1

HET OUDE EN HET NIEUWE

Het populairste en meest geciteerde lied van Rewin, de bekendste dichter onder het gepeupel uit de nieuwe stad, was Stadslied. Het verwoordde wat ’s nachts te horen was in Imardin, als je de tijd nam om even stil te staan en te luisteren: een aanhoudend geroezemoes van gedempte geluiden die overal vandaan kwamen. Stemmen. Zingen. Een lach. Een kreun. Een snik. Een schreeuw.

      In de duisternis van het nieuwe kwartier van Imardin herinnerde een man zich het vers en hij hield zijn pas in om te luisteren. Hij was echter niet zozeer in beslag genomen door het lied van de stad, maar concentreerde zich op één afwijkende klank. Een geluid dat er niet in thuishoorde. Een geluid dat zich niet herhaalde. Hij snoof zacht en liep verder.

      Na een paar stappen kwam er uit de schaduwen voor hem een gestalte tevoorschijn. De gedaante was een man die dreigend op hem afkwam. In het schaarse licht glinsterde een mes.

      ‘Je geld,’ zei een ruwe stem, hard en vastbesloten.

      De man zei niets en stond stil. Hij zou verstijfd van angst kunnen zijn. Hij zou diep in gedachten kunnen zijn.

      Toen hij bewoog, was het met ongebruikelijke snelheid. Een klik, een scheurende mouw en de rover viel snakkend naar adem op zijn knieën. Een mes viel kletterend op de grond. De man klopte hem op de schouder.

      ‘Sorry. Verkeerde nacht, verkeerd doelwit en ik heb geen tijd om uit te leggen waarom.’

      Toen de rover met zijn gezicht naar beneden op het plaveisel viel, stapte de man over hem heen en liep verder. Daarna stond hij stil en keek over zijn schouder achterom naar de overkant van de straat.

      ‘Hé!! Gol. Je wordt geacht mijn lijfwacht te zijn.’

      Uit de schaduwen kwam een grote gestalte tevoorschijn die snel naar de man toe liep.

      ‘Volgens mij heb jij die niet echt nodig, Cery. Ik word langzaam op mijn oude dag. Ik zou jóú moeten betalen om míj te beschermen.’

      Cery keek hem boos aan. ‘Je ogen en oren zijn nog steeds uitstekend, of niet soms?’

      Gol kromp ineen. ‘Net zo goed als die van jou,’ kaatste hij nors terug.

      ‘Maar al te waar.’ Cery zuchtte. ‘Ik zou met pensioen moeten. Maar Dieven gaan niet met pensioen.’

      ‘Behalve als ze geen Dieven meer zijn.’

      ‘Behalve als ze lijken worden,’ verbeterde Cery hem.

      ‘Maar jij bent geen gewone Dief. Volgens mij gelden er andere regels voor jou. Jij bent niet op de gebruikelijke manier begonnen, dus waarom zou je op de gebruikelijke manier eindigen?’

      ‘Ik wou dat alle anderen het met je eens waren.’

      ‘Ik ook. De stad zou een betere plek zijn.’

      ‘Als iedereen het met jóú eens zou zijn? Ha!’

      ‘Beter voor mij, in elk geval.’

      Cery grinnikte en hervatte zijn reis. Gol volgde hem op enige afstand. Hij verbergt zijn angst goed, dacht Cery. Altijd al. Toch moet hij het idee hebben dat wij allebei misschien het einde van deze nacht niet halen. Te veel van de anderen zijn gestorven.

      Meer dan de helft van de Dieven – de leiders van de ondergrondse criminele groepen in Imardin – waren de laatste jaren omgekomen. Elk op een andere manier, de meesten door onnatuurlijke oorzaken. Neergestoken, vergiftigd, van een hoog gebouw afgeduwd, omgekomen door brand, verdronken of verpletterd in een ingestorte tunnel. Sommige mensen zeiden dat één iemand hiervoor verantwoordelijk was, een verontruste burger die ze de Dievendoder noemden. Anderen geloofden dat het de Dieven zelf waren die oude geschillen uitvochten.

      Gol zei dat de gokkers geen weddenschappen afsloten over wíé de volgende zou zijn, maar over hóé hij zou gaan.

      Natuurlijk hadden jongere Dieven de plaatsen van de oudere ingenomen, soms vreedzaam, soms na een snelle, bloedige strijd. Dat was te verwachten. Maar zelfs deze brutale nieuwkomers waren niet immuun voor moord. Zij konden net zo goed het volgende slachtoffer worden als een oudere Dief.

