5

VOORBEREIDINGEN

Cery raakte de muur aan en voelde een wrange genegenheid. Eens waren de buitenste verdedigingsmuren van de stad een symbool geweest van de scheiding tussen rijk en arm – een hindernis die, nadat de Zuivering elke winter alle daklozen en de bewoners van de overbevolkte huizen de stad uit had gedreven naar de sloppenwijken, alleen door Dieven en hun vrienden kon worden genomen.

      Nu betekende de muur voor inwoners van Imardin niet meer dan een sluimerende herinnering aan het verleden. Hij maakte deel uit van een van Cery’s eigendommen, een uitdijend pakhuis waar handelaren hun goederen konden opslaan, zowel legaal als gesmokkeld. Er waren nog steeds een paar ingangen naar het ondergrondse netwerk van gangen dat bekendstond als de Dievenweg, maar ze werden zelden gebruikt. Hij hield ze alleen aan als mogelijke vluchtroutes, maar tegenwoordig had een Dief die de weg gebruikte evenveel kans problemen tegen te komen als eraan te ontsnappen.

      Cery liep bij de muur vandaan en ging zitten. Hij had besloten dat het goed ingerichte appartement op de tweede verdieping van het pakhuis een even goede plek was om zich terug te trekken als alle andere. Terugkeren naar zijn oude schuilplaats was ondenkbaar. Zelfs als die niet pijnlijke herinneringen had bevat, was hij duidelijk niet veilig genoeg. Niet dat zijn andere schuilplaatsen beter beveiligd waren, maar er was in ieder geval een kans dat die niet ontdekt waren door de moordenaar van zijn gezin.

      Maar hij was niet van plan zich te verstoppen. Altijd wanneer hij zich in de stad waagde, of dit nu in zijn eigen buurt was of niet, kon iemand hem aanvallen. Dit maakte dat hij zich afvroeg of zijn veronderstelling onterecht was dat hij het echte doelwit was geweest van de moordenaar.

      Nee. Hoewel ze gewacht hebben tot ik weg was voordat ze mijn gezin doodden, was ik het echte doelwit. Selia en de jongens hadden geen vijanden.

      Zijn borst verkrampte bij de gedachte aan hen en even kon hij niet ademhalen. Op de een of andere manier lukte het hem dat verstikkende verdriet om te vormen tot iets anders: een intense, aangroeiende haat. Als de moordenaar of moordenaars, of hun opdrachtgever, Cery pijn hadden willen doen, hadden ze succes gehad. En daar zouden ze voor boeten. Daarom was het belangrijker om uit te zoeken wie zijn gezin had gedood en waarom, dan om uit te vinden hoe het hun gelukt was zijn kamers te ontdekken en daar in te breken.

      Hij haalde een paar keer diep adem. Gol had geopperd dat de Dievendoder ze misschien had vermoord, maar dat idee schoof Cery terzijde. De legendarische, verontruste burger viel de gezinnen van Dieven niet aan, en doodde hen niet om Dieven te raken. Hij doodde alleen Dieven.

      Een zacht geluid in een bekend patroon bereikte zijn oren, dus stond hij op, liep naar een buisje dat uit de muur stak en legde zijn oor ertegenaan. De stem die erin weerklonk was vervormd, maar herkenbaar. Cery liep de kamer rond, trok aan hendels en draaide aan knoppen totdat een deel van de muur openschoof. Gol stapte naar binnen.

      ‘Hoe ging het?’ vroeg Cery terwijl hij naar zijn stoel terugliep. Gol ging op de stoel tegenover hem zitten en wreef in zijn handen.

      ‘Er gaan al geruchten. Weet niet of iemand van ons heeft gelekt of dat de moordenaar loopt op te scheppen.’ Cery knikte. Sommige huurmoordenaars kwamen er graag voor uit dat zij belangrijke personen hadden gedood als om te demonstreren hoe slim ze waren. ‘Ik denk niet dat Anyi iets zou zeggen,’ voegde Gol eraan toe.

      ‘Misschien wel, als ze het nodig vond. Heb je de gebruikelijke ronde gedaan?’

      Gol knikte.

      ‘En hoe staan de zaken?’

      Achteroverleunend in zijn stoel, luisterde Cery naar het verslag van zijn lijfwacht en vriend over waar hij was geweest en met wie hij had gesproken sinds hij die ochtend vroeg was vertrokken. Het kostte moeite om zijn aandacht bij de woorden van de man te houden, maar Cery dwong zichzelf tot concentratie. Het luchtte hem op dat de zaken in zijn buurt gewoon door leken te gaan zoals altijd. Gol had geen bewijs gevonden dat iemand nu al gebruikmaakte van het feit dat Cery was afgeleid.

      ‘Tja,’ zei Gol. ‘Wat ga je nu doen?’

      Cery haalde zijn schouders op. ‘Niets. Het is duidelijk dat iemand wil dat ik reageer. Ik ga het hen niet gemakkelijk maken. Ik zal op de gewone manier doorgaan met mijn zaken.’

