Vaas
Mijn dochter is bijna acht en beheerst de voornaamste maatschappelijke verworvenheden als lezen, roddelen, pianospelen en boterhammen veel te dik met Nutella besmeren. Het moment leek dus gekomen voor een zucht van verlichting. Zo, dat is één. Het leed van doorkomende tandjes, nachten vol spoken en shakespeariaanse sterfscènes in volle supermarkten is geleden, en vóór we haar onder een hitsige pizzabezorger vandaan moeten sleuren zijn we algauw zes jaar verder.
Over tot de orde van de dag dus: het opvoeden van twee jongetjes die al die stadia nog door moeten, met hun obstinate smoeltjes en weerbarstige kruintjes. Zo’n grote dochter kan daarbij trouwens, mits behoorlijk afgericht, heel behulpzaam zijn. Een peuter heeft jegens zijn ouders allerlei hinderlijke gevoelens als geldingsdrang en machtswellust, maar laat zich door een zusje spelenderwijs vol andijvie scheppen. Bovendien heeft zo’n schoolkind nu eenmaal nog tijd en geduld voor die strontvervelende klusjes als voorlezen, knutselen en het eindeloos snuiten van gutsende januarineusjes.
Neuriënd prees ik mezelf gelukkig en wou juist de deur van mijn werkkamer achter me dichttrekken toen de duivel binnenstapte. Belichaamd in de ogenschijnlijk bonafide oom Niek overhandigde hij mijn dochter een boekje genaamd 101 moppen voor de jeugd en maakte zich grinnikend uit de voeten. Al gauw hing mijn kind hijgend en snikkend van plezier in de eigentijdse zitzak, terwijl haar broertjes verbaasd toekeken. ‘Mama, moet je horen!’ hikte ze. ‘Er waren eens twee jongens, en die heetten Pudding en Gisteren...’ Met een milde glimlach hoorde ik toe, want anders ben je een slecht mens. Het duurde wel even, want de tomeloze vreugd deed haar telkens haperen en omvallen, maar na een kwartiertje klonk toch het verlossende ‘nee, het was klinkklare poep!’, waarna ik opgelucht naar de keuken liep. Ze kwam me achterna, natuurlijk. ‘Mama, deze is nog véél leuker! Er was eens een hondje dat heette Zoiets...’ In een stortvloed van belegen grollen en raadsels schilde ik moedeloos de aardappels.
Ook bij de maaltijd bleef ze proestend haar nieuw verworven kennis citeren, en tegen middernacht lag ze nog met gestreepte wangen van opwinding te mompelen over twee hondjes die Nieuwe en Mode heetten, het verschil tussen een koe en een brievenbus en waarom olifanten gele klompjes dragen. Aan het ontbijt kende ze ze alle 101 uit haar hoofd. En bij thuiskomst uit school bracht ze een roze papiertje mee waarop schofterige klasgenootjes een reeks websites hadden genoteerd die toegang gaven tot ruim een miljoen moppen, plus, tot overmaat van ramp, de partituur van de vlooienmars. Alle veertien coupletten. ‘Tiedelomplomplom, tiedelomplomplom, mama, het is groen en het loopt in de wei? Tiedelompompompompompompom... Een dóphertje!!! En nu deze: komt een Belg bij de tandarts...’ Daar kan Kafka met zijn kever nog een puntje aan zuigen: mijn schat was in één etmaal van een dromerig Chopin-spelend prinsesje veranderd in een hossend, brallend cabaretkanon.
De broertjes braadden intussen de boter eruit, ramden gezellig mee op de piano en brulden zo hard mogelijk om de grappen, al begrepen ze er het fijne niet van. Trouwens, ook mijn dochter zelf kwam bij het speuren in de krochten van internet al gauw terecht bij voor haar onbegrijpelijke uitwassen van humor. Hoeren, matrozen, vrouwen bij de dokter, en reeksen van vunzige Viagra- en komkommeranekdotes. Op gedragen toon gaf ze met reine kinderstem de onbegrepen vuiligheden ten beste, om mij daarna aarzelend aan te kijken: ‘Snap jij hem, mama?’ Nou, lieverd, eh...
Gisteravond had ze er weer een, net toen we met een tafel vol gasten harmonieus aan het toetje zaten. ‘Moos komt thuis met een bos bloemen voor Saar. “Nou, bedankt”, zegt Saar. “Dan zal ik wel weer met mijn benen wijd moeten.” “Hoezo?” zegt Moos. “Heb je geen vaas dan?” ’ Tijdens het uitserveren van de pointe keek ze me vol verwachting aan, klaar voor de uitleg. Maar haar vierjarig broertje snapte hem wél. Gierend wierp hij zich op zijn rug en stak zijn benen in de lucht, wijzend op zijn kruis. Ook de rest van het gezelschap lachte dreunend. Met trillende onderlip stond mijn dochtertje beteuterd tussen het gebulder. Na drie keer steeds plastischer uitleggen begreep ze hem nóg niet, en liet zich uiteindelijk in diepe verwarring naar bed brengen. Nee, die heeft voorlopig haar laatste mop verteld. Maar mijn zoontje zal ik in de gaten houden.