21

WELKOME HULP

De beek zag er niet gezond uit, zelfs niet in het zachte licht van de naderende ochtend. Een klein stroompje met groen slijm aan de randen liep langzaam door een smalle geul, het rook naar schimmel en rottende planten. Tyvara was onverstoorbaar. Ze liet zich op haar knieën vallen en schepte een handvol water op.

      Lorkin zag dat ze er een ogenblik naar staarde en daarna dronk ze het op.

      ‘Je zult jezelf ziek maken,’ zei hij tegen haar.

      Ze keek naar hem. ‘Maak je geen zorgen. Ik maak het eerst leeg.’

      ‘Je maakt het leeg?’

      ‘Ik haal al het leven eruit. Het is nog wel wat korrelig van het zand, maar dat is alleen onaangenaam, niet gevaarlijk. Dit is veel sneller en veel efficiënter dan wat jij doet, omdat ik energie neem in plaats van het te gebruiken. Je kunt beter ook wat drinken. We kunnen er niet van uitgaan dat we opnieuw water zullen vinden.’

      Lorkin keek naar haar handen, die nog vuil waren van het water. ‘Ik dacht dat bloed de enige substantie was waar magie uit gehaald kon worden.’

      Ze glimlachte en schepte nog wat water op. ‘Je weet dat mensen en de meeste dieren een laag van magische bescherming hebben die van nature in de huid zit?’

      ‘Ja.’

      ‘Om daar voorbij te komen, moet je die laag doorbreken en de eenvoudigste manier is in de huid te snijden. Dat gaat natuurlijk bloeden, dus denken mensen dat bloed essentieel is. Dat is het niet.’ Haar stem werd hees terwijl ze sprak. Het was te lang geleden sinds ze water hadden gevonden. Ze zweeg, staarde naar het vocht in haar handen en dronk wat voordat ze opnieuw naar hem opkeek. ‘Er zitten kleine levensvormen in water – die kun je gewaarworden zelfs als je ze niet kunt zien – en die maken je ziek. Maar ze lijken geen beschermende laag te hebben, dus het is gemakkelijk om hun energie weg te zuigen. Maar je kunt natuurlijk beter niet afhankelijk zijn van zo’n zwakke bron.’ Ze keek naar de grond. ‘Planten lijken een zwakkere bescherming te hebben dan dieren. Het is mogelijk hun kracht op te zuigen zonder ze te snijden, hoewel het langzaam gaat en er zo weinig te winnen is dat het eigenlijk de moeite niet waard is.’ Ze stak haar hand uit voor een volgend schepje water.

      Lorkin zuchtte en ging zitten. Hij riep wat magie op, schepte zoveel water uit het stroompje als in een kom zou passen en hield het vast binnen een onzichtbare bol van macht. De vloeistof was troebel en onaantrekkelijk. Hij stuurde er meer magie heen en verwarmde het water tot het kookte.

      Tijdens de lessen geneeskunde, waar het zuiveren van water werd onderwezen, was hem verteld dat het het beste was om water enkele minuten te koken. Maar Tyvara was al snel klaar met drinken en keek hem verwachtingsvol aan, het was duidelijk dat ze zo snel mogelijk verder wilde gaan. Hij stopte met het verwarmen van het water en liet het afkoelen tot een temperatuur waarop hij het kon aanraken en drinken. Gelukkig was het zand in het water inmiddels naar de bodem gezakt en was hij in staat het schonere water bovenaan op te scheppen. Na een paar slokken was hij klaar en ze stonden op. Zonnestralen schenen tussen de toppen door van de bomen om hen heen. Hij had niet beseft dat de ochtend zo dichtbij was.

      ‘Waar nu heen?’ vroeg Lorkin.

      ‘Het bos in. Ik dacht dat je het wel prettig zou vinden om weer een keer bovengronds te slapen.’

      Hij trok een lelijk gezicht. Hoewel ze al dagen in een hol onder de grond hadden geslapen, had hij niet kunnen wennen aan de wetenschap dat hij slechts door een enkele magische barrière werd beschermd tegen levend begraven worden. ‘Dat zou ik zeker.’

      ‘Kom mee dan.’

      Ze stapte de weg af en liep het bos in. Lorkin volgde haar. In het begin struikelde hij over obstakels en moest hij wegduiken voor takken die Tyvara uit de weg duwde en die achter haar weer terug veerden in zijn richting. Zijn dunne schoenen bleven haken achter rotsen en de ongelijke grond dreigde hem uit balans te brengen. Het vergde al zijn concentratie om niet te struikelen. Tyvara liep verder en verder voor hem uit, tot ze merkte dat hij achterbleef en stopte om te wachten tot hij haar weer had ingehaald.

