10
Niet Arafat – die was voor een paar dagen naar het Internationaal Centrum voor Radiopathologie in Parijs – maar Muriël kwam haar de volgende dag al vroeg afhalen van het ziekenhuis. Het was stralend weer en omdat Muriël niet moest werken, besloten ze een dagje aan zee door te brengen. Onderweg praatte Muriël haar de oren van het hoofd over een kortstondige affaire met de dertigjarige zoon van een notaris, die uiteindelijk liever bij moeders pappot wilde blijven. Een goed uur later waren ze in Knokke. Ze waren allebei dol op de permanente vakantiesfeer die er heerste en ze flaneerden urenlang door de winkelstraten langs boetieks en kunstgaleries, tot ze uitgeput op een terras aan de zeedijk neerstreken.
Ze aten bruin brood met dikke plakken kaas en maakten opmerkingen over de voorbijgangers.
‘Ik heb gisteren je vader ontmoet’, zei Muriël terloops, terwijl ze een sigaret opstak.
‘Jij? Waar?’
‘In Center Court.’
‘O ja?’ Myriam kon zich niet herinneren dat Richard ooit een bezoek aan de club had gebracht. ‘Wie kwam hij daar zoeken?’
Muriël blies een rookwolk uit.
‘Mij. Hij kwam om met mij te praten.’
Zo, dacht Myriam. Richard gaat achter mijn rug met mijn vriendinnen praten. Het onderwerp van gesprek liet zich wel raden.
‘Waarover?’ vroeg ze, schijnbaar kalm.
Muriël staarde naar het vuur van haar sigaret. ‘Wat dacht je? Hij maakt zich zorgen over jou.’
‘Over mij? Of over de man van mijn keuze?’ Haar stem klonk grimmig.
‘Hij bedoelt het goed. Het enige dat hij verlangt, is dat je de juiste man vindt.’
‘Zijn opvatting over een “juiste man” verschilt nogal van de mijne.’
Muriël lachte plagend. ‘Misschien zijn je vaders opvattingen normaal en de jouwe afwijkend.’
‘Wat noem jij afwijkend?’ vroeg Myriam scherp. ‘Arafat is een Arabier, goed. Daarom is hij niet minderwaardig. Integendeel. Onze kennismaking is het beste wat me ooit overkwam.’
Muriël grinnikte een beetje. ‘Niet overdrijven, Myriam. Ik wil best geloven dat jouw Palestijn een goede minnaar is. Maar geloof me, er zijn er meer die er een handje van weg hebben. Heb ik je al verteld van…’
‘Néé!’
Muriël zweeg onthutst.
‘Ik wil niet dat je zo over Arafat praat’, zei Myriam. Ze zweeg even om haar stem onder controle te krijgen. ‘We houden écht van elkaar’, vervolgde ze toonloos. ‘Voor altijd.’
‘Voor altijd’, zei Muriël, licht spottend. ‘Dat zei je ook toen je verliefd werd op Jake.’
‘Je zou wel anders praten als je Arafat beter kende.’
Even leek Muriël in de war, toen duwde ze met een beslist gebaar haar sigaret uit in de asbak. ‘Moet je eens goed naar me luisteren, meisje’, zei ze, eveneens met vlakke stem. ‘Het wordt tijd dat je je ogen opent. Jouw rondreizende dokter Dissie is niet beter dan een zeeman die in iedere haven een ander liefje heeft.’
‘Wat?’ vroeg Myriam buiten adem.
‘Of dacht je dat een man van vijftig nee zegt als hij ver van huis met een meisje van zesentwintig naar bed kan? Goeie genade, Myriam, soms ben je ontzettend naïef.’
‘Nu praat je precies als Richard’, beet Myriam haar toe.
‘Nee. Als een volwassen vrouw. Die weet waar het mannen om te doen is’, antwoordde Muriël bedaard. ‘Ik zal anders praten over Arafat zodra hij bereid is zijn vet betaalde baan en wie weet, zijn vrouw en zijn kinderen voor jou te laten schieten.’
