13

DE VAL

Toen het rijtuig voor de deur van Regins huis stopte, voelde Sonea weerzin opkomen. Ze bleef zitten en werd bestookt door herinneringen waarin ze uitgeput en hulpeloos was, en waarin ze diep in de nacht door een jonge novice en zijn vrienden in de krochten van de universiteit getreiterd werd.

      Toen herinnerde ze zich diezelfde novice die achteruitdeinsde voor een Sachakaanse Ichani, nadat hij zich vrijwillig had aangemeld om als lokaas te dienen in een valstrik die heel gemakkelijk verkeerd had kunnen aflopen. En zijn woorden: ‘... Als ik dit overleef, zal ik het goedmaken met je.’

      Had hij dat gedaan? Ze schudde haar hoofd.

      Na de oorlog wilden veel van Imardins machtige Huizen de familieleden die waren gestorven in de strijd zo snel mogelijk vervangen, omdat een Huis groter prestige genoot naarmate zij meer magiërs hadden. Regin was al snel na zijn afstuderen getrouwd en in het Gilde deden roddels de ronde dat hij de vrouw die zijn familie voor hem had uitgekozen niet erg aardig vond.

      Sinds hun eerste dagen op de universiteit had hij Sonea nooit meer onaangenaam behandeld en zeker geen kleinzielige studentenstreken meer uitgehaald. Maar ook als volwassene had hij nooit meer tegen haar samengespannen. Twintig jaren waren verstreken. Waarom voelde ze dan deze weerzin om hem onder ogen te komen in zijn eigen huis? Was ze nog steeds bang van hem? Of maakte ze zich zorgen dat ze onbeleefd tegen hem zou zijn vanwege haar oude gewoonte om hem niet te vertrouwen en een hekel aan hem te hebben? Het was kinderachtig om een wrok tegen hem te koesteren vanwege dingen die hij haar had aangedaan toen hij jong en dwaas was. Rothen had gelijk dat Regin was uitgegroeid tot een verstandige man.

      Maar oude gewoonten zijn net zo moeilijk kwijt te raken als oude vlekken, dacht ze.

      Ze dwong zichzelf om op te staan en klom uit het rijtuig. Net zoals altijd, bleef ze even staan om haar omgeving in zich op te nemen. Ze had niet vaak de mogelijkheid om de straten van de stad te zien.

      Natuurlijk was deze straat een onderdeel van de Binnencirkel, want Regins familie en Huis waren oud en machtig en alleen de machtigste en invloedrijkste families konden zich veroorloven om zo dicht bij het paleis te wonen. De straat zag er ongeveer uit als te verwachten was van straten in de Binnencirkel, met grote gebouwen van twee en drie verdiepingen hoog. Veel gebouwen droegen subtiele tekenen van herstelwerkzaamheden, of hadden volledig nieuwe gevels, die snel na de Ichani-invasie tot stand waren gekomen.

      Sonea richtte haar aandacht op de mensen die door de straat liepen. Er wandelden een paar mannen en vrouwen van hoge status, gezien hun kleding, en een magiër. De rest waren bedienden. Toen zag ze een groep van vier mannen die een gebouw aan het eind van de straat uit kwamen en in een rijtuig klommen. Hoewel ze de prachtige kleding van de rijken droegen, was er iets in hun houding en bewegingen dat aan de zelfverzekerde bruutheid van straatbendes deed denken.

      Misschien verbeeld ik het me alleen maar, zei ze tegen zichzelf. En zie ik verbanden omdat ik Regin de laatste tijd zo vaak heb horen vertellen over criminele relaties van de Huizen.

      Ze draaide zich om, liep naar de deur van Regins huis en klopte aan. Een ogenblik later ging de deur open en maakte een tengere bediende met een zuur gezicht een diepe buiging voor haar.

      ‘Zwarte magiër Sonea,’ zei hij met een onverwacht diepe stem. ‘Heer Regin verwacht u. Ik zal u naar hem toe brengen.’

      ‘Dank je,’ antwoordde ze.

