4
NIEUWE BONDGENOOTSCHAPPEN
De bomen en struiken van de Gildetuinen zwakten de late zomerwind af en verkoelden deze tot een aangename bries. In een van de tuinkamers, in de schaduw van een grote pachiraboom zaten Lorkin en Dekker op een van de banken die her en der waren neergezet als rustplek voor magiërs. Nu de laatste resten van zijn kater begonnen weg te trekken, leunde Lorkin achterover tegen de rugleuning van de bank en sloot zijn ogen. Het geluid van vogels vermengde zich met dat van stemmen en voetstappen in de verte – en een schril geluid van gepest en protesten ergens achter hem.
Dekker draaide zich op hetzelfde moment om als Lorkin. Achter hen stond een scherm van struiken en bomen, ze stonden allebei op om over de top van de bladeren te turen. Aan de andere kant hadden vier jongens een andere omsingeld en duwden hun slachtoffer heen en weer.
‘Stom-me schooi-er,’ zongen ze. ‘Heeft geen fam-ilie. Al-tijd sme-rig. Al-tijd stin-kend.’
‘Hé!’ riep Dekker. ‘Hou op! Anders zorg ik ervoor dat jullie klusjes moeten doen in de kliniek.’
Lorkin trok een gezicht. Zijn moeder was niet blij met het idee van vrouwe Vinara dat novicen gestraft konden worden door hen te laten helpen in de kliniek. Ze zei dat ze het werk nooit als waardevol of edel zouden beschouwen als van hen werd verwacht dat het iets was wat ze wilden vermijden. Maar ze had nooit genoeg vrijwilligers, dus kon ze zichzelf er niet toe zetten om te protesteren. Een aantal van degenen die voor straf naar haar waren toegestuurd, hadden daarna gekozen voor geneeskunde omdat het samenwerken met haar hen had geïnspireerd, maar die werden stiekem bespot door hun medenovicen.
De novicen mompelden verontschuldigingen en vluchtten weg in verschillende richtingen. Toen Lorkin en Dekker weer gingen zitten, verschenen er twee magiërs in de ingang van de tuinkamer.
‘Aha! Ik dacht al dat ik je stem hoorde, Dekker,’ zei Reater. Perlers ongeruste frons verdween toen hij de vrienden van zijn broer herkende. ‘Is het goed als we erbij komen zitten?’
‘Prima,’ zei Dekker en hij gebaarde naar de bank tegenover hem.
Lorkin keek van de ene broer naar de andere en vroeg zich af waarom Perler zo bezorgd had gekeken. Reater leek veel te blij dat ze hen waren tegengekomen.
‘Perler heeft vanmorgen slecht nieuws ontvangen,’ zei Reater. Hij draaide zich om naar zijn broer. ‘Vertel het maar.’
Perler wierp een blik op Reater. ‘Niet slecht voor jou, naar ik hoop.’ Zijn broer haalde zijn schouders op en gaf geen antwoord, dus zuchtte hij en keek naar Dekker. ‘Heer Maron heeft ontslag genomen. Het oplossen van zijn familieproblemen gaat langer duren dan hij verwachtte. Dus ik ga niet terug naar Sachaka.’
‘Ga je de nieuwe gezant dan niet assisteren?’ vroeg Lorkin.
Perler haalde zijn schouders op. ‘Als ik dat wil, dan kan dat. Maar...’ Hij keek naar zijn broer. ‘Ik heb ook een paar familieproblemen die mijn aandacht vergen.’
Reater kromp ineen.
‘En wie gaat hem vervangen?’ vroeg Dekker zich af.
‘Iemand zei dat heer Dannyl zich heeft aangeboden.’ Reater grinnikte. ‘Misschien wil hij onderzoek doen naar de plaatselijke...’
‘Reater,’ zei Perler streng.
‘Wat? Iedereen weet dat hij een flikker is.’
‘Daarom is het nog niet leuk om er ordinaire grapjes over te maken. Groei daar nu toch eens overheen.’ Hij rolde met zijn ogen. ‘Bovendien wil heer Dannyl helemaal niet weg. Hij heeft het veel te druk met het onderzoek voor dat boek van hem.’
Lorkin voelde zijn hart overslaan. ‘Hij vertelde me gisteravond dat zijn onderzoek erg langzaam vordert. Misschien... Misschien hoopt hij daar zijn onderzoek voort te zetten.’
Reater wierp een zijdelingse blik op zijn broer. ‘Verander je nu van gedachten? Au!’ Hij wreef over zijn arm op de plek waar Perler hem had gestompt. ‘Dat doet pijn.’
‘Dat was ook de bedoeling.’ Perler zag er nadenkend uit. ‘Het zal interessant zijn om te zien of iemand zich vrijwillig meldt als zijn assistent. Bijna iedereen is bereid heer Dannyls gewoonten te negeren, maar gissingen riskeren door aan te bieden hem te assisteren, zal voor de meeste mensen waarschijnlijk te ver gaan.’
