XXVIII
Ik liet me op mijn knie vallen. Caesar bleef staan. Met een vaag gebaar dat ik kon opstaan, maar zonder me te begroeten, liep Ptolemaeus naar Caesar toe en bleef twee passen voor hem staan. Hij droeg de uraeuskroon met opgerichte cobra; zijn houding was kaarsrecht. Hij leek veranderd: niet meer een jongen gekleed als man, maar een man die zijn jongensjaren achter zich had gelaten. De blik die hij met Caesar wisselde was er een van gelijken, ondanks het leeftijdsverschil.
'Majesteit,' zei Caesar, en hij boog even het hoofd.
'Consul,' zei Ptolemaeus, met stralende ogen en een lachje om de lippen. De gelijkenis met zijn zuster was treffender dan ooit. Caesar zuchtte. 'We hebben eerder al langdurig gesproken over wat er moet gebeuren. Blijft u bij het standpunt dat u eerder hebt ingenomen?'
'Ik zal nooit de troon met mijn zuster delen. Pothinus had me, wat zijn ware motieven ook geweest mogen zijn, uiteindelijk overgehaald tot een compromis; maar Pothinus is er niet meer.'
Ik besefte waaraan de verandering bij Ptolemaeus toe te schrijven viel: er was niet iets toegevoegd, maar iets verdwenen. Met uitzondering van zijn toespraak op het balkon van Alexanders tombe had ik Ptolemaeus nooit zonder Pothinus gezien. Misschien hadden diegenen gelijk gekregen die meenden dat de hoogste raadgever van de koning een funeste invloed op hem had. Nu Pothinus er niet meer was, leek Ptolemaeus van de ene dag op de andere tot man gerijpt.
'U beseft hoe moeilijk de beslissing is die voor me ligt, majesteit.'
'Ja.'
'Maar uiteindelijk, nu zich gebeurtenissen hebben voltrokken waardoor ik meer kijk heb gekregen op het karakter van de kinderen van de Fluitspeler...'
Ptolemaeus keek hem vragend aan. 'Heeft de consul tussen ons beiden gekozen?'
'Ja.'
'En?'
'U weet hoe vurig ik ernaar verlangde u met uw zuster te verzoenen. Zelfs nu nog lijkt dat me het verstandigst, als het mogelijk zou zijn. En toch is het kennelijk mét mogelijk, en dus moet er opnieuw worden gekozen...'
Ptolemaeus legde zijn hoofd in zijn nek en kneep zijn ogen bijna dicht. 'Ga door, consul.'
'Ik heb besloten, majesteit, uw aanspraak als enig heerser over Egypte te ondersteunen.'
Ik zag een jongensachtige grijns die de vorstelijke zelfbeheersing doorbrak. 'En mijn zuster?'
'Cleopatra zal zich misschien niet zonder slag of stoot bij mijn oordeel neerleggen, maar zij zal moeten inzien dat ze geen keus heeft; haar positie in Alexandrië is immers geheel afhankelijk van mijn bescherming.'
Het gezicht van de koning verstrakte. 'En als ze ongezien Alexandrië verlaat om zich bij haar opstandelingen te voegen?'
'Dat gebeurt niet.'
'Hoe kan de consul dat zo zeker weten?'
'Enkele van haar getrouwen, degenen die haar toegang tot de stad hebben verschaft, zijn niet meer bij haar.' Caesar keek even naar mij in een stilzwijgend bevel niets over Apollodorus en Merianis te zeggen. 'Voorlopig zal ze teruggaan naar het paleis op Antirrhodus en daar moet ze blijven. Mijn soldaten zullen haar scherp bewaken.'
'Zoals Caesars soldaten mij de afgelopen dagen scherp hebben bewaakt?' vroeg Ptolemaeus.
'Tijdens de onzekere interimperiode waaraan zojuist een einde is gekomen, vond ik het noodzakelijk op alle eventualiteiten voorbereid te zijn,' zei Caesar. 'Nu mijn besluit is genomen, staat het uwe majesteit natuurlijk vrij te gaan en te staan waar hij wil. Voor Cleopatra geldt dat niet.'
'Ze moet aan mij worden uitgeleverd voor berechting.'
'Nee, majesteit. Dat kan ik niet doen. Er mag haar geen haar worden gekrenkt.'