      ‘Ben je ooit eerder in een bos geweest?’ vroeg ze.

      ‘Ja. Er ligt een bos op het terrein van het Gilde, maar dat heeft paden.’

      ‘Ooit Imardin uit geweest hiervoor?’

      ‘Nee.’

      ‘Waarom niet?’

      Omdat mijn moeder de stad niet mag verlaten. Maar dat kon hij haar niet vertellen zonder uit te leggen waarom en hij werd niet geacht te onthullen hoe weinig Kyralianen zwarte magie kenden of hoe er tegenaan werd gekeken.

      ‘Nooit een reden gehad om dat te doen.’

      Ongelovig schudde ze haar hoofd, draaide zich daarna om en trok verder door het woud. Deze keer leek ze haar stappen zorgvuldiger te kiezen en hun pad werd gemakkelijker. Toen besefte hij dat het inderdaad een pad was. Een heel smal pad, maar het was duidelijk dat iemand of iets vaak genoeg hier langsliep om een spoor in de begroeiing uit te slijten.

      ‘Ben jij hier eerder geweest?’ vroeg hij.

      ‘Nee.’

      ‘Dus je weet niet waar dit pad heen gaat.’

      ‘Het is een spoor van dieren.’

      ‘Aha.’ Hij keek naar beneden en zijn hart sloeg over. ‘En waarom staan er dan schoenafdrukken?’

      Tyvara stopte en keek achter zich naar de plek waar hij naar wees.

      ‘Het bos behoort toe aan de Ashaki die de eigenaar van dit land is. Slaven zullen jagen op dieren die hier leven, of hout verzamelen.’ Ze fronste haar wenkbrauwen en keek om hen heen. ‘Ik neem aan dat dit zo ver is als we kunnen wagen. We zouden ons moeten opsplitsen – maar dicht genoeg bij elkaar moeten blijven dat jij me kunt zien en horen. Zoek naar dichte begroeiing. Of een gat in de grond dat we kunnen bedekken. Als je iets vindt, fluit dan naar me.’

      Hij verliet het spoor aan de rechterkant. Na een tijdje rondsnuffelen, vond hij een plek waar een enorme boom lang geleden was gevallen. Er was alleen een massieve stomp overgebleven van de boom. Wortels staken alle kanten uit als beschermende armen en dikke, lage struiken waren rond de omwoelde aarde gegroeid. In de veronderstelling dat er een holte zou zijn op de plek waar de wortels in de grond hadden gezeten, duwde hij de struiken opzij. Een holte, half zo diep als hij lang was, kwam in het zicht.

      Dikke begroeiing en een holte, dacht hij tevreden. Het is volmaakt.

      Hij keek in het rond om naar Tyvara te zoeken en zag dat ze ongeveer twintig stappen bij hem vandaan liep. Hij floot en toen ze opkeek, wenkte hij. Snel zocht ze een weg tussen de begroeiing door en kwam naar hem toe. Ze stopte aan de rand van de holte, onderzocht deze geïnteresseerd en snoof de lucht op.

      ‘Ruikt vochtig. Jij eerst.’

      Lorkin riep magie op, creëerde een barrière in de vorm van een schijf en stapte erop. Hij liet zich in het hol zakken. De aarde onder de barrière was zacht en werd effen toen hij de bodem bereikte. Toen hij de schijf weghaalde, voelde hij hoe hij verder begon te zakken. De aarde was niet alleen zacht, maar verzadigd van water. Modderig water welde omhoog en liep zijn schoenen in. Eén voet stond op stevige aarde, maar de andere bleef zakken, hij spreidde zijn armen en probeerde opzij te stappen om zijn balans terug te vinden.

      Maar de modder hield hem stevig vast. Hij viel achterover en landde met een plons in kleverig, stinkend slijk.

      Het woud echode van Tyvara’s gelach.

      Lorkin keek naar haar op en glimlachte spottend. Ze heeft een fantastische lach, dacht hij. Alsof ze niet vaak lacht, maar als ze het doet, geniet ze ervan. Hij wachtte tot ze was gestopt en klopte op de modder naast hem.

      ‘Kom naar beneden. Het is vochtig, maar het is veel zachter dan die holen in de grond,’ zei hij tegen haar.

