Hoofdstuk 12
Om kwart over twaalf verliet Veronica Cairncross haar herenhuis in Londen, stapte in een taxi en liet zich naar Sloane Street rijden, waar ze de lunch gebruikte in een trendy cafeetje. Daarna slenterde ze naar de Brompton Road, in de richting van Harrods. Ze nam uitgebreid de tijd om lingerie te kopen in de ene winkel en zo’n zes paar schoenen te passen in een andere.
Een vermomde Clea observeerde dit alles van een afstandje en met groeiende wanhoop. Niet alleen leek de hele exercitie haar volkomen zinloos, de lange zwarte pruik kriebelde, haar zonnebril gleed steeds van haar neus, en haar nieuwe pumps deden zeer aan haar voeten.
Misschien had ze de schoenenzaak binnen moeten glippen waarin Veronica zo lang zoet was geweest en een paar gympen voor zichzelf moeten aanschaffen. Niet dat ze zich ook maar iets kon permitteren van wat men daarbinnen verkocht. Het was duidelijk dat Veronica een voorkeur voor prijzige winkels had.
Hoe zou het zijn om zo’n lui en rijk leven te leiden, vroeg ze zich af, terwijl ze de elegante dame over Brompton Road volgde. Krijgt die vrouw dan nooit eens genoeg van al dat feesten en shoppen? Ja hoor, het arme ding verveelt zich vast een ongeluk.
Ze liep achter Veronica aan Harrods binnen. Binnen bleef ze discreet op een afstand en keek toe terwijl Veronica parfums probeerde en neusde tussen de sjaals en handtassen.
Twee uur later, beladen met aankopen, slenterde Veronica terug naar buiten en wenkte een taxi.
Clea schoot achter haar aan. Na snel verwoed om zich heen gekeken te hebben kreeg ze een andere taxi in het oog, met getinte ramen. Ze stapte in.
Jordan zat op de achterbank op haar te wachten.
‘Daar gaat ze,’ zei ze. ‘Zorg dat u haar niet kwijtraakt.’
Hun chauffeur – een grijnzende sikh die Jordan voor de hele dag had ingehuurd – voegde behendig in het verkeer in en bleef twee auto’s achter die van Veronica rijden.
‘Nog interessante dingen gebeurd?’ wilde Jordan weten.
‘Niets. Lieve hemel, wat kan die vrouw winkelen. Daar kan ik niet tegenop, hoor. Had je moeite om bij me in de buurt te blijven?’
‘We zaten pal achter je.’
‘Volgens mij heeft ze niks gezien. Mij niet, en de taxi evenmin.’ Met een zucht leunde ze achterover, en ze zette de pruik af. ‘We schieten hier niks mee op. Het enige wat we tot nog toe te weten gekomen zijn, is dat ze tijd en geld in overvloed heeft.’
‘Je moet geduld hebben. Ik ken Ronnie, en als ze nerveus is, geeft ze geld uit als water. Dat is haar manier om stoom af te blazen. Te oordelen naar alle tassen die ze bij zich had, heeft ze nogal last van stress op het moment.’
Veronica’s taxi was afgeslagen naar Kensington. Zij deden hetzelfde en reden om de Kensington Gardens heen, in zuidwestelijke richting.
‘Waar gaat ze nou weer heen?’ verzuchtte Clea.
‘Merkwaardig. Ze gaat niet terug naar het herenhuis.’
Veronica’s taxi voerde hen weg uit het centrum, naar een buurt vol bedrijven en kantoorgebouwen.
Toen de taxi langs het trottoir stilhield en Veronica uitstapte, ging Jordan kennelijk een licht op. ‘Natuurlijk,’ zei hij. ‘Biscuits.’
‘Wat?’
‘Dat is Olivers bedrijf: Cairncross Biscuits.’ Hij knikte naar het bord op het gebouw. ‘Ze gaat haar echtgenoot opzoeken.’
‘Niet echt verdacht.’
‘Nee, dat lijkt tamelijk onschuldig, hè?’
‘Wil je beweren dat het anders ligt?’
‘Ik zit gewoon even na te denken over Oliver Cairncross. Het bedrijf is al generaties lang in zijn familie. Hij is hofleverancier en dergelijke.’
