Napels zien en dan…..

Het zal ongetwijfeld in Alphen aan den Rijn en Drachten ook heftig zijn geweest, maar ik vrees dat ik hier in Napels toch een iets grimmiger jaarwisseling had. Wat een stad. Ik kende Napels alleen in de zomer en dan is het hier ronduit lekker. Fijne geur van uitlaatgassen, pizzeria’s en niet opgehaald huisvuil. Mooi mengsel voor de neus. Verder is het hier altijd leuk autorijden omdat Napolitanen nooit remmen. Jij moet dat doen. Zij doen het niet. Of omdat ze dat gewoon niet willen of omdat ze een dusdanig oude auto hebben dat er geen rem op zit. Op de mensen trouwens ook niet. Ze zijn heel dik of juist tanig, te mooi of te lelijk, kijken uiterst melancholisch droef of lachen te uitbundig en schreeuwen te hard of staan mysterieus in elkaars oren te fluisteren. Het volk foetert, toetert en scootert zich door de nauwe straatjes omhoog en naar beneden. Geen ambulance zonder sirene.

Een Napolitaanse had me ooit gezegd: „Oudejaarsavond!” Meer zei ze niet, maar haar glimlach sprak hele bibliotheken. Ik wist dat ik, als ik ooit tijd had, hier een keer van jaar moest wisselen.

Dit jaar dus.

En? Ben nu al verslaafd en weiger ooit nog af te kicken. Als je, zoals ik, van chaos en lawaai houdt dan is dit de oudejaarsavondstad bij uitstek. Waarom? Omdat de Italianen gek zijn. Hartstikke krankzinnig.

Rotjes kennen ze niet. Louter brisantbommen. En vanaf ’s middags twaalf uur gaan die dingen af. In prullenbakken, onder auto’s en bussen, in winkelportieken waarna alle alarmen van alle panden beginnen te rinkelen en loeien en ondertussen toeteren en schreeuwen ze zich door deze chaos heen. Niemand schrikt van zo’n knal. Iedereen praat of wandelt ongestoord verder.

En allemaal met veel te grote cadeaus onder de arm. Of met heel veel eten voor die avond. Ze zijn zo grappig en simpel tegelijk. Allemaal kijken ze met een blik alsof ze iets op hun kerfstok hebben en ik vrees dat dat ook zo is. Verder zijn ze mooi bijgelovig, dus goklustig. Op iedere hoek van iedere steeg staat een of andere schlemiel lootjes te verkopen. Of de trekking daarvan ooit plaatsvindt? Vast. Ergens achteraf. Eerlijke trekking? Ik denk het wel. Hoeveel lichtjes branden er bij Maria’s? Hoeveel plaatjes van Padre Pio of Maradona hangen er naast? Heb onze eigen Ruud Krol zelfs nog zien hangen. Heel jong. Op een verbleekte foto.

Opeens heb je een parkiet op je schouder en dat beestje pakt uit een bak een papiertje. Dat is voor jou. Een geluksnummer voor 2010. Nee, je hoeft niet te betalen. Mag wel. Graag zelfs. De blik van de baas van de parkiet doet je smelten.

De oudejaarsavond zelf was groots. Uitpuilende restaurants met door elkaar schreeuwende obers. Geen wijnkaart. Eén soort. De huiswijn. En die is goed. Eén menu. Geen keuze. Goed? In elk geval hartstikke lekker. Er zijn maar weinig Italianen die vies kunnen koken.

En toen de stad in. De broeierige stad. Iedereen is er klaar voor. Op het grote plein staat een plaatselijke Gerard Joling de boel op te hitsen. Het volk zingt en danst. De nog dichte flessen Prosecco onder de arm. Om één minuut voor twaalf telt de dienstdoende zanger af. Het volk telt mee. En dan….vult u het zelf maar in. De stad ontploft en is binnen de kortste keren blauw van de kruitdampen. Zelden zoveel kleuren tegelijk zien ontploffen. En behalve het vuurwerk van de stad zelf zit er geen legale bom of pijl tussen. Dat hoor je. Dat ruik je. Dat kan niet anders in Napels. Alles is hier illegaal.

Ik kijk naar de mensen terwijl mijn trommelvliezen scheuren. Prettig gevoel. Hoeveel doden vallen er in deze hel? Ik vrees veel.

Op een dag ga ik ook dood. Ben er nog lang niet aan toe, maar als het dan toch moet. Dan wordt het hopelijk hier.

Nieuwjaarsmorgen. Kwart over twaalf. In deze helse herrie de wereld verlaten. Weg. Voor eeuwig. Een heerlijke dood.