19

ONDERGEDOKEN

Zoals Gol al had verteld, was het deel van de stad waar de wilde magiër woonde verrassend respectabel en niet het soort omgeving waar iemand kon rondhangen zonder zich verdacht te maken. Ze huurde de kelder onder de winkel en het huis van een schoenmaker. Alle gebouwen in de straat hadden een winkel op straatniveau en daarboven een woning voor de winkelier.

      Cery had een paar van zijn mensen erop uitgestuurd om de plaatselijke winkels te bezoeken en te kijken of hij daar kon uitkijken naar de vrouw. Een van hen vertelde dat hij een winkelier had horen zeggen dat zijn buurman was vertrokken om de familie van zijn vrouw in Elyne te bezoeken. Een paar opengebroken sloten later zat Cery dan ook in de ontvangstkamer van de afwezige winkelier in een comfortabele stoel naast het raam met uitzicht op de straat rustig te kijken naar het vallen van de avond en de lantaarnaanstekers die de straat in een stralend licht hulden.

      Hij had ook mensen naar de achterkant van het huis van de schoenmaker gestuurd om die in de gaten te houden. De kelder was niet alleen bereikbaar via de winkel erboven, maar ook door een verzonken achterdeur. Regelmatige rapporten verzekerden hem dat ze niet was vertrokken.

      Maar Gol deed er langer over dan zou moeten. Heb ik Sonea’s boodschap verkeerd begrepen? Ze zei dat ze ‘de zaak’ zou afhandelen en dat ik informatie naar de kliniek moest sturen. Nou, dat heb ik gedaan.

      Op de benedenverdieping ging een deur open en hij verstijfde. De voetstappen van twee of drie mensen klonken op de trap. Waren dit zijn mensen, of de winkelier en zijn familie die terugkwamen? Hij bewoog snel, verborg zich achter de open deur waardoor hij hopelijk ongemerkt de kamer uit zou kunnen glippen als dat nodig was. Voor het geval ze hem zouden opmerken, liet hij zijn hand in zijn jas glijden waar hij zijn mes verborg dat er het meest indrukwekkend uitzag.

      ‘Cery?’ riep een bekende stem.

      Gol. Met een zucht van opluchting stapte Cery achter de deur vandaan en zag zijn lijfwacht en twee mensen met lange, verhullende mantels de trap opkomen. Hij herkende Sonea, maar keek met toegeknepen ogen naar de andere man. Er was iets bekends aan hem. Toen het trio het licht instapte, voelde Cery een oude herinnering tot leven komen.

      ‘Regin,’ zei hij. ‘Of is het heer Regin nu?’

      ‘Inderdaad,’ antwoordde de man.

      ‘Zoals altijd al, Cery,’ bracht Sonea hem in herinnering. ‘Maar novicen ‘‘heer’’ of ‘‘vrouwe’’ noemen, voelt altijd een beetje voorbarig. Heer Regin en heer Rothen hebben zich vrijwillig aangemeld om mij te helpen de wilde magiër te vangen, wat van vitaal belang zal kunnen zijn als ik op een bepaald moment niet in staat ben om ongezien weg te sluipen uit de kliniek.’

      ‘Als we geluk hebben, zul je niet opnieuw weg hoeven te glippen,’ vertelde Cery haar. ‘Dus heer Rothen komt ook?’

      Ze schudde haar hoofd. ‘Dat vond hij niet nodig omdat ik al ging.’

      Cery keek hoe Regin achter Sonea aan de kamer inliep. Van wat ik me herinner, was Sonea bepaald niet dol op deze man toen ze een novice was. Hij heeft het haar erg moeilijk gemaakt. Maar toen Cery de jongeman tijdens de Ichani-invasie ontmoette, had Regin zich vrijwillig aangeboden als lokaas om een Sachakaanse magiër in de val van Sonea en Akkarin te lokken. Dat was een dappere zet geweest. Als het fout was gegaan – en van wat Cery zich herinnerde, was dat bijna gebeurd – had Regin kunnen eindigen met alle magie en leven uit hem gezogen.

      Als hij niet beter had geweten, zou Cery nooit hebben geloofd dat de man die hij nu zag dezelfde was als de pestkop die Sonea zo dwars had gezeten met al die gemene streken. Heer Regins gezicht leek altijd serieus te staan. Hoewel zijn gestalte het gezonde gewicht had van iemand die een bevoorrecht leven had geleid, spraken de rimpels tussen zijn wenkbrauwen en rond zijn mond over zorgen en berusting. Maar uit die ogen spreekt intelligentie, merkte hij op. Hij is niet minder gevaarlijk dan hij als novice was, durf ik te wedden. Maar goed, Sonea vertrouwt hem voldoende om hem hieraan mee te laten doen. Toen keek hij naar haar en zag de behoedzaamheid in haar houding terwijl ze een blik op haar magische helper wierp. Of misschien heeft ze geen keus. Zodra ik een kans heb om met haar alleen te praten, moet ik daar eens naar vragen.

      ‘Zo, en waar is onze wilde magiër?’ vroeg Sonea.

      Cery liep naar het raam. ‘In de kelder van de schoenmaker aan de overkant van de straat.’

      Ze gluurde naar buiten. ‘Hoeveel ingangen?’

      ‘Twee. Allebei bewaakt.’

      ‘Dan kunnen we ons opsplitsen in twee groepen. Een magiër in elke groep.’

      Cery knikte instemmend. ‘Ik zal samen met jou door de voordeur gaan. Gol kan Regin meenemen naar de achterdeur. We zullen elkaar weer zien in de kelder, waar jullie zullen doen wat jullie moeten doen, wat dat dan ook is.’ Hij keek naar de anderen. Ze knikten. ‘Nog vragen?’ Blikken werden gewisseld, waarna hoofden werden geschud. ‘Laten we dan gaan.’