'Als mijn zuster mag blijven leven, zal ze vroeg of laat ontsnappen en een opstand uitlokken. Zelfs in gevangenschap zal ze een manier vinden om onheil te stichten. Zolang zij ademhaalt, zal ze mijn dood blijven beramen.'
Caesar knikte. 'Het is duidelijk dat niet kan worden toegestaan dat Cleopatra in Egypte blijft. Het lijkt me voor haar beter om zich in Rome te vestigen; onder mijn waakzame oog, natuurlijk.'
'In Rome? Waar ze complotten tegen mij kan blijven smeden?'
'Haar huis zal worden bewaakt. Haar bewegingsvrijheid zal worden beperkt en ze zal evenmin onbeperkt bezoek kunnen ontvangen.'
'Zal Caesar onder haar bezoekers in Rome zijn?'
'Misschien, op gezette tijden.'
Ptolemaeus schudde zijn hoofd. 'Alexandrië ligt ver van Rome. Caesar zal zijn banden met de koning van Egypte vergeten. De slang zal gif in zijn oren druppelen en hem tegen me opzetten!' In de plotselinge schrilheid van zijn stem kwam de jongen in de man weer even naar voren.
Caesar hield voet bij stuk. 'De koning moet mij op dit punt vertrouwen. Ik sta niet toe dat Cleopatra kwaad wordt gedaan. Is het niet genoeg dat ik de koning erken als de enige rechtmatige troonopvolger van Egypte?'
Ptolemaeus haalde diep adem. Hij trok zijn schouders naar achteren. De jongen werd onderdrukt, de man trad naar voren en de man nam zijn besluit. 'Caesars oordeel is wijs. Het volk van Egypte en zijn koning prijzen zich gelukkig omdat ze zo'n vriend hebben gevonden in de consul van het Romeinse volk. Maar nu valt er veel werk te doen. Als ik werkelijk vrij ben in mijn bewegingen...'
'Dat is de koning.'
'Dan verlaat ik nu het paleis om me bij Achillas te voegen en me aan het hoofd van mijn leger in de stad te stellen. Ik zal Achillas op de hoogte stellen van de voor mij gunstige beslissing en hem opdracht geven mijn strijdkrachten terug te roepen, zodat er geen Romeins of Egyptisch bloed meer wordt vergoten. Wanneer de orde zowel in de stad als in het paleis is hersteld, en wanneer mijn zuster en degenen die bij haar willen blijven onder Caesars hoede Egypte hebben verlaten, zal er een plechtigheid worden gehouden om het einde van de vijandelijkheden te vieren en de bevestiging van mijn bewind.' Zijn stem werd zachter. 'Als de consul tijd heeft, wil ik graag dat hij me begeleidt op een tocht over de Nijl, zodat hij het leven aan de rivier kan bekijken en al het wonderschone op de oevers.'
Caesar stapte naar voren en drukte de koning de hand. 'Ik wil niets liever, majesteit. Vroeg of laat moet ik Egypte verlaten; er moet worden afgerekend met de verspreide resten van Pompejus' leger die, schijnt het, zich in Lybia onder Cato hergroeperen. Maar van die kant heb ik weinig te vrezen en een volledige en finale regeling in Egypte is belangrijker dan alle andere staatszaken. Het zou me veel genoegen doen om de koning te begeleiden op een tocht over de Nijl, om met zo'n reis onze vriendschap te versterken.'
De twee wisselden zo'n intieme, liefdevolle blik dat ik me een indringer voelde. Ik schraapte mijn keel.
'Intussen,' hernam Caesar op officiële toon, 'verheug ik mij op het staken van de vijandelijkheden door Achillas en zijn mannen, en ik verheug me evenzeer op de terugkeer van de koning.'
De koning deed een stap naar achteren en maakte zijn hand los. Terwijl hij zich afwendde, verdween de blik van mannelijke vastberadenheid van zijn gezicht; toen hij zich weer omdraaide, zag ik de jonge koning terug, angstig en onzeker, met tranen in zijn ogen. Hij rende terug naar Caesar en greep hem bij de arm. 'Ga mee, Caesar! Ik wil niet bij je weg!'
