17
OPGEJAAGD
Hoewel hij al een aantal uren in de kamer had doorgebracht, prikten Lorkins ogen nog steeds. De lucht was vervuld van de geur van de urine die aan een kant stond opgeslagen in open vaten. Tyvara had hem gezegd zijn ogen gesloten te houden en oppervlakkig te ademen om te voorkomen dat zijn longen verbrandden. Voordat ze weer wegglipte, had ze ook gezegd dat alleen slaven de kamer binnen zouden komen en dat hij stil moest blijven zitten.
De tijd gaat erg langzaam als elke ademhaling in je keel brandt door zure dampen. Het maakte ook het wegvluchten in de nacht een veel minder opwindend avontuur dan het eerst had geleken.
Niet dat ik het voor de opwinding deed. Ik geloof echt dat het mijn enige kans was. Dat ik in gevaar verkeerde. En nog steeds in gevaar zou kunnen zijn.
Was hij een stommeling om Tyvara te geloven? Het enige bewijs dat ze de waarheid vertelde, was de reactie van de slavin die ze had gedood.
‘Jij! Maar... Hij moet sterven. Jij... Je bent een verrader van je eigen volk.’
Wat hem drie dingen vertelde: de slaaf had Tyvara herkend, geloofde dat hij gedood moest worden en dacht dat Tyvara een verrader was. Wat had Tyvara geantwoord?
‘Ik had je gezegd dat ik je niet zou toestaan hem te doden. Je had naar mijn waarschuwing moeten luisteren en moeten vertrekken.’
Daar kon hij uit afleiden dat Tyvara wist wat de vrouw van plan was en de slaaf een kans had gegeven om haar missie te laten vallen. Of dat zei ze in de hoop dat ik het geloofde. Maar welke reden zou ze kunnen hebben om hem te misleiden? Misschien om mij ervan te overtuigen dat ze de vrouw een kans had gegeven om te vertrekken. Dat ze niet de meedogenloze moordenaar was die ze leek.
Eén ding was duidelijk. Als Tyvara hem had willen doden, zou ze dat gedaan hebben. Ze kende immers zwarte magie. Op magisch gebied was ze ongetwijfeld veel sterker dan hij.
Maar hij wist niet zeker of het noodzakelijk was dat hij samen met haar wegvluchtte. Zodra Dannyl hoorde wat er met hem was gebeurd, zou hij vast en zeker een betere verdediging voor hem hebben georganiseerd. Maar hoe zou hij dat doen? Het zou meerdere dagen kosten voordat een Gildemagiër hier zou aankomen en niemand van hen is zo sterk als de meeste Sachakaanse magiërs. Als moeder of Kallen gestuurd werden, zouden zij voordat ze vertrokken hun kracht moeten vergroten met zwarte magie en dat zou nog meer tijd vergen. En wat de Sachakaanse magiërs betreft... Zou een van hen zich verwaardigen om als schildwacht te dienen voor de assistent van een Gildegezant? En hoe konden ze om te beginnen weten of zij Riva niet hadden gestuurd om hem te doden?
En degenen die hem dood wilden hebben, dat waren hoogstwaarschijnlijk de families van de Sachakanen die door zijn ouders waren gedood tijdens de Ichani-invasie. Zijn moeder had toch gelijk. Hun families moesten zich nog steeds verplicht voelen om wraak te nemen voor hun verwanten, ondanks het feit dat die verwanten verstotelingen waren geweest.
De hoge magiërs waren er zeker van geweest dat dit gevaar niet bestond. Ook heer Maron en de andere Gildegezanten die hier hadden gewoond. Verborgen die families hun bedoelingen in de hoop dat moeder of ik op een dag naar Sachaka zou reizen?
Hij dacht aan de ring in zijn zak. Zou ik moeten proberen om weer contact op te nemen met mijn moeder? Slaven liepen de hele tijd de kamer in en uit. Ze leken niet verrast om hem daar te zien. De eerste keer had hij net op het punt gestaan zijn moeders bloedring te gebruiken en had hij deze net op tijd weggestopt in de rug van zijn aantekenboek. Als ze de ring zagen, zouden ze dan denken dat hij probeerde hen te verraden en hem de ring afnemen?