Ze bestudeerde Jordans knappe gelaatstrekken terwijl hij zat na te denken. Wat een wimpers heeft die man, dacht ze. En een mond die erom vraagt gekust te worden. Ze kon wel uren naar hem kijken zonder dat het haar ook maar een seconde ging vervelen. O Jordan, wat zal ik je missen wanneer dit allemaal voorbij is…
‘De biscuitjes van Cairncross zijn internationaal bekend,’ vertelde hij. ‘Ze worden naar alle hoeken van de wereld verscheept.’
‘Dus?’
‘Dus vraag ik me af welke firma al die kratten met koekjes transporteert. En wat er werkelijk in zit.’
‘Uzi’s bedoel je?’ Ze schudde haar hoofd. ‘Ik dacht dat Oliver de onschuldige partij was in dit verhaal. De bedrogen echtgenoot. En nu beweer je dat híj degene is die banden met Van Weldon heeft? Niet Veronica?’
‘Misschien wel allebei.’
‘Ze komt weer naar buiten,’ zei de taxichauffeur.
En inderdaad, daar was Veronica weer. Ze stapte in haar eigen taxi.
‘Wilt u dat ik haar volg?’ vroeg de sikh.
‘Ja. Raak haar niet kwijt.’
Dat gebeurde ook niet. Ze volgden Veronica helemaal tot aan het Regent’s Park. Daar stapte ze uit en begon te lopen, over het Chester Terrace heen, naar het Tea House.
‘Daar gaan we weer.’ Clea zuchtte. ‘Ik hoop dat het niet wéér een wandeling van twee uur wordt.’ Ze zette een nieuwe pruik op – een met schouderlang bruin haar – en stapte uit de taxi. ‘Hoe zie ik eruit?’
‘Onweerstaanbaar.’
Ze boog zich naar binnen om hem op de mond te kussen. ‘Jij ook.’
‘Wees voorzichtig.’
‘Dat ben ik altijd.’
‘Nee, ik meen het serieus.’ Aan haar pols trok hij naar zich toe. Zijn greep was dwingend, alsof hij haar liever niet los zou laten. ‘Als het ook maar enigszins mogelijk was dat ík dit kon doen in plaats van jij –’
‘Ze kent jou te goed, Jordan. Ze zou je meteen herkennen. Mij herkent ze niet.’
‘Zolang je maar op je hoede blijft. Dat moet je me beloven.’
Ze schonk hem een luchtige glimlach die de angst die door haar lijf gierde, moest maskeren. ‘Dan moet jij me beloven dat je niet zult verdwijnen.’
‘Ik zal je geen seconde uit het oog verliezen.’
Nog steeds glimlachend draaide ze zich om en stak het Chester Terrace over.
Veronica liep een heel eind voor haar. Ze leek zomaar wat te slenteren, naar de Queen Mary’s Rose Garden, waar de rozen inmiddels uitgebloeid waren. Daar bleef ze een beetje ronddrentelen, om de zoveel tijd op haar horloge kijkend.
O hemel, als ze maar niet op wéér een andere minnaar staat te wachten, dacht Clea.
Volkomen onverwacht draaide Veronica zich om en begon in Clea’s richting te lopen.
Clea dook weg onder een boog en deed alsof ze het etiket van de klimroos bestudeerde.
Zonder haar ook maar een blik waardig te keuren zette Veronica koers naar het Tea House.
Na een poosje liep Clea achter haar aan.
Veronica was aan een tafeltje gaan zitten. Ze had een menukaart opengeslagen voor zich neergezet.
Clea nam twee tafeltjes achter haar plaats, met haar gezicht de andere kant uit. Op dit uur van de dag was het relatief rustig in het Tea House, waardoor ze Veronica met haar zeurderige stem een pot darjeeling met geglazuurde cakejes kon horen bestellen. Nu kan ik een uur gaan zitten wachten tot dat rare mens haar thee opheeft, dacht ze bij zichzelf. Ze wierp een blik op het Cumberland Terrace, en jawel, daar zat Jordan, op een bankje. Zijn gezicht ging schuil achter een krant.
De ober kwam naar haar toe, en ze bestelde een pot earl grey met waterkerssandwiches.
Haar thee was net gebracht, toen er een man het plein overstak en op Veronica af stapte. Clea ving slechts een glimp van hem op toen hij langs haar tafeltje liep. Hij was blond – blonder dan Jordan – en had brede schouders en een stevig postuur. Echt een type waarvan Veronica helemaal hoteldebotel zou worden.