Myriam verstijfde. Dit wil ik niet horen, dacht ze.
Ondanks alles wil ik het niet horen. Maar ik heb het uitgelokt. ‘Misschien heb ik het liever zo’, zei ze. ‘Zo behoud ik ook mijn vrijheid. Is dat zo uitzonderlijk?’
Muriël glimlachte ernstig. ‘Toch wel, meisje. Omdat je daarvoor een prijs zult moeten betalen. En die prijs zou wel eens een breuk met je vader kunnen zijn.’
Arafat kwam om twee uur ‘s morgens thuis. Hij kleedde zich in het donker uit en kwam naast haar liggen, plat op zijn rug. Ze schoof dichter naar hem toe, perste zich tegen hem aan en legde haar arm over zijn borst. Hij haalde scherp adem, alsof ze hem pijn deed.
Ze knipte de bedlamp aan en sloeg de dekens terug. ‘Je bent laat’, zei ze. ‘Ik had je eerder verwacht.’
Hij pakte het laken en trok het over zijn borstkas. ‘Ik ben eerst nog bij Al Fahim op bezoek geweest.’
Arafat keek broedend voor zich uit.
Ze wachtte op uitleg, streelde hem voorzichtig over zijn schouder. In deze stemming kon je hem beter zijn eigen gang laten gaan. Na een poos zei hij: ‘Die kwestie met de BR2-reactor zit hem lelijk dwars. Hij wil dat ik druk op jou uitoefen.’
Ze grinnikte. ‘Dat doe je toch.’
Hij wierp haar een dreigende blik toe.
‘Het spijt me’, zei ze. ‘Ik had het over vrijen.’
Zijn blik verzachtte. ‘Ik weet niet hoe ik in Abu Dhabi zal kunnen leven zonder jou.’
Ze lagen zwijgend naast elkaar. Abu Dhabi. Haar gedachten vlogen vooruit naar het afscheid. Zijn vertrek kon niet meer zo veraf zijn. Zou het een definitief afscheid worden?
‘Wanneer ga je weg?’ vroeg ze.
Hij staarde haar aan met een weemoedige glimlach.
Waarom antwoordt hij niet? vroeg ze zich af. Het lijkt wel of hij er niet over wil praten.
‘De dokter die het NOC-programma leidt, heeft me verzocht een maand langer te blijven.’
‘O ja?’
Myriam had moeite de triomf uit haar stem te weren. Het biomedisch onderzoeksprogramma over radio-immunologie was over drie maanden gespreid, maar Arafat zou al na twee maanden naar huis terugkeren. Ze had het er gisteren met Werner Witman over gehad en hem laten beloven zijn invloed aan te wenden bij de programmaleider om Arafat tot het einde te doen blijven.
‘Dus hebben we nog een vijftal weken?’ vroeg ze op een onschuldige toon.
‘Ik vrees dat Al Fahim me de voet zal dwars zetten’, zei Arafat weifelend.
Ze verborg haar teleurstelling.
Toen glimlachte hij geruststellend. ‘Maar ik kom terug. Ieder jaar kom ik voor een of twee maanden naar hier.’
Ze bleef stil liggen, durfde nauwelijks om uitleg te vragen. Enige tijd later hoorde ze aan zijn langzame en regelmatige ademhaling dat hij sliep.
Toen ze hem leerde kennen leek het eenvoudig. Het zou niet méér worden dan een flirt, een avontuurtje dat vanzelf zou eindigen, zodra hij naar zijn olielandje terug moest. Maar nu het einde in zicht kwam, kon ze er zich – zoals naar gewoonte – niet bij neerleggen. Hij is hier, dacht ze, hij ligt naast mij en niemand zal hem van me afnemen.
