Pillen
Nederlandse huisartsen werken over het algemeen volgens het principe ‘óf het gaat vanzelf wel over, óf je gaat er toch dood aan’: een tijd- en geldbesparend adagium waarnaar de meeste mensen zich zonder morren schikken, alvorens dan ook daadwerkelijk vanzelf beter te worden of dood te gaan.
Voor alle kwalen die niet onder bovenstaande criteria vallen, staat in de wachtkamer trouwens een handig rekje gereed met foldertjes, van Aambeien tot Zwemmerseczeem: de meeste ziekten zijn, als je de opgewekte leuterpraat mag geloven, te genezen door enige lichaamsbeweging, twee ons groente per dag, een glas warme melk voor het slapen gaan of het regelmatig aantrekken van schone sokken. Antibiotica worden uitsluitend verstrekt in geval van voortschrijdende gangreen, je wordt pas naar een specialist doorverwezen indien het lichaam goeddeels verkoold is of het hoofd van de romp gescheiden, en wie met een gebroken teen bij de Eerste Hulp van een ziekenhuis komt aanstrompelen wordt na uren wachten tussen deerlijk bloedende stakkers onverrichterzake weggestuurd, want een gebroken teen ‘daar is niks aan te doen’, waarna het zelf thuis spalken wel een beetje pijn doet maar toch heel aardig slaagt: weer wat geleerd.
In merkwaardig contrast tot deze gedwongen medische zelfredzaamheid is in Nederland vrijwel geen enkel werkzaam medicijn zonder recept verkrijgbaar. Als de schone sokken uiteindelijk toch geen vruchten afwerpen kun je dus niet gewoon bij de apotheek om een tubetje zalf tegen zwemmerseczeem vragen, nee, je moet dan alsnog naar die dokter, in een stampvolle oververhitte wachtkamer twee jaargangen Arts en auto doorworstelen, om uiteindelijk het verlossende recept overhandigd te krijgen door een uit slechte adem en nondescript denim opgetrokken mompelaar die, een dampende beker met een lachend nijlpaardje in de hand, weinig anders kan doen dan vaststellen dat het hier inderdaad om zwemmerseczeem gaat, exact zoals in de zelfhulpfolder beschreven. Intussen ben je wel een halve dag kwijt, en daar heeft natuurlijk niet iedereen tijd voor en zin in. Het zou mij dan ook niets verbazen als Nederland het hoogste zwemmerseczeemcijfer van Europa heeft, maar goed, je kunt er heel oud mee worden. Met slapeloosheid trouwens ook, maar toch is dat een lastige kwaal.
Ik kan me herinneren dat ik in Moskou weleens slaappillen kocht; ze zaten in een gezellig bruin flesje waar met duidelijke letters slaappillen op stond, ze waren voor een te verwaarlozen bedrag gewoon bij de drogist te koop, en als je er een opat dan viel je vrijwel onmiddellijk in slaap – kortom, een efficiënte gang van zaken. Aan zulke pillen moet je je natuurlijk niet te buiten gaan, maar dat vonden de Russische medici, geheel terecht, de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt.
Een Nederlandse arts daarentegen verstrekt je nog liever een stopfles vol arsenicum dan een slaappil, want ‘als je eenmaal begint heb je er steeds meer van nodig’. Dat is onzin, weet ik uit ondervinding, want ik neem al tien jaar af en toe zo’n ding zonder ooit de aandrang gevoeld te hebben handenvol tabletten smakkend en grommend in mijn strot te werpen. Toch krijg ik die pillen niet langs reguliere weg, want ‘wie niet slapen kan die is niet moe’, aldus mijn huisarts – waaraan hij nog iets toevoegde over warme melk en een avondwandeling, maar dat hoorde ik niet meer, want ik zat alweer thuis achter de computer: op internet zit een aardige dokter, hij ziet er goed uit op de foto, zijn stethoscoop hangt losjes uit de zak van zijn hagelwitte jas. Hij zeurt niet over frisse lucht, maar stelt in cyberspace een paar relevante vragen: ‘Heeft u zelfmoordneigingen, ernstig overgewicht of bezwaren tegen het betalen van een exorbitant bedrag voor een paar stomme slaappillen? Zo nee, dan krijgt u de boel per kerende post in een neutrale verpakking thuisbezorgd!’ en klaar.
Alleen al de gedachte dat dat pakje morgen in de bus zal vallen is zó rustgevend dat ik die pillen zelf nauwelijks meer nodig heb. Begreep de huisarts dat maar.