25

NIEUWS VAN DE BOODSCHAPPER

Hoewel ze niet zo stevig waren als de laarzen waarvan het Gilde Lorkin zijn hele leven had voorzien, maakten de eenvoudige lederen schoenen die slaven droegen weinig geluid. De rugzak die hij droeg had in het begin te klein en te licht geleken om genoeg voorraden te bevatten, maar het gewicht leek gegroeid te zijn sinds hij het voor het eerst op zijn schouders had gehesen. Tyvara had de leiding genomen en liep met kalme, weloverwogen stappen nu het pad steiler en moeilijker werd. Chari volgde achter Lorkin en was ongewoon stil.

      Ze hadden hem gezegd magie niet opvallend te gebruiken nu hij in het gebied was waar de Verraders de wacht hielden. Als ze het schild hadden opgemerkt dat hij om zichzelf had opgetrokken om zich te beschermen en de lucht om hem heen warm te houden, hadden ze blijkbaar besloten dat dit geen opvallende magie was, want geen van beiden had er een opmerking over gemaakt. Hoewel ze hem hadden verzekerd dat de Verraders hem niet zouden aanvallen als hij bij twee mensen van hun eigen volk was, durfde hij zijn leven daar niet onder te verwedden. Niet na hun ontmoeting met Rasha.

      Ze hadden de kar en de weg een paar uur eerder achter zich gelaten en reisden te voet door heuvels en valleien die snel steiler en steniger werden. Geen van de beide vrouwen sprak. Lorkin merkte dat hij Chari’s gebabbel en aanhoudende vragen miste. Tyvara werd steeds meer in zichzelf gekeerd naarmate ze verder reisden. Haar boze gezicht maakte dat hij zich vagelijk schuldig voelde, maar hij wist niet precies waarom.

      Ze is op weg naar het oordeel van haar volk omdat ze een van hen heeft gedood, wat niet gebeurd zou zijn als ze mijn leven niet had gered.

      Tyvara ging onverwachts langzamer lopen en hij stopte om te voorkomen dat hij tegen haar aan botste. Toen hij over haar schouder keek, zag hij voor hen boven op een helling een groep mensen voor twee kleine hutten staan. Ze keken naar hen terwijl hij, Tyvara en Chari dichterbij kwamen.

      De hutten waren klein en oud en omringd door een lage afrastering. Aan de overhangende dakranden hingen dierenhuiden en verschillende spanramen leunden tegen de muren, maar de mensen die voor de hutten bij elkaar stonden, zagen er niet uit als jagers. Allemaal droegen ze eenvoudige kleding gemaakt van mooie stof. De meesten waren vrouwen. Hij zag twee mannen tussen hen staan en voelde een lichte verrassing. Na alles wat Tyvara en Chari hadden verteld over hun volk, had hij bijna niet meer op mannen gerekend. Op ongeveer honderd passen voor de wachtende groep hield Tyvara halt. Ze draaide zich om en keek Lorkin met een frons op haar voorhoofd nadenkend aan.

      ‘Ik kan voor je spreken, als je wilt,’ bood Chari aan.

      Tyvara keek haar boos aan. ‘Ik kan wel voor mezelf spreken,’ snauwde ze. ‘Blijf hier.’ Snel draaide ze zich om en liep naar haar volk toe. Chari en Lorkin keken elkaar verward aan.

      ‘Hebben jullie ergens ruzie over?’ vroeg hij.

      Chari schudde haar hoofd en glimlachte. ‘Nee. Waarom vraag je dat?’

      ‘Ze gedraagt zich niet bepaald alsof jullie twee vriendinnen zijn.’

      ‘O, maak je daar maar geen zorgen over.’ Chari grinnikte, draaide zich om en keek naar de groep. ‘Ze is gewoon jaloers. En dat heeft ze zelf niet door.’

      ‘Jaloers waarop?’

      Chari wierp hem een laatdunkende blik toe. ‘Weet je dat echt niet? Ik heb me altijd afgevraagd hoe het is gekomen dat mannen de baas zijn in de rest van de wereld, terwijl ze zo onverbeterlijk stompzinnig zijn.’

      Hij snoof zacht. ‘En ik ben benieuwd hoe Verradervrouwen de leiding blijven houden terwijl ze geneigd zijn om net zo onduidelijk te communiceren met zijdelingse opmerkingen en bedekte toespelingen als vrouwen overal elders.’

