2

Zonder dat ze achterom keek, wist Myriam dat er iemand van uit de cafetaria naar hen stond te kijken. Ze zag het aan het koketteren van Muriël, die in een ontspannen aanvangshouding haar buikje introk en haar billen net iets te opvallend samenkneep. Het gebeurde wel meer dat er toeschouwers voor het raam van het turnzaaltje bleven staan. Vooral mannen. Hetwas dan ook een aantrekkelijk schouwspel, die twaalf jonge vrouwen in frivole pakjes en veelkleurige beenwarmers. Iemand schakelde de pauzetoets van de taperecorder uit en de discomuziek vulde de ruimte.

‘Daar gaan we!’ zei Muriël.

Myriam kwam gelijktijdig met de andere meisjes in beweging. Hoofd links, rechts, rollen, rollen. Probeer je oor naar je schouder te brengen. Eén, twee. Met gespreide benen naar voren buigen. Links, rechts, veren, veren. Het ritme van de muziek kreeg haar te pakken. Handen op en hielen van de grond, omhoog en hoog en hoog. Myriam voelde zich vrij en gelukkig, zelfs al had ze Jake niet aan de telefoon kunnen krijgen. Looppas op de plaats, rechts-links. Met de handen klappen, klappen, klappen. Jake kon haar gestolen worden. Joggen, joggen, joggen. Ze voelde dat ze begon te transpireren. Dat was goed… Hakken, tenen, hakken, tenen. Ze had Richard kunnen overtuigen, maar van Jake niet eens een bedankje… Dan maar een beetje cancan en ademen, uit en in en uit en in… Jake had zijn slag thuisgehaald… Buigen, strekken… Jake haalde altijd zijn slag thuis… Ze werd moe… keep moving… lach…! De muziek helpt… naar de duivel met de mannen… niet verslappen… en naar de duivel met haarzelf… buigen, dieper… en naar de duivel met haarzelf… tempo, tempo… Omdat ze Jake niet kon… sissend uitademen… niet kon… Lach…! Lach…! Lach…

‘Stop!’

De meisjes vielen hijgend en lacherig tegen elkaar aan, maar Muriël liet hen niet los. ‘Cool-down, meisjes. Mediteren.’

Ze gingen ontspannen op hun rug liggen. De muziek begon opnieuw: rustige Japanse klanken.

‘Maak je geest leeg’, klonk Muriëls stem zacht. ‘Ontspan elke spier van je lichaam.’

Myriam ademde diep in en uit. Ze voelde alle zorgen uit haar gedachten verdwijnen. Haar rug deed geen pijn meer. Ze voelde zich zekerder, opgewekter. Aerobic-dancing had altijd die uitwerking op haar gehad.

‘Heb je hem gezien?’ vroeg Muriël opgewonden.

Ze opende haar ogen. ‘Wie?’

Muriël stak haar hand uit en trok haar overeind. ‘Aan de bar. Is hij niet geweldig?’

In de grote wandspiegel kon Myriam de aangrenzende verbruikszaal overzien zonder zich om te draaien. Aan de bar zaten alleen een paar oudere mannen.

‘De langste van de twee.’

Myriam keek verbaasd. ‘Hij zou je vader kunnen zijn. De man heeft bijna geen haar meer.’

‘Dat maakt hem niet minder aantrekkelijk.’

‘Nou, voor mijn part mag je hem hebben.’

‘Dat zal niet meevallen’, zei Muriël spijtig. ‘Hij heeft de hele tijd naar jou zitten kijken.’

Myriam trok haar gympjes aan. ‘Kom,’ zei ze, ‘we gaan vlug iets drinken. Over een kwartiertje begin ik met squashen.’

Ze liepen de cafetaria binnen en gingen op een hoge stoel bij de tapkast zitten. Muriël bestelde chocolademelk.

‘Jij ook?’

‘Nee,’ zei Myriam, ‘voor mij kruidenthee. Ik heb nog een paar kilo te verliezen.’

‘Pure inbeelding, meid. Jouw figuur is uitstekend.’

Myriam antwoordde niet. Ze wist van zichzelf dat ze een gespierd lichaam had met een smalle taille, maar des te bredere schouders en heupen. Sinds het ongeluk en de inactiviteit die erop volgde, was ze een paar pond aangekomen. Die moesten er dringend af.

‘Wanneer gaan we opnieuw rallyrijden?’ vroeg Muriël. ‘Volgend weekend?’

‘Dat weet ik nog niet’, antwoordde Myriam. Ze wist helemaal niet zeker of ze er ooit nog aan zou beginnen.

‘Het is als met paardrijden, meisje. Als je er af valt moet je er onmiddellijk weer op. Zonder nadenken. Anders krijgt de angst vat op je.’