      Gol fronste zijn wenkbrauwen, opende zijn mond en sloot die weer zonder iets te zeggen. Cery kreeg het voor elkaar om te glimlachen, al was het zonder humor.

      ‘O, denk niet dat ik niet woedend ben over het vermoorden van mijn gezin, Gol. Ik zal mijn wraak krijgen. Maar wie er ook inbrak in mijn schuilplaats, hij was slim en voorzichtig. Uitzoeken wie het was en waarom hij het deed, zal tijd vergen.’

      ‘Zodra we de moordenaar hebben, komen we erachter wie hem heeft betaald,’ verzekerde Gol hem.

      ‘We zullen zien. Ik heb een voorgevoel dat het ingewikkelder ligt.’

      Gol knikte en fronste zijn voorhoofd.

      ‘Nog iets anders?’ vroeg Cery.

      De grote man beet op zijn lip en zuchtte. ‘Tja... Je weet dat Neg dacht dat er magie gebruikt moest zijn om in te breken in je schuilplaats?’

      ‘Ja.’ Cery fronste zijn wenkbrauwen.

      ‘Dern is het met hem eens. Zei dat er geen sporen van braak waren. Dat hij een of andere stopverf in het slot had gepropt zodat hij dat zou kunnen zien.’

      Dern was de slotenmaker die de sloten van Cery’s schuilplaats had ontworpen en geïnstalleerd.

      ‘Kan het niet een heel slimme inbreker geweest zijn? Of misschien Dern zelf?’

      Gol schudde zijn hoofd. ‘Hij toonde me een hendel die alleen zou draaien als het slot van binnenuit werd opengedaan – binnen in het slot, bedoel ik – en dat kon alleen gedaan worden door magie. Ik vroeg hem waarom hij zoveel moeite deed en hij zei dat dit was om zichzelf te beschermen. Hij wil nooit beloven dat zijn sloten bestand zijn tegen magie, dus hij moet bewijzen dat dit het geval is als ze ooit worden opengebroken. Ik weet het niet. Het lijkt nogal vergezocht. Hij kan het ook verzinnen om zichzelf te beschermen.’

      Of misschien niet. Cery voelde zijn huid prikken. Misschien had hij het mis gehad. Misschien was uitzoeken hoe de moordenaars bij zijn gezin waren gekomen wél belangrijk.

      Voor de zekerheid zou hij Dern zelf ondervragen en zelf het slot onderzoeken. Als het waar was, dan had hij een aanwijzing wie de moordenaar van zijn gezin was. Een aanwijzing die, hoe verontrustend dan ook, in ieder geval een begin was.

      ‘Ik moet een praatje maken met onze slotenmaker.’

      Gol knikte. ‘Ik zal het onmiddellijk regelen.’

 

Perler glimlachte en knikte naar Lorkin die de kamer binnenkwam. Heer Maron keek echter bedenkelijk.

      ‘Dank u dat u ons op zo korte termijn wilt bijpraten,’ zei heer Dannyl. Hij wees naar de tafels en stoelen, het enige meubilair in de kleine kamer van de universiteit dat Osen had laten klaarzetten voor de bijeenkomst, en ze gingen allemaal zitten.

      Marons aandacht verschoof van Lorkin naar Dannyl en hij glimlachte. ‘Je moet er nogal vertrouwen in hebben dat de hoge magiërs Lorkins verzoek om je te vergezellen naar Sachaka zullen inwilligen,’ zei hij. ‘En dat het bezwaar van zwarte magiër Sonea afgewezen zal worden.’

      Dannyl grinnikte. ‘Ik weet het niet echt zeker. Ik onderschat zijn moeders invloed nooit en de hoge magiërs kunnen beïnvloed worden door factoren die niemand van ons kent. Maar als we met het bijpraten van Lorkin wachten tot na het besluit, dan zal hij misschien onvoorbereid vertrekken – en dat zou een vergissing zijn.’

      ‘Dat geldt ook voor een vervanger, als ze besluiten dat Lorkin niet kan gaan.’

      Dannyl knikte instemmend. ‘Ik zou een mogelijke vervanger hebben meegebracht, maar er zijn geen andere vrijwilligers.’

      ‘Tja, als dat een probleem is, kan ik een andere assistent voor je zoeken, hem bijpraten en achter je aan sturen zodra hij er klaar voor is,’ bood Maron aan.

      ‘Dat zou ik zeer op prijs stellen,’ zei Dannyl met een waarderend knikje.

      Lorkin zorgde dat zijn gezicht neutraal bleef. Het was een beetje vervelend dat ze over hem spraken alsof hij er niet bij was. Maar goed, ze hadden hem ook heel goed kunnen buitensluiten van dit gesprek en hij was Dannyl dankbaar dat hij hem erbij betrok.

      ‘Goed, waar zullen we beginnen?’ vroeg Maron terwijl hij een tas openmaakte en verschillende vellen papier eruit haalde. ‘Dit zijn de aantekeningen die ik gisteravond bij elkaar heb gezocht om ze toe te voegen aan de verslagen van mijn voorgangers. Je hebt alle verslagen van de vroegere Gildegezanten?’