      Ze lachte. ‘O, ik vind je echt aardig, Lorkin. Als Tyvara niet tot zichzelf komt dan...’ Een stem klonk op en ze werd onmiddellijk ernstig. Ze wierp hem een scheef glimlachje toe. ‘Het ziet ernaar uit dat het tijd is om je voor te stellen.’

      Achter haar legde hij de afstand af tot de wachtende Verraders. Tyvara keek naar hen met een bezorgde frons op haar gezicht. Chari keek niet naar haar vriendin, maar richtte haar aandacht op een vrouw van middelbare leeftijd met grijze lokken in haar lange haren.

      ‘Spreekster Savara,’ zei ze respectvol en ze maakte een gracieus gebaar naar Lorkin. ‘Lorkin, assistent van Gildegezant Dannyl, uit het land Kyralia.’

      De vrouw knikte. ‘Héér Lorkin,’ zei ze. ‘Als ik het goed heb.’

      ‘Inderdaad,’ antwoordde hij en hij boog zijn hoofd. ‘Vereerd u te ontmoeten, spreekster Savara.’

      Savara glimlachte. ‘Het is beleefd dat je dit zegt, na alles wat je hebt doorgemaakt.’ Ze haalde diep adem. ‘Ten eerste wil ik namens de koningin, maar ook van ganser harte namens mijzelf, een verontschuldiging overbrengen voor de verontrusting, angst en bedreiging van je leven die je hebt moeten verduren dankzij de Verraders. Los van de vraag of Tyvara’s acties als rechtmatig zullen worden beoordeeld of niet, jij hebt heel wat moeten meemaken en daar voelen wij ons verantwoordelijk voor.’

      Het leek geen goed moment om Tyvara te verdedigen, dus hij knikte. ‘Dank u.’

      ‘Als je wilt terugkeren naar de Gildegezant, kunnen we je veilig bij hem brengen. Ik kan ook gidsen regelen om je terug te brengen naar de Kyraliaanse grens. Wat zou je liever hebben?’

      ‘Ik dank u nogmaals,’ antwoordde Lorkin. ‘Ik weet dat er een rechtszaak zal komen om Tyvara’s daden te beoordelen en als het mogelijk is, zou ik daar graag willen spreken om haar te verdedigen.’

      Savara’s wenkbrauwen schoten omhoog en een gemompel van verrassing en belangstelling trok door de rest van de groep.

      ‘Dat zou betekenen dat we hem mee moeten nemen naar Vrijstad,’ zei iemand.

      ‘Daar zou de koningin nooit mee instemmen.’

      ‘Tenzij we de rechtszaak buiten Vrijstad houden.’

      ‘Nee, dat zou te gevaarlijk zijn. Als er een overval komt, dan verliezen we te veel waardevolle mensen.’

      ‘Niemand zal een overval op ons plegen,’ zei Savara ferm.

      Ze keek achterom naar haar mensen en die vielen stil. Nadat ze zich weer had omgedraaid naar Lorkin, keek ze hem nadenkend aan. ‘Het is een bewonderenswaardig voornemen. Ik zal het overwegen. Hoeveel weet het Gilde over ons?’

      Lorkin schudde zijn hoofd. ‘Niets. Nou ja, ze hebben in ieder geval niets van mij gehoord. Ik heb met niemand daar contact gehad.’

      ‘En hoe zit het met de Gildemagiër hier? Die volgt je al sinds je Arvice hebt verlaten. Met verrassende nauwkeurigheid.’

      ‘Ik heb ook niet met Dannyl gecommuniceerd,’ verzekerde Lorkin haar vastberaden. ‘Maar het verbaast me niet dat zijn zoektocht succes heeft. Hij is slim en geeft het niet snel op.’ Hij zweeg even toen de waarheid van zijn woorden tot hem doordrong. Was Dannyl slim en vastbesloten genoeg om hem heel de weg tot aan Vrijstad te volgen?

      ‘Hij heeft ongetwijfeld heel wat hulp van Verraders gehad,’ mompelde Tyvara.

      Savara keek naar haar. ‘Heb je hem verteld welke prijs er waarschijnlijk vastzit aan het binnengaan van de stad?’