‘Mr. Trott,’ zei Veronica geërgerd, ‘u bent te laat. Ik heb al besteld.’
Clea hoorde de stem van de man toen hij begon te praten, en de hand waarmee ze haar thee aan het inschenken was, bevroor.
‘Ik heb geen tijd voor thee,’ zei hij. ‘Ik ben alleen gekomen om de afspraken te bevestigen.’
Meer zei hij niet, maar zijn autoritaire toon en onbekende accent waren voldoende om Clea in paniek naar adem te doen happen. Ze durfde niet over haar schouder achterom te kijken. Ze durfde hem haar gezicht niet te laten zien. Het zijne hoefde ze evenmin te zien; aan zijn stem alleen al herkende ze hem. Die stem had ze al eens eerder gehoord, boven het geluid van mediterrane golven en het grommen van de motor van een boot uit. Ze wist nog precies hoe die stem door het duister had gesneden. Vlak voordat de kogels haar om de oren waren gevlogen.
Haar instinct schreeuwde dat ze overeind moest springen en moest vluchten. Maar dat kan ik niet doen, dacht ze. Ik kan niks doen wat zijn aandacht zou kunnen trekken.
Dus bleef ze roerloos zitten, met haar handen om het tafelkleed geklemd. Ze was zich zo scherp bewust van de aanwezigheid van de man achter haar, dat het haar verbaasde dat hij zich in het geheel niet bewust scheen van de hare. Met bonzend hart bleef ze aan de tafel zitten, roerloos.
Trott keek toe terwijl Veronica een sigaret opstak en loom inhaleerde. Ze leek zich totaal geen zorgen te maken – wat eens te meer bewees wat voor een domme trut ze was, dacht hij bij zichzelf. Ze denkt dat ze onkwetsbaar is. Ze denkt dat haar man te belangrijk is voor onze transacties. Wat ze niet weet, is dat we al een vervanger voor Oliver Cairncross gevonden hebben.
Nonchalant blies ze een wolk rook uit. ‘De lading is compleet. Er ontbreekt niets. Dat had ik toch al gezegd?’
‘Mr. Van Weldon is niet blij.’
‘Omdat ik een van zijn kostbare snuisterijen heb geleend? Het was maar voor een paar weken.’ Kalm blies ze nog een wolk rook uit. ‘We zitten nu al maanden met die verdraaide kratten opgescheept. En niet geheel zonder risico. Waarom zou ik dan niet mogen lenen wat erin zit? Ik heb die dolk toch teruggekregen, of niet soms?’
‘Dit is de tijd noch de plaats om het daarover te hebben,’ zei hij kortaf. Over de tafel schoof hij een krant naar haar toe. ‘De informatie is omcirkeld. We rekenen erop dat alles klaarstaat.’
‘Tot uw orders, hoogheid,’ zei ze op een toon waar het sarcasme vanaf droop.
Trott schoof zijn stoel naar achteren, klaar om weg te gaan.
‘Hoe zit het met de vergoeding?’ vroeg Veronica. ‘Voor al onze moeite?’
‘Die zal er komen. Nadat is gebleken dat de verzameling compleet is.’
‘Natuurlijk is die compleet.’ Opnieuw blies ze een wolk rook uit. ‘We zijn heus niet achterlijk, hoor.’
Clea hoorde dat de stoel van de man naar achteren geschoven werd. Hij ging opstaan. Intuïtief dook ze wat meer ineen over haar tafeltje, bang om opgemerkt te worden. Ze dwong zichzelf om een slok thee te nemen, om te doen alsof ze absoluut geen interesse had in het monster dat achter haar stond.
Toen ze hem hoorde weglopen, werd ze bijna slap van opluchting. Ze blikte achterom.
Veronica zat nog steeds aan het tafeltje, naar een krant te kijken. Na een poosje scheurde ze er een halve pagina uit, vouwde die op en deed hem in haar tasje. Daarna stond ook zij op en ging weg.
Pas na een poosje, toen Clea’s zenuwen voldoende tot bedaren gekomen waren, kwam ze overeind. Veronica liep het park al uit. Toen Clea haar wilde volgen, weigerden haar benen echter dienst. Ze zette een paar stappen, wankelde en stond stil.
Inmiddels had Jordan in de gaten dat er iets mis was. Ze hoorde zijn voetstappen en voelde even later zijn arm om haar middel om haar te steunen, op te vangen.