Caesar lachte toegeeflijk om deze emotionele uitbarsting. Zachtjes legde hij zijn hand op de hand die zijn arm omklemde en kneep er teder in. 'De koning heeft mij niet nodig bij het gesprek met Achillas. Het bevel de vijandelijkheden te staken moet alleen van de koning komen. Daarbij zou ik hem maar voor de voeten lopen.'
Ptolemaeus knikte, maar zijn ogen stonden vol tranen. 'Je hebt natuurlijk gelijk. Wat ik nu doe, moet ik alleen doen. "Het is eenzaam werk," zei mijn vader, "koning zijn." Maar één ding mag je nooit vergeten, Caesar: mijn hele koninkrijk is me op dit ogenblik niet dierbaarder dan jouw aanblik!'
Tot mijn verbazing zag ik dat ook Caesar tranen in zijn ogen had, en zijn stem klonk hees. 'Als dat waar is, majesteit, ga dan snel, opdat je des te sneller weer aan mijn zijde zult zijn!'
Zonder nog iets te zeggen, maar tot het laatst Caesar in de ogen kijkend, liep Ptolemaeus achteruit, wendde zich af en verliet het vertrek met ritselende gewaden, waardoor er een briesje opwervelde. Caesar keek hem roerloos na.
'Ga je het haar nu vertellen?' vroeg ik.
Caesar keek me zo neutraal aan dat ik de vraag herhaalde. 'Ga je het haar nu vertellen? De koningin? Of moet ik "Cleopatra" zeggen, als ze die titel niet langer mag gebruiken?'
'Ik weet zeker dat ze een titel zal behouden,' zei Caesar afwezig, alsof mijn vraag hem bij belangrijker gedachten had gestoord.
'Prinses, denk ik, zoals ze werd genoemd toen haar vader nog leefde; ze blijft de dochter van de Fluitspeler, en de zuster van de koning.'
'Maar niet meer zijn vrouw?'
'Er zal vast wel een koninkrijkswet zijn waardoor hun huwelijk kan worden ontbonden,' zei Caesar. 'Of anders stellen we er een op.'
'En zal ze zonder haar kroon nog wel een incarnatie van de godin Isis zijn? Het moet verschrikkelijk zijn om een kroon te verliezen; je goddelijkheid verliezen...'
'Als je een grap maakt ten koste van de plaatselijke godsdienst, Gordianus: er valt niets te lachen.'
'Ga je het haar nu vertellen?' vroeg ik weer.
Hij haalde diep adem. 'Er zijn taken waardoor zelfs Caesar een lafaard wordt! Maar als ik het uitstel, komt ze er op een andere manier achter, en dat zou tot problemen kunnen leiden. Dan liever dapper de situatie onder ogen zien. Het is mogelijk dat de koningin - de prinses, bedoel ik - al naar Antirrhodus is gegaan, maar misschien kunnen we haar spreken voordat de boot uitvaart.'
'We, consul?'
'Natuurlijk wil ik jou erbij hebben, Gordianus. Als je getuige bent van een begin, wil je toch ook het einde meemaken?'
'Misschien. Maar wil de consul dat wel?'
'Ik heb het altijd nuttig gevonden een tweede paar ogen en oren bij belangrijke gebeurtenissen als getuige te hebben. Mijn geheugen is niet meer zo goed als vroeger; een tweede ooggetuigenverslag komt goed van pas wanneer ik ervoor ga zitten om mijn herinneringen op te schrijven. Lange tijd is Meto die getuige voor mij geweest.'
'Ik kan mijn zoon slecht vervangen. Misschien moet je hem ontbieden om zijn rechtmatige rol weer te vervullen.'
'Een uitstekend voorstel. De cel waarin hij opgesloten zit is dicht bij de dam. Ik zal mannen vooruitsturen om hem in vrijheid te stellen, zodat hij zich bij ons kan voegen. Nu hij de rol van tegenstander van de koningin - de prinses - heeft gespeeld, verdient Meto het om erbij te zijn wanneer ik haar mijn besluit meedeel. Ga mee, Gordianus!'
Ik liep naast Caesar terwijl hij met zijn gevolg het paleis doorkruiste en af en toe bleef staan om ondergeschikten instructies te geven. We kwamen in de tuin aan de waterkant. Achter de palmbomen en bloeiende jasmijn stond Cleopatra op de stenen pier, in een klein gezelschap van dienaressen. Ook de Romeinse bode stond er nog die was uitgestuurd om haar tegen te houden toen ze aan boord wilde gaan om naar Antirrhodus terug te keren. Dichterbij hoorde ik een bekende stem. 'Caesar!'