‘Het is geen angst’, weerlegde Myriam. ‘Misschien ben ik er niet geschikt voor.’

De barman bracht haar het lijstje met de afspraken voor de squash-lessen. Het waren er niet zoveel. Door de gedwongen onderbreking wegens de blessure waren sommigen van haar leerlingen naar een andere trainer overgestapt.

Ze bestudeerde het lijstje.

‘Wie is Arie Dissie?’ vroeg ze.

De barman gebaarde met zijn hoofd naar de twee oudere mannen. ‘De langste.’

Ze keek haar toekomstige leerling van opzij aan. Hij droeg een geruit sporthemd met openstaande kraag en een crémekleurige linnen zomerbroek. Ze zag dat hij donker kroeshaar had, dat nog slechts het achterste deel van zijn hoofd bedekte. Daardoor leek hij op het eerste gezicht veel ouder dan bij nader toezien. Toch schatte ze hem wel vijfenveertig. Hoewel hij aandachtig luisterde naar wat de andere man hem vertelde, had ze het gevoel dat hij wist dat ze hem zat te bekijken. Ze kwam van haar stoel en liep naar hem toe.

‘Hallo’, zei ze met een glimlach en stak haar hand uit. ‘Ik ben Myriam Dachner. De squashtrainer.’

Met een soepele beweging gleed hij van de hoge barstoel af en schudde haar de hand. Hij had lichtgekleurde ogen, waarmee hij haar zo intens aankeek dat ze heel even van haar stuk gebracht was.

‘Arie Dissie. Hoe gaat het met u?’ zei hij beleefd. Hij deed geen moeite om de man naast hem voor te stellen. ‘Bedankt dat u mij wilt trainen.’

‘Hebt u al vaker gespeeld?’ vroeg ze.

‘Jaren geleden’, antwoordde hij. ‘Het is me vooral om m'n conditie te doen.’

Hoewel hij nu niet direct het profiel had van een nationaal kampioen, zag hij er toch ook niet uit als iemand die nooit aan sport had gedaan. Er was iets aan hem dat haar bekend voorkwam. Ze wilde hem vragen of ze elkaar al eerder hadden ontmoet, maar in de plaats daarvan vroeg ze: ‘Is die dan zo slecht?’

Hij maakte een gebaar met zijn hand naar zijn beginnend buikje. ‘Ten minste tien kilo te slecht.’

‘Dat valt wel mee.’ Ze had totnogtoe het lichte accent waarmee hij sprak niet kunnen thuisbrengen, maar nu begreep ze dat dat niet zozeer bleek uit verkeerd uitgesproken woorden, dan wel uit de moeite die hij zich gaf correct te spreken.

‘Mag ik u iets te drinken aanbieden?’ vroeg hij plechtstatig. Het viel haar op dat hij de neiging had zijn woorden met gebaren te onderstrepen.

‘Nu niet,’ zei ze, ‘straks, na de training.’

Hij verscheen op de squashbaan in een ongebruikelijke outfit. Zijn blauw-wit gestreepte trui, rood-blauw geblokte bermudabroek en felrode Amerikaanse basketbalschoenen deden sommige clubleden in de galerij de wenkbrauwen fronsen. In Antwerp Center Court werd nogal streng de hand gehouden aan de verplichte witte kledij. Omdat het geen wedstrijd was, maakte Myriam geen bezwaar.

Om zijn niveau van spelen te leren kennen, liet ze hem eerst alleen zomaar een balletje slaan, zodat ze zijn bewegingen kon observeren. Hij sloeg een reeks mooie forehand- en backhandslagen, maar hield zijn racket toch wat te stijf vast.

‘Oké,’ zei ze, ‘eerst een woord over het vasthouden van het racket.’ Ze kwam naast hem staan en drukte zijn onderarm omhoog, zodat het rechtopstaande racket een verlengstuk van zijn arm werd. ‘Stevig, maar niet alte stijf vasthouden.’ Hetviel haar op dat zijn onderarm en de rug van zijn hand – zoals bij Richard – met kort, donker haar bedekt waren. Hij had ook dezelfde brede handen met sterke, vierkante vingers.

‘Vorm een V met uw duim en wijsvinger langs de steel’, zei ze. ‘En er moet ruimte zijn tussen uw wijsvinger en middelvinger.’ Ze duwde zijn twee vingers wat van elkaar. ‘Zo. En meer de pols gebruiken als u slaat.’

Hij glimlachte tegen haar. ‘Ik zal eraan denken.’

In het kunstlicht van de fluorescerende strips boven de baan zag Myriam dat zijn ogen een merkwaardige kleur hadden, de kleur van koffie-verkeerd, die nochtans uitstekend samenging met zijn getaande huid.