      ‘Ja. En ik heb ze allemaal gelezen. Het is fascinerend leesvoer.’

      Maron grinnikte cynisch. ‘Sachaka is heel anders dan Kyralia. En heel anders dan de andere landen in de Landenbond. De grootste verschillen komen voort uit het algemene gebruik van zwarte magie en uit slavernij, maar er zijn ook meer subtiele verschillen. Bijvoorbeeld hoe ze met hun vrouwen omgaan. Hoewel de mannen heel beschermend zijn voor de vrouwen in hun eigen familie, benaderen ze alle andere vrouwen met achterdocht en angst. Ze hebben het vreemde idee dat vrouwen buiten het zicht van mannen bij elkaar klitten en allerlei soorten onheil beramen. Sommigen geloven zelfs dat er een geheime organisatie of sekte bestaat die vrouwen steelt van hun families en hun geest verandert met magie om hun slachtoffers te overtuigen van hun ideeën.’

      ‘Denkt u dat dit waar is?’ vroeg Lorkin.

      Maron haalde zijn schouders op. ‘Hoogstwaarschijnlijk zwaar overdreven. Een angstwekkend verhaal om te voorkomen dat vrouwen bij elkaar komen om te roddelen en ideeën uit te wisselen over hoe ze hun mannen kunnen beïnvloeden.’ Hij grinnikte, zuchtte daarna en keek bedroefd. ‘De paar die ik heb ontmoet waren gedwee en eenzaam. Ik miste het gezelschap van goed opgeleide, zelfverzekerde vrouwen, hoewel ik aanneem dat ik daar wel overheen zal komen zodra ik weer te maken krijg met mijn zuster.’ Hij wuifde met zijn hand. ‘Maar ik dwaal af. Het belangrijkste wat jullie moeten weten, is dat je niet tegen vrouwen spreekt tenzij je daartoe wordt uitgenodigd.’

      Terwijl de voormalige afgezant verder sprak, begon Lorkin aantekeningen te maken in een ongebruikt in leer gebonden schrift dat hij overhad van zijn tijd als novice. Maron ging van het onderwerp van vrouwen over naar huwelijk, gezinsleven en erfrecht en daarna naar de ingewikkelde bondgenootschappen en conflicten tussen de voornaamste families in Sachaka, en uiteindelijk naar het protocol dat gevolgd moest worden in de omgang met de koning.

      ‘Vroeger was er een keizer in Sachaka,’ merkte Dannyl op. ‘Nu hebben ze een koning. Voor zover ik kon nagaan heeft die verandering in de eerste paar honderd jaar na de Sachakaanse oorlog plaatsgevonden. Weet jij wanneer die verandering plaatsvond en waarom de Sachakanen niet terugkeerden naar de titel ‘‘keizer’’ nadat ze zichzelf opnieuw begonnen te regeren?’

      ‘Ik ben bang dat ik dat nooit aan iemand heb gevraagd,’ bekende Maron. ‘Ik heb gemerkt dat het het beste was om niet openlijk te refereren aan het feit dat het Gilde ooit over Sachaka heerste. Daarover bestaat nog steeds veel verbolgenheid, hoewel...’ Hij zweeg even en fronste zijn voorhoofd. ‘Ik vermoed dat dit meer te maken heeft met de woestenij dan met de veranderingen die het Gilde doorvoerde – of tevergeefs probeerde door te voeren in hun samenleving.’

      ‘Weten ze hoe de woestenij is ontstaan?’ vroeg Dannyl.

      Maron schudde zijn hoofd. ‘Als ze dat weten, hebben ze het mij nooit verteld. Dat soort vragen zul je zelf moeten stellen. Wees echter voorzichtig hoe en wanneer je dat doet. Voor zover ik weet, koesteren ze hun grieven een héél lange tijd.’

      Dannyl wierp een blik op Lorkin. ‘Denk jij dat Lorkin gevaar loopt als hij Sachaka binnengaat?’

      Lorkin stopte met aantekeningen maken en keek op naar de voormalige gezant. Zijn hart klopte iets sneller. Zijn huid prikte.

      Maron nam Lorkin op. ‘Logisch gezien niet meer dan elke andere jonge magiër. Ik zou alleen je vaders naam niet te vaak noemen,’ zei hij tegen Lorkin. ‘Ze zouden hem kunnen respecteren omdat hij Kyralia heeft verdedigd, maar niet om wat er daarvoor is gebeurd. Toch erkennen ze tegelijkertijd dat Dakova, de Ichani die Akkarin heeft gedood, een uitgestotene was en een idioot omdat hij een buitenlandse magiër tot slaaf maakte, en dat hij zijn lot verdiende. Ik denk niet dat iemand anders dan Dakova’s broer zich verplicht zal voelen om wraak te nemen – en hij stierf tijdens de invasie.’

      Lorkin knikte opgelucht, en voelde zijn lichaam ontspannen.

      ‘Maar toch,’ zei Dannyl. ‘Moet Lorkin ervan uitgaan dat de Sachakanen, of hun slaven, hem zullen tegenwerken?’