Deze gedachte deed haar onmiddellijk lichamelijk naar hem verlangen. Denk aan iets anders, denk aan zijn leven in Abu Dhabi. Een onderwerp dat hij steeds uit de weg was gegaan. Hoe zou hij daar wonen? In zijn eentje? Met zijn moeder? Ze wilde er niet aan denken dat hij getrouwd kon zijn, maar na het gesprek met Muriël was dat niet meer zo eenvoudig. Hij zou zeker geen gebrek hebben aan vrouwen. Arafat was een begerenswaardig man. Een goed en dominant minnaar, een expert in seksuele bevrediging. Ze voelde een warme kriebel door haar lichaam gaan en bewoog haar benen.
Arafat draaide zich om en keek haar aan.
‘Ik dacht dat je sliep’, zei ze.
‘Ik sliep. Ik droomde dat de profeet m'n hartenwens in vervulling bracht.’ Alsof het een fluïdum was straalden zijn ogen het dierlijk magnetisme uit waarmee hij haar ziel voor zich had opgeëist.
‘Welke wens?’
‘M'n hele leven met jou samen zijn.’
Myriam bloosde van plezier.
Het gedempte licht van de bedlamp weerkaatste nu een warme gouden glans in zijn ogen. Hij kuste haar op de mond, ze voelde de warmte en het gewicht van zijn lichaam op het hare.
‘O God,’ steunde ze, ‘Arafat.’
Daarna lag ze nog een hele tijd wakker. Ze genoot van zijn lichte transpiratiegeur, die opnieuw het gracieuze beeld van een sluipende tijger bij haar opriep en ze bedacht de meest zinloze manieren om hem te kunnen behouden.
De volgende morgen maakte hij haar om zes uur wakker met thee aan bed.
‘Sorry,’ zei hij, ‘ik moet vroeg weg. Ik assisteer dokter Wilfrieds bij een operatie.’
Hij boog zich voorover en kuste haar lang en vol tederheid op de lippen.
Ze zuchtte diep. ‘Is dit een begroeting of een afscheid?’
‘Allebei’, antwoordde hij.
Ze stak haar hand naar hem uit. Hij pakte ze en drukte haar vingertoppen tegen zijn lippen. Daarna draaide hij zich van haar af en liep naar buiten.
Ze keek hem na en onderdrukte het dwingende verlangen. Dit werd te gek. Ze was bezig verliefd te worden als nooit tevoren, hoewel ze wist dat ze hem nooit helemaal zou bezitten. Een stuk van hem was niet voor haar bestemd.
Ze hoorde de voordeur dichtslaan. Mannen zijn nu eenmaal zo, dacht ze. God is immers ook een man. Ze glimlachte om die idiote gedachte en zwaaide haar benen uit bed.
Die middag kwam Abbas Al Fahim haar opzoeken. Myriam had de hele morgen metjapanse bezoekers rondgelopen. Nu zat ze – met uitgeschopte schoenen – aan haar bureau wat orde te scheppen in de chaos waarin ze iedere maandag terechtkwam. Ze had hem niet horen binnenkomen, opeens stond hij voor haar.
‘Ik hoorde u niet aankloppen’, zei ze uit de hoogte. Met haar voeten tastte ze naar haar schoenen onder het bureau. Het ergerde haar op kousenvoeten tegenover Al Fahim te zitten.
Hij deed geen moeite zich te verontschuldigen. Ongevraagd ging hij op een stoel zitten.
‘Het spijt me van het ongeluk’, zei hij. ‘Ik schrok me haast dood.’
Ze beeldde zich in leedvermaak te horen.
‘Daarom maakte u zich dus halsoverkop uit de voeten’, zei ze met een wrange glimlach.
‘Medische hulp halen, mevrouwtje. Dat was mijn eerste zorg.’
‘U zwaaide het portier open alsof u een moordaanslag wilde plegen.’
