abu Dhabi en we gaan ergens wat eten voor we naar het Sheraton terugkeren.’

Ze wilden net in Abdullahs auto stappen, toen ze Witman met een taxi zagen aankomen. Hij betaalde de chauffeur en kwam met grote stappen naar hen toe.

‘We moeten zonder uitstel naar huis, juffrouw Dachner.’ Zijn gezicht was bleek en zijn ronde kinderogen keken bezorgd. ‘Ik heb met uw vader gebeld.’

Ze voelde een steek van pijn omdat ze vanmorgen had nagelaten hem zelf te bellen. ‘Wat is er met hem?’

‘Het is zover’, zei hij bedrukt. ‘Alle kranten spreken met grote koppen over een afvalschandaal bij het NOC. De minister van Justitie heeft een streng onderzoek bevolen en…’ Hij aarzelde.

‘Ja?’

‘Meneer Dachner werd tijdelijk van zijn functie van directeur-generaal ontheven, tot de uitslag van het onderzoek bekend is.’

‘Dat is niet rechtvaardig’, kreet ze. ‘Dat is hem bij voorbaat veroordelen.’

De twee mannen zwegen verlegen.

‘Laten we maar naar het hotel gaan, Arafat.’

Abdullah hield het portier voor hen open en ze nam plaats naast Arafat op de achterbank. Witman zat voorin naast de chauffeur.

Ze vroeg: ‘Wil jij voor de tickets zorgen, Werner?’

Hij knikte zonder om te kijken.

Ze zat somber voor zich uit te staren. Ze was hiernaartoe gekomen om Richard te helpen en in de hoop Arafat voor zich te winnen. Ze had geen van beide bereikt. Nu ze hem opnieuw ging verlaten, besefte ze dat hij de spil van haar bestaan was.

Abdullah stak zijn hand uit naar het contactslot om de motor aan te zetten, maar wachtte even voor hij de sleutel omdraaide.

‘Wat mister Jake betreft, miss Dachner.’

‘Ja, Abdullah.’

Ze luisterde zonder belangstelling.

‘Die maandag heeft hij een helikopter gehuurd om zich naar een sebkha te laten brengen.’

‘Dank je, Abdullah.’

‘Welke sebkha?’ vroeg Arafat scherp.

‘De Sebkha Matti,’ antwoordde Abdullah vlot, ‘dat is een uitgestrekte zoutvlakte op de grens met Saoedi-Arabië en zo'n driehonderd kilometer diep in de Rub'al-Chali-woestijn. Wisten jullie dat Rub'al-Chali Arabisch is voor Het Lege Kwartier?’

Arafat negeerde de toeristische informatie. ‘Zozo’, zei hij peinzend. ‘De Rub'al-Chali. Jake Corbelle is dus toch naar de bouw van het mausoleum getrokken. Weetje soms ook wanneer hij is teruggekeerd, Abdullah?’

Abdullah spreidde zijn handen in een gebaar van onmacht.

‘Breng ons dan naar die chartermaatschappij.’

‘No problem’, lachte Abdullah.

De WWH Ltd lag aan de verkeerde kant van de stad, dat wil zeggen aan de woestijnkant. Het was de kant waar bouwkranen het stadsbeeld beheersten of waar je meer onafgewerkte dan bewoonde huizen zag. De braakliggende gronden hadden er hun oorspronkelijk woestijnkarakter nog niet prijsgegeven.

Het hele bedrijf bestond uit een zandvlakte die kennelijk als helihaven diehst deed, een loods voor het onderhoud van de toestellen en een keurig gebouwtje dat als kantoor was ingericht. Zoals overal in Abu Dhabi werkte de airconditioning er op volle toeren, een verademing nadat ze de twintig meter van de auto naar het kantoor hadden afgelegd. Toen ze binnenkwamen, was de enige aanwezige bezig met telefoneren. De man legde zijn hand over de microfoon en zei in het Engels: ‘Een ogenblikje, het is zo gebeurd.’

Ze luisterden naar zijn gesprek in een mengelmoes van Engels en Arabisch, een soort van pleidooi bij de douane over reserveonderdelen die ze – om mysterieuze oosterse redenen – weigerden in te klaren. Terwijl ze wachtten, keek Myriam het functioneel gemeubelde kantoor rond. Vrijwel iedere plaats aan de wanden was behangen met foto's en posters van gevechtsvliegtuigen aan de grond of in de vlucht. Ongetwijfeld was de uitbater een gewezen gevechtspiloot.

Ten slotte legde de man neer en stond op. Het leek of er geen eind aan kwam. Hij was bijna twee meter lang, had een grote neus en grote uitstaande oorschelpen. Hij lachte en zijn brede mond spleet zijn gezicht van het ene oor tot het andere.

‘Mijn naam is Alfred Grundy,’ zei hij, ‘maar jullie kunnen me Al noemen. Dat is hier niet zo'n vreemde naam, nietwaar. Ik ben Amerikaan, tevens uitbater, piloot, hersteller en boekhouder van deze keet. Wat kan ik voor jullie doen.’

Arafat vroeg: ‘Ik wilde graag wat informatie over een vlucht die u voor Jake Corbelle een paar weken geleden naar de Sebkha Matti hebt gedaan.’

Al Grundy keek belangstellend van de een naar de ander. Of liever, hij keek neer van de een op de ander. ‘M'n vriend Jake, de ingenieur van het ADAD? Hoe is het met hem?’

‘Dat is nu precies wat we trachten uit te vinden’, antwoordde Arafat. ‘Hoe is die vlucht verlopen? Wanneer zijn jullie teruggekeerd?’

De Amerikaan scheen te aarzelen. ‘Ik weet niet of Jake het goed vindt dat ik daar met vreemden over praat. Wie zijn jullie eigenlijk?’

Myriam kwam tussenbeide: ‘Ik ben Myriam Dachner,’ zei ze, ‘Jake en ik zijn goede vrienden. Dit is dokter Arafat Dissie.’

‘Hé,’ zei Al Grundy, ‘Myriam from Belgium? Jake heeft me over u verteld. U bent toch de dochter van zijn baas?’

Myriam knikte lichtjes verbaasd. ‘We proberen erachter te komen waar Jake naartoe is, sinds u hem naar het mausoleum hebt gevlogen.’

‘Dat heb ik niet’, zei Al Grundy fronsend. ‘We hebben een noodlanding gemaakt in de Marzuq-Oase, op honderd zestig kilometer van het mausoleum. Ik heb daar vijf dagen op stukken gewacht voor de herstelling. Jake werd opgepikt door een helikopter van het ADAD die hem naar het mausoleum heeft gevlogen. Toen ik ten slotte naar mijn basis terugkeerde, hoorde ik dat Jake intussen al met een Pan Am-vlucht het land uit was.’

Ze stonden er wat verslagen bij.

Toen vroeg Myriam, als bij ingeving: ‘Wat was het voor een helikopter die hem oppikte?’

‘Een van die Franse speelgoedhelikopters’, zei Al met opgetrokken neus. ‘Een Alouette III.’