Wat zou ze tegen me zeggen? Waarschijnlijk dat ik terug moet gaan naar het Gildehuis en Dannyl overal voor moet laten zorgen. Dan zou ze het Gilde zonder moeite kunnen overhalen om mij te bevelen weer naar huis te komen. Hij voelde een vlaag van rebellie, maar die verdween weer snel. Ze had gelijk, bracht hij zichzelf in herinnering. Het was te gevaarlijk voor mij om hierheen te komen. Toch is er iets wat me zegt dat teruggaan naar het Gildehuis nu ook geen veilige optie is. Als Tyvara mijn leven redde, wil ze me in leven houden, en zij denkt duidelijk niet dat ik daarheen...
Lorkin schrok doordat de deur van de kamer abrupt openging. Maar het was Tyvara die in de deuropening stond. Ondanks zichzelf bedacht hij, zoals elke keer als hij haar zag, dat ze verleidelijk, mysterieus en exotisch was. Maar nu stond ze niet met haar hoofd gebogen en haar blik naar beneden gericht. En ze liet zich ook niet op de vloer vallen. In plaats daarvan keek ze hem geamuseerd aan, haar houding ontspannen en vol zelfvertrouwen.
Wat duidelijk een verbetering is, bedacht hij.
‘Hoe gaat het met je?’ vroeg ze met een grimas vanwege de stank.
‘Ik haal nog steeds adem,’ antwoordde hij. ‘Hoewel ik bijna zou wensen dat ik dat niet deed. Ga je het me nu allemaal uitleggen?’
Ze glimlachte even. ‘Ja. Kom mee.’
Hij volgde haar naar buiten naar de grote werkkamer. Vier slavinnen zaten aan een grote tafel en bekeken hem met onverholen nieuwsgierigheid, maar geen zweem van vriendelijkheid. Twee hadden ongeveer dezelfde leeftijd als Tyvara, de anderen waren ouder, maar het was moeilijk in te schatten of hun rimpels door het harde werken en het zonlicht kwamen of door het klimmen der jaren. Toen hij naar hen keek, sloegen ze hun ogen neer, vermanden zich en richtten hun aandacht weer op hem. Alsof gewoonte maakte dat ze mijn blik eerst vermeden. Tyvara, echter, moet net doen alsof ze een slaaf is. Ik denk... Ik denk dat deze vrouwen zijn opgevoed als slaven, terwijl Tyvara is geboren als een vrije vrouw.
‘Ga zitten,’ zei Tyvara en ze wees naar een kruk naast de tafel. Terwijl hij dit deed ging zij op het randje van de andere kruk zitten. ‘Ik zou iedereen wel willen voorstellen maar het is altijd beter om het uitwisselen van namen te vermijden. Ik kan je vertellen dat we veilig zijn bij deze vrouwen.’
Lorkin knikte hen beleefd toe. ‘Dan dank ik u voor uw hulp.’
De vier zeiden niets, maar hun wenkbrauwen schoten omhoog en ze wisselden een paar snelle blikken.
‘Wij staan bekend als een volk dat de Verraders wordt genoemd,’ vertelde Tyvara hem. ‘Een paar honderd jaar geleden, nadat Sachaka was veroverd door de Kyralianen, ontsnapten vrije vrouwen samen met slavinnen naar een verafgelegen en verborgen plaats. Daar bouwden ze een huis waar niemand slaaf is en iedereen gelijkwaardig is.’
Lorkin keek bedenkelijk. ‘Een gemeenschap van alleen vrouwen? Maar hoe kunnen jullie dan...’
‘Niet alleen vrouwen.’ Tyvara glimlachte. ‘Er zijn ook mannen. Maar ze zijn niet overal de baas over, zoals overal elders in de wereld.’
Wat fascinerend. Lorkin keek oplettend naar Tyvara. Natuurlijk. Het is niet alleen dat ze geboren is als een vrije vrouw. Ze is gewend gezag te hebben over anderen. Toen besefte hij iets anders. Ze had hem altijd herinnerd aan iemand en nu wist hij wie dat was. Mijn moeder! Bij die gedachte voelde hij zijn maag ineenkrimpen. Dat zou geen slimme gedachte zijn als we ooit... Nee, denk daar niet aan.
‘Nog vragen?’ vroeg ze.
‘Waarom noemen jullie jezelf ‘‘de Verraders’’?’
‘Blijkbaar zijn we vernoemd naar een Sachakaanse prinses die door haar vader werd gedood omdat ze verkracht was door een van zijn bondgenoten. Hij noemde haar een verrader en vrouwen van die tijd begonnen zichzelf ook zo te noemen uit medegevoel.’