      Hij leidde haar door een grote hal en een rondlopende trap op. Na nog een hal kwamen ze in een grote kamer vol stoelen met dikke kussens. Aan één kant stroomde zonlicht door hoge ramen naar binnen. De textiel die de stoelen bedekte, de verf op de muren en de papieren schermen hadden felle, niet bij elkaar passende kleuren.

      Twee mensen stonden op van hun stoel – Regin en een vrouw van wie Sonea veronderstelde dat ze zijn echtgenote was. De vrouw naderde Sonea met uitgestrekte armen alsof ze van plan was haar bezoekster te omarmen, maar op het laatste moment sloeg ze haar handen in elkaar.

      ‘Zwarte magiër Sonea!’ riep ze. ‘Wat een eer om u in ons huis te ontvangen.’

      ‘Dit is Wynina, mijn echtgenote,’ zei Regin.

      ‘Fijn u te ontmoeten,’ zei Sonea tegen Wynina.

      De vrouw straalde. ‘Ik heb zoveel over u gehoord. Het gebeurt niet vaak dat we een historische figuur in ons huis ontvangen.’

      Sonea probeerde een toepasselijk antwoord te bedenken, maar dat lukte niet. De vrouw bloosde en sloeg een hand voor haar mond. ‘Goed,’ zei ze met een blik van Regin naar Sonea. ‘Jullie twee hebben serieuze zaken te bespreken. Ik zal jullie alleen laten.’

      Ze liep naar de deur, draaide zich om en glimlachte naar Sonea, toen verdween ze in de gang erachter. Regin grinnikte.

      ‘Ze is erg onder de indruk van je,’ zei hij zacht en hij maakte een uitnodigend gebaar naar de stoelen.

      ‘Werkelijk?’ Sonea liep naar een van de stoelen en ging zitten. ‘Zo leek ze niet.’

      ‘O, normaal gesproken is ze veel breedsprakiger.’ Even glimlachte hij sarcastisch. ‘Maar ik neem aan dat je bent gekomen om iets belangrijkers te bespreken?’

      ‘Ja.’ Sonea zweeg even en haalde diep adem. ‘Ik heb genezers en assistentes in de kliniek vragen gesteld en daardoor ben ik het met je eens: het zou schadelijk zijn om de regel die omgang met misdadigers verbiedt af te schaffen.’

      Ze had besloten niets te zeggen over haar vermoedens dat roet de mogelijkheid had het lichaam van magiërs blijvend te beïnvloeden. Toen ze haar veronderstelling aan vrouwe Vinara had verteld, was beleefd ongeloof haar ten deel gevallen. Alleen de bewering van een metselaar zou de magiërs er niet van overtuigen dat ze het effect van het verdovende middel niet konden genezen. Dat zou heel wat meer bewijs vergen. Totdat Sonea de tijd had om haar theorie uit te proberen, zou ze het idee voor zichzelf moeten houden. En zelfs als ze bewijs vond, waren er sommigen in het Gilde die de lagere klasse de schuld zouden geven van het probleem en dat zou de situatie waarin het voorschrift de ‘schooiers’ had gebracht alleen slechter maken.

      Regin ging rechtop zitten en zijn wenkbrauwen gingen een klein stukje omhoog. ‘Juist.’

      ‘Maar ik geloof nog steeds dat het voorschrift oneerlijk is voor novicen en magiërs uit de lagere klasse,’ ging Sonea verder, ‘en dat we iets moeten doen om dat op te lossen, anders zullen we talentvolle en machtige novicen verliezen – of nog erger, rebellie oproepen.’

      Regin knikte. ‘Op dat punt ben ik het inmiddels met je eens. En om volkomen tegenovergestelde redenen vind ik dat we ervoor moeten zorgen dat de magiërs die belast zijn met het toepassen van het voorschrift en het straffen van degene die het overtreden, dat eerlijk en onpartijdig doen.’

      ‘Het voorschrift moet veranderd worden, niet afgeschaft,’ concludeerde Sonea.

      ‘Daar ben ik het mee eens.’