      Achter elkaar liepen ze de trap af. Cery demonstreerde een paar signalen die hij en Gol zouden gebruiken als waarschuwing of als teken om terug te trekken en daarna stapten ze naar buiten. Het was nu midden in de nacht. De lampen wierpen kringen van licht op de grond. Gol leidde Regin weg naar de achteringang. Cery en Sonea wachtten even om hun tijd te geven om op hun plek aan te komen en staken daarna de weg over naar de winkel van de schoenmaker.

      Ze klommen het trapje op en kwamen bij de voordeur. Cery haalde een oliespuit tevoorschijn en smeerde de scharnieren snel. Daarna haalde hij lopers uit zijn jas. Sonea zei niets, haar gezicht bleef in de schaduw terwijl hij het slot open maakte. Ik neem aan dat zij dit met magie waarschijnlijk sneller zou kunnen doen dan ik. Waarom stel ik dat dan niet voor? Sloof ik me uit?

      Het slot sprong zacht open. Cery draaide de knop voorzichtig om en zette zich schrap toen de klink opensprong. Hij trok de deur open en was opgelucht dat deze alleen zacht kraakte. Sonea stapte naar binnen en wachtte tot hij de deur achter hen had gesloten.

      Het was donker in de winkel en toen hun ogen zich aanpasten, kon hij rijen schoenen op planken zien staan en een werktafel. Tegenover de deur lag een smalle trap die naar beneden leidde en een andere die naar boven ging. Volgens zijn spionnen sliep de schoenmaker boven. En hij zou al snel ruw worden gewekt.

      Sonea liep naar de trap en keek naar de treden die naar beneden leidden. Ze schudde haar hoofd en wenkte Cery. Toen hij dichterbij kwam, greep ze zijn arm en trok hem tegen zich aan. Verrast staarde hij haar aan en besefte dat ze er in het vage licht net zo uitzag als de jonge vrouw die hij al die jaren geleden had geholpen om zich te verstoppen voor het Gilde. Ze had diezelfde intense, bezorgde gezichtsuitdrukking.

      Toen voelde hij hoe hij opsteeg en alle gedachten aan het verleden verdwenen uit zijn hoofd. Hij keek naar beneden. Hoewel hij iets kon voelen onder zijn voeten, kon hij het niet zien. Wat het ook was, het droeg hem en Sonea de trap af.

      Ik neem aan dat dit betekent dat we niet het gevaar lopen verraden te worden door krakende traptreden.

      Een spaarzaam gemeubileerde kamer kwam tevoorschijn toen ze de vloer van de kelder bereikten. Verblindend licht vervulde de ruimte toen een gloeiende bal boven Sonea’s hoofd verscheen. Cery zocht naar het bed, vond het en voelde een vlaag van teleurstelling. Het was ongebruikt.

      Een deur ging open, vliegensvlug draaiden ze zich om en ze zuchtten toen ze Regin en Gol de kamer zagen binnenkomen. Beiden keken bedenkelijk toen ze zagen dat de wilde magiër nergens was te bekennen.

      ‘Zoek,’ zei Sonea. ‘Maar voorzichtig.’

      Iedereen koos een muur, onderzocht de meubels, keek onder het bed, opende kasten.

      ‘Deze kamer is ongebruikt,’ zei Regin. ‘De kleren in deze kasten zijn stoffig.’

      Cery knikte en wees naar een wasbak met vieze kopjes, schalen en bestek erin. ‘En deze afwas is al zo lang smerig dat de schimmel erop staat.’

      ‘Aha!’ riep Gol zachtjes. Iedereen draaide zich om en zag dat hij naar de muur wees. Een deel van de stenen zag er anders uit dan de rest en schoof opzij toen hij aan een kant drukte. Daarachter lag een donkere ruimte. Cery liep erheen en snoof de lucht op.

      ‘De Dievenweg,’ zei hij. ‘Of een poort ernaartoe.’

      Sonea grinnikte. ‘Dus toch geen twee ingangen. Het verbaast me dat je de ondergrondse doorgangen niet hebt gecontroleerd.’

      Cery trok zijn schouders op. ‘Het is een nieuwe straat. Toen de koning de oude straten sloopte, zorgde hij ervoor dat de Weg ook verdween.’

      ‘Deze keer was hij niet zorgvuldig genoeg,’ zei Sonea. Ze kwam dichterbij en liet haar hand over de stenen glijden. ‘Of misschien toch wel. Dit is nieuw – er zitten nauwelijks stof of spinnenwebben op. Zullen we kijken waar hij heen leidt?’

      ‘Als jullie de tunnel willen onderzoeken, ga je gang,’ vertelde Cery haar. ‘Maar dit is niet mijn territorium. Ik kan hier niet binnengaan zonder toestemming. Als ik die wet overtreed,’ hij haalde opnieuw zijn schouders op, ‘zal de Dievendoder een Dief minder hebben om te vermoorden.’

      ‘Geeft deze doorgang aan dat onze wilde magiër samenwerkt met de lokale Dief?’ vroeg Regin.

      Sonea keek naar Cery. ‘Als zij de Dievendoder is, dan betwijfel ik dat. Maar als ze dat niet is, dan zal ze de vaardigheden hebben die een Dief heel nuttig zal vinden.’

      Met andere woorden, volgens haar bewijst dit dat de wilde magiër niet de Dievendoder is, dacht Cery.

      Regin tuurde met een vastberaden gezicht de tunnel in. Hij zag eruit alsof hij naar binnen zou gaan, maar toen deed hij een stap terug en ging rechtop staan.

      ‘Ik vermoed dat ze allang weg is. Wat raad jij ons aan om nu te doen, Cery?’ vroeg hij.