Lorkin dacht aan wat de stervende slaaf had gezegd. ‘Je bent een verrader van je eigen volk.’ Bedoelde zij ook ‘Verrader’? Nee, dat sloeg nergens op. Maar als Riva had geweten dat Tyvara een spion was...
‘Wist Riva dat je een Verrader bent?’
‘Ja.’
‘Waarom zei ze dan dat je een verrader was van je eigen volk?’
Tyvara’s mond vertrok tot een wrang glimlachje. ‘Ik ben bang dat het feit dat we de koning en de wet niet eerbiedigen en er een gewoonte van maken om ons te bemoeien met Sachakaanse politiek, betekent dat de meeste Sachakanen ons als verraders beschouwen.’
‘Hoe voorkomen jullie dat Sachakaanse magiërs jullie allemaal vinden? Ze hoeven toch zeker alleen jullie gedachten te lezen?’
‘We hebben een manier om onze gedachten voor hen verborgen te houden. Ze zien alleen wat wij willen dat ze zien. Dat betekent dat wij mensen kunnen installeren in de huishoudens van machtige Ashaki overal in het land.’
Lorkins hart sloeg over. Magie waar ik nog nooit van gehoord heb!
‘Kun je me vertellen hoe je dat doet?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Wij Verraders geven onze geheimen niet gemakkelijk prijs.’
Hij knikte. Iets wat bescherming geeft tegen het lezen van gedachten – dat lijkt een beetje op bloedstenen die voorkomen dat mentale communicatie tussen magiërs door andere magiërs kan worden gehoord.
‘Is het net zoiets als een ring met een bloedsteen?’ vroeg hij.
Een van de andere vrouwen lachte. Haar ogen ontmoetten de zijne even, daarna keek ze naar Tyvara. ‘Dit is een slimme. Je zult op je woorden moeten letten.’
Tyvara snoof zacht. ‘Ik weet het.’ Toen verdween haar plezier. Ze zuchtte en keerde zich weer naar Lorkin. ‘We zullen hier moeten vertrekken. Deze plek is te dicht bij het Gildehuis en sommige van de slaven daar weten dat ik hier mensen ken. Je zult die mooie kleren moeten opgeven en jezelf moeten vermommen als een slaaf. Kun je dat doen?’
Lorkin keek neer op zijn gewaden en onderdrukte een zucht. ‘Als het moet.’
‘Zijn gezicht is te bleek,’ zei een van de jongere slavinnen. ‘Dat zullen we donker moeten maken. En we zullen zijn haar moeten knippen.’
Een van de oudere vrouwen bekeek hem van top tot teen. ‘Hij is mager voor een Sachakaan. Maar dat is beter dan dik. Er zijn niet veel dikke slaven.’ Ze stond op. ‘Ik zal wat kleren halen.’
‘Je zult ook een slavennaam nodig hebben,’ zei Tyvara. ‘Wat vind je van Ork? Dat lijkt voldoende op je echte naam dat het mensen misschien niet zal opvallen als ik die per ongeluk roep.’
‘Ork,’ herhaalde Lorkin schouderophalend. Klinkt als een monster. Mijn vrienden thuis zouden dat erg grappig vinden. Opeens voelde hij een steek van verdriet. Ze zullen zich zorgen over mij maken als ze erachter komen dat ik vermist ben. Ik wou dat er een manier was – anders dan contact opnemen met moeder via de bloedring – waarop ik hen kan laten weten dat alles goed met me is. Hij trok een lelijk gezicht. Nou ja, dat ik in ieder geval nog in leven ben.
De oudere slavin had een lang, vierkant stuk stof van een rek getrokken waaraan verschillende soortgelijke lappen hingen. Ze bracht het samen met een stuk touw naar hem toe. De vrouwen grijnsden naar elkaar toen hij zijn overkleed uittrok. Op hun aanwijzingen wikkelde hij de stof rond zijn lichaam en knoopte het vast met het touw. Daarna trok hij zijn broek uit. Hij was blij dat hij zijn moeders bloedring had verstopt in de rug van zijn aantekenboek. Het zou moeilijk geweest zijn om die onopvallend uit zijn gewaden te halen.
‘Dat kun je niet meenemen,’ zei Tyvara toen ze het aantekenboek zag.