      ‘Natuurlijk.’ Maron glimlachte en keek naar Perler, die een lelijk gezicht trok. ‘Af en toe zullen ze jullie tegenwerken, ongeacht wie jullie zijn. Naast het algemene probleem van status en hiërarchie, moet je wennen aan slaven. Soms kunnen die niets voor je doen, maar dat zullen ze niet zeggen omdat ze dan een bevel weigeren te gehoorzamen. Je moet leren begrijpen wat ze zeggen en doen – er zijn signalen en gebaren die jullie uiteindelijk zullen oppikken – en ik zal jullie vertellen hoe je het beste een bevel kunt geven.’

      Een ingewikkelde, maar verrassend logische serie gedragsregels voor het omgaan met slaven volgde en Lorkin was geïrriteerd toen ze even later werden gestoord door een klop op de deur. Dannyl maakte een gebaar naar de deur die openzwaaide. Lorkin voelde zich een beetje verontrust toen hij de magiër die erachter stond herkende.

      O, o. Wat heeft moeder nu weer bekokstoofd?

      ‘Neem me niet kwalijk dat ik stoor,’ zei heer Rothen, zijn gerimpelde gezicht plooide zich tot een glimlach. ‘Zou ik heer Lorkin eventjes kunnen spreken?’

      ‘Natuurlijk, heer Rothen,’ zei Dannyl met een brede glimlach. Hij keek naar Lorkin en knikte in de richting van de oude magiër. ‘Ga maar.’

      Lorkin onderdrukte een zucht en stond op. ‘Ik kom zo snel mogelijk terug,’ zei hij tegen de anderen, liep daarna naar de deur en stapte achter Rothen aan de gang in. Toen de deur werd gesloten, kruiste Lorkin zijn armen over elkaar en zette zich schrap voor de preek die eraan zat te komen.

      Zoals altijd zag Rothen er tegelijkertijd streng en geamuseerd uit. ‘Weet je zeker dat je naar Sachaka wilt gaan, Lorkin?’ vroeg hij zacht. ‘Doe je dit niet alleen om je moeder dwars te zitten?’

      ‘Ja,’ antwoordde Lorkin. ‘En nee. Ik wil echt gaan en ik probeer niet moeder te tarten.’

      De oude magiër knikte met een peinzende uitdrukking op zijn gezicht. ‘Je bent je bewust van de gevaren?’

      ‘Natuurlijk.’

      ‘Dus je geeft toe dat er gevaren aan kleven.’

      Ha. Beetgenomen! Lorkin merkte dat hij een glimlach moest onderdrukken toen een golf van genegenheid voor de oude man door hem heen trok. Alle jaren van Lorkins leven was Rothen er geweest, hij zorgde voor hem wanneer de plichten van zijn moeder haar wegriepen, hielp hem wanneer hij verdedigd moest worden of ondersteuning nodig had, had hem de les gelezen en gaf hem af en toe straf als hij iets doms gedaan had, of Gilderegels had overtreden.

      Dit was anders en Rothen moest dat weten. Lorkin overtrad geen enkele regel. Hij moest alleen zijn oude vriend en beschermer overtuigen dat hij niet iets doms deed.

      ‘Natuurlijk zijn er gevaren – er kleven gevaren aan alles wat een magiër doet,’ antwoordde Lorkin. Hij haalde een frase aan die Rothen graag gebruikte tegen novicen.

      De ogen van de oude magiër vernauwden zich. ‘Maar zijn ze te groot?’

      ‘Het is aan de hoge magiërs om dat te besluiten,’ antwoordde Lorkin.

      ‘En je zult elk besluit dat zij nemen aanvaarden?’

      ‘Natuurlijk.’

      Rothen keek naar de grond en toen zijn blik die van Lorkin opnieuw ontmoette, was hij warm van genegenheid. ‘Ik heb er begrip voor dat je iets wilt doen met je leven. Je moet inderdaad voldoen aan hoge verwachtingen. Je weet toch dat Sonea en ik nooit iets anders voor jou hebben gewild dan een veilig, gelukkig leven?’

      Lorkin knikte.

      ‘Er zijn andere manieren om je te onderscheiden,’ ging Rothen verder. ‘Manieren die net zoveel voldoening geven en veel minder gevaar opleveren. Je moet alleen geduld hebben en klaar zijn om kansen te grijpen wanneer ze komen.’

      ‘Dat zal ik doen. Ik ben vast van plan om Sachaka te overleven en als ik terugkom, zal ik alles aanpakken wat er nog meer op mijn weg komt,’ zei Lorkin ferm. ‘Maar nu is dít wat ik wil.’

      Rothen staarde Lorkin zwijgend aan, haalde toen zijn schouders op en deed een stap achteruit. ‘Zolang je het maar zeker weet en je de gevolgen ten volle hebt overwogen... O, en voor ik het vergeet, je moeder vroeg me tegen je te zeggen dat ze graag wil dat je vanavond bij haar komt eten.’

      Lorkin slikte een gekreun in. ‘Dank u. Ik zal er zijn.’