      Verrast keek Cery de magiër aan. Een magiër die zijn mening vroeg was niet iets wat vaak gebeurde. ‘Ik ben het met je eens dat jullie haar waarschijnlijk niet zullen vinden in de tunnels.’ Hij stak zijn hand uit en liet de stenen terug op hun plaats schuiven. ‘Als ze niet merkt dat we haar kamer zijn binnengedrongen, blijft ze hem misschien gebruiken als toegang tot de tunnels. We moeten ervoor zorgen dat alles precies is zoals we het aantroffen. Ik zal deze plek laten bewaken en jullie laten waarschuwen als ze terugkomt.’

      ‘En als ze dat merkt?’ vroeg Regin.

      ‘Dan moeten we hopen dat we nog een keer het geluk hebben om haar te vinden.’

      Regin knikte en keek naar Sonea. Ze haalde haar schouders op. ‘Er is nu niet veel anders te doen. Als iemand haar opnieuw kan vinden, is het Cery.’

      Cery voelde een vlaag van plezier, gevolgd door een knagende angst dat ze het fout kon hebben. Hij was de wilde magiër door toeval op het spoor gekomen. Het zou misschien niet zo gemakkelijk zijn om haar opnieuw te vinden. Gevieren liepen ze snel door de kamer en zorgden ervoor dat alles in orde was voordat ze vertrokken via dezelfde weg waarlangs ze waren gekomen. Sonea sloot de voordeur met magie. Ze glipten uit de achteringang. Eenmaal weer terug in de hoofdstraat, wisselden ze blikken maar bleven zwijgen. De twee magiërs staken hun hand op bij wijze van afscheid voordat ze wegliepen. Cery en Gol keerden terug naar het lege huis van de winkelier.

      ‘Tja, dat was teleurstellend,’ zei Gol.

      ‘Ja,’ beaamde Cery.

      ‘Denk jij dat de wilde magiër terug zal komen?’

      ‘Nee. Ze zal iets hebben geïnstalleerd om haar te waarschuwen als er iemand op bezoek kwam.’

      ‘Dus wat doen we nu?’

      ‘Opletten en hopen dat ik ongelijk heb.’ Hij keek de kamer rond. ‘En uitzoeken wanneer de eigenaar van deze plek terug zal komen. We willen niet dat hij en zijn gezin zich half dood schrikken omdat ze een Dief in hun huis vinden.’

 

De slavenmeester leek verbaasd om Dannyl en Ashaki Achati te zien voordat hij zich voor hun voeten op de grond liet vallen. Zijn verrassing kwam niet omdat een machtige Sachakaan en een Kyraliaan op bezoek waren gekomen. Het landgoed had hen, of iemand anders, al verwacht.

      ‘U kwam sneller dan we hoopten,’ zei de grote man toen Achati uitlegde dat ze zochten naar een ontsnapte slavin en een Kyraliaanse man die was gekleed als een slaaf.

      ‘Je hebt het paar dat ik beschreef gezien?’ vroeg Achati.

      ‘Ja. Twee nachten geleden. Een van de slaven dacht dat zij de mensen waren voor wie we waren gewaarschuwd, maar toen we hen wilden ondervragen, waren ze al gevlucht.’

      ‘Heb je naar hen gezocht?’

      ‘Nee.’ De man boog zijn hoofd. ‘We waren gewaarschuwd dat het magiërs waren en dat alleen andere magiërs hen konden vangen.’

      ‘Wie gaf je deze waarschuwing?’

      De meester, in een boodschap.’

      ‘Wanneer kwam deze boodschap?’

      ‘Een dag voordat het paar hier aankwam.’

      Achati keek Dannyl even aan met ongelovig opgetrokken wenkbrauwen. Maar als Ashaki Tikako die boodschap niet heeft verstuurd, wie dan wel? Dannyl voelde zijn hart overslaan. De verraders. Ze moeten heel goed georganiseerd zijn om zo snel boodschappen zoals deze naar een verafgelegen landgoed te kunnen sturen.

      ‘Hoe lang geleden hebben jullie je boodschap gestuurd om je meester te waarschuwen over hun aanwezigheid hier?’

      ‘Twee nachten geleden – gelijk nadat ze verdwenen.’

      Achati draaide zich om naar Dannyl. ‘Als hij onderweg is, zal hij pas morgen aankomen, zelfs als hij op een paard rijdt in plaats van met een koets te reizen. Ik ben bang dat we zullen moeten wachten. Ik heb niet het recht om de gedachten te lezen van andermans slaven.’

      ‘Heb je wel het recht om hen te ondervragen?’ vroeg Dannyl.

      De magiër fronste zijn voorhoofd. ‘Er bestaat geen gewoonte of wet die mij dat verbiedt. Of jou.’

      ‘Laten we ze dan ondervragen.’

      Achati glimlachte. ‘Dus we doen het op jouw manier? Waarom niet?’ Hij grinnikte. ‘Als je het niet erg vindt, wil ik graag toekijken en van je leren. Ik zou niet weten welke vragen ik moest stellen om een slaaf ertoe te brengen meer te onthullen dan hij of zij wenst.’

      ‘Er is echt geen bedrog voor nodig,’ verzekerde Dannyl hem.

      ‘Wie wil je als eerste ondervragen?’

      ‘Deze man en iedereen die Lorkin en Tyvara heeft gezien. En vooral de slaven die hen zagen en dachten dat zij de mensen zouden kunnen zijn voor wie ze waren gewaarschuwd.’ Dannyl trok zijn aantekenboek tevoorschijn en keek naar de slavenmeester. ‘En ik heb een kamer nodig – niets bijzonders – waar ik hen alleen kan ondervragen zonder dat anderen kunnen meeluisteren.’

      De man keek onzeker van Dannyl naar Achati.

      ‘Zorg ervoor,’ beval Achati. Toen de man wegsnelde, draaide de Sachakaanse magiër zich om en glimlachte ondeugend naar Dannyl. ‘Je moet echt leren je verzoeken te verwoorden als bevelen, afgezant Dannyl.’

