2

Niets in huis is meer zoals ik het me herinner.

De meubels staan nog precies zoals ik ze heb achtergelaten, maar het is alsof het steriele wit van het ziekenhuis mijn gevoel voor kleuren heeft aangetast.

Ze lijken feller dan toen ik vier dagen geleden de deur uit stapte, mijn tweede borstoperatie tegemoet.

Heb ik het dieprode velours van de bank in de zitkamer werkelijk mooi gevonden? De cretonnen gordijnen met de naar roze neigende bloemen?

In het vorige huis was het behang erbij aangepast, op het eerste gezicht leek het pakpapier, totdat je merkte dat het subtiel met het licht meekleurde, van goudbruin tot zacht violet.

‘Gedurfd’, dat was het woord dat vrienden gebruikten als ze op bezoek kwamen en de opnieuw ingerichte zitkamer voor het eerst zagen.

“Goh Marg, jij durft!”

Ik heb er dan ook lang over gedaan om het allemaal bij elkaar te zoeken. Hele dagen ben ik op stap geweest, opgewonden als een kind dat zich op verjaarscadeautjes verheugt.

Huib vond het best, hij toonde nauwelijks belangstelling; alles wat mijn aandacht van hem afleidde was welkom, maar dat begreep ik later pas, toen ook de reden voor die houding duidelijk werd.

Tess was er wel vaak bij als er belangrijke beslissingen moesten worden genomen over kleuren en materialen.

Dochter van rijke ouders, die haar na het eindexamen als beloning een jaartje Spaans lieten doen in Barcelona, waar ze als een blok viel voor een man die claimde toreador geweest te zijn en als bewijs zijn manke been aanvoerde, overgehouden aan een onfortuinlijk verlopen close encounter met de stier die hij had moeten overwinnen.

“In Pamplona,” had hij er volgens Tess veelbetekenend bij gezegd, hoewel haar de meerwaarde van die mededeling was ontgaan.

Ze was driekwart jaar aan hem blijven hangen, een vurige relatie, die bekoelde toen het tot Tess doordrong dat hij haar wel erg veel geld kostte. Terug in Nederland bleek haar enige ambitie het zo plezierig mogelijk doorbrengen van haar leven, al liet ze haar ouders nog geruime tijd in de waan dat ze serieus met een studie Spaans bezig was.

Anton kwam op het juiste moment.

Tess was een beetje verveeld geraakt, bovendien begonnen haar ouders pijnlijke vragen te stellen over de afstudeerplannen van hun dochter. In plaats van bekennen dat ze allang als student uitgeschreven was, kwam ze aanzetten met een vijf jaar oudere man die weliswaar niet uit hun kringen kwam, maar door zijn opleiding acceptabel genoeg werd gevonden. Een man die zijn toekomst in rechte lijnen had uitgestippeld, als junior assistent-accountant in loondienst bij Deloitte werkte en een open oog had voor de mogelijkheden die een verbintenis met Tess bood. Ze was zijn entree in een wereld waarvan hij niet had durven dromen in het benauwde rijtjeshuis waarin hij opgegroeid was.

Voor zijn ouders was de trouwdag van hun zoon een kwelling die ze verkrampt doorstonden.

In huizen zoals dat van de ouders van Tess kwam zijn moeder hooguit om te poetsen en zijn vader om een lekke waterleiding te repareren. Ik had medelijden met ze. Zelf voelde ik mij nauwelijks op mijn gemak, maar ik viel niet uit de toon en dat kon je van die twee niet zeggen. Het was tenenkrommend om te zien hoe de familie haar best deed niet neer te kijken op de sociaal lagere klasse.

Het moet Anton niet ontgaan zijn, maar er was niets wat hij eraan kon doen. Na zijn huwelijk werden zijn ouders geruisloos naar de achtergrond van zijn sociale leven geschoven en ik denk dat ze dat wel zo rustig vonden. Tess heb ik er nooit over gehoord, ik denk dat ze het vanzelfsprekend vond.