      Ze grinnikte nog wat na, schudde haar hoofd en opende haar mond om te spreken. Maar iets had haar aandacht getrokken. Ze keek op en vloekte zacht.

      ‘Jij daar!’ riep een stem. ‘Kom hier.’

      Ze keek niet naar Lorkin, maar siste woorden tussen haar tanden door.

      ‘Ashaki. Hij heeft me gezien. Blijf verstopt. Blijf hier.’

      Daarna liep ze weg en verdween door de struiken. Lorkin duwde zichzelf omhoog tot een gebukte houding. Hij luisterde oplettend en hoorde ergens achter hem het tinkelen van een paardentuig. Achter de gevallen boom.

      Hij kroop naar de kluwen van wortels, strekte zich iets uit en gluurde ertussendoor. Een Sachakaanse man stond naast een paard en staarde naar iets onder hem. Zijn kleding was niet de versierde uitmonstering van een Ashaki, maar was goed gemaakt en praktischer voor paardrijden.

      Toen zag Lorkin het mes aan de riem van de man. Zijn mond werd droog.

      ‘Sta op,’ zei de Ashaki.

      Tyvara kwam omhoog van de grond voor hem. Lorkin vocht tegen de neiging om naar haar toe te snellen. Ze is een magiër. Een zwarte magiër. Ze kan voor zichzelf zorgen. En waarschijnlijk gemakkelijker als ze niet tegelijkertijd mij hoeft te beschermen.

      ‘Wat doe jij hier?’ vroeg de man bits.

      Haar antwoord was onderdanig en zacht.

      ‘Waar is je waterfles? Je mondvoorraad?’

      ‘Die heb ik neergelegd. Nu kan ik het niet meer vinden.’

      De man bekeek haar aandachtig. ‘Kom hier,’ zei hij uiteindelijk.

      Ze deed een stap naar voren, met haar schouders een beetje gebogen. Lorkin voelde zijn hart bevriezen toen de man zijn handen aan beide kanten van haar hoofd legde. Ik moet dit stoppen. Hij zal erachter komen wie we zijn. Maar waarom zou ze hem haar gedachten laten lezen? Zodra ze wist wat hij van plan was, kon ze hem toch wel van zich afslaan?

      Na een ogenblik liet de man haar gaan.

      ‘Het lijkt erop dat je net zo dom bent als je zegt. Volg mij. Ik zal je terugbrengen naar de weg.’

      Toen de man zich omdraaide om zijn paard te bestijgen, wierp Tyvara een blik achter zich naar Lorkin en glimlachte. De triomf in haar gezicht verjaagde zijn eerdere verontrusting. Hij keek hoe ze de man gedwee het bos in volgde. Toen ze niet langer in het zicht waren, draaide Lorkin zich om en ging op een van de dikkere, onderste wortels van de boom zitten.

      ‘Blijf verstopt. Blijf hier,’ had ze gezegd. Ik neem aan dat dit betekent dat ze terug zal komen nadat de magiër haar naar de weg heeft gebracht en zelf verder is gegaan.

      Hij keek naar de positie van het zonlicht dat door de bomen scheen om een inschatting te maken van het verstrijken van de tijd. Als ze niet binnen een uur terug was, zou hij haar gaan zoeken.

      Het was een lang uur. De tijd sleepte zich voort. Zonnestralen gleden ondraaglijk langzaam over het kreupelhout. Toen de modder opdroogde, haalde hij het met krabbelen en vegen van zijn huid en kleren af. Hij probeerde niet te denken aan wat er met haar zou gebeuren als de magiër ontdekte wie en wat ze was. Hij probeerde zich geen zorgen te maken dat de magiër erachter zou komen dat hij hier was, terug zou komen om hem te zoeken en...

      ‘Goed om te zien dat je weet hoe je bevelen moet opvolgen,’ zei een stem achter hem.

      Vliegensvlug draaide hij zich om en zag haar boven op de stomp glimlachend op hem neerkijken. Met een hart dat bonkte in zijn borst, zag hij hoe ze de lucht instapte, langzaam naar beneden zakte en voor hem bleef zweven.

      ‘Hoe deed je dat?’ vroeg hij.

      Ze fronste haar voorhoofd en wierp een blik op de glanzende schijf van magie die nauwelijks zichtbaar was onder haar voeten. ‘Net zoals jij.’