      ‘Jij hebt het grootste gezag hier,’ reageerde Dannyl. ‘En ik ben een buitenlander. Het zou onbeleefd van mij zijn als ik aannam dat ik de leiding kon nemen.’

      Achati keek hem bedachtzaam aan en haalde zijn schouders op. ‘Ik neem aan dat je gelijk hebt.’

      De slavenmeester kwam terug en leidde hen het gebouw in naar een kleine kamer die naar graan rook. De vloer was bedekt met fijn stof waarin de veegsporen van een bezem te zien waren. Stofdeeltjes hingen in de strepen zonlicht die door een hoog raam naar binnen stroomden. Twee stoelen waren onder het raam geplaatst.

      ‘Tja, dat is inderdaad niets bijzonders,’ zei Achati zonder zijn plezier te verbergen.

      ‘Waar zou jij ze dan willen ondervragen?’ vroeg Dannyl.

      Achati zuchtte. ‘Ik neem aan dat het aanmatigend zou zijn als we hen ondervroegen in de kamer van de meester en gastenkamers zouden duidelijk gemaakt hebben dat we hier niet de leiding hebben. Nee, ik neem aan dat dit een gepaste omgeving is.’ Hij liep naar een van de stoelen en ging zitten.

      Dannyl pakte de andere stoel en beval de slavenmeester binnen te komen. De man vertelde hoe twee slaven waren aangekomen met een lege boerenkar, de man duidelijk nieuw, maar te ongespierd voor een bezorgslaaf en de vrouw was erbij om hem de weg te wijzen. Toen ze de wagen oplaadden had een van de keukenslaven tegen hem gezegd dat het paar de mensen zouden kunnen zijn voor wie ze waren gewaarschuwd. Zij had voorgesteld hun eten te vergiftigen, omdat ze minder gevaarlijk zouden zijn als ze sliepen.

      Bij het noemen van vergiftigd eten, kostte het Dannyl moeite om zijn afschuw te verbergen. Gelukkig waren Lorkin en Tyvara niet in de val gelopen. Ze waren ontsnapt.

      Daarna ondervroeg hij de vrouw die had vermoed dat de twee niet waren wie ze zeiden dat ze waren. Toen de vrouw de kamer binnenkwam, zag Dannyl dat haar blik scherp was, hoewel ze maar even naar hem keek voordat ze haar hoofd boog en zich op de vloer liet vallen. Hij beval haar op te staan, maar ze hield haar blik naar beneden gericht.

      Haar verklaring kwam overeen met die van de slavenmeester, tot en met de inhoud van de boodschap die waarschuwde voor twee gevaarlijke magiërs die zich voordeden als slaven.

      ‘Waarom dacht je dat zij de mensen waren waarvoor jullie waren gewaarschuwd?’ vroeg Dannyl haar.

      ‘Hun uiterlijk klopte met de beschrijving. Een lange man met een bleke huid en een kleinere Sachakaanse vrouw.’

      Bleke huid? Dannyl fronste zijn voorhoofd. De slavenmeester heeft het niet over Lorkins huid gehad en die was vast en zeker ongewoon genoeg om op te vallen. Wacht... Vertelde de vrouw die ik genas in Tikako’s huis niet dat ze Lorkins huid hadden geverfd?

      Was de verf weggesleten, of gaf deze vrouw hem de informatie die ze dacht dat hij verwachtte?

      ‘Lang, klein, man, vrouw – vast en zeker waren dit niet de dingen waardoor ze opvielen tussen andere slaven. Waaraan merkte je dat ze anders waren?’

      De blik van de vrouw, die op de vloer gericht was, schoot heen en weer. ‘De manier waarop ze spraken en zich bewogen. Alsof ze niet gewend waren aan het volgen van bevelen.’

      Dus niet de bleke huid. Dannyl zweeg even, schreef haar antwoord op terwijl hij overwoog wat zijn volgende vraag moest zijn. Misschien was het tijd om openhartiger te worden.

      ‘Een slaaf die ik een paar dagen geleden sprak, dacht dat de vrouw een Verrader is en dat ze van plan zijn de man die ze heeft ontvoerd te doden. Denk jij dat het waarschijnlijk is dat ze hem zullen doden?’

      De vrouw stond heel stil toen ze antwoord gaf.

      ‘Nee.’

      ‘Heb je gehoord van de Verraders?’

      ‘Ja. Dat heeft elke slaaf.’

      ‘Waarom denk jij dat het onwaarschijnlijk is dat de Verraders van plan zijn de man te doden?’

      ‘Als ze hem dood wilden hebben, hadden ze hem vermoord en niet ontvoerd.’

      ‘Wat denk jij dan dat ze met hem van plan zijn?’

      Ze schudde haar hoofd. ‘Ik ben maar een slaaf. Ik weet het niet.’

      ‘Wat denken de andere slaven dat de Verraders met hem zullen doen?’

      Ze zweeg en haar hoofd kwam een stukje omhoog voordat ze het opnieuw boog, alsof ze de neiging weerstond om hem aan te kijken.

      ‘Ik heb sommigen horen zeggen,’ zei ze langzaam, ‘dat de vrouw een moordenaar is. Dat de Verraders willen dat u hen vindt.’

      Dannyl voelde een huivering. Tyvara had een slaaf gedood. Wat als de slaaf de Verrader was en niet Tyvara?

      ‘Wie zei dat?’ vroeg hij.

      ‘Ik... Ik kan het me niet herinneren.’

      ‘Zijn er slaven die meer geneigd zijn dit soort dingen te zeggen dan anderen?’

      Ze zweeg even en schudde daarna haar hoofd. ‘Alle slaven roddelen.’

      Na nog een paar vragen, wist hij dat hij niets meer uit haar zou krijgen. Ze had alles gezegd wat ze wilde zeggen en als ze informatie achterhield, zou hij het niet vrijwillig uit haar krijgen. Hij stuurde haar weg.