      Ze keken elkaar aan in een verwachtingsvolle stilte, toen merkte Sonea dat ze glimlachte. ‘Nou, dat ging gemakkelijker dan ik had verwacht.’

      Hij grinnikte. ‘Ja. Nu komen we bij het moeilijke gedeelte. Hoe moet het voorschrift worden veranderd en hoe gaan we de hoge magiërs ervan overtuigen – en de rest van het Gilde – dat ze moeten stemmen zoals wij willen dat ze stemmen?’

      ‘Hmm.’ Sonea fronste haar voorhoofd. ‘Het zou misschien gemakkelijker zijn om een aanpak te bedenken als we wisten wie er zal gaan stemmen.’

      Regin legde zijn vingers tegen elkaar. ‘Osen zal eerder geneigd zijn de richting te kiezen die wij willen als we allebei hetzelfde voorstellen. We moeten apart naar hem toe gaan en hem onze voorkeur vertellen. En misschien moet jij ook proberen heer Pendel over te halen, want hij is de aanvoerder van de groep die streeft naar afschaffing van de bepaling.’

      Sonea knikte. ‘Ik denk dat hij naar me zal luisteren. Maar ik zal hem een goede reden moeten geven om van mening te veranderen. En jij?’

      ‘Ik zal doen wat ik kan om de houding van de tegenstanders te verzachten. We moeten de voor- en nadelen van beide mogelijkheden goed verkennen, zodat we klaar zijn voor alle argumenten die tegen ons kunnen worden ingebracht.’

      ‘Ja. Hoewel we, afhankelijk van wie we moeten overtuigen, een andere aanpak moeten bedenken: of de hoge magiërs, of het hele Gilde. Ik vermoed dat de meeste hoge magiërs, als ze de keus krijgen tussen het afschaffen van het voorschrift, het handhaven of het veranderen, zo zullen stemmen dat alles blijft zoals het is.’

      ‘Waarschijnlijk heb je gelijk. Als de stemming wordt voorgelegd aan het hele Gilde kan dit een minder voorspelbare uitkomst opleveren en zal het hoogstwaarschijnlijk leiden tot het zoeken naar een tussenoplossing – en dat is het veranderen van het voorschrift. Hoe de aanpassing moet luiden, zal het belangrijkste gespreksonderwerp zijn.’

      ‘Ja.’ Sonea glimlachte spottend. ‘En dat brengt ons weer terug bij de moeilijkste vraag: hoe willen we het voorschrift veranderen?’

      Regin knikte. ‘Tja, ik heb wel een paar ideeën. Zal ik ze eerst vertellen?’

      Ze knikte. ‘Ga je gang.’

      Toen hij begon uit te leggen welke veranderingen hij had bedacht, voelde Sonea ondanks zichzelf een aarzelende bewondering voor de zorgvuldige manier waarop hij het probleem had overwogen. Het was duidelijk dat hij er al veel langer over nadacht dan de paar weken waarin het onderwerp werd besproken in het Gilde. Toch, anders dan bij sommigen van de vrouwen en mannen met wie zij had gesproken, waren de oplossingen die hij voorstelde praktisch en onbevooroordeeld. Waar is de arrogante, vooringenomen snob die ik kende als een novice? Verbergt hij dat tegenwoordig gewoon beter?

      Of was hij veranderd? Zelfs als dat zo was, zou het meer vergen dan een paar slimme oplossingen voor een klassenprobleem binnen het Gilde om haar ervan te overtuigen dat ze hem kon vertrouwen. Ongeacht wat hij zei, ze zou altijd op haar hoede blijven. Ze verwachtte dat de wrede kant van Regin, die zij maar al te goed kende, op een gegeven moment heus wel weer tevoorschijn zou komen.

 

Na het avondeten vertrok Dannyl voor de rest van de avond en Lorkin keerde terug naar zijn kamers. Hij had nog niet veel te doen als assistent van Dannyl. Behalve het ene bezoek aan Ashaki Itoki’s huis had hij het Gildehuis niet verlaten. Slechts een klein deel van het werk dat Dannyl overdag aanpakte, kon aan Lorkin worden overgedragen.

