Troon des bederfs
Als de kinderen ’s avonds eindelijk allemaal in bed liggen zak ik met een borrel op de bank of vaak ook ruggelings op de keukenvloer, afhankelijk van de graad van uitputting. Vooral in het laatste geval heb je een goed zicht op de babystoel, zo’n verantwoord maar lelijk Zweeds drietrapsmormel van saunakleurig hout met helrode accenten. Mijn zoontje zit daarin als hij eet, dat wil zeggen, hij eet nauwelijks maar bouwt op en in die stoel dagelijks zijn eigen Troje van geplet en verbrokkeld voedsel. Brood, aardappels en mandarijnpartjes worden hier, als zijn machtige hand het wil, met eigeel en chocopasta aaneengesmeed.
In deze minibiotoop voltrekken zich voortdurend de boeiendste chemische en natuurkundige processen. Schuin onder de stoel gelegen kun je leverworst zien stollen, de stalactieten van yoghurt halverwege het druipen vaste vorm zien aannemen, partjes appel bruin en slap zien verflenzen. Reepjes wentelteef trekken schilferend krom, brokjes gehakt worden zwart als de zon na opening van het zesde zegel. Het strookje leer tussen zitting en buikband glanst van boter en jam en de kieren tussen de plankjes zijn immer naadloos opgevuld met versteende Brinta.
Het is dan heel stil in huis, zo stil dat je de Roosvicee van het treeplankje op het parket kunt horen druppelen. Dit alles is even leerzaam en rustgevend als de grotten van Han, en het is bijna jammer om er elke avond met het klamme sponsdoekje weer een eind aan te maken. Dat doe ik dus meestal maar niet. Waarom ook? Morgenochtend begint het opnieuw, en zo wordt het huishouden een deprimerend perpetuum mobile, aangedreven door moeder in de rol van hamster Sisiphus met zijn dolgedraaide molentje. En je krijgt er niet eens geld voor. De Filippijnse werkster trouwens wel, en die gaat de troon des bederfs dan ook wekelijks neuriënd te lijf met bleekwater en staalwol. Soms laat ze, bij de prijs inbegrepen, een gedicht achter:
Dear madam
I need some Schuursponsjes and a can of Ovenreiniger
In the open haard I found the kurktreker you were looking for so desperately
It seems beyond repair
I wish you a very prosperous day
Tot voggend week, Lili
Alles uitstekend geregeld dus. Maar laatst, toen ik daar weer eens lag na een zeldzaam zware dag, voegde zich een nieuw verschijnsel aan het stilleven toe: van achter de krantenbak begaf zich een forse, glanzende muis met vastberaden tred naar de stoel, greep een flardje pannenkoek en begon er met geanimeerd trillende snorharen van te eten. ‘Hé, hallo!’, zei ik, en daar schrok hij natuurlijk enorm van. Omdat hij net in een plasje vla stond slipte hij bij het wegrennen, zodat zijn achterpootjes eerst een poosje roffelend op de plaats accelereerden als bij een echte muis in een tekenfilm. Toen schoot hij weg achter de krantenbak, met nog een korte rancuneuze blik over de linkerschouder.
De volgende dag waren het er twee, die aan weerszijden van een sliert spaghetti verliefd naar elkaar toe knaagden. Dat gaf te denken, want één muis geeft een mild, tolerant soort multicultigezelligheid aan het huishouden, maar ze moeten hier natuurlijk geen enorme gezinnen gaan stichten, niet achter míjn krantenbak van míjn duurbetaalde belastingcenten.
Gisteren waren het er al zes, en op de koop toe verliezen ze zo langzamerhand de schroom die bij ongewenste gasten past. Als er rond de kinderstoel niks te halen valt lopen ze gewoon door naar het fornuis; de lenigste van het stel sleept een half afgekloven karbonaadje uit het vet en daar duiken ze dan met zijn allen smakkend en piepend op af, als hyena’s rond zo’n nog wat naspartelende gnoe. Mijn oude witte kater zou hier als een verlicht despoot in luttele uren het natuurlijk evenwicht herstellen. Maar hij is dood, dus goede raad is duur.