6
Tess is van streek, de emoties op haar gezicht wisselen elkaar af, ik zie woede, zelfverwijt en oprecht verdriet voorbij komen.
“Verdomme Marg, waarom heb je niet gezegd dat je vandaag thuis zou komen? Morgen zou ik je komen halen, dat hebben we afgesproken. Ik ga je opzoeken en je bed is leeg, ik schrok me rot! De patiënt is een dagje eerder vertrokken! Je gaat toch in zo’n situatie niet in je eentje naar huis rijden? Ik had hier bloemen willen neerzetten, zorgen voor een leuke thuiskomst.”
Ze is op de rand van tranen.
Ik sla mijn goede arm om mijn vriendin.
“Lieverd, ik ben niet zelf komen rijden, ik heb als een verstandige oude dame een taxi genomen, en ik heb je niet gewaarschuwd omdat ik er zo naar verlangde om een paar uurtjes alleen te zijn. Ik werd gek in dat ziekenhuis, met al die mensen om me heen, het was zo heerlijk om in een leeg huis te komen, niemand die iets vroeg, iets zei, iets wilde. Ik heb geslapen en straks ga ik Barbertje halen, ik heb hem gemist.”
“En Gees, weet die dat je al thuis bent? Nee, natuurlijk, die zou ook morgen komen. Zul je d’r horen!”
“Laat Gees nou maar aan mij over, en als je dan zo graag nuttig wilt zijn, er staat een fles prosecco koel, dat is nog eens wat anders dan slappe thee om vijf uur.”
Ik kijk mijn vriendin na, die naar de keuken loopt. Er is iets met Tess, het is al eerder door me heen geschoten, weken voordat die verdomde tijdbom in mijn leven ontplofte. Het violet van slapeloze nachten kleurt de huid onder haar ogen, haar mondhoeken lijken de zwaartekracht niet langer te weerstaan.
Maar wat kan de oorzaak zijn? Waarom houdt ze mij buiten iets wat kennelijk zo’n invloed op haar heeft?
Anton een vriendin?
Ik kan het mij nauwelijks voorstellen. Hij kijkt wel uit, zal wel gek zijn de kip met de gouden eieren te slachten, en slachten zou het zijn, Tess is in een aantal opzichten behoorlijk ouderwets en haar ideeën over huwelijkstrouw mogen dan wel in een ander tijdperk thuishoren, liever dan hem te delen zal ze haar man de deur wijzen.
∗
Tess komt de kamer in met twee glazen prosecco en gedachteloos steek ik mijn linkerarm uit, die ik als gevolg van een pijnscheut meteen weer terugtrek, zodat het glas in een niemandsland belandt en op de grond valt.
“O, sorry lieverd, ik ben er nog niet aan gewend dat ik niet alles met die arm kan doen. Wordt wel beter als ik braaf oefeningen doe.”
Ik kijk naar mijn vriendin, die op haar hurken het kleed dept.
Mijn arm voelt alsof hij verbrand is, elke beweging, iedere aanraking met de huid veroorzaakt een onaangenaam, pijnlijk gevoel. Het is de uitstraling van de zenuwen in mijn oksel die geraakt zijn bij de operatie, het kan maanden duren, maar hoe dan ook zal het overgaan. Toch hindert het me. Oké, borst eraf, maar kan het daarmee alsjeblieft uit zijn met het gedonder!
Maar zo simpel liggen de zaken niet. De eerste afspraak met de specialist is al gemaakt. Hij zal mijn arm masseren en mij leren hoe ik dat zelf moet doen, absoluut nuttig want het kan oedeem voorkomen, en ik zal dan ook braaf doen wat hij mij aanraadt.
∗
Tess zet een nieuw glas voor mij neer, en deze keer pak ik het op met mijn goede arm.
Het is een vreemde stilte waarin we drinken.
Meestal raken we niet uitgepraat, ook als we in feite niets te melden hebben. Maar nu er stof genoeg is om over van gedachten te wisselen, houden we allebei onze mond.
Ik omdat ik bekaf ben en hoop dat Tess niet lang zal blijven.
Waarom Tess zwijgt weet ik niet. Ik heb al eerder gemerkt dat het voor gezonde mensen buitengewoon moeilijk is om normaal om te gaan met een kankerpatiënt. Ik zou haar kunnen helpen, zelf een gesprek beginnen over mijn ziekte, de operatie, de statistische kansen en mijn overtuiging dat de ziekte deze keer mijn dood zal zijn, wat de artsen ook mogen beweren.