Lorkin keek neer op het boek. ‘Kan het teruggebracht worden naar het Gildehuis?’
De slavinnen schudden hun hoofd. ‘Moeilijk te doen zonder dat iemand snapt dat het hier vandaan komt,’ legde een van hen uit.
‘Het zal vernietigd moeten worden,’ besloot Tyvara en ze stak haar hand ernaar uit.
‘Nee!’ Lorkin pakte het snel op. ‘Heel mijn onderzoek staat erin.’
‘Geen enkele slaaf zou zoiets bij zich hebben.’
‘Ik zal het verborgen houden,’ verzekerde hij haar en hij stopte het onder de voorkant van de omslagdoek.
‘En als een Ashaki zijn gedachten leest, zal hij ook weten dat hij geen slaaf is,’ merkte een van de oudere vrouwen grijnzend op. ‘Laat hem zijn boek houden.’
Tyvara fronste haar wenkbrauwen en zuchtte. ‘Goed dan. Hebben we ook een paar schoenen?’
Een van de andere vrouwen pakte een paar eenvoudige lederen schoenen die niet veel meer waren dan een stuk leer dat gestikt was als een zak in de vorm van een voet. Die werd rond de enkel bij elkaar gebonden met een ander, dunner stukje touw. Tyvara knikte waarderend.
‘We zijn al halverwege. Terwijl onze vriendinnen hier de verf voor je huid klaarmaken en je haar knippen, kan ik je beter vertellen hoe een slaaf zich behoort te gedragen,’ zei Tyvara. ‘Ik vermoed dat dit het moeilijkste deel voor je zal zijn. Hoe overtuigend je bent, kan het verschil uitmaken tussen overleven en gedood worden.’
‘Ik zal eraan denken,’ vertelde hij haar. ‘Dat is niet iets wat ik snel zal vergeten.’
Ze glimlachte grimmig. ‘Je kunt zoiets gemakkelijk vergeten wanneer je zweepslagen krijgt alleen omdat iemand een slechte dag heeft. Geloof me. Ik weet het.’
Geeuwend liep Sonea door de gang van de magiërsvertrekken. Toen ze was teruggekeerd, kwam de zon al op boven de heuvel achter het Gilde en wierp een bleke gloed over de hemel. Nu had hij zich weer teruggetrokken achter de stad, waardoor alles achterbleef in duisternis, lamplicht of, voor de paar gelukkigen, magische verlichting.
De nachtdiensten in de kliniek waren het minst populair, dus ze nam deze zo veel mogelijk. Er waren meer dan genoeg patiënten ondanks het late uur – sommigen van de genezers grapten dat de nachtelijke patiënten de meest interessante waren. Ze had inderdaad enkele unieke verwondingen behandeld tijdens die diensten. Ze vermoedde dat niet alleen velen gedwongen waren te bekennen wat hun beroep was gezien de aard van hun ziekte of verwonding. Heel wat meer nachtelijke bezoekers waren zeker betrokken bij zaken die de meeste Gildemagiërs en hun families zouden schokken.
Cery’s nieuws was heel wat keren teruggekomen in haar gedachten. Ze had een ongegrond schuldgevoel omdat ze hem niet wilde helpen bij het zoeken naar de wilde magiër. Maar ze zag niet hoe ze met hem kon samenwerken zonder het in het geheim te doen en zodra ze de wilde magiër vonden en haar afleverden bij het Gilde zou de waarheid uitkomen. Haar bedrog zou nog meer wantrouwen en afkeuring oproepen. Misschien voldoende om het Gilde over te halen haar het werken in de kliniek te verbieden.
Maar ze was ook niet rechtstreeks naar grootmeester Osen gegaan toen ze aankwam bij het Gilde. In plaats daarvan had ze besloten eerst een tijdje te slapen zoals Cery had voorgesteld. En nu ze wakker was, en slaap haar geen enkele zekerheid had gebracht, had ze besloten de zaak te bespreken met Rothen. Hij was tenslotte degene die haar had gezocht en gevonden toen zij zelf nog een wilde magiër was die zich verstopte voor het Gilde.
Ze kwam bij zijn deur, klopte en hoorde een bekende stem. De deur ging open en Rothen glimlachte toen hij haar zag.
‘Sonea. Kom binnen.’ Hij maakte de deur verder open en liet haar binnen. ‘Ga zitten. Wil je wat raka?’