      Tyvara zweeg even en keek naar de grond. ‘Nee. Ik hoopte dat we iets zouden vinden om dat te vermijden.’

      De spreekster keek afkeurend, zuchtte daarna en knikte. ‘Ik zal kijken wat ik kan doen. Rust en eet.’

      Daarna verspreidde de groep zich, sommigen liepen de hutten in, anderen gingen op ruwe, smalle houten banken zitten die Lorkin had aangezien voor een eenvoudige omheining. Hij, Chari en Tyvara liepen naar een van de zitplaatsen en lieten hun rugzakken van hun schouders glijden. Een jonge vrouw, gekleed als een slaaf, bracht hun kleine cakejes vol zure bessen. Ze glimlachte toen hij haar bedankte.

      ‘Lorkin,’ zei Tyvara.

      Hij draaide zich naar haar om. ‘Ja?’

      ‘Je zou Savara’s aanbod moeten aannemen. Ga terug naar Kyralia.’

      ‘Niet naar Arvice?’

      Ze schudde haar hoofd. ‘Ik vertrouw de... de andere partij niet. Misschien zullen ze opnieuw proberen je te doden.’

      ‘En hoe ga je dan bewijzen dat ze het eerder hebben geprobeerd?’

      Haar lippen werden opeen geperst tot een dunne lijn. ‘Ik zal ze mijn gedachten laten lezen.’

      Hij hoorde Chari’s adem stokken. ‘Dat kun je niet doen,’ siste ze. ‘Je hebt beloofd de...’ Ze keek naar Lorkin en beet op haar lip.

      Tyvara zuchtte. ‘We zullen wel een manier vinden,’ verzekerde ze Chari. Ze richtte zich tot Lorkin. ‘De prijs waarover Savara sprak... Als je naar Vrijstad komt, bestaat er een goede kans dat je niet meer weg zult mogen gaan. Zou je daar de rest van je leven willen blijven?’

      Ongelovig staarde hij haar aan. De rest van zijn leven? Nooit moeder of Rothen of zijn vrienden terugzien?

      ‘Heb je hem dit niet eerder verteld?’ vroeg Chari op geschokte en ongelovige toon.

      Tyvara bloosde en keek de andere kant op. ‘Nee. Ik kon hem niet terugsturen naar Arvice. Iemand zou hebben geprobeerd om hem te doden. Ik wist dat hij veilig zou zijn zodra ik iemand van onze partij vond.’

      ‘Partij?’

      ‘Lorkin bedacht deze term. Het betekent degenen van ons die het eens zijn met de koningin en Savara over... de meeste dingen.’

      Chari knikte. ‘Eigenlijk helemaal geen slechte term.’ Ze keek naar hem. ‘We hebben het vermeden om onszelf iets te noemen. Dat zou bevestigen dat er een splitsing bestaat tussen de Verraders en als we de twee kanten een naam gaven, zou dit mensen alleen maar aanmoedigen om, tja, een kant te kiezen.’ Ze richtte zich tot Tyvara. ‘Misschien willen ze niet dat Lorkin blijft, omdat hij een van de redenen is voor de splitsing.’

      ‘Niemand van de andere kant zal hem voldoende vertrouwen om hem te laten gaan als hij eenmaal weet waar de stad ligt. En ook maar weinigen van onze kant.’

      ‘Dan zullen we zijn ogen bedekken en ervoor zorgen dat hij hem niet terug kan vinden.’

      Tyvara zuchtte. ‘We weten allemaal hoe goed dat de vorige keer werkte.’

      ‘De vorige keer ging het om een Sachakaan en dat was een spion,’ merkte Chari op. ‘Lorkin is anders. En hoe kan Vrijstad ooit overeenkomsten aangaan met andere naties en handel met hen drijven als we nooit bezoekers de stad in en uit laten gaan?’

      Tyvara opende haar mond en sloot die weer. ‘Daar is het nog te vroeg voor,’ zei ze. ‘We kunnen elkaar niet eens vertrouwen, laat staan buitenlanders.’

      ‘Tja, we zullen er toch eens mee moeten beginnen.’ Chari snoof en keek de andere kant op. ‘Je brengt hem helemaal hierheen en nu wil je dat hij weggaat. Ik denk dat je te bang bent om verantwoordelijk te zijn voor iemand anders.’