      ‘Niet het zweven. Het voorkomen dat die man je gedachten las.’

      ‘Aha. Dat.’ Ze liet haar ogen rollen. ‘Weet je niet meer dat ik je vertelde dat wij een manier hebben om te zorgen dat gedachtelezers zien wat we willen dat ze zien?’

      Hij dacht terug aan de eerste plek waar ze zich hadden verstopt en aan de andere slavin. ‘Aha. Ja, ik herinner het me. Een of andere bloedsteen, nietwaar?’

      Ze glimlachte. ‘Misschien wel. Misschien niet.’

      Bloedsteen. Lorkins hart sloeg over. Ik had moeders ring kunnen gebruiken terwijl Tyvara weg was, maar dat was ik helemaal vergeten! Hij was te ongerust geweest over Tyvara. Zacht vloekte hij.

      ‘Wat is er?’ vroeg ze.

      Hij schudde zijn hoofd. ‘Wat als hij mij had gezien? Mijn gedachten had gelezen?’

      ‘Dan had ik hem tegengehouden.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Hoewel het altijd beter is om een confrontatie te vermijden, is dat niet altijd mogelijk.’

      ‘Zou je met hem hebben gevochten? Zou dat de aandacht niet op ons vestigen?’

      ‘Misschien wel.’ Ze wuifde met haar hand naar hun omgeving. ‘Maar we zitten goed verstopt. Ik zou geprobeerd hebben hem snel af te maken.’

      ‘Zou je hem gedood hebben?’

      ‘Natuurlijk. Hij zou achter ons aan komen als ik dat niet deed.’

      ‘En als zijn lichaam werd ontdekt, zou er iemand anders achter ons aan komen. Zou het gewoon niet beter zijn als ik ook mijn gedachten kon verbergen?’

      Ze grinnikte. ‘Zelfs als ik bereid was om de Verraders nog een reden te geven om boos op mij te zijn, zelfs als ik dacht dat we Vrijstad niet konden bereiken zonder dat ik dit geheim aan jou onthulde, zou ik het niet kunnen. Ik heb eenvoudigweg niet het materiaal of de tijd.’

      Hij voelde zijn hart overslaan. ‘Het is zoiets als een bloedsteen, is het niet?’

      Ze liet haar ogen opnieuw rollen. ‘Ga liggen en zorg dat je wat slaap krijgt, Lorkin.’

      Hij keek eerst naar de modder en daarna vol ongeloof naar haar.

      ‘Ik maakte maar een grapje toen ik zei dat het een zacht bed was.’

      Ze zuchtte en wuifde met haar hand.

      ‘Ga achteruit.’

      Hij gehoorzaamde en ging weer op zijn voormalige plekje zitten. Omdat hij vermoedde wat ze van plan was, trok hij zijn voeten en kletsnatte schoenen omhoog uit de modder. Al snel begon de lucht boven het slijk mistig te worden. Een tijdje waren ze omhuld door hete stoom, daarna trok de lucht open en zag hij dat er alleen gebarsten, droge aarde over was. Tyvara stapte van de magische schijf onder haar voeten op de harde grond. Ze stampte met haar voet.

      ‘Zorg dat je wat slaap krijgt zolang je kunt,’ zei ze. ‘Ik zal je over een paar uur wakker maken, dan kun jij de wacht houden. Ik denk niet dat onze gastheer snel terug zal komen, maar hij vindt het duidelijk prettig om ritjes te maken over zijn landgoed. We kunnen maar beter een oogje in het zeil houden.’

      Zuchtend ging Lorkin op de harde grond liggen en probeerde te doen wat ze had voorgesteld.

 

Een zachte herfstregen begon op de tuin van Zonnig Huis neer te dalen, maar het kleine stenen onderkomen waarin Cery en Skellin zaten, hield hen droog. Gol stond vlakbij en knipperde de regen uit zijn ogen terwijl hij naar Skellins lijfwacht keek die aan de andere kant van het hutje stond. Ze waren alleen, de plaatselijke inwoners bleven binnen met dit druilerige weer en de eigenaar van het land liep in zichzelf mompelend in een andere hoek van de tuin.

      Skellin keek bedachtzaam toen Cery zijn korte beschrijving afrondde van wat hij en Gol hadden gezien vanaf het dak van de lommerd.

      ‘Een vrouw, hè? Heb je haar goed gezien?’

