18

De mammografie is pijnlijker dan toen ik nog gezonde borsten had. Littekenweefsel is gevoelig, en hoe voorzichtig het ook gebeurt, het doet verdomd zeer als mijn overgebleven borst, de borst waarin ooit gesneden is, op de glazen plaat wordt gelegd en de bovenste plaat langzaam maar meedogenloos druk begint uit te oefenen. Ik probeer me niet te bewegen en zo min mogelijk te ademen omdat alles wat ik doe het alleen nog maar erger maakt.

In het piepkleine kleedhokje zit ik even bij te komen voordat ik mij weer aankleed, mijn achterhoofd tegen de wand, mijn ogen dicht. Om mij heen de activiteiten van een ziekenhuis in vol bedrijf, prettig om naar te luisteren als het jezelf niet aan gaat. Natuurlijk weet ik waarom ik braaf naar de controle ben gegaan.

Nog even en mijn gelijk zal bewezen worden, over een week, als Bosman mij de uitslag van de mammografie zal meedelen.

“Het spijt me, mevrouw, maar ik kan u geen beter nieuws geven.”

De triomf!

Heb ik niet meteen al gezegd dat het een hopeloze zaak is? Had ik gelijk of niet om al die zogenaamd noodzakelijke behandelingen te weigeren!

Ik loop langzaam naar mijn auto, de lucht zindert boven het asfalt, de struiken aan het parkeerterrein staan er lusteloos bij en in de bloembakken staan knalrode geraniums te verdorren.

De hitte slaat mij tegemoet als ik het portier opendoe, het stuur brandt in mijn handen en na een paar seconden druppelt het zweet langs mijn voorhoofd.

Ik voel me ellendig, en dat geeft een zekere voldoening. Je moet toch ergens aan merken dat je leven ten einde loopt en dat je jezelf dus niets hebt wijsgemaakt.