      Tyvara’s hoofd schoot omhoog en ze keek haar vriendin woedend aan. ‘Dat is...’ Abrupt zweeg ze. Haar ogen vernauwden zich. Ze stond op, beende weg en ging een eindje verder zitten. Chari zuchtte.

      ‘Maak je geen zorgen,’ vertelde ze Lorkin. ‘Ze is niet altijd zo humeurig.’ Ze keek naar hem en glimlachte. ‘Ik meen het. Als ze niet doodongerust is, is ze slim, grappig en heel lief. En blijkbaar ook heel goed onder de dekens, zoals ze hier zeggen.’ Ze knipoogde en werd daarna weer serieus. ‘Maar kieskeurig. Niet de eerste de beste man voor onze Tyvara. Maak je daar maar geen zorgen over.’

      Verbaasd staarde hij haar aan vanwege deze plotselinge en onverwachte vloed van persoonlijke informatie en sloeg daarna zijn ogen neer in de hoop dat zijn plezier en verlegenheid niet al te duidelijk waren. Dus ook hierin onderscheiden Verradervrouwen zich van Kyraliaanse vrouwen. Hij dacht terug aan sommigen van de vrouwen met wie hij het laatste jaar naar bed was geweest. Nou ja, misschien toch niet zo verschillend, maar ze zijn er in ieder geval meer open over.

      Maar waarom Chari hem gerust probeerde te stellen...

      Opeens begreep hij waar Chari op doelde. Ze dacht dat er iets romantisch gaande was tussen hem en Tyvara. Zijn hart sloeg over. Tja, dat was ook zo, maar jammer genoeg kwam dat maar van één kant. Sinds hij Tyvara voor het eerst had ontmoet, had hij haar bekoorlijk en aantrekkelijk gevonden. De nacht waarop hij bijna was vermoord, had hij gedacht dat zij het was in zijn bed en die gedachte had hij heel aangenaam gevonden.

      Chari lijkt te denken dat het niet van één kant komt. Heeft zij gelijk?

      Hij wierp een zijdelingse blik op Tyvara. Ze was weer opgestaan en staarde in de richting waar zij, Chari en hij vandaan waren gekomen. Tussen haar wenkbrauwen lag een bezorgde frons. Hij draaide zich om, om te zien waar ze naar keek. Twee vrouwen renden het pad op. Toen ze langs hem liepen, hoorde Lorkin hen hijgen van inspanning.

      Ze verdwenen in een hut en er volgde een moment van gespannen stilte waarin iedereen wachtte en toekeek. Opeens beende Savara naar buiten, gevolgd door een handvol Verraders en de twee vrouwen. Ze zei iets en de lichtbollen doofden onmiddellijk tot een vage gloed.

      ‘We moeten allemaal onmiddellijk vertrekken,’ zei ze. Haar ogen gleden over de verzamelde gezichten en bleven op Lorkin rusten. ‘De magiërs die heer Lorkins spoor volgen zijn op weg hierheen en het zijn er nu zes, waaronder de Kyraliaan. Jullie moeten je in drie groepen verdelen. Iedereen gaat via een andere route hier vandaan. Tyvara, Lorkin en Chari, jullie moeten met mij meekomen.’

      Lorkin stond op en haastte zich naar haar toe. ‘Als ik met afgezant Dannyl kan praten, weet ik zeker dat ik hem kan overhalen de zoektocht te stoppen.’

      Ze schudde haar hoofd. ‘Hem kun je misschien overhalen, maar dat zal niet lukken bij de anderen als ze denken dat ze ons deze keer misschien kunnen vangen. Er is ook een man bij hen – een spoorzoeker – die zou kunnen slagen waar anderen hebben gefaald.’ Ze glimlachte grimmig. ‘Het spijt me. Het aanbod wordt gewaardeerd, maar het gevaar is te groot.’

      Lorkin knikte. Rondom hem heen zochten mensen haastig alle tekenen van hun aanwezigheid bijeen en borgen alles weg. Iemand begon de grond te vegen, maar Savara hield haar tegen.

      ‘Het heeft geen zin om al onze sporen te verbergen. We willen dat ze zich opsplitsen of het verkeerde spoor gaan volgen.’ Ze bekeek Lorkin van top tot teen. ‘Vind iemand met voeten van dezelfde maat als de zijne en laat ze schoenen ruilen.’