‘Nu gaan we samen wat forehands en backhands tegen de voormuur slaan’, zei ze. ‘Als u goed op de juiste houding let, zal het uw gevoel voor ritme en timing helpen ontwikkelen.’

Tijdens het slaan stelde ze zich bescheiden op, zodat hij altijd een gelijke kans had op de bal. Toen ze halverwege het slaan van plaats verwisselden, begon ze hardere ballen te slaan en te volleren over de hele baan om hem wat meer onder druk te zetten. Hij bleef alert haar tempowisselingen volgen, hoewel hij af en toe een stuntelige slag plaatste. Ze kreeg steeds meer plezier in de vloeiende bewegingen waarmee ze na iedere slag om elkaar heen wentelden en voor ze het wist was het trainingsuurtje voorbij.

Hoewel ze er het laatste kwartier behoorlijk de pees had opgelegd, vertoonde hij nauwelijks enige transpiratie.

‘Uw conditie lijkt zo slecht nog niet te zijn’, zei Myriam.

Hij lachte. ‘Misschien hebt u me wel een beetje gespaard.’

‘Denkt u?’

Ze verlieten de baan.

‘Mag ik dan nu een glaasje voor u kopen?’

Ze glimlachte. ‘Een drankje, bedoelt u.’

‘Natuurlijk.’

‘Tien minuutjes. Ik ga eerst douchen.’

Hij was voor haar klaar. Toen ze na de douche aan de bar verscheen, zat hij er, aangekleed, en naar zijn nog natte haren te oordelen had hij eveneens gedoucht. De man die hem voordien vergezelde en ook Muriël waren al vertrokken. Ze bestelden allebei een cola.

‘Kunt u me morgen opnieuw een uurtje reserveren?’ vroeg hij.

Ze pakte het lijstje met de reserveringen. ‘Goed. ‘s Middags. Vier uur?’

‘En overmorgen? Kan dat ook?’

‘Nee. Nooit op zondag.’

‘O’, zei hij onzeker.

Het viel haar opnieuw op dat hij dezelfde handen had als Richard. Hij droeg geen trouwring, maar uit ervaring wist ze wel dat zoiets niets hoefde te betekenen.

‘Een ogenblikje.’

Uit haar handtas diepte ze een muntstuk op. Ze liep naar het wandtoestel aan het einde van de bar en draaide het nummer van het NOC met directe doorverbinding, maar het toestel op Jakes bureau bleef bellen zonder dat er werd opgenomen. Na een poos haakte ze af en draaide zijn privé-nummer. Daar werd al bij de eerste beltoon opgenomen.

‘Hallo?’

Het was de stem van een vrouw. Myriam had moeite de vraag over haar lippen te krijgen.

‘Is Jake daar?’

Het meisje giechelde. ‘Hij is bezig. Je raadt nooit waarmee.’

‘Kan me niet schelen.’

Myriam hoorde een onderdrukt gefluister. Ze wist dat in Jakes flat aan de Rozenberg in Mol een tweede toestel naast het bed stond.

‘Wie is daar?’ vroeg Jake.

Myriam legde zachtjes de hoorn op de haak.

Ze wist dat ze vuurrood zag toen ze terug in de bar kwam, maar Dissie deed of hij het niet merkte. Hij was van zijn hoge barstoel af gekomen en ze stonden een poosje zwijgend naast elkaar, af en toe een slokje drinkend.

‘Maandag dan?’ vroeg hij.

Ze keek verward naar hem op: ‘Wat maandag?’

‘Een afspraakje.’ Hij glimlachte verontschuldigend. ‘Om te trainen, bedoel ik.’

‘O ja.’ Ze aarzelde. ‘Misschien.’ Er was iets aan deze man wat niet klopte. Ook op de baan had hij niet getoond wat hij waard was. Zijn basistechnieken en feeling waren beter dan hij voorwendde. Ze besloot het anders aan te pakken. De beste manier om iemands karakter te leren kennen was onder de stress van een competitiesituatie. ‘Hebt u zin om morgen een wedstrijd voor het toernooi te spelen?’ vroeg ze.

Hij aarzelde. ‘Denkt u dat ik goed genoeg ben?’

Ze twijfelde er niet aan. ‘We zien wel.’

Hij knikte. ‘Afgesproken.’ Zijn ogen dwaalden over haar gezicht. ‘Zullen we nog een glaasje kopen. Eh… drinken.’

Het was duidelijk dat hij toenadering zocht, maar als er iets was waar ze op dat ogenblik geen behoefte aan had, dan was het aan contact met een man. Het minst van al met een man die twintig jaar ouder was.

‘Het spijt me. Ik moet weg.’ Ze zag een schaduw over zijn ogen komen en mompelde nog iets over een toneelstuk waar ze naartoe moest. Met een zwaai van haar hand nam ze afscheid.