Lorkin haalde zijn schouders op. ‘Ik wil wel gaan.’
De anderen draaiden zich om en staarden hem aan. Lorkin keek naar hun geschokte gezichten en lachte.
‘Nee, ik ben geen flikker. Maar heer Dannyl is altijd aangenaam gezelschap geweest en zijn onderzoek is interessant – en waardevol. Ik zou er trots op zijn als ik daaraan mee kon werken.’ Tot zijn verrassing bleven ze bezorgd kijken. Behalve Perler, zag hij.
‘Maar... Sachaka,’ zei Reater.
‘Zou dat wel verstandig zijn?’ vroeg Dekker.
Lorkin keek van de een naar de ander. ‘Perler heeft het overleefd. Waarom ik niet?’
‘Omdat jouw ouders een paar jaar geleden een aantal Sachakanen hebben gedood,’ zei Dekker op een toon die suggereerde dat Lorkin een beetje dom was. ‘Ze hebben de neiging daar aanstoot aan te nemen.’
Lorkin spreidde zijn handen en wees naar de Gildegebouwen. ‘Net zoals alle magiërs en novicen tijdens het gevecht. Waarom is dat anders dan wat mijn ouders deden?’
Dekker opende zijn mond, maar er kwam niets uit en hij sloot hem opnieuw. Hij keek naar Perler, die grinnikte.
‘Je hoeft niet naar mij te kijken voor bijval,’ zei de oudere magiër. ‘Lorkins afkomst maakt hem voor de Sachakanen misschien ietsje interessanter dan andere magiërs, maar zolang hij daar niet de hele tijd de nadruk op legt, betwijfel ik of hij meer in gevaar zal zijn dan ik was.’ Hij keek naar Lorkin. ‘Maar ik zou het door de hoge magiërs laten beslissen. Misschien bestaat er een reden om niet te gaan die ze niemand hebben verteld.’
Lorkin draaide zich om en keek Dekker triomfantelijk aan. Zijn vriend staarde terug, fronste zijn wenkbrauwen en schudde zijn hoofd.
‘Ga je niet vrijwillig aanbieden alleen om te bewijzen dat ik het verkeerd heb.’
Lorkin lachte. ‘Zou ik dat doen?’
‘Waarschijnlijk.’ Dekker glimlachte ironisch. ‘Of alleen om mij te ergeren. Gezien je afkomst, verwacht ik dat je een aandeel zult leveren in het overtuigen van de Sachakanen om slavernij op te geven en zich aan te sluiten bij de Landenbond, en zal ik binnen enkele jaren merken dat ik gevechtstechnieken leer aan novicen uit Sachaka.’
Lorkin onderdrukte de aandrang tot een grimas en forceerde een glimlach. Daar heb je het weer. Die verwachting dat ik iets belangrijks zal doen. Maar dat zal nooit gebeuren als ik hier in het Gilde blijf zitten niksen.
‘Een aardig begin,’ zei hij. ‘Nog iets anders?’
Dekker rochelde en keek de andere kant op. ‘Vind een wijn uit die geen kater veroorzaakt en ik vergeef je alles.’
Sonea en Rothen stapten de universiteit binnen en liepen door de centrale hal de hoofdgang in. Die leidde direct naar een enorme ruimte, drie verdiepingen hoog, in het midden van het gebouw die bekendstond als de grote hal. Glazen panelen bedekten het dak en lieten licht door dat de ruimte vulde.
Binnen in deze ruimte stond een ouder, eenvoudiger gebouw: de Gildehal. Het was het oorspronkelijke huis van het Gilde en toen het grotere bouwwerk van de universiteit eromheen was opgericht, waren de binnenmuren van het oude monument verwijderd en was het omgevormd tot een hal waar regelmatig bijeenkomsten werden georganiseerd en af en toe een hoorzitting.
De bijeenkomst van vandaag was een open hoorzitting en dat betekende dat alleen de hoge magiërs verplicht aanwezig moesten zijn, en het alle andere magiërs vrij stond dit ook te doen. Sonea vond het tegelijkertijd bemoedigend en verontrustend om te zien hoeveel magiërs er stonden te wachten aan de andere kant van de hal. Het is goed te zien dat zo velen interesse tonen, maar ik kan het niet helpen dat ik betwijfel of veel van hen voor het verzoekschrift zijn.
De hoge magiërs stonden op een kluitje bij de zij-ingang van de Gildehal. Opperheer Balkan stond met zijn armen voor zijn borst gekruist en met een frons op zijn gezicht te luisteren naar de man die tegen hem sprak. Zijn witte gewaden benadrukten zijn lengte en zijn brede schouders, maar verraadden ook een zachtheid en een volheid waar hij eens gespierd was geweest. Zijn verplichtingen als opperheer hielden hem waarschijnlijk af van het oefenen in gevechtstechnieken, dacht ze. Niet dat magische gevechten een magiër overigens echt fit hielden.