      Hij bracht de avonden door met lezen of het stellen van vragen aan de slaven. Dat laatste bleek moeilijker dan hij had verwacht. Hoewel de slaven altijd reageerden op zijn vragen, gaven ze niet meer dan het meest basale antwoord. Als hij hun vroeg of er nog iets anders was wat hij moest weten, keken ze verward en ongerust.

      Maar zij kunnen waarschijnlijk onmogelijk begrijpen wat ik moet weten, dacht hij. En ze zijn bang om ernaar te raden voor het geval ze het verkeerd hebben en ik daar kwaad over word. Initiatief is waarschijnlijk een karaktertrek die wordt ontmoedigd in een slaaf.

      Zonder dat hij wist waarom, had hij het gevoel dat het meisje met de donkere ogen dat hem de eerste dag naar zijn kamer had gebracht – Tyvara – ontvankelijker zou kunnen zijn. Sinds die eerste avond had ze hem echter niet meer bediend. Vanavond had hij niets belangrijks te doen, dus vroeg hij de slaaf die hem bediende haar te halen.

      Ze zullen waarschijnlijk allemaal denken dat ik met haar naar bed wil, peinsde hij toen hij zich haar misverstand van de eerste avond herinnerde. Tyvara waarschijnlijk ook. Ik zal haar moeten verzekeren dat dit niet mijn bedoeling is. Bestaat er een manier waarop ik haar kan aanmoedigen om vrijelijk te praten?

      Hij keek om zich heen en zijn blik bleef rusten op de kast waarin wat wijn en glazen stonden voor zijn eigen gebruik of om te serveren aan gasten. Voordat hij de kamer door kon lopen om deze te pakken, zag hij een beweging in de deuropening. Tyvara stapte de kamer binnen, liep naar hem toe en stopte een paar stappen bij hem vandaan waar ze zich op de grond liet vallen.

      ‘Sta op, Tyvara,’ zei hij tegen haar. Ze ging staan en haar blik bleef op de grond gericht. Haar gezicht was uitdrukkingsloos, en hij wist niet zeker of het zijn verbeelding was, maar ze leek een beetje gespannen. ‘Haal twee glazen voor me en wat wijn,’ beval hij.

      Ze gehoorzaamde, haar bewegingen waren snel maar gracieus. Hij ging op een van de krukjes in het midden van de kamer zitten en wachtte op haar. Ze zette de glazen en een fles op de grond en knielde ernaast.

      ‘Maak de fles open,’ droeg hij haar op. ‘En vul allebei de glazen. Een is voor jou.’

      Haar handen die al waren uitgestoken naar de fles, aarzelden nu. Daarna gingen ze verder met de taak die van haar werd verwacht. Toen allebei de glazen vol waren, pakte ze er een en gaf dat aan hem. Hij pakte het aan en maakte een gebaar naar het andere glas.

      ‘Drink. Ik heb een paar vragen voor je. Alleen vragen,’ voegde hij eraan toe. ‘Hopelijk niets wat je op welke manier dan ook in verlegenheid zal brengen. Als ik iets vraag wat jou moeilijkheden kan bezorgen als je antwoord geeft, zeg dat dan.’

      Ze keek naar haar glas en pakte het met duidelijke weerzin. Hij nam een klein teugje. Zij deed hetzelfde en de spieren rond haar mond vertrokken in een vage grimas.

      ‘Je houdt niet van wijn?’ vroeg hij.

      Ze schudde haar hoofd.

      ‘O.’ Hij keek om zich heen. ‘Drink het dan niet op. Zet het weg.’

      Aan de manier waarop ze het glas zo ver mogelijk weg zette was duidelijk dat ze echt een hekel had aan wijn. Hij nam nog een mondvol van zijn eigen glas en overwoog wat hij vervolgens zou vragen.

      ‘Zijn... Zijn er bepaalde regels voor de omgang met de slaven hier die ik... die ik veronachtzaam... of verkeerd doe?’

      Snel schudde ze haar hoofd. Te snel. Hij heroverwoog de vraag.