      Alsof ik een keus heb, peinsde hij. Hij had tot zijn schade en schande gemerkt dat zijn moeder het niet gemakkelijk vergaf als hij een uitnodiging om te komen eten afsloeg. Vijf jaar geleden was hij een keer niet komen opdagen bij het eten – wat niet eens alleen zíjn schuld was – maar het lukte haar nog steeds ervoor te zorgen dat hij zich daar schuldig over voelde.

      Rothen draaide zich om en wilde weggaan. Lorkin draaide zich al terug naar de deur, wachtte toen even en keek over zijn schouder.

      ‘Komt u ook, Rothen?’

      De oude man wachtte even voordat hij achteromkeek en glimlachte. ‘O nee. Ze zal je helemaal voor zichzelf hebben vanavond.’

      Deze keer lukte het Lorkin niet om een kreun te onderdrukken. Terwijl hij magie gebruikte om de deurklink open te maken, hoorde hij Rothen grinniken terwijl hij wegliep.

 

Sonea nam de man op die tegenover haar aan de tafel zat en vroeg zich af, niet voor de eerste keer die avond, waarom hij de moeite had genomen haar te bezoeken. Het was gebruikelijk en ook te verwachten dat zowel de indieners van het verzoekschrift als de tegenstanders zouden proberen het stemgedrag van de hoge magiërs te beïnvloeden. Maar het was toch zeker wel helder hoe zij zou stemmen; haar genegenheid lag duidelijk bij de lagere klasse en niet alleen vanwege haar afkomst. Waarom tijd verspillen, terwijl hij zijn inspanningen beter kon richten op het overhalen van andere hoge magiërs?

      ‘De regel is duidelijk onrechtvaardig toegepast en dit meestal in het geval van novicen uit de lagere klasse,’ ging Regin verder. ‘Maar het is een feit dat sommige van hen uit families komen die betrokken zijn bij misdadige activiteiten.’

      ‘Ik genees regelmatig mensen die betrokken zijn bij misdadige activiteiten,’ vertelde ze hem. ‘En ik ken mensen in de stad die hun geld verdienen op een manier die bepaald niet legaal is. Daarom ben ik nog geen misdadiger. Magiërs worden niet crimineel omdat een verwant toevallig een misdadiger is. Het is toch zeker genoeg als een magiër – of een novice – zich gedraagt zoals wij willen.’

      ‘Konden we daar maar op vertrouwen,’ antwoordde Regin. ‘Los van hun achtergrond of hun vermogen, voor alle novicen en magiërs geldt dat degenen die via familie of vrienden blootgesteld staan aan oneerlijke mensen en zaken, eerder zullen toegeven aan de verleiding van illegale verwikkelingen dan degenen die dat niet zijn.’ Hij trok een lelijk gezicht. ‘Ik denk dat deze regel hen helpt, vooral wanneer ze niet in staat zijn zichzelf te helpen. Het kan een excuus zijn om zich terug te trekken uit een situatie waarin zij onder druk van anderen staan.’

      ‘Of het kan maken dat ze in verzet komen, wanneer zij zien dat een regel onrechtvaardig wordt toegepast. En als ze deze per ongeluk overtreden, kunnen ze redeneren dat het niet zo erg is als ze een andere regel overtreden omdat ze zoiets al eerder hebben gedaan. En dan heb je er ook nog die iets wat verboden is het meest opwindend vinden.’

      ‘Daarom hebben we het ontmoedigende effect van de regel nodig.’

      ‘Ontmoedigend of, pervers genoeg, juist stimulerend?’ Ze zuchtte. ‘De zwakte van deze regel is dat hij inconsequent wordt toegepast – en ik geloof niet dat dit verholpen kan worden.’

      ‘Ik ben het met je eens dat dit het zwakke punt is, maar niet dat dit niet opgelost kan worden.’ Regin ging achteroverzitten in zijn stoel en sloot zijn ogen. ‘Het probleem is dat de dingen veranderd zijn. Misdaad is omhooggekropen tot in de hogere klasse als vocht dat door muren omhoogkruipt. Voor hen hebben we deze regel nodig, niet voor de lagere klasse.’

      Sonea trok haar wenkbrauwen op. ‘Je gelooft toch niet echt dat de hogere klasse in het verleden niet gokte en naar de hoeren ging? Ik kan je verhalen vertellen...’

      ‘Nee.’ Regin opende zijn ogen en keek haar aan. ‘Ik heb het niet over het gebruikelijke kattenkwaad. Dit is groter. Gemener. En veel beter georganiseerd.’

      Sonea opende haar mond om te vragen wat hij bedoelde, maar werd onderbroken door een klop op de deur. Ze draaide zich om en stuurde een beetje magie om de deur open te maken. Ze voelde haar hart opspringen toen Jonna de kamer binnenkwam met een groot dienblad, volgeladen met eten.

      Sonea’s tante en bediende keek van haar naar Regin en maakte een beleefde buiging. ‘Heer Regin.’ Ze zette het dienblad neer, wierp een blik op Sonea en deed een stap achteruit.