‘We kunnen hier niet blijven,’ fluisterde ze. ‘Moet me verstoppen.’
‘Wat is er gebeurd?’
‘Hij was het.’
‘Wie?’
‘De man van de Cosima!’ Verwilderd keek ze om zich heen, speurend naar de blonde man.
‘Clea, welke man?’
Uiteindelijk vestigde ze haar blik op Jordan. Zijn blik leek haar steun te geven. Hij hield zijn hand tegen haar gezicht, en de warmte van zijn vingers verjoeg het gevoel van verlamming.
‘Vertel het me,’ zei hij.
Ze slikte. ‘Ik heb zijn stem al eens eerder gehoord. In de nacht dat de Havelaar verging. Ik lag in het water en zwom mee met de reddingsboot. Hij was degene die… degene die…’ Ze knipperde, en de tranen stroomden over haar wangen. Met zachte stem besloot ze: ‘Degene die zijn mannen het bevel gaf om te schieten.’
Hij staarde haar aan. ‘De man die net bij Veronica was? Weet je dat heel zeker?’
‘Hij liep langs mijn tafeltje. Ik herkende zijn stem. Ik weet zeker dat hij het was.’
Vlug keek hij om zich heen. Toen trok hij haar dicht tegen zich aan en sloeg zijn arm beschermend om haar schouder. ‘We gaan naar de auto.’
‘Wacht.’ Ze liep terug naar Veronica’s tafeltje en griste de krant mee, die daar was achtergelaten.
‘Waarom doe je dat?’
‘Veronica heeft hem laten liggen. Ik wil zien wat ze eruit heeft gescheurd.’
Hun taxi stond te wachten.
Zodra ze waren ingestapt, beval Jordan: ‘Rijden. En zorg ervoor dat we niet gevolgd worden.’
De taxichauffeur grijnsde naar hem in zijn spiegeltje. ‘Een buitengewoon interessante dag,’ merkte hij op, voor hij met piepende banden wegreed.
Nadat Jordan zijn jasje over haar schouders had gehangen, nam hij haar handen in de zijne. ‘Oké,’ zei hij zachtjes, ‘vertel me wat er gebeurd is.’
Beverig haalde ze adem, en ze leunde achterover tegen de achterbank. Ze werden niet gevolgd, en Jordans warme stevige hand leek genoeg moed voor hen allebei uit te stralen.
‘Heb je gehoord wat ze zeiden?’
‘Nee. Daarvoor praatten ze te zachtjes. En ik durfde niet dichterbij te komen. Zodra ik me realiseerde wie hij was…’ Ze huiverde bij de herinnering aan de stem van de man. In haar nachtmerries had ze diezelfde stem over het zwarte mediterrane water horen zweven. Dan dacht ze terug aan de explosie van geweervuur. Dan dacht ze terug aan Giovanni, die in elkaar gezakt in de reddingsboot hing… Ze keek op. ‘Ik herinner me wel één ding. Veronica noemde hem bij zijn naam. Mr. Trott.’
‘Weet je zeker dat dat het was? Trott?’
Ze knikte. ‘Ja, dat weet ik zeker.’
Zijn greep om haar handen verstevigde. ‘Veronica. Als ik mijn handen ooit om dat elegante nekje van haar krijg…’
‘In ieder geval weten we het nu zeker: zij is de link met Van Weldon. Delancey heeft betaald voor het Oog. Zij heeft het teruggestolen. Er heeft iemand flink aan verdiend. De enige verliezer was Guy Delancey.’
‘En wat is er met die krant?’
Ze keek neer op de dubbelgevouwen pagina’s. ‘Ik zag Veronica er iets uit scheuren.’
Na een blik op de datum van de krant te hebben geworpen tikte hij de taxichauffeur op de schouder. ‘Neemt me niet kwalijk, maar hebt u toevallig ook een exemplaar van de Times van vandaag?’
‘Maar natuurlijk. En ook van de Daily Mail.’
‘Alleen de Times graag.’
De chauffeur trok een ietwat verfomfaaide krant uit het dashboardkastje, die hij aan Jordan overhandigde.
‘De bovenkant van pagina vijfendertig en zesendertig,’ zei Clea. ‘Die heeft ze eruit gescheurd.’