Maar ik heb er geen zin in, en starend naar mijn hand die de hoge steel van het glas streelt laat ik de stilte duren totdat Tess opstaat, onhandig afscheid neemt en verdwijnt.
∗
Ik heb Barber opgehaald bij de buren, die met moeite afscheid van hem namen en erop aandrongen dat ik hem vooral weer zal brengen als hij mij te veel wordt.
Mary stond met mijn hond tegen zich aan gedrukt voordat ze hem met tegenzin aan mij overhandigde, haar hoofd over hem heen gebogen zodat ik de uitgroei van zwart tussen het verschoten blond van haar haar zag.
Ze is caissière bij een uit de kluiten gewassen buurtsuper en zit boordevol amusante verhalen over de manieren waarop klanten proberen onder betaling uit te komen.
Volgens haar smokkelen vrouwen biefstukken mee in hun slip.
Voorverpakt, dat wel.
Ik heb haar uitbundig bedankt, haar de grote doos bonbons gegeven die ze achter elkaar zal opeten voordat ze weer aan een of ander crashdieet begint, en ben met Barber vertrokken nadat ik boven het geluid van de teevee heen ook een bedankje naar Jaap heb geschreeuwd.
∗
Ik ben net weer thuis als Gees belt.
Barbertje is uit geweest en heeft eten gekregen. Hij ligt nu intens tevreden half over mijn voeten, en ik vlei mijzelf met de gedachte dat hij mij gemist heeft en net zo blij is als ik dat we weer samen zijn, al was het maar omdat ik zijn plaatsvervangende moeder werd toen ik hem na zes weken uit het nest haalde.
Ik trek voorzichtig mijn voeten onder hem vandaan om de telefoon op te nemen.
Voor de tweede keer die dag blijk ik iemand overstuur te hebben gemaakt door mijn thuiskomst te verzwijgen.
Ik luister zolang ik het uithoud naar de met tranen vermengde aanklacht van mijn dochter en onderbreek haar als ik er genoeg van heb.
“Geeske, maak er niet zo’n drama van. Ik zie je morgen, precies zoals je van plan was, en daar verheug ik me op. En nu ben ik moe, Gees, dus als je het niet erg vindt praten we morgen verder.”
∗
Ik haal een magnetronmaaltijd uit de vriezer. Een runderlapje, puree en broccoli.
Ik heb er geen trek in maar de andere maaltijden uit het assortiment spreken me ook niet aan, en ik zal toch moeten eten.
Ik prik de voorgeschreven gaatjes in het plastic omhulsel en zet het apparaat aan.
Duisternis is over mijn tuintje neergedaald.
In het huizenblok aan de overkant kan ik aan de lichten op de bovenverdieping zien hoe oud de kinderen zijn die er wonen.
Bij de jongsten zijn de lichten al een uur eerder uitgegaan.
Dit is de tijd waarop de kinderen naar bed gaan die nog even televisie mochten kijken.
In de kamers die tot laat op de avond verlicht zijn, zitten kids over hun huiswerk gebogen of achter hun computer.
Beneden in de huiskamers flitst het nerveuze blauwe licht van televisies, wat ik hier vandaan niet kan zien maar wat ik weet omdat ik ‘s-avonds vaak met Barber door de straat loop.
Nergens een gordijn gesloten, overal een onderuitgezakte man voor de televisie met zelden een vrouw naast zich.
Wat die ‘s-avonds uitvoeren laat zich raden. Misschien een was wegstrijken, een repetitie overhoren of elders in huis bij een kleiner teeveetoestel naar een ander programma kijken.
De magnetron begint te piepen, ik trek de folie van het bakje en deins terug voor de hete lucht die ervanaf komt.
Na een korte aarzeling schep ik de inhoud over op een bord.
De verleiding om uit het bakje te eten was groot, het voelt als een morele overwinning om het niet te doen.
Ik sta mijzelf wel toe om de maaltijd op de bank te eten, terwijl ik kijk naar een aflevering van een serie waar ik niets van begrijp.
Bij mij zijn de gordijnen ‘s-avonds wel gesloten, waardoor ik de buitenwereld het zicht ontneem op een vrouw die met een bord op schoot voor de televisie in slaap is gevallen, haar hoofd tegen de rugleuning van de bank, haar mond halfopen, het toonbeeld van uitputting; werkelijk, een gevoelig mens zou er ontroerd door raken.