‘Allah is mijn getuige’, zei hij plechtig. ‘Het was een kwestie van overdreven snelheid. Ik wilde dat het niet was gebeurd.’ Zijn gezicht sprak zijn verklaring tegen. Ze wist niet meer wat ze van hem moest denken.
Hij schoof een paar papieren naar haar toe.
‘Die moeten door het NOC ondertekend worden.’
Myriam bestudeerde het eerste document. Een aanvraag voor verlenging van de verblijfsvergunning op naam van Al Fahim met één jaar. Voor ze het tekende, las ze het andere formulier. Dezelfde aanvraag voor Arafat Dissie, voor de duur van één week. Ze keek hem aan of ze hem uit het raam wilde smijten.
‘Is dat geen vergissing?’ vroeg ze, haar woede min of meer in toom houdend. ‘Arafat zou nog vijf weken blijven.’
Hij schudde onverschillig zijn hoofd. ‘Nee, mevrouw. Ik heb u gewaarschuwd. Als ik geen toegang tot het BR2-programma krijg, blijft Dissie hier geen dag langer dan voorzien. Daar zorg ik wel voor.’
Ze legde de papieren naast zich en dacht na. Ze kon natuurlijk de datum op Arafats formulier wijzigen en de aanvraag rechtstreeks naar de Vreemdelingenpolitie sturen. Maar dat zou Al Fahim er niet van weerhouden Arafat terug te laten roepen. Ze moest inspelen op Al Fahims persoonlijkheid, zijn eerzucht en zijn angst voor een negatieve beoordeling. Arafat had haar eens verteld dat de Arabische tegenzin om onplezierige feiten bekend te maken, zijn oorsprong vond in de opvatting dat wie een schandelijke daad heeft begaan, die moet verbergen. Het openbaren van een schande is opnieuw een schande.
‘Ik kan ervoor zorgen dat u zelf ook geen verblijfsvergunning krijgt’, zei ze. ‘Aangezien u geen belangstelling hebt voor het BR1-programma, hebt u die immers niet nodig. U kunt dan meteen met Arafat naar huis vliegen.’
Ze zag hoe hij over de consequenties ervan zat na te denken. Ze gokte erop dat hij het zich voor zijn politiek imago in Abu Dhabi niet kon permitteren uit het NOC geschopt te worden. Ook al betrof het een stage bij het minder actuele BR1-programma.
‘Dat zou mijn land als een grove belediging ervaren’, zei hij op gevaarlijke toon. Hij pakte een gouden koker uit zijn zak en haalde er een lange sigaret met filtertip uit. ‘Kijk wat wij doen met diegenen die ons iets in de weg leggen.’
Hij stond op, schijnbaar kalm, verbrijzelde de sigaret in zijn handpalm en strooide de tabak in een dunne stroom in de papiermand. Daarna maakte hij rechtsomkeert en verliet haar kantoor zonder te groeten.
Nadat hij vertrokken was, zat Myriam een hele tijd na te denken. Hoe ernstig moest ze de bedreiging van Al Fahim opvatten? Ze kon best begrijpen dat hij machtig genoeg was om Arafat tegen zijn zin naar huis te sturen, maar wat kon hij tegen het NOC beginnen? Tenzij hij het NOC in een of ander groot fraudeschandaal wist te betrekken. Fraude in wat? De geruchten die haar ter ore waren gekomen, hadden zowel met waste als met Abu Dhabi te maken. Een Abu Dhabi Connection dus. In zo'n geval zou Richard daarvan het eerste slachtoffer zijn.
Zoiets kon ze niet laten gebeuren.
Ze moest de kwetsbare plek van het NOC vinden voor Al Fahim de etterbuil deed barsten. Bij wie kon ze daarvoor terecht? Bij Jake, natuurlijk. Die wist er het fijne van. Hij was de grondlegger van de overeenkomsten tussen het NOC en de Emiraten. Het was ook Jake geweest die haar medewerking had gevraagd om Richards weerstand tegen de komst van de Arabische stagiairs te overwinnen.