      Er zat geen duidelijk verband tussen de moorden. Hoewel er tussen de Dieven onderling meer dan genoeg oude rancunes bestonden, was geen enkele grief sterk genoeg voor zoveel moorden. Er vonden wel vaker aanslagen op het leven van Dieven plaats, maar dat ze succesvol waren was wel ongebruikelijk. Dat en het feit dat de moordenaar of moordenaars er nooit over hadden opgeschept, of op heterdaad waren betrapt.

      Vroeger zouden we een vergadering hebben gehouden. Strategieën hebben besproken. Hadden we samengewerkt. Maar het is zo lang geleden dat de Dieven samenwerkten dat ik denk dat we nu niet meer zouden weten hoe dat moet.

      Hij had de verandering zien aankomen in de dagen nadat de indringers uit Ichani waren verslagen, maar hij had niet gedacht dat het zo snel zou gebeuren. Nadat de Zuivering – de jaarlijkse gedwongen uittocht van de daklozen uit de stad naar de sloppenwijken – was beëindigd, werd verklaard dat de sloppenwijken een deel waren van de stad, waardoor oude grenzen in onbruik raakten. Bondgenootschappen tussen Dieven vervaagden en nieuwe rivaliteiten begonnen. Dieven die tijdens de invasie met elkaar hadden samengewerkt om de stad te redden, keerden zich tegen elkaar om hun territorium te behouden, verliezen die ze hadden geleden goed te maken, of om gebruik te maken van nieuwe kansen.

      Cery liep langs vier jongemannen die tegen een muur leunden op een kruispunt van de steeg met een bredere straat. Ze staarden naar hem en hun blik viel op het kleine medaillon op Cery’s mantel dat aangaf dat hij een Dief was. Allemaal tegelijk knikten ze respectvol. Cery knikte een keer terug en bleef bij de ingang van de steeg wachten tot Gol de mannen was gepasseerd en zich bij hem had gevoegd. De lijfwacht had jaren geleden besloten dat hij mogelijke bedreigingen beter zou opmerken als hij niet vlak naast Cery liep – en Cery kon de meeste zaken best zelf afhandelen.

      Terwijl Cery wachtte, keek hij naar een rode lijn die over de ingang van de steeg was geschilderd en glimlachte geamuseerd. Nadat hij had verklaard dat de sloppenwijken deel uitmaakten van de stad, had de koning met wisselend succes geprobeerd om het gezag over te nemen. Verbeteringen op sommige plekken leidden tot hogere huren wat, samen met de afbraak van onveilige huizen, de armen verdreef naar steeds kleinere stukjes van de stad. Ze groeven zich in en eigenden zich plekken toe en verdedigden die met felle vastberadenheid, als in het nauw gedreven dieren. Ze gaven hun buurten namen als Achterafstraat en Woonfort. Er waren nu grenzen, sommige geschilderd, andere genoten een zodanige reputatie dat geen enkele gardist van de stadswacht eroverheen durfde te stappen tenzij hij in het gezelschap was van meerdere collega’s – en zelfs dan moesten ze op een gevecht rekenen. Alleen de aanwezigheid van een magiër garandeerde hun veiligheid.

      Toen zijn lijfwacht naast hem kwam staan, draaide Cery zich om en samen begonnen ze de brede straat over te steken. Een rijtuig reed voorbij, verlicht door twee bungelende lantaarns. De altijd aanwezige gardisten liepen in groepjes van twee – nooit buiten het zicht van de volgende of de vorige groep – en droegen lantaarns.

      Dit was een nieuwe doorgangsroute die dwars door het slechtste deel van de stad liep dat bekendstond als de Wilde Buurt. In het begin had Cery zich afgevraagd waarom de koning zoveel moeite deed. Iedereen die over deze weg reisde liep gevaar beroofd te worden door de inwoners aan beide kanten en zou daarbij waarschijnlijk overhoopgestoken worden. Maar de straat was breed, gaf weinig dekking aan bandieten en de tunnels eronder, ooit deel van het ondergrondse netwerk dat bekendstond onder de naam de Dievenweg, waren volgestort tijdens de bouw. Veel van de oude, overbevolkte gebouwen aan beide kanten waren gesloopt en vervangen door grote, stevige panden die in het bezit waren van kooplieden.

