Hoogmis
Omdat ik erbij was. Daarom weet ik dat het waar is. Dat het echt gebeurd is. Dat het geen droom was. Niet een of andere vreemdsoortige hallucinatie. Geen paddotrip. Niks van dat al.
Het is echt gebeurd. Helemaal echt. Ben er nog steeds duizelig van. Duizelig van de poëtische kant van de zaak. De pure schoonheid. De niet te omschrijven snelheid. Het onnavolgbare schouwspel. Mijn ogen schreeuwden ooohhh en aaahhh, terwijl mijn mond zweeg van verbazing. Ik beet soms in mijn hand. Eerst zacht, later wat harder. Ik keek naar mijn buurman. Hij lachte. Ik lachte. En we zagen dat iedereen ons nadeed. Iedereen lachte. Of deden wij iedereen na? Ik weet het niet.
De vrolijkheid begon ergens en sloeg vanzelf over op ons allemaal. Vlug? Eigenlijk al na één minuut. Het zinderde. Gaf kippenvel. Een rug vol huiver. Prettige huiver. Het deed me aan topgerechten denken. Die smaaksensatie. Een mooie ontploffing in je mond. Of aan een boek dat je niet weg kunt leggen. Een boek waarin de bladzijden zichzelf omslaan. Of een circusact. Iets spectaculairs met acrobaten. Of een vrouw. Een beeldschone vrouw. Onbereikbaar gracieus. Je hart zucht, je buik kriebelt, je hersens jeuken. Of een feest. Een feest met de juiste mensen, de juiste muziek die je jong maakt. Zo jong dat je benen vanzelf gaan dansen. Of een stukje Callas in haar hoogtijdagen. Een aria die door je ziel snijdt. Of een onschuldig kind dat onverstaanbaar vrolijk brabbelt en daardoor zo verschrikkelijk de waarheid spreekt.
Ik kan het niet anders omschrijven dan zo. Ik moet het kwijt en kan het niet kwijt. Omdat het letterlijk en figuurlijk onbeschrijflijk is. Wie er bij was was er bij. En alleen zij begrijpen wat ik bedoel. De geur, het lawaai, de sensatie, de saamhorigheid, de lach, de schoonheid, de overtreffende trap.
Het was op tv. Velen hebben het daar gezien. En ook zij vonden het mooi. Heel mooi zelfs.
Maar ze waren er niet echt bij. Ze voelden niet de regendruppels die zich in de loop van de avond aanpasten en aangenaam lauw werden. Heerlijke douche. Zij zagen niet de vogels die met duizenden tegelijk boven het gebeuren gingen hangen om te zien of het echt waar was. Het was waar. Echt waar. En niemand hoorde de muziek die ik hoorde. Het tweede deel van het pianoconcert van Ravel. Op die goddelijke muziek werd het ballet uitgevoerd. Was het een ballet? Nee! En ja! Ja, het was een ballet. Een schitterend ballet. En dat was het ook weer niet. Niet officieel althans. Ik zag het als ballet.
Waar dit stukje over gaat? Over iets waar ik bij was. En waar ik euforisch over ben. Of u er ook heen kunt? Nee, want het wordt niet herhaald. Omdat dat niet kan. Ja, je kunt de herhaling op televisie zien, maar dan is de prik van de champagne. Je moest het live zien. Zien en horen. Horen en voelen.
Zacht geloofde ik weer even in god. Voorzichtig. Niet echt. Maar ik dacht even dat god met een joystick op een wolk zat. Ik heb de hemel afgetuurd om dat te controleren. Maar ik zag niemand.
Mijn zoon was er bij. Hij en ik waren samen. En hoeven elkaar vanaf nu alleen nog maar aan te kijken. Meer niet. De blik is genoeg. Onze ogen glimmen elkaar toe. Onze monden moeten vanzelf lachen. We kunnen niet anders. En we nemen het mee. Lichte bagage voor de rest van ons leven. Vederlichte bagage. Te tillen met onze wimpers. In moeilijke dagen zullen we er op teren. Teren op de herinnering aan die avond. Die avond in november 2010. Die zinderende maandagavond.
Onze hoofden zullen zich regelmatig vol neuriën, onze harten kloppen dan ritmisch mee en onze voeten zullen dansen zonder dat iemand het ziet. We waren bij de hoogmis. De absolute hoogmis. En kijken sprakeloos terug op afgelopen maandag. Barcelona – Real Madrid. Camp Nou. Vijf nul! Amen.