16

“Wat in godsnaam heb je tegen Gees gezegd!”

Ik spoel snel een stuk beschuit met kaas weg met een slok earl grey terwijl ik mijn telefoon een eindje van mijn oor af houd.

Als Huib woedend is gaat hij staccato en steeds luider praten.

“Je weet best wat ik gezegd heb.”

“Maar ik kan het niet geloven. Ik hoop nog steeds dat Gees jou verkeerd begrepen heeft. Een abortus! Godallemachtig, welke moeder raadt haar dochter zoiets aan?”

“Dus jij vindt het wel een goed idee, dat een kind van negentien een kind krijgt.”

“Twintig is ze als het geboren wordt. Er zijn ik weet niet hoeveel vrouwen die op die leeftijd een kind krijgen.”

“Ja,” zeg ik, “dat zijn de vrouwen die later in de bijstand terechtkomen of in rotbaantjes. Geen vak geleerd, nooit tijd gehad om zichzelf te ontwikkelen.”

“Je gaat het toch verdomme niet weer over jezelf hebben!”

“Straks is het uit met die man. Dacht je dat die er trek in heeft om op herhalingsoefening te gaan? Hij maakt het uit of zijzelf. En dan?”

“Ze heeft ons. Wij laten haar niet vallen. Ik tenminste niet.”

“Ik ook niet, maar voorlopig wil ze mij niet zien heeft ze gezegd.”

“En gelijk heeft ze.”

Al die tijd heeft Flor in de deuropening gestaan, de glimlach van een kat om haar lippen.

“Dus je weet het nu ook,” zegt ze.

Ik loop langs haar heen de keuken in, ze volgt mij en gaat aan de tafel zitten terwijl ik koffie voor mezelf inschenk.

Met mijn rug naar haar toe drink ik.

“Jouw eerste kleinkind,” zegt ze.

Ik draai me om.

“Je kunt een kinderkamertje maken van de logeerkamer. Opklapbedje. Opklapbare box. Je kunt tegenwoordig alles opklappen wat je voor kinderen nodig hebt, wist je dat? Omdat zoveel mensen klein behuisd zijn. En je kunt op de baby passen als Gees weer gaat studeren. Ze hoeft echt dat kind niet weg te laten halen om weer iets van haar leven te maken. Dat heb ik tegen haar gezegd. Laat je niet gek maken door je moeder, heb ik gezegd, die heeft traumatische ervaringen, van haar kun je op dit gebied geen normale reactie verwachten.”

Ik hap naar adem. Mijn bloed gonst in mijn hoofd.

“Jij hebt aan Gees verteld…”

“Nog niet. Ik ga het wel doen. Om precies te zijn vanavond. Haar vriend is er een paar dagen niet, ik eet bij haar. Met een beetje hulp zet ze heel aardige maaltijden op tafel. En ik vind dat ze jouw verhaal moet kennen, het tragische verhaal van jouw jeugd, zodat ze jou beter kan begrijpen. Want ik begrijp best hoe het komt dat je bent zoals je bent, maar voor Gees ben je een raadsel.”

Ik maak een geluid dat ik zelf niet ken. Barbertje, die me zoals altijd op de voet is gevolgd en bijna tegen mijn benen ligt, springt overeind en blaft van schrik.

Flors ogen hebben zich vernauwd. Ik weet dat ze zich realiseert dat ze grenzen aan het overschrijden is.

Ze staat op en loopt snel naar de deur. “Reken dus niet op me met eten, Marg.”

Een paar minuten later hoor ik de voordeur dichtgaan.

Ik zit aan de keukentafel terwijl mijn hart langzaam weer z’n normale ritme krijgt. Mijn zomerjurk, waarover ik een shawl draag die de aanzet van mijn borsten verbergt – wanneer leer ik toch eens af om in het meervoud te praten – kleeft aan mijn rug.

De woede die over mij kwam, heeft mij beangstigd.

Er is nog maar zo weinig voor nodig om mij buiten mezelf te krijgen.

Afgezien daarvan voel ik dat ik steeds verder verwijderd raak van de mensen om mij heen, een bootje waarvan de landvasten zijn losgeraakt en dat nu wegdrijft god mag weten waar naartoe.

Ik weet niet precies wanneer het begonnen is, maar het heeft te maken met mijn ziekte, de amputatie, het gevoel dat ik verraden ben door mijn lichaam, op een dwaalspoor gezet door mijzelf omdat ik geloofde dat mijn eerste genezing een garantie voor de toekomst inhield en er nu van overtuigd ben dat mijn tweede operatie een vrijbrief is voor de dood.