      ‘Is er een manier waarop ik mijn omgang met de slaven hier kan verbeteren? Die dingen doelmatiger maakt? Gemakkelijker?’

      Opnieuw schudde ze haar hoofd, maar nu langzamer.

      ‘Maak ik mezelf volkomen belachelijk als ik probeer met slaven te praten?’

      Een zweem van een glimlach trok langs haar lippen, daarna schudde ze opnieuw haar hoofd.

      ‘Je aarzelde even,’ merkte hij op en hij leunde naar voren. ‘Er is wel iets, nietwaar? Ik maak mezelf misschien niet belachelijk, maar ik doe iets wat niet nodig is en een beetje dwaas, is het niet zo?’

      Ze zweeg even en haalde haar schouders op.

      ‘Wat is het?’

      ‘U hoeft ons niet te bedanken,’ zei ze.

      Haar melodieuze, hese stem was een openbaring na alle stilzwijgende gebaren. Hij voelde een huivering over zijn rug lopen. Als ze geen slaaf was, denk ik dat ik haar bijzonder boeiend zou vinden. En als ze niet in die vreselijke wikkeljurk liep, waarschijnlijk ook heel aantrekkelijk.

      Maar hij had haar niet hierheen geroepen om haar te versieren.

      ‘Aha,’ zei hij. ‘Dat is een gewoonte – die in Kyralia wordt beschouwd als een vorm van goede manieren. Maar als het dingen gemakkelijker maakt, zal ik proberen het niet meer te doen.’

      Ze knikte.

      Wat nu? ‘Is er naast het onnodig bedanken van slaven nog iets anders wat heer Dannyl en ik hebben gedaan in onze omgang met slaven wat ons belachelijk maakt in de ogen van vrije Sachakanen?’

      Ze fronste haar voorhoofd en haar mond ging open, maar toen leek ze te verstijven. Hij zag haar ogen over de vloer schieten, zich richten op iets vlak naast zijn voeten en dan weer wegschieten. Ze is bang voor hoe ik op het antwoord zal reageren.

      ‘De waarheid zal me niet kwaad maken, Tyvara,’ zei hij vriendelijk. ‘In plaats daarvan kan het ons misschien heel erg helpen.’

      Ze slikte en boog haar hoofd nog dieper.

      ‘U zult status verliezen wanneer u niet naar bed gaat met een slaaf.’

      Hij voelde een steek van schrik, daarna van plezier. Vragen tuimelden door zijn hoofd. Vonden hij en Dannyl het erg om status te verliezen vanwege een dergelijke reden? Moesten ze zich daar iets van aantrekken? Maar aan de andere kant, hoe schadelijk was hun laksheid? Waren de vorige Gildegezanten en assistenten hier met slaven naar bed geweest?

      Maar, veel belangrijker, hoe kwamen vrije Sachakanen te weten of de nieuwe Gildegezant en zijn assistent al of niet met hun slaven naar bed gingen?

      Zulke informatie wordt duidelijk niet geheimgehouden. De slaven hier zijn immers eigendom van de koning van Sachaka. Het zou dom zijn om te denken dat onze prestaties in de slaapkamer niet worden besproken en beoordeeld.

      Bij de gedachte aan al die machtige Sachakaanse Ashaki die roddelden als oude vrouwen, moest hij lachen.

      Hij moest uitzoeken wat de gevolgen waren, nu hij Tyvara aan het praten had.

      ‘Hoeveel status zullen we verliezen?’ vroeg hij.

      Ze schudde haar hoofd. ‘Dat kan ik niet zeggen. Ik weet alleen dat ze u minder zullen respecteren.’

      Betekent dit dat niemand van de vorige bewoners van het Gildehuis hierachter is gekomen, omdat niemand van hen het aanbod afsloeg? Hij keek naar Tyvara. Als ze maar naar me wilde kijken. En naar me keek zonder aarzeling of onderdanigheid. Als ik haar rechtop zou zien staan, vol zelfvertrouwen en zonder angst, of als die donkere ogen echte bereidheid en verlangen uitdrukten, zou ik zonder aarzelen met haar naar bed gaan. Maar dit... Ik zou het niet kunnen. Zelfs niet om Dannyl te helpen bij het verkrijgen van respect in de ogen van de Ashaki.