‘Ik ben al aan het zoeken.’ Vlug bladerde hij door de krant. ‘Hier heb ik het. Bovenkant pagina vijfendertig. Artikel over de achterbuurten van Manchester. Eentje over paarden fokken in Ierland.’
‘Kijk eens op de andere kant.’
Hij sloeg de bladzijde om. ‘Eens even kijken. Schandaal bij een of ander reclamebureau. Daling van de visvangst. En…’ Even zweeg hij. ‘…het aankomst- en vertrekschema van de haven van Portsmouth.’ Hij keek haar aan.
‘Dat is het! Dat moet het zijn. Er loopt vast een van hun schepen binnen.’
‘Of er gaat er een weg.’ Hij leunde achterover, in gedachten verzonken. ‘Als Van Weldon een schip in Portsmouth heeft, komt het hier goederen leveren…’
‘…of ophalen,’ maakte ze de zin voor hem af.
Ze keken elkaar aan, allebei getroffen door dezelfde verontrustende gedachte.
‘Het komt een lading ophalen,’ zei ze. ‘Dat moet wel.’
‘Het zou een volstrekt legale lading kunnen zijn.’
‘Maar er bestaat een kans…’ Ze keek op toen de taxi voor hun hotel tot stilstand kwam. Meteen stapte ze uit. ‘We moeten naar Portsmouth bellen. Controleren welke schepen van Van Weldon zijn.’
‘Clea, wacht –’
Maar ze haastte zich al het hotel binnen.
Tegen de tijd dat Jordan met hun chauffeur had afgerekend en haar naar hun kamer was gevolgd, was zij al aan het telefoneren. Even later hing ze op en keek hem triomfantelijk aan. ‘Er wordt een schip met de naam Villafjord verwacht rond vijf uur vanmiddag. Om middernacht vaart het weer uit. En het is van de Van Weldon Company.’
Heel even staarde hij haar sprakeloos aan. Toen zei hij op vlakke toon: ‘Ik ga de politie bellen.’ Hij reikte naar de telefoon.
Ze greep zijn hand. ‘Niet doen! Jordan.’
‘We moeten de autoriteiten inlichten. Dit zou wel eens de beste kans kunnen zijn die ze krijgen om Van Weldon te grijpen.’
‘Daarom juist mogen we het niet verpesten! Wat als we ons vergissen? Wat als zijn schip hier is om een lading onderbroeken of zo op te halen? Dan staan we voor schut. En de politie ook.’ Ze schudde haar hoofd. ‘We kunnen de politie niet inlichten voordat we precíés weten wat er aan boord is.’
‘Maar de enige manier om daarachter te komen is…’ Alleen al de gedachte deed hem verstarren. ‘Haal het niet in je hoofd om het zelfs maar voor te stellen.’
‘Alleen maar heel even gluren.’
‘Néé. Dit is hét moment om Richards hulp in te roepen. Laat hem – of iemand anders – het afhandelen.’
‘Maar ik vertrouw niemand anders!’
Opnieuw reikte hij naar de telefoon.
Opnieuw greep ze zijn hand, en ze hield die stevig vast. ‘Als we hier te veel mensen bij betrekken, garandeer ik je dat er gelekt zal worden. Van Weldon zal er lucht van krijgen, en weg is onze gouden kans. Jordan, we moeten wachten tot het laatste moment. En we moeten honderd procent zeker zijn van wat ze daar zullen vinden.’
‘Je denkt toch niet echt dat je aan boord van dat schip kunt stappen en op je gemak even kunt rondkijken?’
‘Als het om wederrechtelijke toegang gaat, heb ik de beste leermeester ter wereld gehad.’
‘Oom Walter? Die is gepakt, weet je nog?’
‘Ik word heus niet gepakt.’
‘Omdat je niet eens bij de Villafjord in de búúrt zult komen.’ Hij schudde haar hand van zich af en begon een telefoonnummer in te toetsen.
Wanhopig griste ze de hoorn uit zijn hand. ‘Dit kun je niet doen!’ schreeuwde ze.
‘Clea.’ Hij slaakte een zucht van frustratie. ‘Clea, je moet me nu echt vertrouwen.’
‘Nee, jij moet míj vertrouwen. Vertrouwen op míjn oordeel. Voor míj staat alles op het spel!’
‘Dat weet ik wel, maar we zijn allebei moe. We gaan fouten maken. Dit is het moment om de politie te bellen en een eind aan deze ellende te maken. Om verder te gaan met ons leven. Het échte leven. Snap je dat dan niet?’