      ‘Ga niet weg vanwege mij.’ Regin stond op en keek Sonea aan. ‘Ik kom wel een andere keer terug.’ Hij boog zijn hoofd. ‘Bedankt dat je naar me wilde luisteren, zwarte magiër Sonea.’

      ‘Goedenavond, heer Regin,’ antwoordde ze.

      Jonna stapte opzij om hem door te laten. Toen de deur achter hem gesloten werd, trok de vrouw een wenkbrauw op.

      ‘Onderbrak ik iets?’ vroeg ze.

      ‘Ja, maar het geeft niet.’

      Terwijl haar tante de afgedekte schotels op de tafel zette, zuchtte Sonea en keek de kamer rond.

      Toen ze de kamers van het magiërsverblijf voor het eerst had gezien, was ze onder de indruk geweest van de luxe en had ze de afmetingen niet ongewoon gevonden. Ze had niet geweten dat de kamers klein waren in vergelijking met de huizen waar de meeste mannen en vrouwen uit de hogere klasse woonden. Elk appartement bestond uit twee tot vier kamers, afhankelijk van de grootte van het gezin van de magiër, en de kamers hadden bescheiden afmetingen.

      Op een enkele klacht na, namen de meeste magiërs genoegen met de kleine kamers. Zo konden ze op het terrein van het Gilde wonen en ze hadden zich aan de beperkingen aangepast. Ze aten niet aan een eettafel, maar maaltijden werden geserveerd op een lage tafel die voor de stoelen in de gastenkamer werd neergezet. De enige uitzonderingen waren de formele maaltijden van het Gilde, die geserveerd werden op een lange eettafel in de feestzaal die speciaal daarvoor was gebouwd.

      Er was echter nog een uitzondering – de kleine eetkamer in de residentie van de opperheer.

      De herinnering aan die kamer schoot door haar hoofd en aan smaken die ze al jaren niet meer had geproefd. Ze merkte, niet voor de eerste keer, dat ze zich afvroeg wat er met Akkarins bediende was gebeurd, Takan, de vroegere slaaf uit Sachaka die zulke voortreffelijke maaltijden had bereid. Sinds de invasie was er niets meer van hem vernomen. Ze had altijd gehoopt dat hij het had overleefd.

      Met een zucht van opluchting ging Jonna zitten. Sonea keek naar de schotels die op de tafel stonden af te koelen. Het was geen exotisch maal, alleen het gebruikelijke eten uit de Gildekeukens. Ze fronste haar voorhoofd. Lorkin had Regin moeten onderbreken, en niet Jonna.

      ‘Hij zal zo wel komen,’ verzekerde Jonna haar omdat ze de oorzaak van haar bezorgdheid raadde. ‘Hij zou een maaltijd met zijn moeder niet durven missen.’

      Sonea bromde iets. ‘Hij lijkt vast van plan mij te weerstaan en zichzelf te laten doden in Sachaka. Waarom zou hij zich iets aantrekken van een gemiste maaltijd?’

      ‘Omdat hij zich dan ook tegenover mij zou moeten verantwoorden,’ antwoordde Jonna.

      Sonea keek haar tante aan en glimlachte. ‘Je kunt net zo goed gaan. Anders klaag ik je de oren van het hoofd.’

      ‘Mijn oren kunnen daar wel tegen. Bovendien, als hij niet komt, kunnen we niet al dat eten laten verpieteren.’

      ‘Je weet dat ik zal wachten tot lang nadat het verpieterd is, dus het heeft geen zin om allebei hongerig te blijven terwijl we wachten. Ga maar. Ranek zal ook honger hebben.’

      ‘Hij werkt laat vanavond en zal blijven eten in de bediendevertrekken.’ Jonna stond op, bekeek de boekenplanken, haalde een stofdoek uit haar uniform en begon een plank af te stoffen.

      Ze laat zich niet van haar stuk brengen, dacht Sonea. Nadat ze bij het Gilde waren komen wonen om Sonea te helpen met haar zwangerschap, de geboorte en het ouderschap, hadden Jonna en Ranek een plekje veroverd als bedienden – Jonna als Sonea’s bediende en Ranek bij de kleermakers. Hun twee kinderen waren hier opgegroeid, hadden gespeeld met Lorkin en uiteindelijk goedbetaalde banen gevonden als bedienden in rijke huizen in de stad. Jonna was heel tevreden met dit alles. Het was het beste waarop iemand van haar klasse kon hopen. Iemand die geboren was buiten de Huizen kon alleen toetreden tot de elite van het land door een magiër te worden.

      Een klop op de deur trok hun aandacht. Sonea haalde diep adem en stuurde een klein beetje magie naar de klink. Die klikte open en een berouwvol kijkende Lorkin stapte naar binnen. Sonea zuchtte van opluchting.

      ‘Het spijt me dat ik laat ben,’ zei hij. ‘Moeder. Jonna.’ Hij knikte naar hen beiden. ‘De bijeenkomst werd pas een paar minuten geleden beëindigd.’