      Ik durf te wedden dat ze meer weet. En dan die beschrijving van Lorkins bleke huid. Ze wilde mij ervan overtuigen dat Lorkin hier was. Wat steekhoudend is als het gerucht waar is dat de Verraders willen dat ik Tyvara en Lorkin vind.

      Het kon echter een valstrik zijn. Maar de slaaf die hij had geholpen in Tikako’s huis, had de waarheid gesproken. Tyvara en Lorkin waren inderdaad naar zijn landgoed gegaan.

      Wat als de Verraders inderdaad wilden dat hij het paar vond? Dan zullen ze ervoor zorgen dat we hen vinden. Hoewel ik me niet kan voorstellen dat Tyvara zich gevangen zal laten nemen zonder een gevecht. En we zullen ons moeten voorbereiden op elke reactie van Lorkin. Het is mogelijk dat ze hem heeft overtuigd dat hij het beste met haar mee kan gaan – misschien heeft ze hem zelfs verleid – en dan zal hij niet gered willen worden en zal hij zich verzetten.

      Hij wilde geloven dat Lorkin verstandiger was, maar hij had roddels gehoord in het Gilde dat de jongeman een zwak had voor knappe, slimme vrouwen. Het feit dat hij de zoon was van zwarte magiër Sonea en de voormalige opperheer Akkarin, betekende niet dat hij de wijsheid van zijn ouders had. Die eigenschappen kwamen pas door ervaring. Door het maken van keuzen en fouten en leren van de gevolgen.

      Ik hoop alleen dat dit geen ernstige fout is en dat de gevolgen van het soort zijn waarvan hij iets kan leren. En niet het soort dat ertoe zal leiden dat ik de rest van mijn leven in Sachaka zal moeten doorbrengen, uit angst voor wat Sonea met me zal doen als ik ooit terugkeer naar het Gilde.

 

Lorkin zou gedacht hebben dat een slaaf en slavin die midden in de nacht op een plattelandsweg liepen achterdocht zouden wekken, maar de paar slaven die ze tegen waren gekomen, hadden nauwelijks naar hen gekeken. Een keer werden ze ingehaald door een rijtuig en Tyvara had gesist dat er waarschijnlijk een magiër of een Ashaki in zat, maar ze had hem alleen aangespoord om de weg af te rennen en zijn ogen neergeslagen te houden.

      ‘Als iemand iets vraagt, zijn we gestuurd om te gaan werken in het buitenhuis van Ashaki Catika,’ zei ze tegen hem. ‘We zijn allebei huisslaven. We reizen ’s nachts omdat hij wil dat we er morgenavond zijn en dat betekent dag en nacht lopen.’

      ‘Staat Ashaki Catika bekend om dat soort wreedheid?’

      ‘Daar staan alle Sachakaanse magiërs om bekend.’

      ‘Er zijn toch vast en zeker wel één of twee goede magiërs.’

      ‘Sommigen behandelen hun slaven beter dan anderen, maar uiteindelijk is het wreed om een andere persoon tot slaaf te maken, dus ik zou geen van hen goed willen noemen. Als ze goed waren, zouden ze hun slaven vrijlaten en degenen die bereid zijn te blijven en voor hen te werken, betalen.’ Ze wierp een blik op hem. ‘Zoals Kyralianen doen.’

      ‘Niet alle Kyralianen zijn vriendelijk voor hun bedienden,’ vertelde Lorkin haar.

      ‘In ieder geval kunnen die bedienden vertrekken en een nieuwe werkgever zoeken.’

      ‘Dat kunnen ze, maar het is niet zo eenvoudig als het klinkt. Werk als bediende is zeer geliefd en een bediende die ermee ophoudt, kan erachter komen dat het moeilijk is om ergens anders werk te krijgen. Huishoudens hebben de neiging eerder bedienden aan te nemen uit dezelfde familie dan bedienden die ze niet kennen. Natuurlijk kan een bediende ander werk proberen, zoals een ambacht, maar dan moet hij wedijveren met families die dat beroep al generaties lang uitoefenen.’

      ‘Vind je slavernij beter, dan?’

      ‘Nee. Absoluut niet. Ik zeg alleen dat het alternatief niet gemakkelijker is. Hoe goed behandelen Verraders hun bedienden?’

      ‘Wij zijn allemaal bedienden. Net zo goed als we allemaal Verraders zijn,’ legde Tyvara uit. ‘De term is iets anders dan ‘‘Ashaki’’ of ‘‘heer’’. Het is een woord voor een volk.’

      ‘Maar geen ras?’

      ‘Nee. We zijn Sachakanen, hoewel we onszelf niet vaak zo noemen.’

      ‘Dus zelfs magiërs doen de taken van bedienden? Zoals schoonmaken en koken?’

      ‘Ja en nee.’ Ze trok een lelijk gezicht. ‘In het begin was het zoals het hoort te zijn en deden we allemaal hetzelfde werk. Een Verrader kon het ene moment vuile borden wassen en het volgende ogenblik stemmen over belangrijke beslissingen, zoals welke gewassen geplant moesten worden. Maar het werkte niet. Er werden slechte besluiten genomen omdat mensen die niet slim of geleerd genoeg waren om de gevolgen te overzien, de verkeerde keuzen maakten.

      Dus begonnen we te onderzoeken welke talenten iedereen had en hoe die ontwikkeld konden worden, zodat mensen de taken op zich namen die het beste pasten bij hun vaardigheden. Hoewel dat betekende dat we niet allemaal hetzelfde deden, was het nog steeds beter dan slavernij. Zolang de taken die nodig waren voor het onderhoud van onze huizen en voor het voeden van onze mensen werden gedaan, werd niemand gedwongen een bepaalde taak te doen, of ervan weerhouden iets te doen waarvoor ze talent hadden, vanwege de status van hun familie of hun klasse.’