Vluchtig keek ze de ontvangstkamer rond en richtte zich weer tot hem. ‘Cery kwam me vannacht bezoeken. Hij heeft een nieuwe wilde magiër ontdekt in de stad. Een vrouw met volledige controle over haar macht. Ik kan natuurlijk niet zelf met haar afrekenen, maar... Denk jij dat het Gilde er deze keer ook een puinhoop van zal maken?’
Rothen staarde haar verrast aan en keek daarna over haar schouder.
‘Ik zou er het fortuin van mijn familie onder durven verwedden dat ze er net zo’n grote puinhoop van zullen maken als de laatste keer,’ zei een bekende stem.
Sonea’s maag kromp ineen. Ze trok haar gezicht in de plooi en draaide zich om naar de man die uit de kamer stapte die ooit haar slaapkamer was geweest, met in zijn hand een van de boeken die Rothen daar tegenwoordig bewaarde.
‘Regin en ik bespraken wat problemen onder de novicen,’ zei Rothen met een zweem van verontschuldiging in zijn stem.
Sonea keek naar Regin. Verdorie. Dit betekent dat ik het onmiddellijk aan de hoge magiërs moet vertellen. Hopelijk zullen ze me vergeven dat ik eerst Rothens advies heb gevraagd.
‘Nog meer problemen?’ vroeg ze hem.
‘O, er zijn altijd wel problemen,’ zei Regin schouderophalend.
‘Wat deze wilde magiër betreft... ben ik het met Regin eens,’ voegde Rothen eraan toe. ‘Hoewel ik niet zo pessimistisch ben als hij. Opperheer Balkan en grootmeester Osen zullen subtieler zijn in hun onderzoeksmethoden, maar ze hebben niet het inzicht, de ervaring en de bronnen die jij en ik hebben.’
Sonea draaide zich weer naar hem. ‘Hoe kan ik een wilde magiër opjagen als ik niet zonder toestemming door de stad kan lopen?’
Rothen glimlachte. ‘Vraag dan niet om toestemming.’
‘Maar als ze erachter komen dat ik rond loop te snuffelen, of dat ik dit niet heb gerapporteerd aan de hoge magiërs, of zelfs dat ik met een Dief heb gesproken, zal het al die mensen die zeggen dat ik niet te vertrouwen ben, gelijk geven.’
‘En als je een wilde magiër binnenbrengt, zullen de mensen die ertoe doen daar geen aandacht aan besteden,’ zei Regin.
Ze sloeg haar armen over elkaar. ‘Ik ga de kliniek niet in gevaar brengen om iets te doen wat anderen ook kunnen.’
‘Vrouwe Vinara en de genezers zouden nooit toestaan dat iemand de kliniek sloot,’ verzekerde Regin haar.
‘Maar ze kunnen wel maken dat ik er niet meer mag werken,’ bracht Sonea daartegen in.
‘Dat betwijfel ik. Zelfs de mensen die jou belasteren zouden moeten toegeven dat dit een verspilling van jouw talenten zou zijn.’
Ze wierp een zijdelingse blik op Regin. Hij was veel te complimenteus. Het maakte haar achterdochtig. Moedigde hij haar in het geheim aan om op de wilde magiër te jagen zodat hij dat later kon onthullen? Daar zou hij niets bij winnen, anders dan een kinderachtig plezier in mijn ondergang.
‘Als de tijd komt dat we moeten uitleggen wat we doen, zal ik hun allemaal vertellen dat ik je heb geadviseerd en geholpen,’ zei Rothen. Hij keek naar Regin. ‘Ik weet zeker dat heer Regin graag hetzelfde zal doen.’
‘Natuurlijk. Ik zal het op papier zetten en ondertekenen als je dat wil.’ Er klonk een zweem van sarcasme in Regins stem. Hij weet dat ik hem nog steeds niet vertrouw, dacht ze en ze bespeurde een onverwachts schuldgevoel. Hij had geen enkele vorm van oneerlijkheid of manipulatie vertoond toen ze eerder met hem had samengewerkt. ‘Mensen zullen je beperkingen blijven opleggen zolang je hun de kans geeft,’ zei Rothen tegen haar. ‘Je hebt hun de afgelopen twintig jaar geen enkele reden gegeven om je te wantrouwen. Het is, het is...’