      Doordat de Wilde Buurt in tweeën was gesplitst, waren belangrijke verbindingen verbroken. Cery was ervan overtuigd dat er binnenkort pogingen ondernomen zouden worden om nieuwe tunnels te graven. Toch was de helft van de plaatselijke bewoners gedwongen geweest om naar andere slechte buurten te verhuizen, terwijl de rest werd verdeeld door de hoofdweg. De Wilde Buurt, waar ooit alleen bezoekers kwamen die niet werden afgeschrikt door het gevaar van beroving en moord en die op zoek waren naar een gokhuis of een goedkope hoer, was ten dode opgeschreven.

      Zoals altijd voelde Cery zich ongemakkelijk in de open ruimte. De confrontatie met de staatrover had hem van streek gemaakt.

      ‘Denk je dat hij was gestuurd om mij uit te proberen?’ vroeg hij aan Gol.

      Gol gaf niet onmiddellijk antwoord, zijn lange zwijgen maakte Cery duidelijk dat hij zorgvuldig nadacht over de vraag.

      ‘Betwijfel ik. Waarschijnlijker is dat hij vette pech had.’

      Cery knikte. Dat denk ik ook. Maar de tijden zijn veranderd. De stad is veranderd. Soms lijkt het alsof ik in een vreemd land leef. Of hoe ik me voorstel dat leven in een andere stad zou zijn, omdat ik Imardin nooit heb verlaten. Onbekend. Andere regels. Gevaar waar je het niet verwacht. Kan niet voorzichtig genoeg zijn. Ik sta tenslotte op het punt de meest gevreesde Dief in Imardin te ontmoeten.

      ‘Jij daar!’ riep een stem. Twee gardisten liepen op hem af, een hield zijn lantaarn omhoog. Cery overwoog even hoe ver het was naar de andere kant van de weg, zuchtte en stond stil.

      ‘Ik?’ vroeg hij en hij draaide zich om naar de gardisten. Gol zei niets.

      De grootste stadswacht hield een stap dichter bij hem halt dan zijn gedrongen metgezel. Hij gaf geen antwoord en nadat hij Gol en Cery enkele malen om de beurt had aangekeken, bleef zijn blik op Cery rusten.

      ‘Naam en adres,’ beval hij.

      ‘Cery van de Rivierweg, Noorderkwartier,’ antwoordde Cery.

      ‘Jullie allebei?’

      ‘Ja. Gol is mijn dienaar. En lijfwacht.’

      De gardist knikte en keek nauwelijks naar Gol. ‘Je bestemming?’

      ‘Een ontmoeting met de koning.’

      De adem van de stillere gardist stokte, dit leverde hem een blik op van zijn meerdere. Cery bestudeerde de mannen, geamuseerd dat ze allebei zonder succes probeerden hun ontzetting en angst te verbergen. Hem was verteld deze informatie te geven en hoewel het een belachelijke bewering was, leek de gardist hem te geloven. Of, en dat was waarschijnlijker, hij begreep dat het een gecodeerde boodschap was.

      De langste gardist ging rechtop staan. ‘Loop dan maar door. En... veilige reis.’

      Cery draaide zich om en liep verder door de straat met Gol vlak achter zich. Hij vroeg zich af of de boodschap hun precies duidelijk had gemaakt met wie Cery een afspraak had, of dat deze de gardist alleen duidelijk maakte dat iedereen die deze zin uitsprak niet gehinderd of opgehouden mocht worden.

      Hoe het ook zat, hij betwijfelde of hij en Gol bij toeval de enige niet-corrupte gardist in de straat waren tegengekomen. Er waren altijd gardisten geweest die bereid waren met de Dieven samen te werken, maar tegenwoordig was de corruptie erger en wijdverbreider dan ooit. Er waren eerlijke, ethische mannen bij de stadswacht die ernaar streefden overtreders in hun midden te ontmaskeren en te straffen, maar bij deze strijd waren ze al een tijdlang aan de verliezende hand.

      Iedereen is op de een of andere manier verwikkeld in een onderlinge schermutseling. De stadswacht knokt tegen corruptie, de Huizen vechten hun vetes uit, de rijke en arme novicen en magiërs in het Gilde ruziën onophoudelijk, de Landenbond kan het onderling niet eens worden over de aanpak van Sachaka en de Dieven voeren oorlog met elkaar. Faren zou het allemaal hoogst vermakelijk hebben gevonden.

      Maar Faren was dood. Anders dan de rest van de Dieven, was hij vijf jaar geleden in de winter gestorven aan een volkomen normale longontsteking. Maar ook daarvoor had Cery al jaren niet meer met hem gesproken. De man die Faren had opgeleid om hem te vervangen, had de teugels van zijn criminele rijk overgenomen zonder twist of bloedvergieten. De man die bekendstond als Skellin.

