Tabak
Roken is dodelijk. Daarom rook ik zo min mogelijk, want een heel klein beetje dood, daar kan ik nog net mee leven. Ik ben waarschijnlijk van de laatste generatie die zich kan herinneren dat je van roken niks ergers kreeg dan lelijke gele nicotinevingers, wat met een halve citroen eenvoudig verholpen was. Kanker, dat kreeg je als je in asbestmijnen werkte, regelmatig op gestolde klodders Velpon kauwde of het gaatje van het Maggi-flesje aan je lip vastzoog. Of van het roken, nou ja, een enkele pechvogel misschien. Maar een normaal mens stierf gewoon van ouderdom, of desnoods aan wat toen nog een hartverlamming heette.
Goed, drie pakjes per dag was natuurlijk niet verstandig, want je ging er hinderlijk van hoesten. Maar dat kon je voorkomen door over te stappen op filtersigaretten, want daar bleef alle ‘teer’ achter in het peukje. Mijn moeder demonstreerde het wonder regelmatig. En wie echt goed voor zichzelf wilde zorgen, kocht gezónde sigaretten. De Kelly Halvaret bijvoorbeeld, al werd die al spoedig uit de handel genomen wegens gebrek aan belangstelling, waarschijnlijk door associaties met kunstboter. Maar Roxy Dual werd een succes, want Johan Cruijff rookte ze ook; in een overtuigende reclamespot demonstreerde hij dat je er nóg beter van ging voetballen.
In die dagen was het dan ook beslist geen schande om je kinderen even om sigaretten te sturen als je met de buren gezellig paffend aan de sherry zat. Na zessen was de sigarenboer dicht en dan kreeg ik twee guldens mee, voor de automaat. Je trok een stalen laatje open, en dan zat het wisselgeld met een strookje cellotape op het sigarettenpakje. Vaak bleef het laatje steken, of vielen de guldens er door het klepje onderaan telkens weer uit. Omdat ik nog te klein was om er goed bij te kunnen, trok ik ook weleens de verkeerde sigaretten, Belinda menthol, of iets anders wat mijn moeder vies vond. In zulke gevallen moest je iets vreselijks doen: aanbellen bij de gesloten sigarenzaak. Van achter de matglazen schuifdeuren kwam dan de sigarenboer naar buiten, een Caballero in zijn paars, vlezig hoofd, zijn broek ophijsend met de lauwe damp van aardappelen nog om hem heen.
Hij stond mij steeds vriendelijk te woord, al ontrukte ik hem wreed aan zijn slavink: wij waren immers goede klanten.
Je kon in een glimp zijn vrouw zien zitten in het piepkleine achterkamertje bij de tv, kousenvoeten op de salontafel, met een bordje warm eten op schoot en een Mantano in de hand. Het zag er gezellig uit, maar ook een beetje donker en benauwd, het behang bruin aangekoekt van de rook der eeuwen. Die mensen rookten zo veel, begreep ik, omdat al die verkeerd getrokken en teruggebrachte sigaretten tóch op moesten, anders was het natuurlijk zonde.
Rond mijn vijftiende, inmiddels zelf een roker, kwam ik erachter dat de sigarettenautomaat, mits handig bewerkt met een botermesje, voor één inworp minstens drie pakjes Samson prijsgaf. Maar vooralsnog beperkte ik de diefstal tot een enkel Bazooka Joe-kauwgumpje uit de grote pot op de toonbank, als de uitbater een pakje Amphora pijptabak van achter haalde, voor mijn vader. En voor vaderdag kocht ik steevast een doos gematteerde bolknakken van Hofnar, om het leuke plaatje van de schaterende nar met de rood-groene belletjesmuts. Daarbij gaf ik hem een asbak die ik op school gekleid had, met twintig van die deuken in de rand waarop een sigaar kon liggen uitrusten. Mijn vader riep altijd dat hij er blij mee was, maar ik geloofde het pas als hij meteen de brand in een sigaar joeg en grote wolken rook uitblies, onder het maken van ostentatieve smulgeluiden.
Welke schooljuf laat haar klasje nu nog asbakken kleien? Voor moederdag kreeg ik van mijn vijfjarige zoontje een bont beplakt papieren zakje, dat koekjes bevatte die hij op school gebakken had. Met veel boter en suiker, heerlijk. Dat durven ze over een paar jaar ook niet meer, als de halve wereld aan overgewicht gecrepeerd is. Ook kreeg ik natuurlijk ontbijt op bed, compleet met natte beschuitjes en een onbeschrijflijke parodie op een gebakken ei. In een hoekje van het dienblad lag tot mijn verbazing een sigaret, met een doosje lucifers ernaast. Om half acht ’s ochtends nota bene! ‘’t Is eigenlijk niet goed voor je, maar op moederdag mag het wel voor een keer, hoor mama!’ zei mijn zoontje stralend. Ik heb hem maar opgerookt. Kinderen zijn dodelijk.