‘Belachelijk,’ maakte Regin de zin af. ‘Ik zie Kallen geen toestemming vragen om in de stad rond te lopen en jou ook niet je lakeien achter hem aan sturen om al zijn bewegingen in de gaten te houden.’
‘Dat is omdat ik geen lakeien heb,’ kaatste Sonea terug. ‘Noch de tijd om het zelf te doen.’
‘Maar als je een van die twee wel had, zou je het dan doen?’ vroeg Regin.
Ze keek hem met samengeknepen ogen aan. ‘Waarschijnlijk.’
Zijn wenkbrauwen schoten omhoog. ‘Denk je dat hij gevaarlijk is?’
‘Nee.’ Ze fronste haar voorhoofd en keek naar het raam. ‘Niet gevaarlijk. Maar op een dag zal zijn... zijn gróndigheid meer kwaad dan goed doen.’
‘Zoals nu,’ zei Rothen. ‘Hij heeft je zo goed opgesloten en bang gemaakt dat je niet achter deze wilde magiër aan gaat en haar naar het Gilde brengt, terwijl je weet dat jij de beste persoon bent om dat te doen.’
Ze staarde naar het raam. De universiteit lag er vlak achter, en daarachter de stad met daarin een vrouw die magie gebruikte – waarschijnlijk om te doden. ‘Het zal niet zijn zoals de vorige keer. Cery zei dat ze al ouder was, dus waarschijnlijk heeft ze haar magie al vele jaren gebruikt. En hij vermoedt dat zij de Dievendoder is.’
‘Dan is het zelfs nog belangrijker dat we haar snel vinden,’ zei Regin. ‘Voordat ze niet alleen misdadigers doodt, maar ook iedereen die haar in de weg staat.’
Sonea dacht aan Cery’s gezin en huiverde. Dat heeft ze misschien al gedaan. Ze draaide weg van het raam en keek van Regin naar Rothen. ‘Maar als ik de beperking van mijn bewegingsvrijheid openlijk negeer, zal ik aandacht trekken en berispt worden voordat we haar kunnen vinden.’
Rothen glimlachte. ‘Dan is het niet helemaal onze schuld dat we gedwongen worden om in het geheim te werken. Maar goed, het is niet verstandig om onnodig risico te lopen. Zodra je iets ontdekt, stuur je een boodschap naar ons beiden. Een van ons kan dan op onderzoek uitgaan als jij niet kunt wegglippen om het zelf te doen.’
Sonea keek naar Regin, die knikte. Een golf van opluchting trok door haar heen. Het was een tussenoplossing. Maar geen perfecte tussenoplossing. Het zou nog steeds ergernis wekken dat ze de zaak niet had voorgelegd aan de hoge magiërs, maar in ieder geval was de kans uitgesloten dat ze er een puinhoop van zouden maken door zelf op zoek te gaan naar de vrouw. Het betekende echter wel dat Rothen en Regin de afkeuring van het Gilde over zich heen zouden krijgen als duidelijk werd dat zij de informatie ook niet hadden doorgegeven.
Laten we hopen dat Regin gelijk heeft. Dat ze het door de vingers zien als ze erachter komen dat ze moeten afrekenen met een gevangen wilde magiër.
‘Ik kan maar beter gaan,’ zei Regin. Hij boog zijn hoofd naar Sonea. ‘Ik sta klaar om hulp te bieden zodra je dat nodig vindt.’ Hij knikte naar Rothen, die hetzelfde deed, liep daarna naar de deur en verliet de kamer.
Zodra hij weg was, ging Sonea zitten en zuchtte. In ieder geval weet ik dat de jacht in goede handen is, dacht ze schamper. Maar ik heb al genoeg om me zorgen over te maken, met Lorkin in Sachaka en de kliniek vol met roetgebruikers.
‘Je ziet er moe uit,’ zei Rothen tegen haar en hij liep naar de zijtafel om sumi en raka voor hen beiden klaar te maken.
‘Ik heb nachtdienst gedraaid.’
‘Je brengt de laatste tijd wel heel veel tijd door in de kliniek.’
Ze haalde haar schouders op. ‘Dan heb ik iets te doen.’ Daarna lachte ze kort. ‘En nu heb ik nog meer te doen, omdat ik informatie over de wilde magiër moet doorgeven aan jou en Regin.’
‘De kliniek zorgt wel voor zichzelf,’ zei hij tegen haar en liep naar de stoelen met een kop stomende raka. ‘En wij zullen voor jou zorgen.’