      De man die Cery vannacht zou ontmoeten.

      Terwijl Cery zijn weg vervolgde door het kleinere, wegkwijnende deel van de opgedeelde Wilde Buurt, het geroep van hoeren en bedelaartjes negerend, dacht hij na over wat hij wist van Skellin. Faren had de moeder van zijn opvolger in huis genomen toen Skellin nog maar een kind was, maar of de vrouw de geliefde van Faren was geweest, of zijn echtgenote, of voor hem had gewerkt, was onbekend. De oude Dief had hen in het geheim dicht bij zich gehouden, zoals de meeste Dieven moesten doen met hun geliefden. Skellin was een getalenteerde man gebleken. Hij had veel ondernemingen in de onderwereld overgenomen en was zelf meerdere projecten begonnen, met maar weinig mislukkingen. Hij had de reputatie slim en compromisloos te zijn. Cery dacht niet dat Faren de volkomen meedogenloosheid van Skellin goedgekeurd zou hebben. Maar de geruchten waren waarschijnlijk overdreven, dus het was niet te zeggen of de man zijn reputatie echt verdiende.

      Cery kende geen dier dat een ‘Skellin’ werd genoemd. Farens opvolger was de eerste nieuwe Dief die brak met de traditie om dierennamen te gebruiken. Dat hoefde natuurlijk niet te betekenen dat ‘Skellin’ zijn echte naam was. Degenen die dat geloofden, vonden hem dapper omdat hij zijn naam had onthuld. De mensen die het niet geloofden, kon het niets schelen.

      Een andere straat, die een bocht maakte om een hoek, bracht hen in een schoner deel van het gebied. Maar dat was slechts schijn. Achter de deuren van deze stevige, goed onderhouden huizen leefden de meer welgestelde hoeren, helers, smokkelaars en moordenaars. De Dieven hadden geleerd dat de gardisten – die te weinig mankracht hadden – niet echt goed keken wanneer de uiterlijke aanblik respectabel was. En de gardisten hadden ontdekt dat ze de wereldverbeteraars van de stad konden afleiden van hun falende aanpak van de problemen als ze schenkingen deden aan hun dierbare liefdadigheidsprojecten, in navolging van bepaalde rijke mannen en vrouwen van Huizen met twijfelachtige zakenrelaties.

      En daar viel ook de kliniek van Sonea onder. Zij was nog steeds een held voor de armen, hoewel de rijken alleen spraken over de daden van Akkarin en de offers die hij had gebracht tijdens de Ichani-invasie. Cery vroeg zich vaak af of ze begreep hoeveel van het geld dat gedoneerd werd voor haar goede doel afkomstig was uit corrupte bronnen. En of het haar iets kon schelen als ze het wist.

      Hij en Gol gingen langzamer lopen toen ze het kruispunt naderden dat genoemd werd in de aanwijzingen die Cery had gekregen. Op de hoek zagen ze een vreemd tafereel.

      Een stukje groen met sprankelend felle kleuren ertussen lag op de plek waar ooit een huis had gestaan. Planten van allerlei afmetingen groeiden tussen de oude funderingen en de kapotte muren. Alles werd verlicht door honderden hangende lampjes. Cery grinnikte zacht toen hij zich opeens herinnerde waar hij de naam ‘Zonnig Huis’ eerder had gehoord. Het huis was vernield tijdens de Ichani-invasie en de eigenaar kon zich niet veroorloven het opnieuw op te bouwen. Hij was in de kelder van de ruïne gaan wonen en had zijn geliefde tuin alles laten overwoekeren – waarna hij omwonenden had uitgenodigd om van de tuin te komen genieten.

      Het was een vreemde ontmoetingsplaats voor Dieven, maar Cery kon de voordelen zien. Het was relatief open – niemand kon dichtbij komen om onuitgenodigd mee te luisteren – en toch openbaar genoeg dat er getuigen zouden zijn van elk gevecht of iedere aanval, wat hopelijk verraad en geweld zou ontmoedigen.

      De instructies zouden naast het standbeeld op hen wachten. Toen Cery en Gol de tuin binnengingen, zagen ze een stenen gedaante op een voetstuk in het midden van de ruïne. Het standbeeld was gemaakt van zwarte steen met grijze en witte aderen. Het beeldde een man met een mantel uit die naar het westen gedraaid stond maar naar het noorden keek. Toen hij dichterbij kwam, besefte Cery dat er iets bekends aan was.