      Cery haalde zijn schouders op. ‘Het was donker en we keken van bovenaf, maar ik denk dat ik haar wel zou herkennen. Ze heeft een donkere huid en haar. Is ongeveer zo groot...’ Cery stak zijn hand uit om de lengte aan te geven.

      ‘Hoe ben je van plan haar te vangen, nu je weet dat ze magie bezit?’

      ‘O, ik hoef haar alleen maar te vinden.’ Cery haalde opnieuw zijn schouders op. ‘Het is aan het Gilde om wilde magiërs te vangen. Wat maar goed is ook, want als zij de Dievendoder is, hebben jij en ik geen enkele kans om haar tegen te houden.’

      Skellins ogen glansden van belangstelling. ‘Je werkt voor het Gilde!’

      ‘Ik hélp het Gilde. Als ik voor hen werkte, zou ik verwachten dat ik betaald werd.’

      ‘Word je niet betaald dan?’ Skellin schudde zijn hoofd en zijn gezicht werd ernstig. ‘Ik neem aan dat er andere voordelen zijn. Toen ik het hoorde over jouw gezin, nam ik aan dat je wraak zou willen nemen. Je zoektocht naar de moordenaar werd een zoektocht naar de Dievendoder en nu is je zoektocht naar de Dievendoder veranderd in een zoektocht naar een wilde magiër.’

      ‘Het zijn een paar wilde weken geweest,’ reageerde Cery.

      ‘Ik hoop dat je het me zult vergeven als ik zeg dat je volgens mij een zijspoor bewandelt.’

      Cery knikte. ‘Het kan nog steeds blijken dat deze drie een en dezelfde persoon zijn. Ik neem aan dat we daarachter zullen komen nadat we haar hebben gevangen.’

      ‘Als je de waarheid uit haar kunt krijgen.’

      Cery opende zijn mond om Skellin eraan te herinneren dat zwarte magiërs in staat waren de gedachten te lezen van onwillige slachtoffers, maar bedacht zich. Het had geen zin waardevolle informatie weg te geven voordat dat nodig was. ‘Heb je belangstelling ons te helpen haar te vinden?’

      De andere Dief tuitte zijn lippen alsof hij dit overwoog, daarna knikte hij. ‘Natuurlijk heb ik dat. Als zij een wilde magiër blijkt te zijn, dan heb ik in ieder geval de kans gehad om een paar vrienden te maken in het Gilde. En als ze de Dievendoder blijkt te zijn, zal dat een zegen zijn voor ons allemaal. Dus vertel me eens: wanneer heb je haar voor het laatst gezien?’

      ‘We zagen een vrouw uit de lommerd komen die op haar leek, dus stuurde ik Gol achter haar aan.’ Skellin fronste zijn voorhoofd toen Cery de kelder beschreef die de vrouw had gebruikt en de ondergrondse tunnel die daarbij vandaan voerde.

      ‘Ik wist niet dat daar gangen waren,’ zei hij. ‘Er werd beweerd dat die allemaal waren vernietigd tijdens de wederopbouw. Maar ik neem aan dat je, als je magie hebt, snel en gemakkelijk een nieuwe kunt maken.’

      ‘Ik heb de grenzen niet meer goed in mijn hoofd zitten. Van wiens territorium maakt dit tegenwoordig deel uit?’

      Skellin trok een lelijk gezicht. ‘Het mijne, eigenlijk.’ Hij zag Cery’s verbaasde blik en glimlachte ondeugend. ‘Weet jij altijd wat er gebeurt in elke hoek van jouw territorium?’

      Cery schudde zijn hoofd. ‘Waarschijnlijk niet. Maar ik heb ook niet zoveel stukken waar wederopbouw heeft plaatsgevonden. Een van de andere winkeliers zei dat ze ook was gezien op een nabijgelegen markt, waar ze kruiden kocht.’

      ‘Dat laat ik uitzoeken,’ verzekerde Skellin hem. ‘En ook of iemand van mijn contactpersonen iets heeft gehoord over een vrouw zoals jij beschrijft en of die zich hier schuilhoudt. Het klinkt alsof zij het soort is dat erg op zichzelf is. Wat, natuurlijk, altijd maakt dat iemand júíst opvalt. Als ik iets hoor, zal ik het je laten weten. We kunnen een valstrik voor haar uitzetten en een boodschap sturen naar je vriendjes bij het Gilde.’

      Cery knikte. ‘En ik zal het je laten weten als ik haar op het spoor kom.’