      En het was ook niet te verwachten dat Dannyl met een van de vrouwelijke slaven naar bed zou gaan.

      ‘Status kan me niets schelen,’ zei hij tegen Tyvara. ‘Een man moet beoordeeld worden op zijn integriteit, niet op hoeveel vrouwen hij mee naar bed neemt – of ze nu slaaf zijn of vrij, gewillig of anderszins.’

      Heel even keek ze naar hem op, met een intense blik in haar ogen, maar al snel liet ze haar hoofd weer zakken. Hij ving een glimp op van haar tanden toen ze die in haar onderlip perste, daarna trok ze een lelijk gezicht.

      ‘Wat is er?’ vroeg hij. Ze is bang. Hoe kon dit haar raken? Natuurlijk! Ze zal gestraft worden als men denkt dat ze me niet bevalt. ‘Wat zullen ze met je doen?’

      ‘Ze zullen... Ze zullen iemand anders sturen. En dan weer een ander.’ En die zullen allemaal gestraft worden, leken haar woorden te suggereren.

      Hij verbeet een vloek. ‘Als ze dat doen, zal ik naar jou vragen. Als jij dat wilt, natuurlijk,’ voegde hij eraan toe. ‘We zullen praten. Elkaar vertellen over onszelf en over onze landen, of wat dan ook. Ik zie niet in hoe ik anders iets moet leren over Sachaka, hier opgesloten in het Gildehuis – en ik wil echt graag meer weten over jouw volk. En over jou. Hoe klinkt dat? Denk je dat het zal werken?’

      Ze zweeg even en knikte toen. Opgelucht haalde hij diep adem en liet de lucht langzaam ontsnappen. ‘Nou, vertel me dan maar eens iets over jezelf. Waar ben je geboren?’

      Zelfs terwijl ze de fokkerij beschreef waar ze was opgegroeid, voelde hij hoe de verschrikking van haar verhaal werd verzacht door iets onbegrijpelijks. Ze sprák met hem. Eindelijk had hij een gesprek met een ­Sachakaan dat dieper ging dan bevelen en antwoorden. Hij had niet verwacht dat hij eenzaam zou zijn in Sachaka. Terwijl hij naar haar luisterde, besefte hij dat ze opeens veel menselijker leek – iets waarvan hij later misschien spijt zou krijgen. Maar nu ontspande hij en luisterend naar de mooie, hypnotiserende stem van deze slavin genoot hij van elk woord.

 

Het dak van de lommerd was verrassend goed gemaakt. Een paar uur geleden, toen de duisternis van de nacht goed was begonnen, waren Cery en Gol erop geklommen. Ze hadden de dakpannen uit elkaar geschoven die eerder die dag voor hen waren losgemaakt door een straatschoffie en keken nu tussen de spleten door naar de kamer waarin Makkin de Koopman zijn kluis had staan.

      In die kluis lagen Makkins meest waardevolle boeken, waaronder een nieuwe bundel over genezende magie. Hij had de winkel bezocht, waarbij hij deed alsof hij het boek voor de eerste keer zag en ervoor zorgde dat Makkin het boek niet verkocht voordat hij kon terugkeren met het benodigde geld. Daarna had hij een bezoek gebracht aan een paar van de kroegen die onder zijn bescherming stonden om op te scheppen over het speciale boek dat hij zou kopen zodra iemand zijn schuld aan hem had afbetaald – wat waarschijnlijk morgen zou gebeuren.

      Het kan wel eens een lange nacht worden, dacht Cery en hij strekte voorzichtig zijn been dat stijf begon te worden. Maar als alles volgens plan verloopt, hoeven we hier maar één keer in de nachtlucht te liggen. Het is alleen te hopen dat de Dievendoder inderdaad een magiër is... En de honger naar kennis heeft die wij veronderstellen... En over mijn opschepperij van vandaag heeft gehoord... En vannacht niets belangrijkers heeft te doen.