      Al snel hadden de Verraders drie groepen gevormd van ongeveer dezelfde grootte. Savara beval hun tot de volgende ochtend te reizen zonder hun spoor te verbergen en daarna naar Vrijstad te gaan en de gebruikelijke voorzorgsmaatregelen te treffen. Iedereen mompelde afscheidsgroeten tegen de andere groepen en verdween. Lorkin volgde toen Savara’s groep de steile kant van de vallei begon te beklimmen. Zijn gedachten schoten heen en weer. Nu eens vroeg hij zich af of zijn vermoedens over Tyvara waar waren, of was hij nieuwsgierig naar wat Savara’s beslissing zou zijn, dan weer was hij bezorgd dat Dannyl en de Sachakanen hen zouden inhalen.

      En als ze dat deden, wat zouden de Sachakanen dan doen? Wat zouden de Verraders doen? Zou het eindigen in een gevecht? Hij wilde niet dat iemand stierf vanwege hem. Nou ja, iemand anders, voegde hij er in gedachten aan toe.

      Als het tot een gevecht kwam, wat moest hij dan doen? Zou hij moeten kiezen voor een hereniging met Dannyl om een gevecht te voorkomen, of moest hij de kant kiezen van de Verraders zodat hij kon helpen om Tyvara te redden van terechtstelling?

 

Te langzaam. Cery’s draai bracht hem niet ver en niet snel genoeg uit de weg om het mes te vermijden dat tegen zijn ribben aan drukte. Hij hoorde Anyi zacht snuiven van triomf.

      ‘Goed,’ zei hij en hij onderdrukte een glimlach toen hij haar losliet en achteruit stapte. ‘Je hebt het nu wel door.’

      Ze grinnikte en gooide het houten oefenmes terug in haar linkerhand.

      ‘Hoewel je een beetje hoog richtte,’ zei hij tegen haar. ‘Ik neem aan dat dit komt omdat je gewend bent om met Gol te oefenen.’

      ‘Maar ik zou je toch hebben gesneden,’ merkte ze op.

      ‘Ja, maar je mes had kunnen afketsen op mijn ribben.’ Cery klopte onderaan zijn borst waar het mes tegenaan had gedrukt. ‘Wat niet één van de vijf zwakke plekken is. Ogen, keel, buik, liezen, knieën.’

      ‘Soms is het beter om de knie van een aanvaller te verbrijzelen en weg te rennen dan te proberen hem in het hart te steken,’ zei Gol. ‘Het hart kan moeilijk te bereiken zijn. Ribben kunnen je steek afketsen. Als je mist, kan hij achter je aan komen. Als je zijn knieën pakt, kan hij dat niet. En dat is misschien ook iets wat hij niet verwacht.’

      ‘En een steek in je ingewanden doodt je langzaam,’ zei Cery. ‘Niet erg prettig, maar je hebt genoeg tijd om te proberen je tegenstander terug te pakken.’

      ‘En je moet niet doden tenzij je dat bevolen is,’ voegde Gol eraan toe.

      ‘Ik moet je laten oefenen met kleinere mensen.’

      ‘En jongere,’ zei Anyi. Gol snoof en ze richtte zich tot hem. ‘Kom op. Jullie zijn allebei niet zo snel als jullie waren en als om het even wie iemand achter jullie aan stuurt, zal hij geen ouwe moordenaar terughalen van zijn pensioen om jullie een sportieve kans te geven.’

      Gol grinnikte. ‘Daar heeft ze een punt.’

      Er klonk een klopje op de deur en ze draaiden zich allemaal om. Ze waren in een van de opslagkamers op de bovenste etage van een bolhuis dat Cery’s eigendom was en bekendstond als de Molensteen. Het was een plek waar hij mensen uit zijn territorium kon treffen die een ontmoeting hadden aangevraagd. De zaken moesten doorgaan en dat betekende dat hij zo nu en dan beschikbaar moest zijn. Net zoals op al zijn plekken, waren er talrijke ontsnappingsroutes.

      Cery knikte naar Gol, die naar voren struinde om de deur te openen. De grote man stopte even en stapte opzij. In de deuropening stond een stevige, gedrongen man die al jaren voor Cery werkte.