De man op wie hij fronsend neerkeek was grootmeester Osen. Sonea kon het blauw van zijn gewaad niet zien zonder aan zijn voorganger te denken met een gevoel van schuld en verdriet. Grootmeester Lorlen was tijdens de Ichani-invasie gestorven. Hoewel Osen even efficiënt was als Lorlen, had hij niets van de vriendelijkheid van zijn voorganger. En hij had haar nooit vergeven dat ze zwarte magie had geleerd en Akkarin was gevolgd in ballingschap.
Drie andere magiërs stonden geduldig samen te wachten en zagen Sonea en Rothen aankomen. In de afgelopen twintig jaar was Sonea heer Peakin, het hoofd van de alchemisten, aardig gaan vinden. Hij was inventief, stond open voor nieuwe dingen en met het klimmen der jaren was hij gegroeid in zijn rol en had hij naast mededogen ook een droog gevoel voor humor ontwikkeld. Vrouwe Vinara had de oorlog overleefd en leek vastbesloten nog vele jaren hoofd van de genezers te blijven, ondanks haar hoge leeftijd. Haar haren waren nu volkomen wit en haar huid een massa rimpels, maar haar ogen waren scherp en alert.
De aanblik van het hoofd van de krijgers bezorgde Sonea altijd een zuur en ongemakkelijk gevoel. Heer Garrel had de zaken van zijn discipline zonder schandaal of grote fouten behartigd en was altijd stijfjes beleefd tegen haar, maar ze kon niet vergeten dat hij zijn aangenomen novice, Regin, had toegestaan om haar te kwellen tijdens haar eerste jaren aan de universiteit en dat zelfs had aangemoedigd. Ze zou nog over die geschiedenis heen kunnen stappen als hij geen deel had genomen aan de Zuivering die de Huizen van Kyralia vroeger uitvoerden in de sloppenwijken en betrokken was bij meedogenloze politieke machinaties. Bovendien ging het gerucht dat hij winstgevende zaken deed met Dieven.
Hoe kan ik hem veroordelen terwijl ik vanmorgen zelf een Dief in mijn kamers had? Maar Cery is anders. Tenminste, dat hoop ik. Ik hoop dat hij nog steeds een páár principes heeft – een paar grenzen waar hij niet overheen gaat. En ik ben niet betrokken bij zijn zaken. Ik ben gewoon een vriendin.
Naast de hoofden van de verschillende disciplines stonden nog drie andere magiërs. Heer Telano, heer Erayk en decaan Jerrik. De oude decaan was nauwelijks veranderd. Hij was nog steeds dezelfde chagrijnige, zure man, maar hij was nu gebogen en zijn rimpels zorgden ervoor dat hij altijd boos keek, zelfs als hij een keer glimlachte, wat zelden voorkwam. Ze was de laatste jaren meer dan eens op zijn kantoor ontboden omdat Lorkin net zo vaak de aanstichter als het slachtoffer was van een of andere studentengrap die te ver was gegaan. Ik durf te wedden dat hij opgelucht is dat Lorkin en zijn vrienden zijn afgestudeerd.
Rothen, als hoofd van de studierichting alchemie, was duidelijk van plan zich bij deze drie te voegen. Het had haar altijd geamuseerd hoe de hoge magiërs altijd uitkwamen bij anderen van dezelfde rang. Maar toen ze een gedaante naar het groepje zag lopen die dezelfde zwarte gewaden droeg als zij, voelde ze geen behoefte met hem mee te lopen.
Zwarte magiër Kallen.
Nadat het Gilde nieuwe hoge magiërs had gekozen als vervangers van degenen die verloren waren gegaan tijdens de invasie door de Ichani, hadden ze lang gedebatteerd over de aanpak van zwarte magie... en van haar. Ze wisten dat ze die kennis niet opnieuw verloren mochten laten gaan, voor het geval iemand uit Sachaka opnieuw zou proberen de macht over te nemen in Kyralia, maar ze waren bang dat iedereen die ze zouden toestaan die kennis te hebben, zelf zou proberen de controle over Kyralia te krijgen.
Dat was tenslotte in het verleden gebeurd, toen Tagin, de Gekke Leerling, zwarte magie had geleerd en het Gilde bijna had vernietigd. Het toenmalige Gilde had besloten dat ze zwarte magie helemaal moesten uitbannen om te voorkomen dat iemand die macht opnieuw zou misbruiken.
Jammer genoeg had dat het Gilde en alle landen van de Landenbond kwetsbaar gemaakt voor een aanval.