De consul, die Meto naast het pad zag, bleef staan en breidde zijn armen uit. 'Meto! Je ziet er goed uit, Venus zij gedankt!'
Meto aarzelde, maar de lach op Caesars gezicht nam zijn twijfel weg. Ze omhelsden elkaar.
'De bode zei...'
Caesar knikte. 'Je bent van alle verdenking gezuiverd, dankzij het inzicht van je vader.'
'Papa!' Meto omhelsde me. Hij had Caesar als eerste aangesproken en Caesar het eerst omhelsd, maar ik probeerde alleen te denken aan de vreugde die ik voelde omdat hij vrij en ongedeerd was.
'Dit moet betekenen dat je een verklaring hebt gevonden voor wat er op Antirrhodus is gebeurd,' zei Meto, die eerst mij en daarna Caesar vragend aankeek.
'Dat is precies wat je vader heeft gedaan,' zei Caesar. 'Maar de uitleg zal moeten wachten. Cleopatra wacht en ik moet haar iets vertellen.'
Met lange, snelle passen ging Caesar ons voor.
'Wat gebeurt er, papa?' vroeg Meto.
Ik wilde hem antwoorden, maar Caesar keek over zijn schouder en legde me met een blik het zwijgen op. De middagzon, weerkaatst door de stenen van de dam en het water van de haven, was verblindend. Meeuwen doken krijsend omlaag. Golven klotsten tegen de trap naar het koninklijke vaartuig. Cleopatra zag Caesar en lachte hem toe, maar toen we dichterbij kwamen, zag ik een zenuwtrekje bij haar mondhoek. Toen ze Meto zag, bleef ze glimlachen, maar wel wat stijfjes. Ze hief haar handen om die van Caesar te omvatten, maar hij bleef op een afstandje staan, zodat haar welkom iets krampachtigs kreeg. Fronsend liet ze haar handen zakken.
'Caesar, wat gebeurt er?'
Hij keek haar ernstig aan. 'Er is een... ontwikkeling.'
'Gunstig of ongunstig? Ongunstig, aan je gezicht te zien.'
Caesar wendde zijn blik af.
'Caesar? Wat gebeurt er? Je moet het nu zeggen!' In haar opeens schril klinkende stem hoorde ik die van haar jongere broer. Toen hij nog geen antwoord gaf, koos ze voor de officiële toon.
'Consul,' zei ze, en ik wist dat ze de waarheid vermoedde, want ze wilde nagaan of Caesar haar op zijn beurt zou aanspreken als 'majesteit'. Hij haalde diep adem en wilde iets zeggen toen er een kreet klonk van een van de Romeinse wachters op het dak van het paleis achter ons. 'Oorlogsschepen! Oorlogsschepen! Egyptische oorlogsschepen komen binnen vanuit de Eunostoshaven!'
Alle ogen richtten zich op de Heptastadion. Bij het midden van de dam was een poort waardoor schepen van de ene haven naar de andere konden varen. In furieus tempo brachten Egyptische roeiers het ene oorlogsschip na het andere de haven binnen. Aan dek wemelde het van de soldaten en katapulten en speren. Een andere schildwacht riep van het dak: 'Rook! Vlammen!
Brand bij de versperringen naast het koninklijke theater!'
Als één man draaide de groep op de pier zich om naar de zwarte rookwolk die opsteeg boven de plaats waar Caesar zijn verdediging had geconcentreerd. Tegelijkertijd trok een zwaar dreunende trilling door de lucht, zodat mijn tanden klapperden: het boem! boem! boem! van een stormram in de verte. Achillas' strijdkrachten hadden in samenwerking te land en ter zee de aanval op Caesars positie geopend.
Ik keek naar Caesar en zag een reeks emoties op zijn gezicht: verbazing, verontwaardiging en bittere teleurstelling. Hij zag dat ik hem aanstaarde en greep mijn arm pijnlijk stevig vast. Hij trok me een eindje mee en beet me toe: 'Gordianus! Jij was erbij. Jij hebt het gehoord. Heeft de koning niet beloofd dat hij Achillas en zijn leger zou laten terugtrekken?'