      ‘Er is een boodschapper voor u,’ zei hij. ‘Van Skellin.’

      Cery knikte. ‘Stuur hem naar binnen.’

      Gol nam zijn positie in aan de linkerzijde van Cery, met zijn armen over elkaar in zijn typische beschermende houding. Anyi’s ogen vernauwden zich, toen liep ze langs Cery om aan zijn rechterkant te gaan staan. Toen hij naar haar keek, staarde ze opstandig terug, tartte hem haar uit te dagen. Hij smoorde een lach.

      ‘Heb ik gezegd dat de les klaar was?’ vroeg hij van Gol naar haar kijkend. Zijn lijfwacht knipperde met zijn ogen en keek naar Anyi. ‘Ga verder met jullie werk,’ beval Cery.

      Hij keek hoe ze terugliepen naar de plek waar ze hadden geoefend. Gol zei iets, waarop Anyi haar schouders ophaalde en zich bukte in een gevechtshouding. Goed, dacht Cery. Als Skellins boodschapper hem rapporteert dat ik een nieuwe, vrouwelijke lijfwacht heb, kan ik maar beter zorgen dat hij ook verslag doet over haar vaardigheden. Als iemand het idee krijgt dat ik iemand verborgen houd, zullen ze denken dat daar een reden voor is en zullen ze vragen gaan stellen.

      Toch prikte zijn huid toen een gedaante de deuropening in stapte. Het was één ding te weten dat je geliefden in gevaar verkeerden om wie jij was, maar het was heel iets anders om ze echt in een bepaald niet ongevaarlijke positie te plaatsen.

      Skellins boodschapper was lang en mager, met de blijvend gespannen houding van een loopjongen. Zijn ogen ontmoetten die van Cery en hij knikte beleefd. Toen schoot zijn blik naar Gol en Anyi terwijl de laatste net in de aanval ging. Gol sloeg die vaardig af, maar ze schoot gracieus buiten zijn bereik.

      Zoals Cery had verwacht, kwam er een vonk van interesse in de ogen van de boodschapper, maar er stond meer dan alleen een professionele inschatting op zijn gezicht te lezen. Opeens betreurde Cery het dat hij Anyi en Gol weer aan het oefenen had gezet. Het kostte hem veel moeite om zijn gezicht in de plooi te houden en een ontspannen houding aan te nemen.

      ‘Je hebt een boodschap voor me?’ vroeg hij.

      ‘U bent Cery van het Noorderkwartier?’ vroeg de man, hoewel zijn stem geen twijfel inhield. Het was een formaliteit.

      ‘Ja.’

      ‘Skellin zei dat ik u moest vertellen dat hij de prooi heeft gevonden en een valstrik opzet. Als u vanavond bij het ondergaan van de zon uw vrienden naar de oude slachterij brengt in de westelijke binnencirkel, kunnen zij hun nieuwe troeteldier in bezit nemen.’

      Cery knikte. ‘Dank je. We zullen er zijn. Je kunt gaan.’

      De man maakte een kleine buiging en ging daarna weg. Gol liep naar de deur en sloot deze, voordat hij Cery ernstig aankeek. ‘Je hebt maar een paar uur.’

      ‘Ik weet het.’ Cery keek bezorgd. ‘En mijn vriendin zal nog niet op haar werkplek zijn.’

      ‘Ze zullen een boodschap naar het Gilde sturen.’

      ‘Het Gilde?’ herhaalde Anyi. Ze keek Cery onderzoekend aan. ‘Wat is er gaande? Is dit wat je me nog niet kon vertellen?’

      Cery en Gol wisselden een blik uit. De lijfwacht knikte even.

      Sinds de ontmoeting met Skellin hadden ze besproken wanneer ze Anyi het hele verhaal moesten vertellen. Als ze haar over de wilde magiër vertelden – en vooral dat ze vermoedden dat zij de Dievendoder was en de moordenaar van zijn gezin – zou ze mee willen komen om te zien hoe de vrouw gevangen werd genomen. Als hij haar beval om achter te blijven, zou ze hem waarschijnlijk niet gehoorzamen en de straf die hij haar daarvoor zou geven gewoon op de koop toenemen. Ervan uitgaande dat hij zou ontdekken dat ze hem ongehoorzaam was geweest.