      ‘Klinkt fantastisch,’ merkte Lorkin op.

      Ze haalde haar schouders op. ‘Meestal werkt het, maar net zoals elk systeem is het niet volmaakt. Er zijn sommige magiërs die hun tijd liever doorbrengen met klagen en anderen manipuleren in plaats van hun magie te verspillen met het bewerken van de akkers of het verhitten van pottenbakkersovens.’

      ‘De meeste Gildemagiërs zouden het hiermee eens zijn. Maar wij werken op andere manieren voor de mensen. Onderhouden de haven. Bouwen bruggen en andere bouwwerken. Verdedigen het land. Genezen de zieken en in...’

      De blik die ze hem toewierp maakte dat de woorden stokten in zijn keel. De boze blik veranderde in een verontruste frons, waarna ze zich begon om te draaien.

      ‘Wat is er?’ vroeg hij.

      ‘Er komt iemand aan,’ zei ze en ze keek naar de donkere weg voor hen. ‘Iedereen die we tegenkomen zou een Verrader kunnen zijn. We moeten niet praten. Als iemand ons hoort, weet hij gelijk wie we zijn.’

      De naderende figuur bleek een andere slaaf te zijn. Vanaf dat moment wilde Tyvara niet meer praten en beval hem stil te zijn als hij een nieuw gesprek probeerde te beginnen. Toen de lucht lichter werd, begon ze de omgeving af te zoeken, net zoals ze de vorige ochtend had gedaan. Uiteindelijk liep ze de weg af naar een plek waar een muurtje werd afgeschermd door een paar schriele boompjes.

      De vorige dag hadden ze zich verstopt tussen wat dichte, stekelige bosjes kreupelhout. Maar deze bomen zouden niet evenveel dekking bieden. Tyvara staarde naar de grond. Lorkin voelde een trilling en hoorde een vreemd, scheurend geluid gevolgd door iets tussen een bons en een kloppend geluid. Achter de muur rees een wolk van stof omhoog en de lucht raakte vervuld met de geur van grind en vuil.

      Voor hun voeten verscheen een hol in de grond.

      ‘Naar binnen, jij,’ zei Tyvara en ze wees naar het hol.

      ‘Daarin?’ Lorkin ging op zijn hurken zitten en tuurde de duisternis in. ‘Hoop je me levend te begraven?’

      ‘Nee, stomme Kyraliaan,’ snauwde ze. ‘Ik probeer ons allebei te verbergen. Ga naar binnen voordat iemand ons ziet.’

      Hij legde zijn handen aan beide kanten van het hol en liet zijn benen erin zakken. Hij voelde geen bodem. Het idee om de duisternis in te vallen trok hem niet aan, dus creëerde hij een vonk van wit licht binnen in de ruimte. Die verlichtte een holle ruimte onder de grond met een rondlopende vloer niet ver onder zijn voeten. Hij liet zich vallen en bukte om te voorkomen dat zijn hoofd tegen het ‘plafond’ schraapte terwijl hij verder naar binnen schuifelde.

      Het hol was rond van vorm en lag voornamelijk onder de muur. Twee gaten toonden cirkels van oplichtende lucht boven het veld, een waar hij doorheen was gekomen en een ander dat vermoedelijk was gebruikt als uitgang voor de aarde. De binnenkant van het hol was ongetwijfeld door Tyvara’s magie beveiligd tegen inzakken, zodat hij niet begraven zou worden.

      Ze liet zich vallen, schoof naast hem naar binnen en ging tegenover hem zitten met haar gezicht naar hem toe. De ruimte was klein voor twee mensen en haar benen schoven tegen de zijne aan. Hij hoopte dat de prikkeling die dit in hem opriep niet op de een of andere manier te zien was. Haar ogen schoten omhoog naar de zijne, toen zuchtte ze en keek de andere kant op.

      ‘Sorry dat ik tegen je snauwde. Het kan niet gemakkelijk voor jou zijn om mij te vertrouwen.’

      Hij lachte spottend. Het probleem is dat ik haar wíl vertrouwen. Ik zou al haar gedragingen kritisch moeten volgen, vooral na wat ze me gisteravond heeft verteld. Nou ja, dat zou ik wel willen, maar zodra ik haar aan de praat krijg, gebeurt er iets en zwijgt ze me weer dood. Ze keek hem aan met een verontschuldigende uitdrukking op haar gezicht. Misschien moet ik het opnieuw proberen.

      ‘Het geeft niet. Maar het is niet de eerste keer dat ik je vanavond heb geërgerd. Wat heb ik gezegd, toen we aan het begin van de nacht spraken over bedienden en de Verraders, dat je zo heeft gehinderd?’

      Haar ogen werden groot, toen veranderde haar mond in een dunne lijn van weerzin. Hij dacht dat ze geen antwoord zou geven, maar ze schudde haar hoofd.

      ‘Ik zal het toch een keer moeten vertellen.’ Ze trok een lelijk gezicht en keek naar haar knieën. ‘Lang geleden zag mijn volk dat een van de Ichani die door de woestenij trokken een vreemde slaaf had. Een bleke man, mogelijk een Kyraliaan.’ Haar ogen schoten omhoog naar de zijne en daarna weer weg. ‘Jouw vader.’

      Lorkin voelde een huivering over zijn huid lopen. Hoewel hij het verhaal eerder had gehoord, was zijn moeder altijd terughoudend om over dit deel van zijn vaders leven te praten.

      ‘Ze hielden hen lange tijd in de gaten en beseften uiteindelijk dat de slaaf een Gildemagiër was,’ ging Tyvara verder. ‘Dit was ongebruikelijk, zoals je waarschijnlijk wel weet, omdat Sachakanen slaven niet toestaan om magie te kennen. Als een slaaf van nature macht ontwikkelt, zullen ze hem doden, of haar. Een buitenlandse magiër tot slaaf maken – vooral een Gildemagiër – was uitzonderlijk en gevaarlijk. Maar dit was geen gewone Ichani. Hij was slim en ambitieus.