Daaromheen is er te veel gebeurd om nog bij te kunnen houden.

Er is geen balans meer in mijn leven, en terwijl ik niets liever wil dan vasthouden wat mij dierbaar is, keren de paar mensen om wie ik werkelijk geef zich steeds verder van mij af.

Ik loop naar het logeerkamertje.

Flor heeft elk beschikbaar plekje volgestouwd met haar bezittingen. Haar lingerie ligt op mijn laptop en met een enkele beweging van mijn arm veeg ik het stapeltje op de grond.

De keer dat ik hier binnenliep, om een raam dicht te doen dat hinderlijk klapperde in de wind, heb ik foto’s van pa en ma op een hoekje van het tafeltje zien staan.

Ik pak ze in mijn handen en ga ermee op de rand van het bed zitten.

Pa heeft als je goed naar de foto kijkt niet eens een onaardig gezicht. Iets wat een uitdrukking van humor zou kunnen zijn schuilt in zijn mondhoeken.

Ik probeer het me te herinneren.

Hij maakte weleens een grapje, toen Flor en ik nog jong waren, het steeg niet uit boven niveau leeg ei omdraaien in het dopje zodat wij er nietsvermoedend een klap opgaven. Je hoeft niet bijzonder geestig te zijn om succes te hebben bij kinderen.

Het is wonderlijk hoe weinig ik mij van hem herinner, alsof alles wat er gebeurde in de jaren die voorafgingen aan die laatste nacht, door een onzichtbare hand weggeveegd zijn.

Met ma hetzelfde verhaal.

Ik kijk naar haar foto en zoek haar gezicht af.

Een moeder. Zwanger geraakt tijdens een avondje uit op de kermis. Hebben haar vriendinnen gezien dat ze in de bosjes verdween met die jongen? Zijn vrienden? Zijn er grappen over gemaakt, later? Toespelingen?

Ze moest trouwen, speciale toestemming van de koningin want zo ging dat in die tijd. Hoe bedenk je zo’n wet, alsof die toestemming inhield dat je dan automatisch de kinderkamer in het paleis in gebruik mocht nemen, en de koninklijke kinderwagen, met een kroontje op de kap. Natuurlijk stelde dat huwelijk niets voor.

Twee schoolkinderen. Wie zorgde er voor de baby? Voor mij? Degene die toevallig in de buurt was? Mijn grootmoeder die ik nooit heb gekend?

Ook al werd er getrouwd, de schande was er niet minder om. Je had het gedaan toen het nog niet mocht, en dat werd niet vergeten.

Later kwam pa in haar leven, hij was vijf jaar ouder dan zij. Met dat overwicht heeft hij haar waarschijnlijk zover gekregen dat ze een scheiding aanvroeg. Koninklijke toestemming niet nodig. Er werd weer getrouwd, ik zou de trouwfoto weleens willen zien maar ik denk dat het een simpele zaak is geweest, even langs het gemeentehuis en daarna over tot de orde van de dag.

Geen reden om een fotograaf uit te nodigen.

Ik kan me niet herinneren dat er ooit een trouwdag gevierd is.

Aan mijn verjaardag werd ook het minimum gedaan: waarom een pijnlijke herinnering, de grootste vergissing van haar leven, met feestrumoer omringen?

Ik begreep dat niet, als kind, maar het verschil tussen mijn verjaardag en die van Flor ontging mij niet.

Zou ik het begrepen hebben als ik het verhaal erachter had geweten? Het zou het misschien makkelijker gemaakt hebben.

Ik kijk naar de foto’s in mijn handen.

Zal Gees ooit zo met de foto’s van Huib en mij zitten, op de rand van een bed, denkend aan wat voorbij is en hoe anders het had kunnen zijn?

Met de man van wie ze nu een kind verwacht is het dan allang uit. Zal de geschiedenis zich herhaald hebben? Een nieuwe man met wie ze een nieuw leven had kunnen beginnen als dat eerste kind er niet was geweest.

Ik stel mij mijn moeder voor met het gezicht van Gees. Zoals ze naar me keek als ze dacht dat ik het niet merkte.

Nooit haar lippen op mijn wang gevoeld, nooit haar handen door mijn haren.

En ik heb zo mijn best gedaan, alles wat ik kon bedenken om haar liefde te winnen en niets werkte, niets heeft ooit geholpen.