      Het was niet dat ze er een gewoonte van maakte om hem te trotseren, maar voor zoiets groots als dit zou ze een uitzondering maken. In haar plaats zou hij hetzelfde doen.

      Hij kon haar ook gewoonweg niet vertellen over de wilde magiër, maar dan was er nog steeds een goede kans dat ze weg zou glippen en achter hem aan zou komen om het uit te zoeken. En ook dat zou hij hebben gedaan.

      Dus hadden hij en Gol besloten dat ze haar het beste konden betrekken bij de gevangenneming door haar een tamelijk veilige taak te geven. Ze zou opnieuw een van zijn schaduwlijfwachten zijn. Deze keer moest ze weten wat de aard was van de prooi die ze achtervolgden. Er kon geen sprake zijn van naar voren stormen om deze vijand te bevechten als het verkeerd liep. Magiërs bevechten met messen was zinloos en stond gelijk aan zelfmoord.

      ‘Ja, het Gilde. Het is tijd dat je weet waar we mee te maken hebben,’ vertelde Cery haar. ‘Vannacht zul je drie dingen leren: zelfs de machtigste Dief heeft beperkingen, het is nuttig om hooggeplaatste vrienden te hebben en er zijn sommige dingen die je beter aan magiërs kunt overlaten.’

 

Het bleef lang stil tussen het moment dat Sonea op de deur van grootmeester Osens werkkamer klopte en deze eindelijk openging. Osens blik was een beetje afwezig toen hij hen naar binnen nodigde.

      ‘Zwarte magiër Sonea, heer Rothen,’ zei hij aarzelend. ‘Ik heb u ontboden omdat het moment nadert dat afgezant Dannyl en de Sachakanen die zich vrijwillig hebben aangeboden om hem te helpen heer Lorkin en zijn ontvoerders gevangen kunnen nemen.’

      Sonea’s hart stond stil en begon daarna als een razende te bonken. Ze opende haar mond om hem te vragen... Wat eigenlijk? Wat moest ze als eerste vragen? Waar was Lorkin? Begrepen de Sachakanen dat ze hem niet moesten doden?

      ‘Hoe lang zal dat nog duren?’ vroeg Rothen.

      ‘Dat kan Dannyl niet precies zeggen. Een halfuur. Misschien minder. Jullie kunnen het jezelf beter gemakkelijk maken.’

      Osen ging achter zijn werktafel zitten en zij en Rothen gebruikten magie om twee van de leunstoelen in de kamer naar voren te halen. Osens blik richtte zich in de verte.

      Hij is met Dannyl verbonden door een bloedring, vermoedde ze. Wat kan hij zien? Ze wilde eisen dat hij alles wat hij zag tot in detail beschreef, maar haalde in plaats daarvan diep adem en liet de lucht langzaam ontsnappen.

      ‘Je zei ‘‘ontvoerders’’,’ merkte ze op. ‘Is het er meer dan één?’

      Osen zweeg en zijn blik richtte zich op iets ver achter de muren van zijn werkkamer.

      ‘Ja. Verschillende Verraders. Unh denkt acht.’

      ‘Unh?’

      De blik van de grootmeester richtte zich met moeite op haar. ‘Een Bosjesman van de Duna. Hij is een spoorzoeker. Blijkbaar is hij daar heel goed in. Wacht...’ Zijn gezichtsuitdrukking veranderde en werd gretig. ‘Ze zien hen. Slechts een glimp...’

      Hij was stil en staarde gedurende een pijnlijk lang moment naar de werktafel zonder die te zien. Sonea merkte dat ze de armleuningen van haar stoel had vastgegrepen. Ze dwong zichzelf deze los te laten en vouwde in plaats daarvan haar handen in haar schoot.

      ‘Ach.’ Osens schouders zakten van teleurstelling.

      ‘Wat?’ vroeg Rothen. Sonea wierp een zijdelingse blik op hem. Hij leunde met wijd open ogen naar voren.

      Osen schudde zijn hoofd. ‘Hij is er niet. Niet in die groep. Ze volgen het verkeerde spoor – de verkeerde mensen.’ Hij zoog lucht naar binnen, hield die vast en zuchtte daarna. ‘Er waren blijkbaar drie sporen. Ze dachten dat hij bij een van die drie was, maar dat hadden ze verkeerd. Ze zullen terug moeten lopen en een ander spoor uitproberen.’