      Terwijl mijn volk toekeek, kregen ze het vermoeden dat jouw vader geen hogere magie kende. Op een dag werd de dochter van onze leider heel erg ziek en het werd al snel duidelijk dat ze stervende was. Onze leider had gehoord over de vaardigheden van het Gilde met genezende magie. We hebben vele jaren zonder succes geprobeerd dat geheim zelf te ontdekken. Dus stuurde onze leider een van ons naar jouw vader om hem een aanbod te doen.’ Tyvara’s gezicht betrok. ‘Zij zou hem hogere magie leren in ruil voor genezende magie.’

      Ze keek naar hem op. Lorkin staarde terug. Zijn moeder had nooit verteld dat zijn vader had toegestemd om iets te ruilen voor zwarte magie en ook niemand anders in het Gilde had daar ooit iets over gezegd.

      ‘En?’ vroeg hij aanmoedigend.

      ‘Hij stemde toe.’

      ‘Dat kan hij – kon hij – niet doen!’ flapte Lorkin eruit.

      Tyvara fronste haar wenkbrauwen. ‘Waarom niet?’

      ‘Dat is... Dat is iets waarover alleen de hoge magiërs kunnen beslissen. En dan waarschijnlijk alleen nog maar met toestemming van de koning. Om zulke waardevolle informatie aan een ander ras te geven... Een volk dat niet bij de Landenbond hoort... is te riskant. En er zou ook iets in ruil moeten worden gegeven.’

      ‘Hogere magie,’ bracht ze hem in herinnering.

      ‘Wat ze nooit in ruil zouden hebben geaccepteerd. Het is...’ Hij zweeg plotseling. Onthullen dat zwarte magie verboden was, zou de grootste zwakte van het Gilde bekendmaken. ‘Het was niet aan hem om zo’n beslissing te nemen.’

      Tyvara’s mond vertrok tot een afkeurende streep. ‘Toch nam hij het aanbod aan,’ zei ze. ‘Hij stemde ermee in om naar onze stad te komen en ons genezing te leren – iets wat volgens hem niet in een enkel ogenblik geleerd kan worden, wat wel mogelijk is met hogere magie. Dus ze leerden hem hogere magie en hij gebruikte het om zijn meester te doden. Toen verdween hij, keerde terug naar Imardin en verbrak zijn belofte. De dochter van onze leider stierf.’

      Lorkin sloeg zijn ogen neer onder haar beschuldigende blik, hij pakte een handvol aarde en liet het tussen zijn vingers door lopen.

      ‘Ik kan begrijpen waarom jouw volk boos op hem is,’ zei hij mat.

      Ze haalde diep adem en keek de andere kant op. ‘Niet iedereen. Iemand van mijn volk reisde later naar Imardin, toen duidelijk was dat de broer van jouw vaders voormalige meester zich voorbereidde op een invasie van Kyralia. Ze ontdekte dat deze Ichani al een tijdlang spionnen naar Imardin stuurde en dat jouw vader die in het geheim doodde. Het zou kunnen zijn dat jouw vader naar huis terugkeerde omdat hij ontdekte welke dreiging zijn meesters broer vormde.’

      ‘Of hij veronderstelde dat jullie begrepen dat hij eerst het Gilde zover moest krijgen dat ze toestemming gaven om jullie magie te leren, voordat hij kon terugkeren.’

      Ze keek hem aan. ‘Denk jij dat dat waar is?’

      Lorkin schudde zijn hoofd. ‘Nee. Hij had hun niet over jullie kunnen vertellen zonder te onthullen dat hij...’ – Zwarte magie had geleerd – ‘... hier een slaaf was geweest.’

      ‘Hij brak zijn belofte uit trots?’ Haar toon was afkeurend, maar niet zo sterk als hij zou hebben verwacht. Misschien begreep ze waarom zijn vader terughoudend was geweest om zijn verhaal te vertellen.

      ‘Ik betwijfel of dat de enige reden was,’ zei hij. ‘Hij heeft de waarheid onthuld toen dat nodig was. Of het grootste deel van de waarheid, zoals nu blijkt,’ voegde hij eraan toe.

      ‘Tja,’ zei ze schouderophalend. ‘Wat de reden ook was, hij heeft zich niet aan zijn belofte gehouden. Sommigen van mijn volk – de partij waarover ik gisteravond vertelde – willen dat jij daarvoor wordt gestraft.’ Ze lachte wrang toen hij haar vol afschuw aankeek. ‘Dat is de reden waarom Riva werd gestuurd om je te doden, tegen de bevelen van onze leider in. Maar de meerderheid van ons houdt vast aan het principe dat wij beter zijn dan onze barbaarse Sachakaanse neven. Wij straffen het kind niet voor de misdaden van de vader.’

      Lorkin zuchtte van opluchting. ‘Ik ben blij dat te horen.’

      Ze glimlachte. ‘In plaats daarvan geven we iemand een kans om het goed te maken.’

      ‘Maar wat kan ik doen? Ik ben slechts de assistent van een afgezant. Ik ken niet eens hogere magie.’

      Haar gezicht werd ernstig. ‘Je zou ons genezende magie kunnen leren.’

      Ze staarden elkaar in stilte aan. Toen sloeg ze haar ogen neer.

      ‘Maar, zoals je zojuist hebt uitgelegd, heb je niet de autoriteit om ons die kennis te geven.’

      Hij schudde zijn hoofd. ‘Is er iets anders wat ik kan doen?’ vroeg hij verontschuldigend.