Ze trok een wenkbrauw op. ‘Jij en Regin?’
Hij knikte. ‘Zoals ik al zei, hij is opgegroeid tot een verstandige jongeman.’
‘Jónge man?’ smaalde Sonea. ‘Alleen in vergelijking met jezelf, óúde vriend. Hij is maar een jaar of twee jonger dan ik en heeft twee volwassen dochters.’
‘Maar toch,’ antwoordde Rothen grinnikend. ‘Hij is heel erg opgeknapt sinds hij dat jongetje was dat jij genadeloos versloeg in de Arena.’
Sonea keek de andere kant op. ‘Dat moest ook wel, nietwaar? Hij kon niet veel erger worden.’ Ze keek hem onderzoekend aan. ‘Denk je dat we hem kunnen vertrouwen?’
Hij keek haar aan en zijn gezicht werd serieus. ‘Dat geloof ik wel. Hij heeft altijd veel waarde gehecht aan de integriteit van zijn Huis en zijn familie, en aan die van het Gilde. Het was de bron van zijn arrogantie als een jongeman en het is zijn drijfveer nu hij volwassen is. Het hindert hem dat overal zoveel wetteloosheid naar binnen is gekropen. Dit is een andere manier waarop hij kan helpen dingen recht te zetten. Hij is verstandig genoeg om te weten dat we dit het beste samen kunnen doen en in het geheim. Misschien maakt het Gilde geen puinhoop van het zoeken naar de wilde magiër, maar er bestaat een kans dat ze dat wel zullen doen. Dat kunnen we niet riskeren.’
‘Je hebt waarschijnlijk gelijk.’ Sonea trok een lelijk gezicht. ‘En ik hoop dat je ook gelijk hebt wat betreft Regin, want als hij mijn leven onaangenaam wil maken, heeft hij nu zeker de mogelijkheid om dat te doen.’
Het badhuis de Zwarte Tobbe was niet zo schoon als Cery gewild zou hebben. Het stonk naar schimmel en de goedkope parfum die gebruikt werd om de stank te maskeren en de badjassen die hij en Gol hadden gekregen, hadden hun beste tijd ook gehad. Maar dit was het enige etablissement in de buurt van de lommerd waar ze onopvallend een tijdje konden blijven, dus ze moesten het uitproberen.
Ze waren naar een kamer gebracht waar ze zich konden omkleden en daar achtergelaten. De kamer lag op de eerste verdieping en had goedkope, onversierde raamschermen om de bezoekers te verbergen voor de straat. Ze hadden zich uitgekleed en hun badjassen aangetrokken. Daarna was Gol de kamer uitgeslopen om die ernaast te onderzoeken en Cery had een stoel naar een van de ramen geschoven. Hij schoof het scherm open en glimlachte tevreden toen hij zag dat de lommerd binnen zijn blikveld lag.
De deur ging opnieuw open, maar het was alleen Gol die terugkwam.
‘Wat denk je?’
‘Er is niemand in de kamers naast ons, maar dat durf ik niet te zeggen over de kamers boven. We kunnen praten, maar zachtjes.’ Hij trok een lelijk gezicht. ‘Het is hier een beetje sleets.’
‘En de bediening is langzaam,’ beaamde Cery. ‘Waarschijnlijk door een tekort aan mankracht.’ Hij wees naar het raam. ‘Maar het uitzicht is goed.’
Gol liep dichterbij en gluurde naar buiten. ‘Dat is het zeker.’
‘We moeten om beurten naar buiten kijken. De een let op terwijl de ander zich inzeept.’
De grote man trok een gezicht. ‘Ik hoop dat het water niet zo vies is als de stank van deze plek.’ Hij pakte een andere stoel en ging zitten. ‘Heeft onze vriendin iets gezegd over hoe ze van plan was de zaak aan te pakken?’
Cery schudde zijn hoofd. Sonea’s boodschap was erg beknopt geweest, er stond alleen in dat ze de zaak waarop hij haar aandacht had gevestigd, op zich zou nemen. Daarnaast bedankte ze hem voor de informatie en vroeg hem verder nieuws naar de kliniek te sturen. Ze was natuurlijk zo beknopt voor het geval de brief onderschept werd. Als ze de zaak van de wilde magiër zelf opknapt, is het onwaarschijnlijk dat ze het Gilde iets heeft verteld. Die zouden het haar niet toevertrouwen om de vrouw te zoeken.