      Sonea zuchtte van frustratie. Rothen kreunde en leunde achterover tegen de rugleuning van zijn stoel. Stilte vulde de kamer. Niemand sprak. Osens blik was weer in de verte gericht. Rothen wreef over zijn voorhoofd.

      Ze schrokken allemaal op door een luid geklop op de deur.

      Osen wuifde met zijn hand. De deur ging open en een genezer stapte naar binnen. De jongeman keek naar Sonea, glimlachte en snelde naar haar toe met een stukje papier in zijn hand.

      ‘Vergeef me de onderbreking, grootmeester,’ zei hij. ‘Ik heb een dringende boodschap voor zwarte magiër Sonea.’

      Ze pakte het papiertje van hem aan en knikte in reactie op zijn lichte buiging. Snel vertrok hij weer uit de kamer. Toen de deur zich sloot, keek ze naar het briefje en vouwde het open.

      Uw vriend in de stad zegt dat zijn vriend het ding dat u zoekt heeft gevonden. U moet tegen zonsondergang bij het gebouw van de oude slachterij in de westelijke binnencirkel zijn. Neem uw andere vriend mee.

      Als ze in een beter humeur was geweest, zou ze hebben gelachen over de vage en tamelijk dwaze taal. Maar hier zat ze nu helemaal niet op te wachten. Hoe kon ze wegstormen naar de stad om de wilde magiër te vangen terwijl Lorkin elk moment gevonden kon worden?

      Een hand schoof langs haar ogen en plukte de boodschap uit haar greep. Haar hart sloeg over, maar het was Rothen slechts. Hij las het briefje snel, keek naar haar en kneep zijn ogen nadenkend samen.

      ‘Hoe lang zal het duren tot ze weer terug zijn op de plek waar het spoor zich splitste?’

      ‘Een paar uur,’ zei Osen monotoon met zijn blik nog steeds gericht op dingen ver weg.

      ‘En dan nog een paar voordat ze even ver langs het volgende spoor kunnen reizen. Zullen we u nu alleen laten om hun voortgang te volgen en later terugkeren?’

      ‘Natuurlijk.’ Osen kwam met een schok uit zijn trance en keek hen beiden aan. ‘Het spijt me. Deze bloedstenen slokken de aandacht nogal sterk op. Ik zou Dannyl moeten zeggen dat hij de ring moet afdoen tot hij Lorkin weer op de hielen zit.’ Hij wuifde met zijn hand. ‘Ga maar.’

      Rothen stond op en keek naar Sonea. Ze stond met tegenzin op. Hoe kan ik nu weggaan? Maar het zal uren duren voordat ze Lorkin weer inhalen. Ik kan hier niet gaan zitten wachten terwijl de wilde magiër ontsnapt. En als wij niet komen en Cery de wilde magiër zelf het hoofd biedt, dan kan hij gewond raken.

      Ze dwong zichzelf te bewegen, volgde Rothen naar de deur en daarna de gang op. Buiten de deuren van de universiteit liepen lange schaduwen als strepen over het Gildeterrein. De genezer stond op haar te wachten en glimlachte zenuwachtig toen ze hem opmerkte. Rothen wenkte de man.

      ‘Heeft iemand contact opgenomen met heer Regin?’ fluisterde hij.

      De jongeman keek bedenkelijk en schudde zijn hoofd. Rothen keerde zich naar Sonea. ‘De zon gaat al bijna onder. Je kunt maar beter gelijk gaan. Ik zal Regin vinden en hem zeggen dat hij naar de kliniek moet gaan om je daar te ontmoeten.’

      Kliniek. Natuurlijk. Ik kan niet zomaar naar de westelijke binnencirkel gaan. Moet de schijn ophouden voor het geval dit niet werkt. Dat betekent dat we écht niet veel tijd hebben...

      De urgentie van hun missie drong eindelijk tot haar door en ze spoorde Rothen aan weg te gaan. ‘Zeg hem dat hij daar onmiddellijk heen gaat.’ Ze draaide zich om naar de genezer. ‘Ben je met een rijtuig gekomen?’

      Hij knikte. ‘Het staat buiten op u te wachten.’

      ‘Goed zo.’ Ze glimlachte en wreef in haar handen. ‘Laten we dan gaan.’