      ‘Ach, je bent net op tijd,’ zei Jonna terwijl ze naar de deur liep. ‘Nog iets langer en ik zou jouw eten opgegeten hebben.’

      ‘Waarom blijf je er niet gezellig bij?’ vroeg hij met een hoopvolle glimlach.

      Ze keek hem onderzoekend aan. ‘Zodat wij je allebéí kunnen vertellen wat een stommeling je bent?’

      Hij knipperde met zijn ogen en grinnikte even. ‘Goedenacht, Jonna.’

      Ze snoof geamuseerd voordat ze de deur uit glipte en die achter zich dichttrok.

      Sonea keek naar hem. Hij ontmoette haar ogen even en keek de kamer rond.

      ‘Is er iets veranderd?’ vroeg hij.

      ‘Nee.’ Ze maakte een gebaar naar de andere stoel. ‘Ga zitten. Eet. Het heeft geen zin om de maaltijd nog kouder te laten worden.’

      Hij knikte en ze begonnen het eten op hun borden te scheppen. Sonea zag dat hij met zijn gebruikelijke gretigheid at. Of haastte hij zich? Wilde hij dat deze maaltijd snel voorbij was? Om te ontsnappen aan zijn bemoeizuchtige moeder en niet langer herinnerd te worden aan dingen die hij wilde negeren – zoals de gevaren van het reizen naar Sachaka?

      Ze wachtte tot de maaltijd voorbij was en hij er wat meer ontspannen uitzag voordat ze het onderwerp aanroerde waarvoor ze hem hier had uitgenodigd, zoals hij moest weten.

      ‘Zo,’ begon ze. ‘Waarom Sachaka?’

      Hij knipperde met zijn ogen, draaide zich om en keek haar aan.

      ‘Omdat... Omdat ik daarheen wil.’

      ‘Maar waarom wil je daarheen? Van alle mogelijke bestemmingen, is dit de gevaarlijkste – vooral voor jou.’

      ‘Heer Maron vindt van niet. En heer Dannyl ook niet. Dat is te zeggen, ze denken niet dat het voor mij gevaarlijker zal zijn dan voor iemand anders.’

      Sonea keek hem onderzoekend aan. ‘Dat is alleen omdat zij iets pas geloven als ze bewijs zien. De enige manier waarop bewezen kan worden dat het voor jou gevaarlijk is om naar Sachaka te reizen, is om je daarheen mee te nemen en te zien dat er iets ergs met je gebeurt.’

      Zijn ogen vernauwden zich. ‘Dan hebt u ook geen bewijs.’

      ‘Niet dat soort bewijs.’ Ze dwong zichzelf tot een glimlach. ‘Ik zou bepaald geen verantwoordelijke ouder zijn als ik je meenam naar Sachaka om mijn geloof dat dit gevaarlijk is uit te testen.’

      ‘Maar hoe weet u dan dat het gevaarlijk is?’

      ‘Door wat je vader me vertelde. Door wat afgezanten van het Gilde en handelaren sinds die tijd hebben bevestigd. Ze zijn het er allemaal over eens dat Sachakanen door hun erecode verplicht zijn wraak te nemen voor de dood van een familielid – zelfs als ze dat familielid niet aardig vonden en zelfs als dat familielid een verstotene was.’

      ‘Maar de Gildegezanten hebben het onderzocht. Zij zeiden dat de familie van Kariko en Davoka geen wraak wilde nemen. De broers waren voor hen een blok aan het been; blijkbaar was hun dood een opluchting voor hen.’

      ‘Ze zeiden ook dat de familie bewonderd werd voor de gedurfde invasie van de broers, ondanks het feit dat ze verstotenen waren en dat de invasie mislukte.’ Sonea haalde haar schouders op. ‘Het is gemakkelijker om dankbaarheid en loyaliteit te voelen voor iemand die dood is. Je kunt het feit niet negeren dat de afgezanten alleen hebben gesproken met enkele familieleden, niet met allemaal. En dat wanneer het hoofd van de familie een bepaalde mening verkondigde, anderen die het er niet mee eens waren, hun mond zouden houden.’

      ‘Maar ze zouden ook niet ingaan tegen het hoofd van de familie,’ merkte hij op.

      ‘Niet op een manier die tot hen zou kunnen worden teruggevoerd.’

      Gefrustreerd schudde Lorkin zijn hoofd. ‘Niemand zal vergif in mijn eten doen of mijn keel doorsnijden als ik slaap. Zelfs als ik niet in staat was om magie te gebruiken om het een te genezen en me te beschermen tegen het ander, zal niemand de vrede tussen onze landen in gevaar willen brengen.’

      ‘Of ze zien je juist als het perfecte excuus om die te bederven.’ Sonea leunde naar voren. ‘Ze zouden beledigd kunnen zijn dat het Gilde Akkarins zoon naar hen toe stuurde. Jouw kleine bezichtigingsreis zou alles kunnen bederven waaraan het Gilde sinds de invasie heeft gewerkt.’

      Zijn ogen werden groot en zijn gezicht betrok.