      Het moet Akkarin voorstellen, besefte hij met een schok. Die met zijn gezicht naar het Gilde staat, maar naar Sachaka kijkt. Hij bestudeerde het gezicht toen hij dichterbij kwam. Maar het lijkt niet echt op hem.

      Gol maakte een zacht, waarschuwend geluidje en Cery’s aandacht keerde pijlsnel terug naar zijn omgeving. Een man naderde hen en een ander slenterde erachteraan.

      Is dit Skellin? Hij is beslist buitenlands. Maar het ras waartoe deze man behoorde, had Cery nooit eerder gezien. Het gezicht van de vreemdeling was lang en smal, zijn jukbeenderen en kin waren hoekig. Dit maakte dat zijn verrassend brede mond te groot leek voor zijn gezicht. Maar zijn ogen en hoekige wenkbrauwen waren in proportie – bijna mooi. Zijn huid was donkerder dan de typische kleur van mensen uit Elyne of Sachaka, maar had eerder een roodachtige tint dan het kenmerkende blauwzwart van iemand uit Lonmar. Zijn haar was veel donkerder rood dan de felle kleuren die gebruikelijk waren onder mensen uit Elyne.

      Hij ziet eruit alsof hij in een pot met verf is gevallen en nog niet helemaal is schoongewassen, peinsde Cery. Ik schat dat hij ongeveer vijfentwintig jaar oud is.

      ‘Welkom in mijn huis, Cery van het Noorderkwartier,’ zei de man zonder een zweem van een buitenlands accent. ‘Ik ben Skellin. Skellin de Dief of Skellin de smerige buitenlander, afhankelijk van wie je spreekt en hoe bezopen ze zijn.’

      Cery wist niet goed hoe hij hierop moest reageren. ‘Hoe wil je dat ik je noem?’

      Skellins glimlach werd breder. ‘Skellin is prima. Ik heb het niet zo op fraaie titels.’ Zijn blik gleed naar Gol.

      ‘Mijn lijfwacht,’ verklaarde Cery.

      Skellin knikte bij wijze van groet een keer naar Gol en richtte zich weer tot Cery. ‘Kunnen we elkaar onder vier ogen spreken?’

      ‘Natuurlijk,’ reageerde Cery. Hij knikte naar Gol, die zich terugtrok tot buiten gehoorsafstand. Skellins metgezel liep ook achteruit.

      De andere Dief liep naar een van de lage muurtjes van de ruïne en ging zitten. ‘Het is jammer dat de Dieven van deze stad elkaar niet meer ontmoeten en niet meer samenwerken,’ zei hij. ‘Zoals vroeger.’ Hij keek naar Cery. ‘Jij kende de oude tradities en volgde de oude regels ooit. Mis je ze?’

      Cery haalde zijn schouders op. ‘Alles verandert altijd. Je verliest iets en je wint iets anders.’

      Een van Skellins elegante wenkbrauwen schoot omhoog. ‘Weegt datgene wat je hebt gewonnen op tegen de verliezen?’

      ‘Het een meer dan het ander. Ik heb niet veel voordeel gehad van de opdeling, maar ik heb nog steeds een redelijke verstandhouding met enkele andere Dieven.’

      ‘Dat is goed om te horen. Denk je dat er een kans bestaat dat wij tot een goede verstandhouding zullen komen?’

      ‘Die kans bestaat altijd.’ Cery glimlachte. ‘Het hangt ervan af wat die verstandhouding zou moeten inhouden.’

      Skellin knikte. ‘Natuurlijk.’ Hij zweeg even en zijn gezicht werd ernstig. ‘Ik zou je twee dingen willen voorstellen. Het eerste heb ik al aan verschillende andere Dieven aangeboden en die hebben er allemaal mee ingestemd.’

      Dit wekte Cery’s belangstelling. Allemaal? Maar goed, hij zegt niet hoeveel ‘verschillende’ is.

      ‘Heb je gehoord over de Dievendoder?’ vroeg Skellin.

      ‘Wie niet?’

      ‘Ik geloof dat hij echt bestaat.’

      ‘Denk je echt dat één iemand al die Dieven doodde?’ Cery trok zijn wenkbrauwen op en deed geen moeite zijn ongeloof te verbergen.

      ‘Ja,’ zei Skellin met stelligheid terwijl hij Cery strak aankeek. ‘Als je navraag doet – het vraagt aan de mensen die iets hebben gezien – zitten er overeenkomsten tussen de moorden.’