Er werd op de deur geklopt. Cery schoof het scherm weer voor het raam.
‘Kom binnen,’ riep hij.
Dezelfde magere jonge vrouw die hen naar de kleedkamer had gebracht, opende de deur en stapte naar binnen. Ze keek hen niet aan.
‘Het bad is bijna klaar. Wilt u het warm of heet?’
‘Heet,’ antwoordde Cery.
‘Wilt u er een geurtje in? We hebben...’
‘Nee,’ onderbrak Gol haar ferm.
‘Hebt u misschien een beetje zout?’ vroeg Cery. Hij had gehoord dat een zoutbad goed was voor pijnlijke spieren en hij had nog steeds last van het oefengevecht dat hij die ochtend had gevoerd. En het was ook goed om het water schoon te maken.
‘Dat hebben we.’ Ze noemde een prijs die Gols wenkbrauwen omhoog deed gaan.
‘We nemen het,’ zei Cery tegen haar.
Het meisje knikte beleefd en verliet de kamer. Cery keerde weer terug naar het raam, opende het scherm opnieuw en gluurde naar buiten. Het was nu drukker op straat.
‘Moeten we Makkin de Inkoper overhalen om ons te helpen?’ vroeg Gol. ‘Hij is al bang van haar dus het zal haar niet achterdochtig maken als hij een beetje zenuwachtig doet.’
‘Hij is het soort man dat samenwerkt met degene waar hij het bangst voor is,’ antwoordde Cery. ‘Als hij weet dat zij magie heeft zal hij banger zijn voor haar dan voor ons.’
‘Ze stuurde hem de kamer uit voordat ze de kluis openmaakte. Daarom denk ik dat hij niet weet dat ze magie beheerst.’
‘Ja, maar...’
Gol siste. Cery keek naar de man en zag dat hij uit het raam staarde.
‘Wat?’
‘Is dat haar? Daar, voor de winkel van Makkin.’
Cery keerde zich vliegensvlug om naar het raam. Een gebogen vrouw stond stil voor de winkel. Haar haren waren doorschoten met grijs. Even wist Cery zeker dat Gol zich vergiste – zo zeker dat hij hem bijna wilde plagen – toen draaide de vrouw haar hoofd om de straat af te zoeken. Hij voelde een huivering van herkenning.
Hij keek naar Gol. Gol staarde terug. Daarna keken ze allebei naar de badjas die ze droegen.
‘Ik zal gaan,’ zei Gol. ‘Blijf jij kijken.’ Hij sprong naar de stapel kleren die hij had uitgetrokken en begon zich haastig aan te kleden. Cery keerde zich om naar het raam en keek hoe de vrouw de winkel binnenging.
Zijn hart bonkte. Hij voelde elke spier in zijn lichaam langzaam verstijven en telde elke ademhaling.
‘Is ze nog steeds binnen?’
‘Ja,’ antwoordde Cery. ‘Wat je ook doet, zorg dat ze niet ziet dat je haar volgt. Zelfs als je iemand moet betalen om...’
‘Weet ik, weet ik,’ zei Gol ongeduldig. Cery hoorde dat hij de deur opendeed. Tegelijkertijd zag hij de deur van de winkel opengaan en de vrouw naar buiten stappen.
‘Ze vertrekt,’ zei hij.
Gol gaf geen antwoord. Cery draaide zich om; de grote man was verdwenen en de deur zwaaide langzaam weer dicht. Hij keek weer naar de straat beneden en ving een glimp op van de vrouw net voordat ze uit het zicht verdween. Een ogenblik later verscheen Gol. Cery slaakte een zucht van opluchting toen zijn vriend en lijfwacht met zelfverzekerde stappen dezelfde richting uit ging.
Wees voorzichtig, oude vriend, dacht Cery.
‘Eh... Sorry voor het wachten.’
Hij draaide zich om en zag dat het meisje van het badhuis in de deuropening stond. Haar ogen schoten van hem naar het raamscherm en daarna naar de vloer. Cery sloot het scherm en stond op.
‘Het bad is klaar?’
‘Ja.’
‘Goed. Mijn vriend moest weg. Breng me naar het bad.’
Haar schouders zakten door het verlies van een klant, daarna wenkte ze dat hij haar moest volgen en leidde hem de kamer uit.