Eigenlijk had ze haar kennismaking met Arafat een beetje aan Jake te danken. Ze herinnerde zich dat Jake haar op de dag van Arafats aankomst op het NOC ertoe had overgehaald – tegen de voorschriften in – het originele waste-contract uit de safe te halen. Daarvoor was hij haar nog altijd een verklaring verschuldigd.
Ze pakte de telefoon en draaide meteen zijn nummer. Het duurde een tijdje eer ze hem te pakken kreeg. Ze verknoeide geen tijd met praten over koetjes en kalfjes.
‘Waarvoor had jij destijds zo dringend het originele waste-contract nodig?’ vroeg ze.
Hij hield zich op de vlakte. ‘Origineel?’
‘Ja, natuurlijk.’
‘Je moet je vergissen, liefje’, zei hij met schijnbaar eerlijke overtuiging. ‘Ik weet zeker dat je me een fotokopie hebt gegeven.’
‘Nee, Jake. We zijn samen naar de archieven gegaan.’
‘Dat was inderdaad de bedoeling, maar ten slotte nam ik genoegen met een kopietje.’
Dacht hij nu echt dat ze zich zomaar om de tuin liet leiden? Ze voelde het bloed naar haar hoofd stijgen.
‘Probeer me niets op de mouw te spelden, Jake.’
‘Geen denken aan, liefje.’
‘Luister, Jake. Je houdt je met louche zaken bezig. Reken er maar op dat ik op je nek blijf zitten tot ik weet met welke.’
Het bleef even stil. Daarna grinnikte hij een beetje: ‘Je windt je onnodig op. Zodra we tijd hebben praten we erover.’
‘Nu. Ik kom meteen naar je toe.’
‘Uitgesloten’, zei hij onverstoorbaar. ‘Vanavond moet ik nog in Zürich zijn. Ik sta op het punt te vertrekken.’
‘Maar…’
‘Ik bel je zodra ik terug ben’, zei Jake en verbrak de verbinding.
Woedend belde ze hem opnieuw op. De secretaresse antwoordde dat hij vertrokken was.
Myriam probeerde rationeel te denken.
Dat kon ze niet met een lege maag. Lunchtijd was al lang voorbij. In gedachten verzonken liep ze naar de cafetaria. Richard kon ze er nu niet mee lastigvallen. Hij zat met de Japanners opgescheept en Arafat was naar dokter Wilfrieds in het Universitaire Ziekenhuis.
De cafetaria was nagenoeg leeg. Ze haalde broodjes en thee aan het buffet en ging bij het raam zitten.
Een ogenblik later kwam Werner Witman binnen. Myriam wenkte hem naderbij. Ze begreep niet dat ze niet eerder aan hem had gedacht. Met een glas en een flesje pils in de handen bleef hij bij haar tafeltje staan.
‘Heb je mij nodig, Myriam?’
Ze knikte en wees naar een stoel.
‘Zeker. Je komt als geroepen.’
‘Hoe zeg je?’
‘Dat je als geroepen komt. Ik heb je hulp nodig.’
‘Hulp?’
‘Juist. Hulp’, zei ze nogmaals. Als je je ergernis liet merken was communiceren met Werner vrijwel uitgesloten. Ze sprak langzaam, duidelijk articulerend. ‘Naar het schijnt is er bij het NOC een zwendel met waste aan de gang.’
Hij probeerde de woorden van haar lippen te lezen. ‘Zwendel?’ herhaalde hij onzeker.
‘Zwendel in waste’, zei ze zo luid als ze durfde. ‘Met Abu Dhabi.’
‘Abu Dhabi?’ vroeg hij met een ongelukkig gezicht. Omdat hij zich altijd eerst wilde overtuigen dat hij de juiste draad te pakken had gaf hij een slome, ietwat onnozele indruk, maar Myriam liet zich daardoor niet misleiden. Hij had meer verstand in zijn pink dan sommigen in hun hele lichaam.