      Daar moet ik Gol opnieuw naar laten kijken, peinsde Cery. Toen schoot hem iets te binnen. Skellin weet vast dat ik voordat de Ichani ons land binnenvielen opperheer Akkarin heb geholpen bij het opsporen van spionnen uit Sachaka. Ik hoop niet dat hij daarom denkt dat ik deze Dievendoder voor hem kan vinden. Die spionnen waren gemakkelijk te ontdekken zodra je wist waar je naar moest zoeken. De Dievendoder is een ander verhaal.

      ‘Dus... Wat ben je van plan?’

      ‘Ik wil graag met je afspreken dat je het mij vertelt als je iets hoort over de Dievendoder. Ik weet dat veel Dieven niet met elkaar praten, dus bied ik in plaats daarvan mijzelf aan als aanspreekpunt voor informatie over de Dievendoder. Als iedereen meewerkt, kan ik hem misschien namens jullie allemaal uit de weg ruimen. Of in ieder geval iedereen waarschuwen die gevaar loopt aangevallen te worden.’

      Cery glimlachte. ‘Dat laatste is een beetje optimistisch.’

      Skellin haalde zijn schouders op. ‘Ja, er bestaat altijd een kans dat een Dief niemand zal waarschuwen als hij weet dat de Dievendoder van plan is een rivaal te doden. Maar bedenk wel dat iedere Dief die uitvalt weer een bron van informatie minder is die ons zou kunnen helpen om van de Dievendoder af te komen en onze eigen veiligheid te waarborgen.’

      ‘Uitvallers zullen snel genoeg vervangen worden.’

      Skellin keek bedenkelijk. ‘Door iemand die misschien minder weet dan zijn voorganger.’

      ‘Maak je geen zorgen.’ Cery schudde zijn hoofd. ‘Op dit moment is er niemand die ik daarvoor voldoende haat.’

      De andere man glimlachte. ‘Dus we zijn het eens?’

      Cery overwoog dit. Hoewel hij niet veel ophad met de soort handel die Skellin dreef, zou het dom zijn om dit aanbod af te wijzen. De enige informatie die de man wilde hebben had te maken met de Dievendoder, verder niets. En hij vroeg niet om een overeenkomst of een belofte – als Cery geen informatie kon geven omdat dit zijn veiligheid of zijn zaken in gevaar zou brengen, zou niemand zeggen dat hij zijn woord niet had gehouden.

      ‘Ja,’ antwoordde hij. ‘Dat kan ik doen.’

      ‘Dat is dan afgesproken,’ zei Skellin en zijn glimlach werd breder. ‘Laat me eens kijken of ik er twee van kan maken.’ Hij wreef in zijn handen. ‘Ik weet zeker dat je op de hoogte bent van mijn belangrijkste handelswaar.’

      Zonder de moeite te nemen zijn weerzin te verbergen, knikte Cery. ‘Roet. Of ‘‘rot’’, zoals sommigen het noemen. Niet iets waarin ik geïnteresseerd ben. En ik hoor dat jij je zaakjes goed voor elkaar hebt.’

      Skellin knikte. ‘Dat heb ik. Toen Faren stierf, liet hij me een inkrimpend territorium na. Ik had een manier nodig om mezelf te vestigen en mijn gezag te verstevigen en ik probeerde verschillende handelswaar. De aanvoer van roet was nieuw en nog niet uitgeprobeerd. Ik was verbaasd hoe snel Kyralianen eraan verslingerd raakten. Het bleek zeer lucratief en niet alleen voor mij. De Huizen hebben een aardig inkomen door de verhuur van roetkits.’ Skellin zweeg even. ‘Jij zou ook kunnen profiteren van deze kleine onderneming, Cery van het Noorderkwartier.’

      ‘Noem me maar gewoon Cery,’ zei Cery met een serieus gezicht. ‘Ik ben gevleid, maar in het Noorderkwartier wonen mensen die voor het merendeel te arm zijn om roet te betalen. Het is een gewoonte van de rijken.’

      ‘Maar het Noorderkwartier wordt dankzij jouw inspanningen steeds welvarender en roet wordt goedkoper als er meer beschikbaar komt.’

      Cery onderdrukte een cynische glimlach vanwege zoveel vleierij.