De oplossing van het huidige Gilde was dat slechts twee magiërs werd toegestaan zwarte magie te kennen. De een kon voorkomen dat de ander de macht greep. Beiden hadden de opdracht hun mede zwarte magiër in de gaten te houden, en op elk teken van slechte ambities te letten. Bedienden werden regelmatig ondervraagd of de magiër die ze bedienden zichzelf sterker maakte, of haarzelf. Zelfs hun gedachten werden gelezen.
Sonea kon niets anders doen dan instemmen. Het was niet alsof ze zwarte magie weer kon afleren. Ze was voorgesteld aan verschillende kandidaten voor de positie van haar oppasser en haar mening was gevraagd. Ze had Kallen niet gemogen maar ook geen hekel aan hem gehad. Omdat hij voor de invasie afgezant in Lan was geweest, had ze hem nog niet eerder ontmoet. Maar de hoge magiërs hadden iets in hem gezien wat hun aanstond, en ze had al snel ontdekt dat het zijn niet-aflatende toewijding was voor elke taak die hem was opgedragen.
Jammer genoeg draaide zijn taak in het Gilde nu juist om haar. Hoewel hij nooit onbeleefd deed, was zijn onderzoek aanhoudend en diepgravend. Het zou vleiend geweest zijn, als het niet zo irritant was – en absoluut noodzakelijk. Het was een goed besluit. Als ik weg ben moet iemand anders mijn plaats innemen. Hopelijk zal het Gilde goed kiezen, maar als dat niet gebeurt zal Kallens voorzichtigheid wellicht iedereen redden.
Met haar aandacht op Kallen gericht, keek ze hoe hij dichterbij kwam. Met een uitgestreken gezicht staarde hij terug. Zij had hem veel minder toegewijd in de gaten gehouden dan hij haar. Dat was niet zo gemakkelijk als je een zoon moest opvoeden en leiding moest geven aan de kliniek. Maar zodra Kallen in de buurt was, nam ze een houding aan van aandachtige oplettendheid, in de hoop dat dit vertrouwen zou wekken bij de paar magiërs die misschien hadden bedacht dat hij net zo goed in de gaten gehouden moest worden als de voormalige bannelinge uit de sloppen die te snel was opgeklommen tot een machtige positie, die veel hoger was dan zij verdiende.
Een onderbreking in het geroezemoes van stemmen om haar heen bracht haar aandacht terug naar grootmeester Osen.
‘De bestuurder van de novicen, Narren, is in Elyne en de adviseurs van de koning zullen de bijeenkomst niet bijwonen,’ vertelde hij hun. ‘Aangezien de rest van ons aanwezig is, kunnen we net zo goed beginnen.’
De hoge magiërs volgden hem door de zijdeur van de Gildehal en liepen naar hun plaatsen. Aan de tegenoverliggende zijde van de kamer waren stoelen gebouwd in steil oplopende rijen, de zetels bovenin waren bestemd voor de magiërs met hoge posities en de magiërs van lagere rang zaten op vloerniveau. Sonea klom naar haar plaats naast opperheer Balkan en keek hoe de deuren aan de andere zijde werden geopend en de kamer zich vulde met magiërs. Twee kleine groepen verzamelden zich aan beide zijden van wat werd beschouwd als de voorkant van de hal – de plek vlak voor de zitplaatsen van de hoge magiërs. De ene groep zou bestaan uit de indieners van de motie, de andere uit de tegenstanders. De overige magiërs gingen naar stoelen aan beide kanten van de hal.
Zodra iedereen zat, begon Osen met de hoorzitting.
‘Ik roep heer Pendel op, de leider van de indieners, om hun verzoek toe te lichten.’
Een knappe jongeman, wiens vader een grote metaalwerkplaats leidde, stapte naar voren.
‘Toen er twintig jaar geleden voorzieningen werden getroffen zodat mannen en vrouwen uit de lagere klasse van Imardin konden toetreden tot het Gilde, werden er veel wijze en praktische regels ingevoerd,’ begon Pendel op te lezen van een stuk papier dat hij in zijn hand hield. ‘Maar een dergelijke onverwachte en noodzakelijkerwijs haastige verandering in de gebruiken van het Gilde bevatte, niet verrassend, een paar regels die na verloop van tijd onpraktisch zijn gebleken.’
De stem van de jongeman was helder en kalm, merkte Sonea tot haar genoegen. Hij was een goede keuze als woordvoerder namens de indieners van het verzoek.
‘Een van die regels bepaalt dat novicen en magiërs geen omgang mogen hebben met misdadigers of mensen met een slechte reputatie,’ ging Pendel verder. ‘Hoewel er voorbeelden zijn dat novicen terecht zijn verwijderd uit het Gilde en hun toegang is geweigerd tot magie vanwege voortdurende omgang met ongure individuen of groepen in de stad, zijn er veel meer voorbeelden waarin de toepassing van deze regel tot onrechtvaardigheid heeft geleid. In de afgelopen twintig jaar hebben de laatste voorbeelden laten zien dat de gebruikelijke interpretatie van ‘‘slechte reputatie’’ slaat op iedereen van eenvoudige komaf. Hierdoor zijn vaders en moeders onterecht gescheiden gehouden van hun zonen en dochters, wat onnodig verdriet en weerzin heeft veroorzaakt.’