Ik was het kind dat naar kermis stonk, dat herinnerde aan een onbeholpen paring in een bosje waar de resten van suikerspin en zakken friet waren neergegooid. Het kind dat er niet had moeten zijn. Zo’n kind gaat nu door mijn eigen dochter op de wereld gezet worden, de geschiedenis herhaalt zich en ik weet niet hoe ik dat moet voorkomen.

En terwijl ik hier met foto’s van mensen zit die nooit van mij gehouden hebben, is Flor bezig het drama van mijn leven breed uit te spinnen bij Gees. Een verhaal dat ik haar zelf had moeten vertellen, toen het nog indruk op haar gemaakt zou hebben. Nu is het te laat. Niets op de wereld kan mijn dochter ervan overtuigen dat het beter is voor haar kind als het niet geboren zal worden. Ze legde haar handen met gespreide vingers op haar buik. Het gebaar is op mijn netvlies ingebrand.

Wat er ook van zal komen, er is niets meer wat ik kan doen om mijn dochter te behoeden voor de grootste vergissing in haar leven.

Als ik Flor die avond thuis hoor komen van haar afspraak met Gees doe ik snel het licht in mijn slaapkamer uit. Maar misschien heeft ze het toen ze de tuin binnenliep nog zien branden, want ze houdt haar pas in als ze langs mijn deur loopt en vraagt of ik al slaap. Als ik zwijg hoor ik haar zachte lachje.

“Gees was erg onder de indruk van het verhaal, Marg. Werkelijk, je bent punten in haar waardering gestegen. Ooit, als ze weer contact met jou wil, zal ze er nog wel op terugkomen. Slaap lekker!”

Ik slaap nu geen nacht langer dan een paar uur, en naarmate de tijd verstrijkt voelt het alsof mijn temperatuur oploopt.

Van een gezamenlijk ontbijt is geen sprake meer. Als ik beneden kom is de keukentafel leeg en zit Flor binnen met mijn krant.

Ik laat Barber uit, geef hem eten, zet thee en werk een paar beschuiten naar binnen.

De dag ligt als een oeverloze zee van tijd voor me.

Het duurt nog maanden voordat ik weer gedeeltelijk aan het werk kan gaan. Na het boeket bij mijn thuiskomst uit het ziekenhuis heb ik niets meer van kantoor gehoord. Ook van mijn collega’s heeft zich niemand gemeld, terwijl ik toch met sommigen een redelijk contact dacht te hebben.

Ik voel me niet thuis in mijn eigen huis.

Voordat Flor bij mij introk zat ik een aantal uren per dag in het kamertje waarin nu haar spullen verspreid liggen. Werkend aan mijn kinderverhaaltjes. Ik zou mijn laptop naar beneden kunnen halen, maar er is geen plek waar ik ongestoord kan werken. Op een onopvallende manier is Flor overal aanwezig ook al wisselen we steeds minder woorden.

Ik weet dat ze zal proberen erachter te komen wat ik schrijf.

Dat ze in mijn laptop kan kijken heb ik voorkomen door een toegangscode in te stellen, maar wat ik ook doe, ze is altijd in de buurt, zodat ik mij nooit onbespied voel.

Ik bel Huib vanaf de rand van mijn bed.

“Hoe is het met Gees?” vraag ik.

Hij is op zijn hoede.

“Het gaat goed. Haar ochtendmisselijkheid wordt minder. Ik vind dat ze er goed uitziet.”

“Heb je die man al ontmoet?”

“Max? Ja, één keer heel even. Toevallig eigenlijk. Ik geloof wel dat hij dol is op Gees. En dat ze zwanger is vindt hij geweldig. Alleen die scheiding schiet niet erg op. Ja god, Marg, ik had het mij voor Gees ook wel iets anders voorgesteld, maar zo liggen de zaken nu eenmaal.”

“En het kind?”

“Het kind?” herhaalt Huib.

“Ja. Hoe gaat het met het kind.”

“De controles zijn goed.”

Ik hoor aan Huibs stem dat hij mijn belangstelling niet kan plaatsen. Ik ben immers de ontaarde moeder die haar dochter een abortus aan probeerde te praten.

“Ik wil dat het weer goed komt met Gees, Huib,” zeg ik. “Kun jij niet met haar praten? Ik zal me nergens meer mee bemoeien.”

Mijn stem slaat over, ik haat mezelf erom.

“Het komt heus wel weer goed tussen jullie,” zegt Huib. “Maar echt, Marg, het heeft geen zin dat ik met Gees praat. Ze is er heel duidelijk over. Voorlopig is het beter als jullie elkaar niet zien.”