Ze zei: ‘Het moet iemand van de directie zijn. Jij moet toch weten wie.’
Aan zijn ogen zag ze dat ze beet had. ‘Ik? Waarom zou ik dat weten?’
‘Ben je financieel directeur ja of nee?’ explodeerde ze. ‘Als er met geld wordt geknoeid, ben je hoe dan ook verantwoordelijk.’
Hij zat haar aan te kijken alsof hij zou gaan huilen. ‘Goeie genade, Myriam’, fluisterde hij. ‘Het is niet zo eenvoudig als je denkt.’
‘Kom op, Werner. Jij controleert al de ontvangsten en uitgaven. Niemand kan een cent van het NOC in zijn zak steken buiten jou om.’
Hij keek oprecht verlegen. ‘O Jezus, nee. Zo gaat het helemaal niet. Er zijn tientallen manieren om mijn toezicht te omzeilen. Om er een paar te noemen: winstgevende operaties van het NOC toevertrouwen aan derden; vrachtdocumenten die de lading niet dekken; gebruikmaken van fictieve facturen of contracten.’ Hij zweeg, zat daar nog met het glas en de fles in zijn handen zonder het bier te hebben uitgeschonken.
‘Je bier’, zei ze. ‘Je vergeet je drank.’
Hij keek verward.
Myriam wees op de fles. Bij Werner mocht je nooit zonder overgang van onderwerp veranderen. Hij glimlachte dankbaar en schonk in.
Myriam dronk van haar thee. Die was intussen koud geworden. Werner overdrijft niet, dacht ze. Hij somt nuchtere feiten op.
‘Wat bedoel je met fictieve facturen?’
‘Hè?’
‘Fictieve facturen!’ zei ze duidelijk, maar zonder stemverheffing. Ze was niet van plan heel het NOC bij elkaar te schreeuwen.
Witman had haar evenwel begrepen.
‘Het is voldoende dat je het op een akkoordje gooit met iemand bij de medecontractant. Daarna hoef je alleen nog een stel blanco facturen te hebben’, legde hij uit.
‘Welke medecontractant?’
‘In dit geval vermoedelijk het Atomic Department of Abu Dhabi.’
‘Zozo, het ADAD. Verder?’
‘Stel je voor dat ginder een factuur aan het NOC wordt gemaakt voor het juiste bedrag. Iemand die over blanco's beschikt, schuift er een voor een hoger bedrag voor in de plaats en stuurt dat naar het NOC. Het vergt natuurlijk een hele planning en ik vermoed dat je daarvoor wel geregeld naar Abu Dhabi zult moeten reizen. Een dergelijke fraude kun je tenslotte niet per briefwisseling op touw zetten.’
‘Maar aangezien jij het bedrag van de factuur aan het ADAD betaalt, hoe komen de bedriegers dan aan hun deel van het geld?’
‘Met Arabische landen lopen de betalingen altijd over Luxemburgse of Zwitserse banken’, zei Witman. ‘Die boeken het verschil automatisch over naar een confidentiële rekening.’
‘Allemachtig, Werner. Controleer jij die facturen dan niet voor je ze betaalt?’
Voor het eerst leek Witman niet op zijn gemak. ‘Hoe wil je dat ik onderscheid kan maken tussen de echte en de valse facturen zonder bij het ADAD navraag te doen? Met die landen moet je bijzonder voorzichtig zijn. Ze zijn vlug op hun tenen getrapt.’
Myriam fronste haar wenkbrauwen. ‘Je woont toch de besprekingen over prijzen en voorwaarden bij? Hebben die niet meestal hier plaats?’
Werner keek haar aan met zijn babyogen en smeekte stilzwijgend om begrip. Door zijn hardhorigheid was zijn rol bij conferentiegesprekken vrijwel tot die van toeschouwer beperkt. Zodra de gesprekspartners onder elkaar gingen praten, verstond hij er niets meer van.