      ‘Daar houd ik je aan,’ zei Skellin lachend. ‘Ik wil mijn kans om een paar Gildemagiërs te ontmoeten niet mislopen.’ Zijn wenkbrauwen gingen omhoog. ‘Is een van hen misschien jouw beroemde vriendin uit je kindertijd?’

      ‘Misschien. Maar als je Sonea wilt ontmoeten, hoef je alleen maar de kliniek te bezoeken.’

      ‘Dan moet ik net doen alsof ik ziek ben.’ Skellin haalde zijn schouders op. ‘En ik denk niet dat ze het leuk zal vinden als ik de plek inneem van iemand die haar hulp nodig heeft.’

      ‘Nee. Waarschijnlijk niet. Dus je bent nooit ziek?’

      ‘Nooit.’

      ‘Bofkont.’

      Skellin grinnikte. ‘Het was prettig om weer met je te praten, Cery van het Noorderkwartier. Ik hoop dat we elkaar snel weer zullen zien en dat ik dan goed nieuws voor je heb.’

      Cery knikte. ‘Daar kijk ik naar uit. Veilige thuisreis.’

      ‘Jij ook.’

      De andere Dief draaide zich om naar zijn lijfwacht en beende weg. Cery stapte het hokje uit, trok zijn kraag op tegen de regen en liep naar Gol. In het begin liep de grote man zwijgend naast Cery. Pas toen Zonnig Huis ver achter hen lag, vroeg hij hoe de bijeenkomst was gegaan. Cery vertelde hem de details.

      ‘Ik wist niet dat Skellins territorium zo uitgestrekt was,’ viel Gol hem in de rede.

      ‘Ik ook niet,’ reageerde Cery. ‘We hebben te lang niet onderzocht waar de grenzen lopen.’

      ‘Dat kan ik voor je uitzoeken.’

      ‘Ik hoopte al dat je dat zou zeggen.’

      Gol grinnikte. ‘Natuurlijk hoopte je dat.’

 

Waarom heeft hij de ring niet gebruikt?

      Sonea stond op uit haar stoel en beende naar het raam. Ze schoof het papieren scherm weg, staarde uit over het Gilde en zuchtte. Misschien had Lorkin de bloedring niet tussen zijn spullen gevonden. Misschien lag die nog in het Gildehuis in Arvice, diep in zijn reiskist.

      Die gedachte maakte haar ongerust. Was het mogelijk dat een snuffelende slaaf de ring zou vinden, nu Dannyl en Lorkin allebei weg waren uit het Gildehuis? Als die in verkeerde handen viel... Ze huiverde. Een van de Sachakaanse Ichani die Kyralia twintig jaar geleden was binnengevallen, had Rothen gevangengenomen en van zijn bloed een steen gemaakt die hij gebruikte om Rothen mentale beelden van al zijn slachtoffers te sturen. Als Lorkins ontvoerder de ring vond en deze gebruikte om haar beelden te sturen van haar zoon die gemarteld werd...

      Haar hart bevroor. Ik denk niet dat ik dat zou kunnen verdragen. Ik zou al hun wensen inwilligen, wat die ook waren. Rothen heeft gelijk. Ik zou de situatie erger maken als ik daar was. Als ze de ring vinden, hoop ik alleen dat ze beseffen dat de maker te ver weg is om deze te gebruiken als een effectief chantagemiddel.

      Ze beende weg van het raam en ijsbeerde door de kamer. Haar dienst in de kliniek zou pas over een paar uur beginnen. De genezers daar waren stoutmoediger geworden sinds ze hadden aangeboden haar afwezigheid geheim te houden als ze de stad in moest trekken. Ze waren bijna irritant beschermend naar haar geworden en vielen haar lastig met vragen over hoeveel slaap ze kreeg als ze vroeg kwam voor een dienst of langer bleef.

      Maar als Cery de wilde magiër vindt, zal hij gemakkelijker en sneller contact met mij kunnen leggen in de kliniek. Ik wou dat hij dat eens deed. Achter die vrouw aan jagen zal me in ieder geval een tijdje genoeg bezighouden om te stoppen met zinloos piekeren over Lorkin.

      Onmiddellijk voelde ze een diepe put van angst opengaan in haar maag en gedachten over wat er met haar zoon zou kunnen gebeuren dreigden eruit te stromen. Ze dwong zichzelf aan iets anders te denken. De wilde magiër, dacht ze. Denk aan de wilde magiër.