Mij zat het dwars. Ouders die kromgelegen hebben voor de toekomst van hun zoon verdienen een betere behandeling.

Ik heb er nooit aan getwijfeld dat Anton en Tess in die tijd verliefd waren. Twee aantrekkelijke mensen, van wie de een verwend en de ander ambitieus was. Maar waar Tess nonchalant met haar bevoorrechte positie omging, was Anton bijna geobsedeerd bezig zijn schoonouders te bewijzen dat hij hun dochter waardig was.

Van dichtbij heb ik meegemaakt hoe hij zijn eigen accountantsbureau begon, eerst met alleen een secretaresse en een assistent, maar binnen een paar jaar met een team medewerkers.

Over de financiële achtergrond van die ontwikkeling liet Tess zich niet uit, maar ik had daar zo mijn gedachten over. Zoals ik ook mijn gedachten over de persoon Anton heb, iets waar ik me weer niet over uitlaat.

Hij is ongetwijfeld goed in zijn vak, maakt de lange dagen die onvermijdelijk zijn als je eigen baas bent, maar ik weet zeker dat hij, als het zo uitkomt, royaal gebruikmaakt van de schatkist die Tess inbracht toen ze trouwden.

De dood van haar vader heeft haar vermogend gemaakt.

Haar moeder, die na de verkoop van de riante villa haar laatste jaren doorbracht in een luxueus appartement aan de rand van de stad, met een weids uitzicht waarin steeds meer buitenwijken oprezen, liet haar vermoedelijk ook het nodige na.

Zeker weet ik het niet, de vertrouwelijkheid tussen Tess en mij staat het bespreken van onze orgasmes toe maar op geldzaken rust een taboe.

Mijn vage afkeer voor Anton werd er niet beter op tijdens een feest in hun parkachtige tuin.

Van zo’n typische CDA-normen-en-waardenman verwacht je niet dat hij op een onbewaakt ogenblik zijn tong in je mond duwt.

Evengoed deed hij het.

Ik zette er tot mijn eigen verbazing kordaat mijn tanden in, eerder van schrik dan uit woede, de ijzerachtige smaak van lauw bloed was verrassend.

Hij vloekte, trok zijn tong terug, duwde zijn hand tegen zijn mond en keek mij van boven zijn bebloede vingers aan met pure haat in zijn ogen. In het licht van zo’n tuincentrumfakkel zag ik bloed langs zijn kin op de kraag van zijn overhemd druppen.

Geen idee hoe hij dat probleem heeft opgelost; in zijn plaats zou ik mij onopvallend verkleed en het overhemd weggegooid hebben, en omdat ik er Tess nooit over heb gehoord, zal hij zoiets wel gedaan hebben.

Veel verschil in onze verhouding heeft het voorval trouwens niet gemaakt: er was al nooit sprake van een warme vriendschap tussen mij en de man van mijn beste vriendin.

Hoe dan ook, in de periode dat ik druk was met de restyling van ons huis, was Tess altijd beschikbaar en bereid om mee op pad te gaan.

Na een uitputtend bezoek aan een zaak vol design-meubelen gingen we tevreden een salade eten in het café met de krakende brede vloerdelen en werkstudenten met bordeauxrode sloven voor geknoopt.

Caffè macchiato en later, toen dat in de mode raakte, prosecco.

Het gaf een goed gevoel om mee te gaan in de hypes van het moment, vooral als ze lekker smaakten.

En maar praten.

Het heeft Huib altijd verbijsterd dat Tess en ik nooit uitgepraat raakten. Na een lange middag samen waren wij nog geen uur later alweer in een druk telefoongesprek verwikkeld.

Dan was Tess op weg naar huis nog iets te binnen geschoten dat van belang was. Of ik was vergeten net dat ene te vertellen dat er heel veel toe deed.

Zo is het altijd geweest, vanaf dag één dat wij vriendinnen werden.

Op de basisschool was dat, meer jaren geleden dan ik mij wil herinneren.

Wij zijn eraan gewend om geen geheimen voor elkaar te hebben.