      ‘Nog niet genoeg. De handel zou niet verder groeien als roet te snel en in te grote hoeveelheden werd binnengebracht.’ En als het aan mij lag, zouden we helemaal geen roet hebben. Hij had gezien wat het deed met mannen en vrouwen die eraan verslaafd raakten – ze vergaten te eten en te drinken of hun kinderen te voeden en bedwelmden ze hooguit met het verdovende middel om hun gejammer van honger te laten ophouden. Maar ik ben niet zo dom om te denken dat ik het voor altijd buiten kan houden. Als ik het niet lever, zal iemand anders het doen. Ik moet een manier vinden om het te doen zonder al te veel schade aan te richten. ‘Op een gegeven moment zal het zinvol zijn om roet naar het Noorderkwartier te brengen,’ zei Cery. ‘En als dat ogenblik aanbreekt zal ik weten tot wie ik mij moeten richten.’

      ‘Wacht niet te lang, Cery,’ waarschuwde Skellin. ‘Roet is geliefd omdat het nieuw en modieus is, maar uiteindelijk zal het net zoiets zijn als bol – gewoon een andere ondeugd van de stad, verbouwd en bereid door iedereen. Ik hoop dat ik tegen die tijd nieuwe handelsbelangen zal hebben gevestigd om mijzelf te onderhouden.’ Hij zweeg en keek de andere kant op. ‘Een van de oude, dierbare vormen van Dievenhandel. Of misschien zelfs iets legaals.’

      Hij draaide zich weer om en glimlachte, maar er lag een zweem van spijt en ontevredenheid op zijn gezicht. Misschien steekt er toch een eerlijke man in hem, dacht Cery. Als hij niet had verwacht dat roet zo snel en zo wijdverbreid zou aanslaan, had hij misschien ook niet verwacht dat het zoveel schade zou aanrichten... Maar dat zal mij er niet van overtuigen om zelf in die handel te stappen.

      Skellins glimlach verdween en werd vervangen door een ernstige frons. ‘Er zijn daarbuiten mensen die jouw plaats graag willen innemen, Cery. Roet is misschien je beste verdediging tegen hen, net zoals het voor mij was.’

      ‘Er zijn altijd mensen die mij uit de weg willen hebben,’ antwoordde Cery. ‘Ik zal gaan wanneer ik er klaar voor ben.’

      De andere Dief keek geamuseerd. ‘Geloof je werkelijk dat jij de mogelijkheid zult krijgen om de tijd en de plaats te bepalen?’

      ‘Ja.’

      ‘En je opvolger?’

      ‘Ja.’

      Skellin grinnikte. ‘Je zelfvertrouwen bevalt me. Faren was ook zo zeker van zichzelf. Hij had voor de helft gelijk: hij kon zijn opvolger uitkiezen.’

      ‘Hij was een slimme man.’

      ‘Hij vertelde me veel over jou.’ Skellins blik werd nieuwsgierig. ‘Hoe je niet op de normale manier een Dief werd. Dat de roemruchte opperheer Akkarin dat had bewerkstelligd.’

      Cery weerstond de aandrang om naar het standbeeld te kijken. ‘Alle Dieven verkrijgen macht door de gunsten van invloedrijke mensen. Ik wisselde toevallig gunsten uit met een bijzonder machtig iemand.’

      Skellins wenkbrauwen schoten omhoog. ‘Heeft hij je ooit magie geleerd?’

      Een lach ontsnapte Cery. ‘Was dat maar waar!’

      ‘Maar jij groeide op met de zwarte magiër Sonea en verwierf je positie met hulp van de voormalige opperheer. Je moet toch vast en zeker wel iets hebben opgepikt.’

      ‘Zo werkt magie niet,’ legde Cery uit. Maar dat weet hij vast wel. ‘Je moet talent hebben en onderwezen worden om het te beheersen en te gebruiken. Je kunt het niet oppikken door naar iemand te kijken.’

      Skellin legde een vinger tegen zijn kin en keek Cery nadenkend aan. ‘Maar jij hebt nog steeds connecties in het Gilde, of niet?’

      Cery schudde zijn hoofd. ‘Ik heb Sonea in geen jaren gezien.’

      ‘Wat een teleurstelling na alles wat je hebt gedaan – wat alle Dieven hebben gedaan – om hen te helpen.’ Skellin lachte schalks. ‘Ik ben bang dat je reputatie als vriend van magiërs de werkelijkheid geweld aandoet, Cery.’

      ‘Zo werkt dat meestal met reputaties.’