      Er waren nog maar een paar dagen verstreken sinds hun mislukte poging om de vrouw te vangen, maar het leek veel langer. Ze dacht na over de ingang naar de riolen die ze hadden gevonden. Als de vrouw toegang had tot de Dievenweg, betekende dit dan dat ze connecties had met een Dief? Ooit zou dat zo zijn geweest, maar de oude regels en beperkingen waren niet langer van kracht in Imardins onderwereld.

      Een andere mogelijkheid baarde haar zorgen. Als de vrouw toegang had tot de Dievenweg, wist ze dan ook van de tunnels onder het Gilde?

      Een klop op de deur onderbrak Sonea’s gedachten. Ze snelde erheen. Misschien was het Rothen. Misschien had hij nieuws over Lorkin. En zelfs als het iemand anders was, zou dit in ieder geval een afleiding zijn van haar gedachten. Met een klein beetje magie haalde ze de deur van het slot en liet hem naar binnen opendraaien.

      Regin stond buiten. Beleefd boog hij zijn hoofd.

      ‘Zwarte magiër Sonea,’ zei hij.

      ‘Heer Regin.’ Ze hoopte dat haar teleurstelling niet op haar gezicht te lezen was.

      ‘Heb je al iets gehoord?’ vroeg hij met zachte stem.

      ‘Nee.’

      Hij knikte en keek de andere kant op. Ze bedacht dat het onverwachts attent van hem was om langs te komen en naar Lorkin te vragen en ze voelde zich schuldig over de vijandschap die ze voor hem voelde. Ze opende haar mond om hem te bedanken, maar hij sprak verder zonder te beseffen dat zij op het punt had gestaan iets te zeggen.

      ‘Ik heb wat navraag gedaan en dat leidde tot een paar ideetjes,’ zei hij, daarna haalde hij zijn schouders op en keek haar aan. ‘Waarschijnlijk zijn ze niet de moeite waard en misschien passen ze niet in de plannen van je vriend, maar ik dacht dat ik ze toch tegen je moest vertellen.’

      De plannen van mijn vriend? Opeens begreep Sonea het. Hij had het niet over Lorkin, maar over Cery en de jacht op de wilde magiër. Ze schudde haar hoofd. Natuurlijk, hij weet het niet eens over Lorkin. Wat ben ik toch een stommeling...

      ‘Nee?’ Regin deed een stap achteruit toen hij zag dat ze haar hoofd schudde. ‘Ik kan een andere keer terugkomen als dat beter uitkomt.’

      ‘Ja... Kom binnen. Ik wil je ideeën graag horen,’ zei ze tegen hem en ze stapte met een uitnodigend gebaar opzij. Hij keek haar vragend aan, glimlachte even en stapte langs haar heen haar kamer in. Ze wees naar de stoelen, nodigde hem uit te gaan zitten en sloot de deur met magie.

      ‘Sumi?’ vroeg ze.

      Hij knikte. ‘Dank je.’ Hij keek hoe ze naar een dressoir liep waar ze een dienblad had staan met spullen om sumi te maken. ‘Ik dacht dat je niet van sumi hield.’

      ‘Dat doe ik ook niet, maar ik begin eraan te wennen. Raki maakt me tegenwoordig een beetje gespannen. Vertel eens over je ideeën.’

      Toen hij deze begon uit te leggen, droeg ze het dienblad naar de stoelen en maakte de warme drank klaar. Ze dwong zichzelf te luisteren. Hij had een paar magiërs ontmoet die hij verdacht van connecties met handelaren uit de onderwereld. Maanden geleden had hij al vriendschap met hen aangeknoopt om informatie te verzamelen voor de hoorzitting.

      Regin trok een lelijk gezicht. ‘Ze waren heel tevreden over de uitkomst van de hoorzitting. Het veranderen van het verbod op omgang met misdadigers naar het voor hen werken, betekent dat ze hun misdadige vriendjes zonder problemen kunnen helpen – zolang ze er niet overduidelijk voor worden betaald.’ Hij zuchtte. ‘Ze zijn heel blij met wat wij hebben gedaan, wat in ieder geval het voordeel heeft dat ze nog graag met me willen praten. En ze klagen over een zekere buitenlandse magiër die geld krijgt in ruil voor het gebruik van magie.’

      ‘Buitenlands, hè?’ Sonea overhandigde hem een kopje. ‘Cery zei dat de wilde magiër buitenlands is.’