Nou ja, er zijn altijd hier en daar wel wat dingetjes die je achterhoudt, zelfs voor je beste vriendin, maar openhartig waren we, zeker als het om intieme zaken ging.

Huib voelde dat feilloos aan, en het was een van de redenen dat hij Tess zoveel mogelijk uit de weg ging.

Hij wist natuurlijk donders goed dat ze op de hoogte was van zijn probleem. Dat hij het gewoon niet meer voor elkaar kreeg. Niet met mij in elk geval.

Het was een langzaam proces, waarvoor hij heel lang aanvaardbare excuses bedacht.

Te moe. Problemen op de zaak. Ga jij maar vast slapen, ik moet nog een uurtje werken.

Totdat het te opvallend werd dat hij mij nooit meer aanraakte in bed. Nee, hij wist ook niet waarom. Ja, hij moest maar eens naar de dokter. De potentiemiddelen die ik via internet bestelde, weigerde hij te gebruiken. Je hebt tenslotte je trots, ook als je ‘m niet meer omhoog krijgt.

Het is in die periode voor het eerst in mij opgekomen dat hij gewoon niet wilde. Geen zin meer? Uitgekeken op mij? Zo beroerd zag ik er toch niet uit.

Het was onbespreekbaar. Hij bleef volhouden dat er geen probleem was. Mannen van zijn leeftijd zijn nu eenmaal overbelast. De moordende concurrentie in het werk, met altijd de hete adem van een jongere generatie in je nek, een gezin met in ons geval één kind, en een druk sociaal leven. Dan dank je God als je eindelijk je bed in kunt duiken en slaap je liever dan dat je daar ook nog eens actief bent.

Zulke dingen gaan vanzelf over, zei hij, als je er maar niet te veel aandacht aan besteedt.

Zo werd de verantwoordelijkheid bij mij gelegd.

Mijn schuld als het weer eens niet lukte, had ik er maar niet opnieuw over moeten beginnen.

Ik voelde mij vernederd en beledigd, vooral omdat ons seksleven nooit spetterend was geweest. We waren meer vriendjes dan minnaars, de gemiddelde drie keer per week haalden we bij lange na niet, maar we zaten ‘er niet mee, en de keren dat we in elkaars armen terechtkwamen hadden we comfortabele seks, ik kan er geen ander woord voor bedenken.

Maar helemaal niet meer vrijen ging me te ver, en ik heb er met Tess over gepraat omdat die altijd met praktische oplossingen komt.

Maar de pikante lingerie die ze mij aanraadde, en waarin ik mij eerder verkleed dan sexy voelde, want ik heb het nu eenmaal niet op ondergoed met openingen op plekken waar ik juist wel graag wat textiel voel, had geen enkel resultaat.

Uiteindelijk hebben wij zelfs geen aanstalten meer gemaakt om te vrijen, iets wat op een bepaalde manier een opluchting was.

Waarom aan iets beginnen wat toch niet afgemaakt zal worden.

Hij begon over een time-out op een vrijdagavond, toen de damp van een visschotel zich onder de lamp verzamelde, en ik wist meteen waar hij op uit was. Zonder scènes de deur uit en vervolgens op veilige afstand de klap toedienen.

“Een tijdje tot rust komen,” noemde hij het.

“Het is hier anders rustig genoeg,” zei ik, de opscheplepel halverwege de schaal en mijn bord.

“Ik kan er niet meer tegen.”

Ik bespeurde wanhoop in zijn stem, zonder het te begrijpen, en keek verbaasd naar zijn tranen.

Hij bleek het al geregeld te hebben. Een kamer in het huis van een collega, in afwachting van een flat waarop hij had ingetekend.

En dan over zes maanden een evaluatie, om te zien of er nog mogelijkheden waren voor ons samen.

“Eens de deur uit, altijd de deur uit,” zei ik.

Wilde ik dan niet weten waar hij niet meer tegen kon?

“Geen enkele behoefte aan,” zei ik.

Later heb ik over mijn reactie nagedacht.