'Jawel.'
'Wat kan er dan aan de hand zijn?'
Uit de richting van de naderende oorlogsschepen hoorde ik een luide knal, gevolgd door een terugslag. Een van de Egyptische oorlogsschepen, die langs Caesars galeien was geglipt, was binnen vuurafstand van de pier gekomen. Had een uitkijk met arendsogen Caesar en Cleopatra ontdekt, of hadden degenen die de katapult bedienden gewoon op het dichtstbijzijnde doelwit geschoten? In elk geval kwam er een bal brandend pek op ons af. Een van Cleopatra's dienaressen slaakte een gil en mensen om me heen vluchtten. Maar het projectiel kwam niet ver; spattend en sissend viel het op enige afstand van de pier in het water, maar toch zo dichtbij dat ik hete damp in mijn gezicht voelde. Caesar hield mijn arm nog altijd pijnlijk stijf vast. 'Het komt door haar!' fluisterde hij. 'Het is omdat ik niet wilde dat hij haar zou krijgen. De haat jegens zijn zuster is krachtiger dan zijn liefde voor mij! Hij moet het bevel tot de aanval hebben gegeven zodra hij bij Achillas was. Hij weet waar ik mijn mannen heb geposteerd en mijn versterkingen heb aangebracht; hij heeft Achillas precies verteld waar hij moest aanvallen. Dat kleine doortrapte serpent!'
Cleopatra stond niet ver weg. Haar blik was niet op de naderende oorlogsschepen gericht, maar op ons. In alle opwinding was ze gewoon blijven staan. Haar gezichtsuitdrukking was zo mogelijk nog beheerster dan eerst. Er speelde zelfs, als ik het me niet verbeeldde, een lachje om haar lippen. Had ze in een ogenblik begrepen wat er was gebeurd? Ik denk het wel, want de glimlach op haar gezicht was de glimlach van een koningin die, toen de nederlaag dreigde, er een overwinning uit wist te slepen.
'Het ziet ernaar uit, consul, dat wij worden aangevallen.' Het gebruik van het woord 'wij' was niet toevallig. 'Het verbaast me dat Achillas een dergelijke aanval inzet terwijl mijn broer door jou wordt vastgehouden.'
Ze wist inderdaad wat er was gebeurd. Ze tartte Caesar haar de waarheid te vertellen. Hij gaf geen antwoord.
Het oorlogsschip kwam dichterbij. Ik kon nu de gezichten van de Egyptische soldaten aan dek onderscheiden, en ik zag dat de katapult werd teruggehaald om nog een vuurbal op ons af te schieten.
'Of kan het zijn,' zei Cleopatra, 'dat deze aanval op aandringen van mijn broer plaatsvindt?'
Caesar haalde diep adem. 'De situatie is uwe majesteit duidelijk. Nog geen uur geleden heb ik uw broer vrijgelaten en hem toegestaan zich bij Achillas te voegen.'
'Maar waarom, consul?'
'Imperator!' riep Meto. 'We moeten ons onmiddellijk terugtrekken! Het gevaar...'
Caesar keek net lang genoeg opzij om een bevel te blaffen.
'Breng je in veiligheid! Allemaal! Nu!'
Meto wilde zijn arm pakken. 'Imperator, je moet zelf ook mee...'
Caesar schudde hem af, maar vreemd genoeg bleef hij mij vasthouden. 'Ga nu, Meto. Breng de anderen in veiligheid. Ik kom zo. Ga nu! Dit is een bevel!'
Met tegenzin wendde Meto zich af en gebaarde naar de anderen dat ze met hem mee moesten gaan. Zelf had ik dat niet kunnen doen als ik had gewild; Caesar weerhield me daarvan. Hij sprak weer tegen Cleopatra. 'Je broer heeft me gesmeekt hem naar Achillas te laten gaan. Hij heeft me bezworen dat hij Achillas zou bevelen zijn leger en vloot terug te trekken. Hij beloofde terug te komen naar het paleis zodra dat was gebeurd.'
'En jij geloofde hem?'
'Ik aanvaardde het woord van de koning van Egypte.'
'Mijn vader was de koning van Egypte! Mijn broer is niet meer dan een onnozele jongen.'