      Cery moest toegeven dat hij slechts afging op geruchten en veronderstellingen. Hij kon een heleboel dingen heel gemakkelijk fout hebben ingeschat. De magiër die de sloten van zijn schuilplaats had opengemaakt zou heel goed niet de Dievendoder kunnen zijn. Hij zou in dienst kunnen zijn van de Dievendoder, of van iemand anders. En misschien was hij helemaal geen klant van Makkin.

      Maar het is niet zo’n vergezocht idee dat het niet de moeite waard is om het uit te proberen. En het is de enige aanwijzing die we hebben.

      Hij verschoof zijn gewicht en strekte het andere been. Op dit soort momenten besefte hij maar al te goed dat hij ouder werd. Hij kon niet meer tegen de zijkant van gebouwen omhoogklimmen met alleen wat houvast of een touw, of zonder angst over de gaten tussen gebouwen springen. Zijn spieren werden snel stijf in de kille lucht en het duurde langer om te herstellen van een inspanning.

      En ik heb geen mooie Sachakaanse vrouw meer in de buurt om mij op te vangen met haar magie als het dak instort.

      Oude, plezierige herinneringen schoten door zijn hoofd. Savara. Mysterieus. Verleidelijk. Gevaarlijk. Een ervaren strijder. De oefengevechten die hij met haar had gevoerd waren uitdagend en opwindend geweest en hij had meerdere nieuwe trucjes van haar geleerd. Ze had te veel geweten van de overeenkomst die hij had gesloten met opperheer Akkarin over het doden van de bevrijde Sachakaanse slaven die door de Ichani naar Imardin waren gestuurd om te spioneren en de zwakheid van het Gilde te onthullen. Maar hij had al snel door dat hij niet gemakkelijk van haar af zou komen. Dat het beter was om haar bezig te houden zodat ze dacht dat ze hem hielp, zonder haar te dicht bij de waarheid te laten komen.

      Maar daar kwam ze al snel achter. En daarna was de nacht gekomen dat ze hadden gezien hoe Sonea en Akkarin een Ichanivrouw bevochten en doodden. Het gevecht had het dak onder hen laten instorten, maar Savara had met haar magie voorkomen dat hij viel. En daarna was alles snel persoonlijker geworden...

      Na de Ichani-invasie was ze vertrokken, terug naar de mensen voor wie ze werkte. Hij had haar nooit meer gezien, hoewel hij zich vaak afvroeg waar ze was en of ze nog leefde en in veiligheid was. Ze had zich hoogstwaarschijnlijk telkens opnieuw in gevaarlijke situaties begeven ten behoeve van haar volk, dus het was heel goed mogelijk dat een daarvan tot haar dood had geleid.

      Ik was nooit verliefd op haar, bracht hij zichzelf in herinnering. En zij ook niet op mij. Ik bewonderde haar, zowel om haar lichaam als om haar geest. Zij vond mij een bruikbare bondgenoot en een onderhoudende afleiding. Als zij was gebleven zouden we niet...

      Door een geluid beneden hen keerde zijn aandacht weer terug naar het heden. Cery gluurde opnieuw door de spleet tussen de dakpannen en zag twee mensen de trap opkomen naar de kleine kamer erachter. Een herkende hij onmiddellijk: Makkin, die een lamp droeg. De andere was een vrouw met een donkere huid.

      ‘Is dit het?’ vroeg ze. Haar stem had een vreemd accent en was schor van ouderdom, maar ze bewoog met de vitaliteit van een jonger iemand. Is de Dievendoder een vrouw? dacht Cery... Dat is interessant. Het lijkt alsof ik gedoemd ben om heel machtige en gevaarlijke vrouwen te kennen of er het doelwit van te zijn...

      ‘Ja,’ antwoordde Makkin. ‘Dit is het. Ze zitten hierin. Maar...’

      ‘Maak open!’ beval de vrouw.

      ‘Dat kan ik niet! Ze hebben de sleutel meegenomen. Ze zeiden dat ik het dan niet aan iemand anders kon verkopen voordat ze terugkwamen met het geld.’