Pendel zweeg even en keek de kamer rond. ‘Deze regel stelt het Gilde in een kwaad daglicht; als een hypocriet instituut, omdat er geen magiërs uit de hogere klasse zijn gestraft voor het overtreden van deze regel, hoewel zij regelmatig zijn gezien bij het bezoeken van gokhuizen, dranklokalen en bordelen.’
Hij keek omhoog naar de hoge magiërs en glimlachte zenuwachtig.
‘Desondanks eisen we niet dat de magiërs en novicen uit de hogere klasse beter in de gaten worden gehouden of aan banden worden gelegd. We vragen alleen of de bestaande regel ingetrokken kan worden zodat degenen van ons die geboren zijn in de lagere klasse in staat zijn ongestraft hun familie en vrienden te bezoeken.’ Hij boog. ‘Dank u voor het aanhoren van ons verzoek.’
Osen knikte en richtte zich daarna tot de kleine groep magiërs die aan de andere zijde stond.
‘Ik roep de woordvoerder van de tegenstanders, heer Regin, op naar voren te komen en te reageren.’
Toen een man tevoorschijn kwam uit het groepje tegenstanders, voelde Sonea een oude weerzin opkomen. Daarmee vergezeld kwamen herinneringen naar boven waarin ze gepest en gesard werd, haar werk gesaboteerd werd, ze beschouwd werd als een dief nadat een gestolen pen tussen haar bezittingen was gevonden en ze het middelpunt van gissingen werd toen giftige roddels waren verspreid dat haar relatie met Rothen meer was dan die van leraar en leerling.
Die herinneringen riepen woede op, maar er waren andere die haar nog steeds deden huiveren. Herinneringen waarin ze werd opgejaagd door de gangen van de universiteit, in de hoek werd gedreven door een bende novicen, gemarteld werd, vernederd, en magisch en fysiek uitgeput werd achtergelaten.
De leider van die bende en het meesterbrein achter al haar lijden in die eerste jaren op de universiteit, was Regin geweest. Ze had hem dan wel uitgedaagd en verslagen tijdens een eerlijk gevecht in de arena, en hij had dapper zijn leven gewaagd tijdens de Ichani-invasie, en zelfs zijn verontschuldigingen aangeboden voor alles wat hij haar had aangedaan. Toch kon ze niet naar hem kijken zonder een weerklank te voelen van de vernedering en de angst die ze eens had ondergaan. En die emoties riepen boosheid en weerzin op.
Daar moet ik nu toch eens overheen komen, dacht ze. Maar ik weet niet zeker of ik dat kan. Net zoals ik het waarschijnlijk altijd leuk zal blijven vinden wanneer een van de magiërs uit de Huizen wordt voorgesteld zonder dat zijn of haar familienaam en titel worden genoemd. Samen met de beslissing nieuwkomers in het Gilde te accepteren van buiten de Huizen, was ook besloten dat familie- en Huisnamen niet langer gebruikt zouden worden tijdens ceremonies van het Gilde. Iedereen die magiër werd, werd geacht zijn leven te riskeren bij de verdediging van de Landenbond, dus iedereen moest met hetzelfde respect behandeld worden. Aangezien Imardianen van buiten de Huizen geen familie- of Huisnaam hadden, werd de gewoonte die namen te vermelden helemaal verlaten.
Als Regin zich tekortgedaan voelde door het weglaten van zijn familie- en Huisnaam, liet hij dat niet blijken. Hij was ook helemaal niet zenuwachtig door de aandacht die op hem werd gericht, maar zag er bijna verveeld uit. Hij had geen aantekeningen om uit voor te lezen, maar keek eenvoudigweg een keer de kamer rond en begon te spreken.
‘Voordat we overwegen of deze regel moet worden veranderd of afgeschaft, vragen wij iedereen terug te denken aan de reden waarom hij werd ingesteld. Niet om goede mensen te weerhouden van het bezoeken van hun familie, of zelfs maar een onschuldige avond van vertier te bederven, maar om te voorkomen dat magiërs van welke afkomst of status dan ook betrokken raken bij misdadige zaken. De regel dient niet alleen als afschrikmiddel, maar ook als richtlijn voor gedrag. Deze afschaffen zou het verlies betekenen van een waardevol hulpmiddel voor magiërs om weerstand te bieden aan degenen die hen wensen in te lijven of te corrumperen.’
Terwijl Regin verder sprak, bekeek Sonea hem peinzend. Ze herinnerde zich de jonge novice die zijn leven had geriskeerd om een Ichani in de val te lokken tijdens de invasie. Sinds de Ichani-invasie had hij haar altijd respectvol behandeld en bij sommige zaken had hij haar zelfs ondersteund.