Myriam beet peinzend in haar broodje. Kon dat zomaar? Zoals Witman had laten verstaan, moest je geregeld naar het buitenland reizen om dat soort van afspraken te maken. Niet iedereen kwam daarvoor in aanmerking. Witman bijvoorbeeld zou om de dooie dood niet in een vliegtuig stappen. Door een plotselinge ingeving verslikte ze zich bijna. Ze smeet het broodje van zich af.
‘Draai er niet omheen, Werner. Jij weet wie het is. Zeg op. Is het Jake Corbelle?’
Zijn roze babyface werd een tint donkerder. ‘Dat mag ik niet zeggen, Myriam. Je moet me begrijpen.’
‘Lieve hemel, Werner. Het is te gek om los te lopen. Wat moet ik begrijpen?’
Hij sloeg zijn ogen neer. ‘Er zijn geen bewijzen’, mompelde hij. ‘Je kunt niemand beschuldigen op basis van vermoedens.’
Myriam schoof haar stoel met een ruk achteruit en stond op.
‘De originele contracten? Controleer je die met de facturen?’
Hij weifelde even, had haar evenwel begrepen en zei verontschuldigend: ‘Ik heb meneer Corbelle gevraagd de originelen te mogen zien. Het enige wat hij mij geeft zijn kopieën.’
Myriam drong niet verder aan. Ze had met hem te doen. Om je te kunnen handhaven tussen de wetenschapslui en de intelligentsia van het NOC moest je de teugels strak in handen houden en dat was voor Werner geen sinecure.
Ze gaf hem een geruststellend kneepje in zijn schouder en verliet de cafetaria met korte vinnige pasjes.
Een kwartier later had ze de fotokopie van het originele waste-contract gevonden. Die was in de lade van haar bureau blijven liggen, nadat Jake had geweigerd hem mee te nemen.
Ze las het uit vijf pagina's bestaande contract, vol met technische omschrijvingen en wetenschappelijke formules, wel drie keer door. Een van de clausules vermeldde nogal forse bedragen die door het NOC aan het ADAD, als tussenkomst in de bouwkosten van een mausoleum in de Rub’ al-Chali-woestijn, dienden te worden betaald. In gedachten noteerde ze er met Richard over te zullen praten. Een halfuur later had ze hoofdpijn, moest nodig naar de wc en was geen stap verder geraakt. Ze vouwde het contract dicht en stak het in haar handtas.
Nadat ze de natuur haar rechten had verleend, bleef ze bij een wastafel staan en keek zichzelf met samengeknepen ogen in de spiegel aan. Nou dan, idioot, je stelt je aan alsof je niet weet wat dat te betekenen heeft. Ondanks de slopende dag had ze een gezonde blos op de wangen en onder het getailleerde wollen jasje waren haar borsten duidelijk te onderscheiden.
Dat krujg je als je verliefd wordt op een Arabier.
Werktuiglijk verrichtte ze de basisgrepen van haar make-up en ze dwong zichzelf aan Jake te denken. Was hij echt naar Zürich of was dat een van zijn ontwijkingsmanoeuvres? Zoiets lag nu eenmaal in de lijn van zijn karakter. Ze herinnerde zich nog hun gesprek na het ongeval met de motor, toen ze hem vertelde dat Richard telefonisch bedreigd was. Ook toen had hij haar een laat-maar-waaien-antwoord gegeven. Zelf zie ik die kerels van Murtadd veeleer als een paar contestanten, had hij gezegd.
Met een schok drong het tot haar door.
Murtadd?
Hoe wist Jake dat de bedreiging uitging van Murtadd? Ze wist met zekerheid dat ze dat vreemde woord nooit tegen hem had uitgesproken.
En Richard evenmin.
Met een beslist gebaar schroefde ze haar lippenstifthouder dicht en borg hem in haar handtas.
Jake had haar heel wat uitleg te verschaffen.