      ‘Wat? Je liegt!’

      ‘Nee! Neeneeneeneenee!’ De eigenaar van de lommerd stak zijn handen in de lucht en deinsde achteruit. Zijn gedrag was een beetje overdreven voor iemand die een hoofd groter was dan de vrouw die op hem afliep. Alsof hij weet dat ze gevaarlijker is dan ze eruitziet.

      De vrouw zwaaide met haar armen. ‘Hoepel op,’ beval ze. ‘Laat de lamp hier, verdwijn uit deze winkel en kom niet terug voordat het ochtend is.’

      ‘Ja! Dank u! Het spijt me dat ik niet...’

      WEG!’

      Hij stoof de trap af als een wild beest dat werd achtervolgd. De vrouw wachtte, luisterde naar Makkins voetstappen. Het geluid van de dichtslaande deur galmde in Cery’s oren.

      De vrouw draaide zich om, keek naar de kluis en trok haar schouders naar achteren. Langzaam liep ze erheen, zakte ervoor door haar knieën en bleef stilzitten. Cery kon haar gezicht niet zien, maar hij zag haar schouders optrekken en weer zakken toen ze diep ademhaalde.

      Een ogenblik later klikte het slot open.

      Gol snakte stilletjes naar adem. Cery lachte grimmig. Sloten springen niet uit zichzelf open. Ze moet magie hebben gebruikt. Ik heb het bewijs dat ik nodig had; we hebben een wilde magiër in de stad. Het was echter geen bewijs dat ze de Dievendoder was, maar stel dat ze dat wel was? Hij voelde een rilling over zijn rug lopen bij die gedachte. Was de vrouw daarbeneden werkelijk de moordenaar die zoveel Dieven had gedood?

      Ze was nu bezig de boeken in de kluis te onderzoeken. Hij herkende het boek over magie. De vrouw opende het, bladerde door de pagina’s, mompelde iets en gooide het weg. Ze pakte een volgende bundel en onderzocht die ook. Nadat ze alle boeken had bekeken, stond ze langzaam op. Ze balde haar vuisten en sprak een vreemd woord.

      Wat zei ze? Hij fronste zijn voorhoofd. Wacht even. Dat was een andere taal. Ze is een buitenlandse. Maar ze had niet genoeg gezegd om haar taal of zelfs haar accent te herkennen. Als ze nog maar iets wilde zeggen. Een hele zin, niet alleen een vloek.

      Maar de vrouw bleef stil. Ze stond op, draaide de kluis en zijn inhoud die nu door de kamer verspreid lag de rug toe en liep weg. Via de trap verdween ze in de duisternis van de winkel eronder. De deur sloeg opnieuw dicht. Zachte voetstappen verdwenen in de straat erachter.

      Cery bleef stil en bewegingloos liggen. Misschien had iemand de vrouw horen schreeuwen en hij wilde wachten tot mogelijke toeschouwers hun belangstelling hadden verloren en niet langer naar de winkel keken. Ondertussen overwoog hij zijn plan. We hebben de informatie die we nodig hebben. De enige verrassing is dat de magiër een vrouw is en een buitenlandse. Maar dat maakt haar niet minder gevaarlijk, of ze nu de Dievendoder is of niet. En als buitenlandse magiërs zich gaan vestigen in Imardin, zal Sonea dat vast en zeker willen weten.

      En Skellin. Moest hij het aan de andere Dief vertellen?

      Ik heb geen bewijs dat zij de Dievendoder is. Ik heb alleen bewijs dat zij de wilde magiër is. Ik wil liever niet dat Skellin weet dat Sonea en ik nog steeds contact met elkaar hebben. Als het Gilde deze vrouw gevangenneemt, zullen ze haar gedachten lezen en dan kunnen ze onomstotelijk vaststellen of zij de moordenaar is. En zo niet, dan is er niets om tegen Skellin te vertellen.

      En als ze het wel was... Tja, nadat het Gilde de wilde magiër had gevonden en met haar had afgerekend, zou er geen Dievendoder meer zijn om je zorgen over te maken.