      ‘Ja.’ Regins gezicht werd bedachtzaam en hij hield zijn hoofd schuin terwijl hij naar haar keek. ‘De wet die iedereen buiten het Gilde verbiedt om magie te leren en te gebruiken is niet altijd even praktisch. Hij heeft alleen gewerkt omdat iedereen in de Landenbond ermee heeft ingestemd. Maar hoe zit het met magiërs uit andere landen? Als zij voet op de bodem van een van onze landen zetten en toevallig magie gebruiken, overtreden ze onmiddellijk een wet. Dat lijkt nauwelijks rechtvaardig.’

      ‘Of praktisch,’ beaamde Sonea. ‘De koning en de hoge magiërs praten hier nu al jaren over. Natuurlijk hopen ze dat Sachaka uiteindelijk deel zal nemen aan de Landenbond, zodat hun magiërs lid zullen worden van het Gilde en zich zullen moeten houden aan onze wetten. Maar het eerste zou nog wel eens moeilijk kunnen worden, want dan zullen ze slavernij moeten opgeven. En in vergelijking daarmee lijkt het tweede helemaal onmogelijk.’

      ‘Het andere alternatief is de wet veranderen.’

      ‘Ik betwijfel of het Gilde zijn controle over magiërs zou willen versoepelen, vooral voor buitenlanders.’

      ‘Ze hebben zich tot nu toe alleen beziggehouden met de controle van degenen die binnen de Landenbond leven,’ zei Regin. ‘Maar bezoekers uit andere landen zou misschien kunnen worden toegestaan hier binnen te komen zonder de verplichting lid te worden van het Gilde.’

      ‘Met enige beperkingen voor hun bezoek, mag ik hopen.’

      ‘Natuurlijk. En geen gebruik van magie met winstoogmerk.’

      Sonea glimlachte. ‘Het Gilde wordt daar toch niet armer van.’

      Regin grinnikte. ‘Als we moeten afgaan op de reacties van mijn magiërsvrienden met dubieuze connecties, zal geen enkele buitenlandse magiër toestemming krijgen lang magie te verkopen.’

      ‘Weten ze wie deze buitenlandse magiër is?’

      Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik kan hen wel laten zoeken naar informatie, als jij denkt dat dit niet strijdig is met Cery’s plannen.’

      Peinzend nam ze een teugje van haar kop met sumi en knikte daarna. ‘Ik zal het hem vragen. Ondertussen kan het geen kwaad als ze hun ogen goed openhouden en alles tegen jou vertellen.’

      Regin trok een gezicht en zette zijn lege kopje neer. ‘Dat zal alleen kwalijk zijn voor mijn goede smaak. Ze zijn nauwelijks het soort gezelschap waar ik graag mee omga. Hun idee van vermaak is...’ Hij trok zijn neus op. ‘Grof.’

      Sonea hield haar gezicht neutraal. Regin was altijd een snob geweest. Maar aan de andere kant waren er heel wat magiërs van de Huizen, en niet alleen uit de lagere klasse, die afkeurend werden bekeken omdat hun voorkeur voor zuipen, hoereren en gokken berucht was. Zoals blijkbaar ook een paar van Lorkins vrienden, dacht ze toen ze zich de jonge magiërs uit het huis van plezier herinnerde. Misschien is Lorkin beter af, ver weg van Imardin.

      Even kromp ze in elkaar omdat de hele pijnlijke waarheid over zijn avontuur in Sachaka weer terugkwam. Ze stond op en bracht de sumi­spullen en lege kopjes terug naar het dressoir.

      ‘Hopelijk zal Cery haar snel vinden en hoef je niet veel langer met hen om te gaan,’ zei ze. Ze draaide zich weer om naar Regin en zag tot haar opluchting dat hij de hint had begrepen en was opgestaan. ‘Fijn dat je even langs bent gekomen.’

      Hij boog zijn hoofd. ‘Bedankt dat je naar me wilde luisteren. Zodra ik meer informatie heb, laat ik het je weten.’ Hij draaide zich om naar de deur en nadat zij deze had geopend met magie, liep hij naar buiten.

      Ze sloot de deur, leunde tegen de rugleuning van een stoel en zuchtte. In ieder geval een paar minuten afleiding. Is het nog te vroeg om naar de kliniek te gaan? Ze keek naar het mechanische uurwerk dat Rothen haar vorig jaar had gegeven. Ja.

      Met een nieuwe zucht begon ze opnieuw door de kamer te ijsberen en te piekeren over haar zoon.