Dus Rothen denkt dat Regins karakter is verbeterd, dacht ze. Maar ik vertrouw hem nog steeds niet, omdat ik weet hoe hij was in zijn tijd als novice. Ik weet zeker dat hij, als hij erachter kwam dat ik een Dief had ontmoet die stiekem het terrein van het Gilde was binnengeslopen, de eerste zou zijn om mij aan te geven voor het overtreden van deze regel.
‘Het is aan de hoge magiërs om aan te geven of iemand een misdadiger is of van slechte reputatie, en dat moeten we zo laten,’ zei Regin. ‘In plaats van de regel af te schaffen, zouden we grondiger en rechtvaardiger moeten zijn bij het onderzoeken van de activiteiten van alle novicen en magiërs.’
Heelaas heeft hij wel een punt, dacht ze. Als we de regel afschaffen, zal het moeilijker worden om te voorkomen dat magiërs betrokken raken bij samenzweringen in de onderwereld. Maar het Gilde past de regel niet strikt genoeg toe om veel effect te sorteren. Als afschrikmiddel is hij zo goed als waardeloos omdat de rijke novicen weten dat hij niet op hen zal worden toegepast. Als we hem opdoeken, zullen we niet langer tijd en aandacht verspillen aan novicen wier moeders hoeren zijn en dan zullen we misschien iets beter kijken naar de magiërs wier rijke families zakendoen met Dieven.
Regin rondde zijn toespraak af en boog. Toen hij terugliep naar de tegenstanders van het verzoek, stapte grootmeester Osen naar voren.
‘Dit is een zaak die veel aandacht en discussie zal vergen,’ zei hij tegen de aanwezige magiërs. ‘Het is ook niet duidelijk of het besluit moet worden genomen door de hogere magiërs of door algemene stemming. Daarom stel ik een beslissing uit tot ik overtuigd ben van de beste koers, en geef iedereen die inzicht en informatie over deze zaak wil geven de gelegenheid een afspraak met mij te maken.’ Hij boog. ‘Ik verklaar deze hoorzitting voor gesloten.’
Het duurde enkele minuten voordat Sonea was afgedaald naar de vloer van de hal omdat vrouwe Vinara het nodig vond haar vragen te stellen over de voorraden die de kliniek gebruikte. Toen ze eindelijk beneden was, zag ze dat Rothen vlak bij haar stond. Toen hij naar haar toe kwam, zonk de moed haar in de schoenen. Op zijn gezicht lag een uitdrukking die ze al een tijdje niet meer had gezien, maar die ze in een oogopslag herkende. Zo keek hij als Lorkin in de problemen was gekomen.
‘Wat heeft hij nu weer gedaan?’ fluisterde ze, terwijl ze om zich heen keek om zeker te weten dat niemand dichtbij genoeg stond om het te horen. De hal was nu bijna leeg. Alleen Osen en zijn assistent waren overgebleven.
‘Ik hoorde zojuist dat heer Dannyl in aanmerking wil komen voor de positie van Gildegezant in Sachaka,’ vertelde Rothen haar.
Dat is dus alles. Ze voelde een golf van opluchting door zich heen trekken. ‘Dat is onverwacht. Maar toch ook niet verrassend. Hij is eerder afgezant geweest. Heeft hij zijn boek afgemaakt, of heeft hij het project opgegeven?’
Rothen schudde zijn hoofd. ‘Geen van beide, vermoed ik. Hij gaat daar waarschijnlijk heen om achter een nieuwe aanwijzing aan te gaan.’
‘Natuurlijk. Ik vraag me af of hij...’ Ze zweeg toen ze besefte dat hij nog steeds keek als iemand die slecht nieuws moet brengen. ‘Wat?’
Rothen trok een lelijk gezicht. ‘Lorkin heeft zich aangemeld als zijn assistent.’
Sonea verstijfde.
Lorkin.
In Sachaka.
Lorkin had zich vrijwillig aangemeld om naar Sachaka te gaan.
Ze merkte dat ze hem met open mond aanstaarde en sloot haar mond snel. Haar hart bonkte. Ze voelde zich misselijk. Rothen pakte haar arm en leidde haar de Gildehal uit, daarna weg van de groepjes magiërs die bleven hangen om het verzoekschrift te bespreken. Ze zag ze nauwelijks.
Sachakanen en Lorkin. Ze zullen hem doden. Nee... Dat zouden ze niet durven. Maar families zijn verplicht hun doden te wreken. Zelfs de dood van bannelingen. En als ze zich niet kunnen wreken op de moordenaar, dan op zijn nageslacht.
Vastberadenheid stroomde door haar heen. De Sachakanen zouden haar zoon geen kwaad doen. Dat zouden ze niet omdat zij Lorkin niet zoiets stoms en gevaarlijks zou laten doen.