      ‘Het is geen bezichtigingsreisje. Ik... Ik wil heer Dannyl helpen. Ik denk dat wat hij probeert te doen ons zal... Zal... Dat het ons kan helpen. Door het onderzoeken van het verleden kunnen we misschien nieuwe kennis vinden – nieuwe magie – die ons kan helpen om onszelf te verdedigen. Misschien hoeven we dan geen zwarte magie meer te gebruiken.’

      Even kon Sonea niets uitbrengen. Verrassing werd snel opgevolgd door een vlaag van schuldgevoel.

      ‘Je bent toch niet bezig met een zoektocht om mij te redden, of zoiets dergelijks?’ vroeg ze met ongewild trillende stem.

      ‘Nee!’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Als we dat soort magie zouden vinden, zou het ons allemaal helpen. Het zou zelfs de Sachakanen kunnen helpen. Als ze geen zwarte magie nodig hadden, zouden ze misschien minder weerzin hebben tegen het beëindigen van slavernij.’

      Sonea knikte. ‘Volgens mij kan iedereen naar die nieuwe magie zoeken. Heer Dannyl is al bezig. Waarom moet jíj zo nodig gaan?’

      Lorkin zweeg even. ‘Heer Dannyl heeft alleen belangstelling voor het aanvullen van hiaten in de geschiedschrijving. Ik ben meer geïnteresseerd in de toepassingsmogelijkheden van die geschiedenis – die kennis – in het heden. En in de toekomst.’

      Ze voelde een rilling over haar rug lopen. Een zoektocht naar magische kennis. Precies hetzelfde als wat Akkarin had aangespoord om de wereld te verkennen, en uiteindelijk Sachaka binnen te trekken. En die zoektocht was heel, heel slecht afgelopen.

      ‘Een dergelijk verlangen naar kennis leidde ertoe dat je vader een slaaf werd,’ vertelde ze hem, ‘en hij had geluk dat het daarbij bleef en dat hij niet stierf.’

      Een nadenkende blik gleed over Lorkins gezicht, daarna ging hij rechtop zitten en schudde zijn hoofd.

      ‘Maar dit is anders. Ik zwerf niet onuitgenodigd en slecht geïnformeerd door een vijandig land. Het Gilde weet nu veel meer over Sachaka. Sachakanen weten meer over ons.’

      ‘Het Gilde weet alleen wat de Sachakanen ons willen laten weten. Er moet – er zal – heel veel zijn wat geheimgehouden wordt voor onze afgezanten. Ze kunnen er niet helemaal zeker van zijn dat jij daar veilig zult zijn.’

      Hij knikte. ‘Ik wil niet beweren dat er geen gevaar is. Maar het is aan de hoge magiërs om te besluiten of dat gevaar voor mij groter is.’

      Hij heeft zijn twijfels, dacht ze. Hij is niet blind voor de gevaren.

      ‘En ik weet zeker dat u ervoor zult zorgen dat ze elk mogelijk gevolg zullen overwegen,’ voegde hij eraan toe en hij keek haar aan. ‘Als ik beloof dat ik naar huis zal komen zodra heer Dannyl of ik het minste vermoeden van gevaar hebben, zult u dan uw bezwaar intrekken?’

      Ze glimlachte wrang. ‘Natuurlijk niet.’

      Hij keek boos.

      ‘Ik ben je moeder,’ bracht ze hem in herinnering. ‘Het is mijn plicht ervoor te zorgen dat je jezelf geen kwaad doet.’

      ‘Ik ben geen kind meer. Ik ben twintig jaar oud.’

      ‘Maar je bent nog steeds mijn zoon.’ Ze ving zijn blik op en hield die vast ondanks de woede in zijn ogen. ‘Ik weet dat je boos op me zult zijn als ik erin slaag je tegen te houden. Dat heb ik liever dan dat je dood bent. Ik heb nog liever dat je lid wordt van de Lonmarsekte en dat ik je nooit meer zie. Dan zou ik in ieder geval weten dat je leeft en gelukkig bent.’ Ze zweeg even. ‘Je zegt dat je geen kind meer bent. Vraag jezelf dan eens af: doe je dit, misschien voor een heel klein beetje, om je moeder te tarten? Hoeveel van je wens om daarheen te gaan wordt ingegeven door de behoefte je te bewijzen als een volwassene? Als je die twee verlangens weghaalt, wil je dan nog steeds zo graag gaan?’

      Lorkin zei niets, maar zijn gezicht stond strak van woede. Opeens stond hij op.

      ‘U begrijpt er niets van. Eindelijk vind ik iets wat de moeite waard is en u... U moet zo nodig proberen dat voor mij te bederven. Waarom kunt u mij niet gewoon gelukwensen en blij zijn dat ik misschien iets nuttigs doe met mijn leven in plaats van hier rond te hangen en dronken te worden of roet te gebruiken?’

      Met een rood gezicht beende hij naar de deur en verliet haar kamer.

      Sonea bleef verstijfd achter, niet in staat iets anders te doen dan naar de deur te staren, verscheurd tussen liefde en trots, de vastbeslotenheid hem te beschermen en de angst dat dit haar niet zou lukken.