Ze keek in zijn ogen. Ja, ik snap het, dacht ze. Je hebt genoeg van al dat vluchten. Genoeg van mij. Je wilt je eigen leven terug, en dat kan ik je niet kwalijk nemen. Uitdagend stak ze haar kin naar voren. ‘Ik wil óók naar huis. Ik heb mijn buik vol van hotels en vreemde bedden en geverfd haar. Ik wil net zo goed als jij dat dit allemaal achter de rug is. Daarom stel ik voor dat we het op míjn manier doen.’
‘Jouw manier is veel te riskant. De politie –’
‘Ik heb toch al gezegd dat ik die niet vertrouw!’ Geagiteerd liep ze naar het raam en terug. ‘De reden dat ik nog steeds in leven ben, is dat ik niemand vertrouw. Ik kan alleen op mezelf rekenen.’
‘En op mij,’ zei hij rustig.
Ze schudde haar hoofd en lachte. ‘In het echte leven, lieve schat, is het ieder voor zich. Onthoud dat maar. Je kunt niemand vertrouwen.’ Ze draaide zich om en keek hem aan. ‘Zelfs mij niet.’
‘Maar dat doe ik toch.’
‘Dan ben je niet goed wijs.’
‘Waarom? Omdat je een ex-bajesklant bent? Omdat je een paar fouten hebt gemaakt in je leven?’ Hij liep naar haar toe en pakte haar bij de schouders. ‘Vind je het soms eng dat ik in je geloof?’
Nonchalant schudde ze even haar hoofd. ‘Ik zou het vervelend vinden om wie dan ook teleur te stellen.’
Hij nam haar gezicht tussen zijn handen en bracht zijn mond naar de hare. ‘Ik heb het volste vertrouwen,’ fluisterde hij. ‘En dat zou jij ook moeten hebben.’
Zijn kus was hartverscheurend lief. En dat maakte haar bang, want ze wist dat ze op korte termijn afscheid van elkaar zouden moeten nemen. De breuk zou pijnlijk en kwellend en bitter zijn.
En onvermijdelijk.
Hij liet haar los. ‘Ik zal je nu moeten vertrouwen, Clea. Ik zal erop moeten vertrouwen dat je doet wat ik vraag. Dat je in deze kamer blijft en mij dit laat afhandelen.’
‘Maar ik –’
Met een vinger tegen haar lippen legde hij haar het zwijgen op. ‘Geen tegenspraak. Ik ga eens even wat mannelijk gezag uitoefenen – iets wat ik verdorie al veel eerder had moeten doen. Je wacht hier op me. In deze kamer. Begrepen?’
Ze keek naar zijn gezicht, dat onverzettelijk stond. Toen slaakte ze een zucht. ‘Begrepen,’ zei ze gedwee.
Hij glimlachte en kuste haar.
Ook zij glimlachte toen hij de kamer verliet. Maar toen ze naar het raam liep en hem het gebouw uit zag lopen, verflauwde haar glimlach. Wat geeft jou eigenlijk het idee dat ik te vertrouwen ben, vroeg ze zich af.
Ze draaide zich om en zag zijn jasje, dat hij over een stoel had laten hangen. Impulsief stak ze haar hand in de zak en haalde het gouden horloge eruit. Ze klapte het open en keek naar de naam die erin gegraveerd stond: Bernard Tavistock. En ze dacht: hiermee is het meteen afgelopen. Hier en nu. Het houdt straks hoe dan ook op, dus dan maar liever zo snel mogelijk. Door dit horloge mee te nemen – iets waaraan hij enorm gehecht is – verbreek ik alle banden. In één klap. Definitief. Per slot van rekening ben ik dat nu eenmaal: een dief. Een ex-bajesklant. Hij zal blij zijn dat ik weg ben.
Ze stopte het horloge in haar eigen zak. Misschien zou ze het op een dag over de post aan hem terug sturen. Wanneer ze eraan toe was. Wanneer ze aan hem kon denken zonder dat haar hart zich pijnlijk samentrok in haar borstkas.
Ze wierp een blik uit het raam en constateerde dat Jordan nergens meer te bekennen was. Tot ziens, zei ze in gedachten. Tot ziens, mijn lieve gentleman.
Even later verliet ook zij de kamer.