Naar Myriams oordeel was de première een flop. Misschien kwam dat omdat ze er niet voor in de stemming was, want Muriël leek zich uitstekend te amuseren. Na de voorstelling zeulde Muriël haar mee naar een disco, in de hoop daar een man te ontmoeten op wie ze sinds een paar weken een oogje had. Toen die om middernacht nog niet verschenen was, gingen ze naar huis. Ieder had een reden om teleurgesteld te zijn, maar Myriam kon dat niet zo over zich heen laten gaan als haar vriendin.

Toen ze vijfentwintig werd – nu al een jaar geleden – was Myriam van huis weggegaan. Voor een stuk omdat ze de toegewijde verzorging van haar tante – Richards zuster, die sinds het vertrek van mama de rol van huishoudster op zich had genomen – wilde ontvluchten, maar vooral omdat ze zich – telkens als ze een nachtje niet thuis had geslapen – inbeeldde een zwijgende afkeuring te zien in Richards schijnbaar neutrale houding. Ze was toen bij Muriël ingetrokken. Die had een paar jaar eerder een flat in Antwerpen ingericht, in een mislukte poging haar toenmalige vriend vaster aan zich te binden. Het was een leuke flat, met uitzicht op het theaterplein en het pompeuze betonnen gebouw van Het Toneelhuis, een fusie van de vroegere Koninklijke Nederlandse Schouwburg en de Blauwe Maandag Compagnie. In de flat hadden ze elk een eigen slaapkamer, maar het gebeurde wel meer dat ze in hetzelfde bed sliepen. Soms lagen ze dan nog uren te kletsen, meestal over één onderwerp: mannen.

Muriël ging nog wat tv kijken, maar Myriam had daar geen zin in. Ze waste en streek eerst nog een sportblouse en een rokje voor de wedstrijd van de volgende dag en daarna ging ze naar bed. Na een poosje kwam Muriël naast haar liggen.

‘Er zit je iets dwars, nietwaar?’

Myriam zuchtte. ‘Ik weet niet wat ik ervan moet denken’, zei ze. Ze vertelde Muriël van het gesprek met Richard over Jake en het daarop aansluitende gesprek met Jake over Richard.

‘Je vader heeft het bij het rechte eind’, zei Muriël onomwonden. ‘Je interesseert je alleen maar voor vreemdelingen en oudere mannen, liefst verloofd of getrouwd.’

‘Onzin. Jake is een Amerikaan. Voor mij is dat geen vreemdeling. Je vergeet dat ik in de States ben opgevoed.’

Muriël lachte. ‘Het is het exotische tintje dat het hem bij jou doet. Wat is hij ook weer? Een mesties?’

Myriam knikte. Het was Jake nauwelijks aan te zien. Tenzij je het wist en ging letten op zijn hoge jukbeenderen en de brede mond met de volle lippen. ‘Eigenlijk is hij een terceroon. Dat is een kind van een mesties. Maar dat is niet het probleem.’

‘Wat dan wel?’

‘De moeilijkheden bij het NOC. Volgens Jake groeit het bestuur Richard boven het hoofd.’

‘Is dat zo?’

‘Soms,’ zei Myriam mat, ‘tenzij de oorzaak elders te zoeken is. Volgens Jake heeft Richard dwarsliggers binnen de Raad van Bestuur. Ze beschuldigen hem van racisme omdat hij er niet op gebrand is aan de Arabieren nucleaire technologie te verkopen.’

‘En dat heeft hij niet?’

‘Wat?’

‘Racistische vooroordelen.’

‘Natuurlijk niet’, zei Myriam fel. ‘Hij heeft niets tegen Arabieren. Hij wil voorkomen dat een kernreactor in handen komt van extreme islamitische machthebbers, zoals in Libië. Tenslotte moet hij waken over de toepassing van het NPV.’

‘Hé zeg. Doe niet zo geleerd. Wat is het NPV?’

‘Het non-proliferatieverdrag. Een internationaal verdrag dat de verspreiding van kernwapens moet voorkomen.’

‘O. Die dingen gaan me boven m'n petje.’ Muriël was verkoopster in een boetiek en deed zich graag eenvoudiger voor dan ze was. ‘Gelukkig maar dat Jake aan jullie kant staat.’

Myriam grinnikte. ‘Begrijp je nu waarom ik hem niet kwijt wil?’

Ze lachten allebei.

Muriël draaide zich op haar zij. ‘Wat zou het leven zonder mannen probleemloos zijn.’ Ze zuchtte overdreven: ‘En saai.’

Ze lagen zwijgend naast elkaar.

Even later zei Myriam: ‘Soms voel ik me net als Richard: een pion die heen en weer wordt geschoven. Het verschil is dat ik niet eens weet door wie.’ Muriël gaf geen antwoord. Ze was als een blok in slaap gevallen.