‘Osen zal hier nooit mee instemmen,’ hoorde ze zichzelf zeggen.
‘Waarom niet? Hij kan moeilijk alleen vanwege zijn afkomst weigeren.’
‘Ik zal een verzoek indienen bij de hoge magiërs. Ze moeten weten dat hij daar veel meer gevaar zal lopen dan welke andere magiër dan ook – en dat betekent dat hij een risico zal zijn. Dannyl kan niet al zijn tijd besteden aan het beschermen van Lorkin. En de Sachakanen zouden kunnen weigeren zaken te doen met Dannyl zodra ze erachter komen wie de vader was van zijn assistent.’
Rothen knikte. ‘Allemaal steekhoudende argumenten. Maar als je niets zegt, zal Lorkin tijd hebben om zelf te bedenken op hoeveel manieren dit verkeerd kan aflopen, en zal hij misschien van gedachten veranderen. Ik vermoed dat hoe harder je probeert Lorkin tegen te houden, des te meer zijn vastberadenheid om te gaan zal groeien.’
‘Ik kan het risico niet nemen dat hij niet tot inkeer komt.’ Ze staarde hem aan. ‘Hoe zou jij je voelen als je hem liet gaan en er overkwam hem iets?’
Rothen zweeg even en trok toen een lelijk gezicht.
‘Goed. Dan moeten we maar eens aan de slag gaan.’
Ze voelde een vlaag van genegenheid voor hem en glimlachte.
‘Dank je, Rothen.’
Dannyl keek de eetkamer rond en zuchtte van genoegen. Een van de voordelen van het achterlaten van zijn kamer in het Gilde en een huis betrekken in de Binnencirkel was dat hij plotseling rúímte had. Hoewel hij nu het merendeel van zijn inkomen als magiër besteedde aan huur, was dit de weelde van zoveel kamers waard. Niet alleen had hij zijn eigen genereuze kantoor en deze smaakvol ingerichte eetkamer; hij had ook zijn eigen persoonlijke bibliotheek en ruimte voor gasten. Niet dat hij vaak gasten te logeren had – slechts af en toe een geleerde die geïnteresseerd was in zijn geschiedenisonderzoek. Tayend had echter heel vaak vrienden uit Kyralia of Elyne te logeren.
Hoe zagen huizen in Sachaka eruit? vroeg hij zich af. Dat zou ik moeten uitzoeken voordat ik vertrek, als ik vertrek.
Grootmeester Osen had gezegd dat hij geen reden kon bedenken waarom Dannyl de positie van Gildegezant voor Sachaka niet zou krijgen; hij was goed gekwalificeerd en niemand anders had zich aangemeld.
Maar ik zal deze plek missen. Ik weet zeker dat er momenten zullen komen dat ik zal wensen dat ik een boek uit mijn bibliotheek kon pakken, of de maaltijd die ik het lekkerste vind bij die goede oude Yerak bestellen, of...
Hij keek op toen hij voetstappen buiten de kamer hoorde naderen. Even was het stil, toen gluurde Tayend om de hoek van de deur. Zijn ogen een beetje samengeknepen.
‘Wie ben jij en waar is de echte heer Dannyl?’
Dannyl fronste zijn wenkbrauwen en schudde zijn hoofd. ‘Waar heb je het over?’
‘Ik zag je werktafel.’ De geleerde kwam de kamer binnen en staarde met gemaakte achterdocht naar Dannyl. ‘Die was opgeruimd.’
‘Aha.’ Dannyl grinnikte. ‘Dat leg ik zo uit. Ga zitten. Yerak wacht en ik heb nu te veel honger om iets uit te leggen.’
Toen Tayend ging zitten, zond Dannyl een beetje magie naar de gong en liet de klopper zacht tegen de schijf slaan.
‘Ben je vandaag naar het Gilde gegaan?’ vroeg Tayend.
‘Ja.’
‘Nieuwe boeken?’
‘Nee, ik had een gesprek met grootmeester Osen.’
‘Werkelijk? Waarover?’
De deur van de keuken ging open, waardoor Dannyl geen antwoord hoefde te geven. Bedienden kwamen binnen met dampende schalen en kommen vol voedsel. Dannyl en Tayend schepten hun bord vol en begonnen te eten.
‘Wat heb jij vandaag gedaan?’ vroeg Dannyl tussen twee happen door.
De geleerde haalde zijn schouders op en vertelde toen een verhaal dat hij had gehoord van een andere banneling uit Elyne die vanmorgen op bezoek was gekomen, over roetsmokkelaars uit Vindo die zelf van hun waar hadden geproefd en naakt en uitzinnig naast een rivier waren gevonden.
‘En wat had grootmeester Osen te zeggen?’ vroeg Tayend nadat de borden waren weggehaald.
Dannyl zweeg even en haalde toen diep adem. Ik kan dit niet langer uitstellen. Hij keek naar Tayend en trok een serieus gezicht.