      Skellin knikte. ‘Dat klopt. Goed, ik vond het plezierig om met je te praten en heb je mijn voorstellen kunnen doen. In ieder geval hebben we één afspraak. Ik hoop dat we er te zijner tijd nog een kunnen maken.’ Hij stond op. ‘Bedankt dat je me wilde ontmoeten, Cery van het Noorderkwartier.’

      ‘Bedankt voor de uitnodiging. Veel geluk bij het vangen van de Dievendoder.’

      Skellin glimlachte en knikte beleefd. Daarna draaide hij zich daarna om en wandelde terug in de richting waarlangs hij was gekomen. Cery keek hem even na en wierp daarna een snelle blik op het standbeeld. Het leek echt niet op Akkarin.

      ‘Hoe ging het?’ mompelde Gol toen Cery bij hem kwam.

      ‘Zoals ik had verwacht,’ antwoordde Cery. ‘Behalve...’

      ‘Behalve?’ herhaalde Gol toen Cery zijn zin niet afmaakte.

      ‘We hebben afgesproken informatie uit te wisselen over de Dievendoder.’

      ‘Hij bestaat dus echt?’

      ‘Dat gelooft Skellin.’ Cery haalde zijn schouders op. Ze staken de weg over en begonnen terug te lopen naar de Wilde Buurt. ‘Maar dat was niet het vreemdste.’

      ‘O?’

      ‘Hij vroeg of Akkarin me magie had geleerd.’

      Even zei Gol niets. ‘Toch is dat niet zó vreemd. Faren had Sonea verborgen voordat hij haar overdroeg aan het Gilde, in de hoop dat zij voor hem zou toveren. Skellin moet daar alles over gehoord hebben.’

      ‘Denk je dat hij zijn eigen troetelmagiër zou willen hebben?’

      ‘Vast en zeker. Hoewel hij jou natuurlijk niet zou willen inhuren, omdat jij een Dief bent. Misschien denkt hij dat hij via jou gunsten kan vragen aan het Gilde.’

      ‘Ik heb hem verteld dat ik Sonea al jaren niet meer heb ontmoet.’ Cery grinnikte. ‘De volgende keer dat ik haar zie, vraag ik misschien wel of ze een van mijn Dievenvriendjes wil helpen, gewoon om de uitdrukking op haar gezicht te zien.’

      Een gedaante verscheen in de steeg voor hen en haastte zich naar hen toe. Cery nam de mogelijke uitgangen en schuilplaatsen om hen heen in zich op.

      ‘Je zou haar moeten vertellen dat Skellin vragen stelde,’ adviseerde Gol. ‘Hij zou kunnen proberen iemand anders aan te trekken. En dat zou kunnen werken. Niet alle magiërs zijn zo onkreukbaar als Sonea.’ Gol begon langzamer te lopen. ‘Dat is... Dat is Neg.’

      Opluchting dat het niet weer een nieuwe aanvaller was, werd opgevolgd door bezorgdheid. Neg had Cery’s belangrijkste schuilplaats bewaakt. Dat deed hij liever dan door de straten schuimen, omdat open ruimtes hem nerveus maakten.

      De stadsgardist had hen gezien. Neg hijgde toen hij bij hen kwam. Iets op zijn gezicht ving het licht op en Cery voelde hoe zijn hart in zijn schoenen zonk. Een verband.

      ‘Wat is er?’ vroeg Cery, met een stem die hij nauwelijks herkende als de zijne.

      ‘Het... Het spijt me,’ hijgde Neg. ‘Slecht nieuws.’ Hij haalde diep adem, stootte de lucht weer naar buiten en schudde zijn hoofd. ‘Weet niet hoe ik het je moet vertellen.’

      ‘Zeg het,’ beval Cery.

      ‘Ze zijn dood. Allemaal. Selia. De jongens. Nooit gezien wie. Is overal langs geslopen. Snap niet hoe. Geen slot opengebroken. Toen ik kwam...’ Terwijl Neg verder brabbelde, zich steeds weer verontschuldigend en verduidelijkend, schoven de woorden over elkaar heen en duizelde het Cery even. Zijn geest probeerde even een andere verklaring te vinden. Hij moet zich vergissen. Hij heeft zijn hoofd gestoten en heeft waandenkbeelden. Hij heeft het gedroomd.

      Maar hij dwong zichzelf de waarheid onder ogen te zien. Wat hij al jaren had gevreesd – en waar hij nachtmerries over had gehad – was gebeurd.

      Iemand was langs alle sloten en bewakers en bescherming geslopen en had zijn gezin uitgemoord.