Vuilnis
Het is een pakkende campagne: ‘Deze vuilnisbak krijgt in één dag meer calorieën binnen dan een Nigeriaans kind in een hele week.’ Op de bijgaande foto een geopende vuilnisbak met inhoud. Plakken worst, schijven tomaat, snippers ijsbergsla en een snee brood, deels verscholen onder brokjes aardappel en rode kool. The killing fields van een modaal Hollands huishouden.
Een pijnlijk confronterende foto, want ook in mijn vuilnisbak gaat het er bont aan toe. Voedsel dat niet wordt gegeten bederft nu eenmaal, zeker in een al wat oudere ijskast die puilt van met gulzig wanbeleid aangeschafte lekkernijen: daar wordt menig kaasje vanuit een appelmoeshinderlaag beslopen door lichtschuwe schimmels, maakt een verslijmd preiblad een macaber walsje met een ontbindende halve haring, en creëert een van God verlaten schaaltje stamppot ongestoord zijn privé-ecosysteem, compleet met flora, fauna en eigen dampkring. Ik gooi dus nogal wat weg.
Met een knagend schuldgevoel veeg ik na kinderspertijd het puin van ground zero in een hoek, pluk de essentialia eruit (dobbelstenen, paspoorten, rolschaatsen) en schuif de rest (broodkorsten, kromgetrokken knakworsten, mandarijnpartjes) in de omnivore muil van de vuilnisbak. Om het een beetje goed te maken stuur ik geld naar zielige landen en sus me met de gedachte dat niemand iets opschiet met het eten van dubieuze kliekjes: met een beetje pech word je er ziek, dik of allebei van, en jaag je de toch al zo gekwelde gezondheidszorg nog verder op kosten.
Huisgenoot P. kan die ‘verspilling’ niet aanzien. Hij heeft immers diverse oorlogen meegemaakt, zij het lekker warm gezeten in een zachtlederen fauteuil, middels documentaires vol nerveuze pizzicatoviolen en zwalpende synthesizers met hier en daar een paukenslag. En in de verhalen van gepensioneerde ooggetuigen natuurlijk, die indertijd vochten om een glazige tulpenbol, en daarom nog steeds hun eigen paneermeel zouden maken van zelfgelooide berkenbast als ze niet telkens op Zwitserlevenvakantie moesten naar Costa Rica.
Vorsend tuurt P. geregeld in het schuldige landschap van de afvalbak. ‘Waarom gooi jij kip weg?!’, schreeuwt hij dan, waarna hij een afgeknaagde ribbenkast tussen de aardappelschillen vandaan rukt, en woest met onverzekerde kronen in het gebeente bijt. Als hij er tijd voor had, zou hij elk nietje uit elk theezakje naar de missie in Congo sturen. Ook de kinderen probeert hij zuinigheid aan te leren, bijvoorbeeld door lege verpakkingen voor het wegwerpen zo klein mogelijk op te vouwen. Dat lieten ze zich geen twee keer zeggen: joelend stampten ze gedrieën op een pak vla, dat bij nader inzien lang niet zo leeg was als het eruitzag en van de weeromstuit grote gele plakkaten tegen de gordijnen fluimde.
Een kleine triomf van de enkeling over de spilzieke maatschappij zag ik afgelopen zaterdag op de Albert Cuypmarkt. Het was zeven uur ’s avonds, de kraampjes al opgebroken maar de schoonmaakploeg nog niet begonnen: de straat vol kapotte kartonnen dozen en weggeworpen fruit. Op de meeste appels, bananen en sinaasappels is niks aan te merken, maar voor de kooplui zit er geen brood in: het betreft vooral vruchten die zo rijp zijn dat ze de maandag niet zullen halen. Groot gelijk had daarom de morsige man die leunde tegen de pui van Het Azaleapaleis. Een klassiek geval van zwerver, vier jassen over elkaar heen, klonterig haar, halfvergane Dirk-tassen vol voze bezittingen, een hoed zelfs, precies zoals het hoort. Maar in plaats van de obligate literfles ‘frambozen-bessen’ had hij een kleine citruspers tussen zijn vuns bebroekte knieën staan. En daarop perste hij, met onvaste hand, gevonden sinaasappels, citroenen en grapefruits uit. Het sap goot hij voorzichtig in een lege Grolsch-beugelfles. Daarop kwam hij krakerig overeind, stak de fles ergens weg tussen zijn lompen en sjokte op zijn ranzige teenslippers de markt af, links en rechts spiedend met roodomrande ogen. Ter hoogte van het kraampje Slips Voor Iedere Bips hield hij stil. In de goot lag een horloge, zo’n digitaal ding waar je dertig jaar geleden een week salaris voor moest neertellen. De zwerver schopte er even misprijzend tegen, en liep door, een zo goed als nieuwe kiwi tegemoet. Ik raapte het horloge op: het was nogal lelijk, maar zag er nieuw uit en bleek gelijk te lopen.
Nou ja, waarschijnlijk had hij al een horloge. Ik ook, trouwens, dus ik heb het maar teruggelegd. De volgende ochtend lag het er nog.