‘Hij zei dat er geen andere gegadigden waren voor de positie van Gildegezant in Sachaka, dus dat ik de positie hoogstwaarschijnlijk zal krijgen.’
Tayend knipperde met zijn ogen en daarna viel zijn mond open. ‘Gezant?’ herhaalde hij. ‘Sácháka? Je meent het niet.’
‘Toch wel.’
Tayend keek de andere kant op en zijn ogen begonnen te schitteren van opwinding. ‘Ik ben nog nooit in Sachaka geweest! En er zit zelfs geen zeereis aan vast.’
Dannyl schudde zijn hoofd. ‘Jij gaat niet, Tayend.’
‘Ik ga niet?’ Tayend draaide zich om en staarde hem aan. ‘Natuurlijk ga ik!’
‘Ik wou dat ik je mee kon nemen, maar...’ Dannyl spreidde zijn handen wijd uit. ‘Alle bezoekers voor Sachaka moeten worden goedgekeurd, of door het Gilde, of door de koning.’
‘Dan zal ik mijn koning om goedkeuring vragen.’
Dannyl schudde opnieuw zijn hoofd. ‘Nee, Tayend. Ik... Ik heb liever dat je dat niet doet. Ten eerste is het een gevaarlijk land en hoewel magiërs en de meeste handelaren levend terugkeren, weet niemand nog hoe Sachakanen zullen reageren op een niet-magische edelman die hun land binnentrekt.’
‘Daar komen we dan vanzelf achter.’
‘Er is ook de kwestie van het fatsoen. Voor zover ik heb kunnen ontdekken, accepteren Sachakanen flikkers niet, maar hebben ze ook niet de gewoonte ons ter dood te brengen. Ze beschouwen ons als mensen van lage status, en ze weigeren vaak om zaken te doen met mensen die ze ver onder zich voelen staan in de sociale hiërarchie. Dat zal me niet helpen in mijn rol, noch in mijn onderzoek naar geschiedkundige verslagen.’
‘Ze zullen er niet achter komen, als we discreet zijn,’ zei Tayend. Daarna fronste hij zijn wenkbrauwen en staarde Dannyl doordringend aan. ‘Dat is waarom je het doet, is het niet? Meer onderzoek!’
‘Natuurlijk. Dacht je dat ik opeens behoefte voelde om weer gezant te worden, of in Sachaka te wonen?’
Tayend stond op en begon door de kamer heen en weer te lopen. ‘Nu begrijp ik het.’ Hij stopte. ‘Hoe lang duurt die baan?’
‘Twee jaar, maar ik kan eerder terugkomen als dat nodig is. En om jou hier thuis te bezoeken.’
Tayend stopte met ijsberen en klopte met een vinger tegen zijn kin. Opeens keek hij woedend.
‘Wie wordt jouw assistent?’
Dannyl glimlachte. ‘Heer Lorkin heeft interesse getoond.’
Tayends schouders ontspanden zich. ‘Goed, dat is een opluchting. Híj zal je niet hebben verleid om mij te verlaten.’
‘Waarom ben je daar zo zeker van?’
‘O, Sonea’s zoon heeft tegenwoordig nogal een reputatie onder de vrouwen – sinds die toestand met dat meisje was overgewaaid. Waarschijnlijk behoorlijk overdreven, zoals altijd. Maar er zijn er nogal wat die dat graag zelf zouden willen uitvinden.’
Dannyl voelde een zweem van nieuwsgierigheid. ‘Werkelijk? En waarom hebben ze dat dan niet gedaan?’
‘Blijkbaar is hij kieskeurig.’
Dannyl leunde achterover in zijn stoel. ‘Dus moet ik nu een oogje op hem houden in Sachaka, of niet?’
Een sluwe blik gleed over Tayends gezicht. ‘Ik zou op hem kunnen letten. Dan heb jij je handen vrij om je onderzoek te doen.’
‘Nee, Tayend.’
Woede en frustratie stonden op Tayends gezicht te lezen, daarna haalde hij diep adem en blies luidruchtig uit.
‘Je kunt maar beter van gedachten veranderen,’ zei hij. ‘En als je niet van mening verandert, moet je ook weten dat ik...’ Hij zweeg even en rechtte zijn schouders. ‘Dan zou je er wel eens achter kunnen komen dat ik niet langer hier ben, als jij na twee jaar terugkeert naar Kyralia.’
Dannyl staarde naar zijn geliefde en wist opeens niet wat hij moest zeggen. Zijn hart was ineengekrompen bij dat dreigement, maar iets maakte dat hij stil bleef. Misschien kwam het door het feit dat Tayend niet probeerde hem over te halen om te blijven. Hij wilde alleen de kans grijpen om een nieuw avontuur te beleven.
Met opengesperde ogen staarde de geleerde hem aan. Toen schudde hij zijn hoofd, draaide zich om en beende de kamer uit.