Het was niet niets wat er aan onze eettafel gebeurde, die laatste avond van een huwelijk dat allang geen huwelijk meer was.

Maar een kille, rationele reactie, zoals hij het noemde terwijl hij in de deuropening stond en de tocht vanuit de gang langs mijn benen streek, was niet zoals ik het zelf had ervaren.

Mijn woorden waren niet meer dan de luid uitgesproken slotsom van een snelle maar logische redenering geweest.

De man met wie ik getrouwd was, wilde weg.

En wie weg wil moet weggaan, wat valt daar nog over te zeggen.

Dat het hem bij mannen wel lukte, hoorde ik toen hij al een tijdje de deur uit was.

Een paar weken eerder was Barber in mijn leven gekomen, een pup met pikzwarte nestharen waar pas later het goudbruin van zijn terriërvacht doorheen zou groeien. Barber, die in een bench aan het voeteneinde van mijn bed sliep en mij voor dag en dauw wekte met aandoenlijke geluidjes, zodat ik glimlachend wakker werd en met het slaapwarme dier tegen mij aan gedrukt naar de achtertuin ging, waar hij z’n eerste ochtendplasje deed.

Hij hield van mij met de onvoorwaardelijke liefde waartoe alleen dieren in staat zijn, en ik genoot ervan omdat ik op dat gebied weinig gewend ben.

Voor hem was ik geen in de steek gelaten vrouw, maar Het Vrouwtje, dat hij zo enthousiast kwispelend begroette dat hij er bijna van omrolde.

Natuurlijk miste ik Huib. Er was een vertrouwdheid tussen ons geweest die goed voelde. Mijn eerste vriendje, mijn eerste minnaar, de vader van mijn kind, het gaf een ontheemd gevoel dat hij ineens geen noemenswaardige rol meer speelde in mijn leven.

Dat een aandoenlijke pup de leegte die Huib achterliet al vrij snel begon te vullen verbaasde mij.

Ook Geeske leek niet erg aangeslagen door het vertrek van haar vader. Ze maakten afspraken om samen te eten en gingen regelmatig naar het Filmhuis. Dan kwam hij haar thuis ophalen en dronk voor ze vertrokken een glas wijn met mij. Waarna ik ze uitzwaaide, onwennig met de nieuwe situatie maar blij dat er in elk geval nog een normaal contact mogelijk was. Uit elkaar gaan zonder vijandige gevoelens heeft absoluut alleen maar pluspunten.

Het leven was een stuk simpeler met alleen Geeske en Barber om mij heen. Vrolijker ook. Het vooruitzicht te moeten verhuizen naar een kleiner huis was de enige schaduw. Het huis waaraan ik zo gehecht was moest verkocht worden, de opbrengst gedeeld en van mijn deel zou ik ergens anders onderdak moeten vinden. Maar Huib had gezegd dat het geen haast had. Waar het financiën betreft is hij altijd een makkelijk mens geweest.

Het nieuwe inzicht in Huibs liefdesleven verheugde mij eerder dan dat ik er geschokt door was.

In één klap was de legpuzzel compleet, en ik voelde me vrijgepleit van welk aandeel ook in het opbreken van onze relatie.

Je kunt de minnaar van je man moeilijk als concurrent beschouwen. Als vrouw kun je doodeenvoudig niet winnen in zo’n situatie, en dat maakte het een stuk aanvaardbaarder dan wanneer hij opgestapt zou zijn met een vijftien jaar jongere dame die moeiteloos een paar kinderen voor hem gebaard zou hebben.

Op een bepaalde manier was ik zelfs dankbaar, omdat het gezichtsverlies geheel en al aan zijn kant zat.

Maar dat ik royaal ‘Kom eens langs met hem’ tegen Huib zei was een demonstratie van ruimdenkendheid die ik niet werkelijk meende.

Maar hij deed het.

Stond op een zondag aan het einde van de middag onaangekondigd voor de deur met een aardige man naast zich die Luc heette en op wie helaas niets aan te merken leek. Prettige stem, leuke oogopslag, mooie handen met lange slanke vingers. Grafisch ontwerper.