      Ze fronste haar voorhoofd, haar ogen staarden naar de aarden wal terwijl ze dit overwoog. ‘Nee.’ Haar mond vertrok tot een grimas. ‘Dit is niet goed. We hebben voorkomen dat de andere partij aan populariteit won. We hebben geopperd dat jij ons zou kunnen geven wat je vader ons had beloofd. Als mijn volk beseft dat jij ons geen genezende magie kunt geven, zal het teleurgesteld zijn. En boos.’ Ze boog haar hoofd. ‘Misschien zou het beter zijn als ik je er niet heenbracht. Misschien zou ik je terug naar huis moeten sturen.’

      ‘Heb je mijn hulp dan niet nodig om te bewijzen dat Riva de bevelen negeerde en mij probeerde te vermoorden?’ vroeg hij.

      ‘Het zou mijn zaak wel helpen.’

      ‘Zou naar Vrijstad gaan om voor jou te pleiten mijn aanzien onder jouw volk verbeteren?’

      Ze fronste en keek naar hem. ‘Ja... Maar...’

      Lorkin ervoer tegenstrijdige gevoelens terwijl hij dit overwoog. Ik hoopte haar thuis te zien en meer te weten te komen over haar volk – en uit te vinden wat ze weten over stenen met magische eigenschappen. Wat zal er met haar gebeuren als ik er niet heen ga? Ze heeft iemand van haar eigen volk gedood om mij te redden. Hoewel Riva haar bevelen niet opvolgde, zullen ze Tyvara misschien toch straffen. Haar misschien zelfs terechtstellen. Het voelt niet goed om naar huis te vluchten terwijl zij de kans loopt te sterven omdat ze mijn leven heeft gered. En ik heb niet veel vertrouwen in mijn kansen om thuis te komen – niet in mijn eentje en niet met Dannyls hulp – als er overal in Sachaka Verraders rondlopen die zwarte magie gebruiken en mij willen doden.

      ‘Dan zal ik samen met jou naar Vrijstad reizen.’

      Haar ogen werden groot en ze staarde hem aan. ‘Weet je het zeker?’

      Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik ben de assistent van een afgezant. Misschien niet een echte afgezant, maar het is nog steeds mijn rol om te helpen bij het aangaan en onderhouden van vriendschappelijke relaties tussen Kyralia en Sachaka. Als blijkt dat er een deel van Sachaka is waarmee wij tot nu toe geen vriendschapsbanden hebben aangeknoopt, is het mijn plicht om ervoor te zorgen dat dit deel niet wordt genegeerd of verwaarloosd.’

      Nu staarde ze hem met open mond aan, hoewel hij niet zeker wist of dit kwam van verrassing, van ongeloof, of omdat hij klonk als een volslagen idioot.

      ‘En omdat mijn voorganger zo’n slechte indruk heeft gemaakt op jouw volk is het nog belangrijker dat ik alles doe wat ik kan om hun beeld van het Gilde en Kyralianen te verbeteren,’ ging hij verder. Toen voelde hij een duizelingwekkende vlaag van inspiratie. ‘En misschien kunnen we de mogelijkheid bespreken om te onderhandelen over een uitruil van magische kennis, deze keer met behulp van de juiste partijen en met inachtneming van de vereiste procedures.’

      Tyvara sloot abrupt haar mond en even staarde ze hem zo intens aan dat hij niets anders kon doen dan hoopvol en stompzinnig glimlachen. Toen liet ze haar hoofd achterovervallen en lachte. Het geluid schalde door het hol en ze sloeg snel een hand voor haar mond.

      ‘Je bent gek,’ zei ze toen haar schouders niet meer schokten. ‘Gelukkig voor jou is het een gekte die ik wel leuk vind. Als je echt je leven wilt riskeren door naar Vrijstad te komen om mij te verdedigen, of om mijn volk over te halen jou iets te geven in ruil voor datgene waarop zij al recht menen te hebben... Dan ben ik zo zelfzuchtig om niet te proberen je op andere gedachten te brengen.’

      Hij haalde zijn schouders op. ‘Het is het minste wat ik kan doen. Omdat je mijn leven hebt gered. En omdat jouw volk mijn vaders leven heeft gered. Wil je me meenemen?’

      ‘Ja.’ Ze lachte grimmig. ‘En als jij mij helpt, zal ik alles doen om jou te helpen overleven als je daar aankomt.’

      ‘Dat zou ook op prijs gesteld worden.’

      Het leek alsof ze nog iets wilde zeggen, maar ze keek de andere kant op. ‘Tja, we moeten er eerst nog zien te komen. Het is nog een eind lopen. We kunnen beter gaan slapen.’

      Hij keek hoe ze zich oprolde en een arm onder haar hoofd schoof, daarna ging hij ook liggen. Het was onmogelijk om een gemakkelijke houding te vinden op de rondlopende vloer. Uiteindelijk deed hij hetzelfde als Tyvara en ging met zijn rug naar haar toe op zijn zij liggen en rolde zich op. Hij kon de warmte van haar lichaam voelen. Nee, denk daar niet aan, want dan slaap je helemaal niet.

      ‘Kun je het licht uitdoen?’ mompelde ze.

      ‘Kan ik het ook wat zachter laten schijnen?’ Het vooruitzicht om in absolute duisternis onder de grond te zitten, sprak hem helemaal niet aan.

      ‘Als het moet.’

      Hij verminderde het vonkje tot het hen tweeën nauwelijks verlichtte. Daarna luisterde hij naar het geluid van haar ademhaling, wachtte op het langzame, diepe ritme van de slaap. Hij wist dat hij zich veel te goed bewust was van haar lichaam zo dichtbij om zelf in slaap te vallen. Maar hij was heel erg moe...

      Kort daarna was hij weggezakt in vreemde dromen, waarin hij langs een weg van modder liep die zo zacht was dat hij er doorheen moest waden, terwijl Tyvara, die lichter en behendiger was, de modder nauwelijks beroerde en verder en verder voor hem uit liep...