Barber kronkelde zich met een weerzinwekkend enthousiasme om zijn benen, werd terloops geaaid en verder genegeerd, wat zijn uitingen van aanhankelijkheid alleen maar versterkte.

Ik kon het niet aanzien, lokte mijn hond naar de keuken en deed de deur dicht.

Toen ik weer in de kamer kwam, stond Luc bij de boekenkast met de lege plekken waar Huibs boeken hadden gestaan, in zijn handen een paar boeken waarvan hij het omslag had ontworpen.

Ik begreep dat er een reactie van mij werd verwacht, en terwijl ik zijn werk prees, origineel, gedurfd en toch herkenbaar in z’n aantrekkelijkheid, woorden die ik met moeite mijn strot uit kreeg, keek hij langs me heen naar Huib, naast wie hij ging zitten toen ik nog maar nauwelijks was uitgesproken.

Het was even wennen, die twee mannen, gekleed als een eeneiige tweeling met hun dure zwarte colbert en verschoten jeans, op het diepe rood van de bank. Zo duidelijk verliefd.

“Verbeeld je maar niks,” had ik tegen Luc kunnen zeggen.

Toen die bank nog saffraangeel was zaten wij elkaar ook zo aan te kijken. Je moest eens weten hoe vaak we er een wip op gemaakt hebben!

Maar ik hield me in en deed glimlachend mee aan een gesprek dat mij totaal niet interesseerde.

“Goh, een appartement in de Johannes Vermeerstraat, wat een bof, zo’n leuke buurt en handig ook, zo dicht bij het Concertgebouw en Keizer.”

“Ja, sorry Marg, maar die provinciestadjes hoeven van mij niet meer, ik kreeg het hier steeds benauwder.”

Ik zou het mijzelf vergeven hebben als ik op dat moment weer een sigaret had opgestoken, zo makkelijk was de situatie tenslotte niet, maar ik kon mij er nog net van weerhouden.

Huib stond op om drankjes in te schenken, hij had hier tenslotte zeventien jaar gewoond, en ik maakte er een grapje over dat niet goed viel. Terwijl ik er toch echt niets kwaad mee bedoelde toen ik tegen Luc zei dat Huib altijd al iets vrouwelijk zorgzaams had gehad.

Er viel een stilte terwijl ik vragend van de ene man naar de andere keek en Huib mij de blik toewierp die ik maar al te goed kende als ingehouden woede over iets stoms van mijn kant.

Het gaf een onverwacht gevoel van vrijheid.

Hij kon zo pissig kijken als hij wilde, maar ik hoefde mij daar nooit meer iets van aan te trekken.

En ik heb geglimlacht, mijn benen over elkaar geslagen, het glaasje rood losjes tussen mijn vingers want in provinciestadjes heb je heus ook vrouwen van de wereld, en ik heb overlopend van sympathie geïnformeerd waar ze elkaar ontmoet hadden.

Op zo’n parkeerplaats misschien, waar ik weleens langskom op weg naar huis en waar de rij lege auto’s mijn verbeelding prikkelt?

Huib zette zijn glas met zo’n smak op het bijzettafeltje dat de wijn over de rand klotste terwijl Luc me aanstaarde met een verbaasde uitdrukking op zijn gezicht.

“Bitch!” snauwde Huib.

Ik heb mijn schouders opgehaald en ben naar de keuken gelopen om een doekje te halen voordat de wijn een onherstelbare plek zou maken op het tafeltje, terwijl de voordeur met zo’n knal dichtgegooid werd dat het theeservies op de keukentafel ervan trilde.

“Wat heb je tegen pappa gezegd dat hij zo woest op je is?” vroeg Geeske een paar weken later.

“Niets bijzonders, schat. Trek het je niet aan, het heeft niets te maken met wat pappa voor jou voelt. Hij houdt van jou, dat weet je toch. Bijna net zoveel als van zijn nieuwe vriend.”