'Dat zie ik nu in. En als hij ooit koning is geweest, dan is Ptolemaeus vanaf dit ogenblik geen koning meer en zal hij dat ook nooit worden.'
Achter Cleopatra's ogen laaide vuur op. 'Wat wil je daarmee zeggen, Caesar?'
'Ik geef alle pogingen op om je met je broer te verzoenen. Als consul van het Romeinse volk en uitvoerder van het testament van je vader erken ik jou als koningin van Egypte en enig rechtmatig erfgenaam van de troon.'
'En Ptolemaeus?'
'Ptolemaeus heeft me verraden. Daardoor heeft hij ook verraad gepleegd aan zijn volk en zijn eigen lot. Wanneer wij hem en zijn strijdkrachten eenmaal hebben verslagen, zal ik de nodige stappen nemen om te zorgen dat hij nooit meer aanspraak kan maken op de troon of je op een andere manier kan schaden.'
Ik hoorde een luide knal, veel harder dan eerst, gevolgd door een terugslag. De katapult had een tweede vuurbal op ons afgeschoten. In een boog zeilde de vuurbal door de lucht en vanaf de plaats waar ik stond was het moeilijk de baan te berekenen die hij zou volgen.
'Ga nu, majesteit!' zei Caesar. 'Ga met de anderen naar een veilige plaats.'
Cleopatra glimlachte bedaard. Ze deed wat Caesar vroeg en liep de pier af. Haar passen waren snel, maar ze holde niet.
'Consul,' zei ik zenuwachtig, en ik keek omhoog naar de naderende vuurbal, 'moeten wij niet ook...'
'Hou vol! Ik heb een goed oog voor deze dingen, Gordianus. Het projectiel is slecht gericht. We hebben hier niets te vrezen.'
De dalende vuurbal kwam inderdaad zonder schade aan te richten in het water terecht, op een verder punt dan de eerste. Intussen kwam snel een Romeinse galei dichterbij om het Egyptische oorlogsschip af te weren, en dat draaide meteen af. Caesar trok me naar zich toe. 'Heb je gehoord wat ik tegen de koningin heb gezegd?'
'Woord voor woord, consul.' Ik trok mijn ene wenkbrauw op.
'Je hebt wel het een en ander weggelaten uit je gesprek met haar broer.'
'Misschien. Maar je mag me nooit tegenspreken of afwijken van de exacte versie van de gebeurtenissen die ik de koningin heb gegeven. Begrepen?'
'Begrepen, consul. Cleopatra mag nooit te horen krijgen dat ze tweede keus was.'
Hij keek naar het begin van de pier, waar de koningin zich net bij haar gevolg voegde. Hij knikte peinzend. 'Ik heb tussen beiden gekozen en ik heb de verkeerde gekozen. Maar de goden hebben me vergund mijn fout te herstellen voordat ik nog meer fouten zou maken. Cleopatra heeft me misleid en daardoor verloor ik het vertrouwen in haar. Nu heb ik haar op mijn beurt misleid; we staan gelijk, en dus kunnen we opnieuw beginnen.'
'Ik heb de indruk, consul, dat jullie elkaar geen van beiden ook maar een ogenblik hebben misleid. Jullie hebben allebei het spel van de ander doorzien.'
'Maar we zullen veinzen dat het niet zo was; dat is de kern van staatsmanschap, Gordianus - en trouwens ook van het huwelijk. Cleopatra is een vrouw en ik ben een man, maar we zijn ook allebei staatshoofd. Wanneer een van ons een misstap begaat, veinst de ander dat niet te zien. Bij wrijvingen houden we de schijn van harmonie op; zodoende respecteren we elkaars waardigheid.'
'Zou het niet verstandiger en veel minder ingewikkeld zijn, zowel in staatsmanschap als in het huwelijk, om gewoon eerlijk en openhartig te zijn? Fouten te erkennen en om vergiffenis te vragen?'
Caesar keek me aan en schudde zijn hoofd. 'Ik weet niet wat voor echtgenoot jij was, Gordianus, maar als politicus of koning had je het nooit gered.'
'Ik heb nooit een van beiden willen zijn, consul.'
'Maar goed ook! En nu moeten we als de bliksem hier weg. Waar zijn mijn officieren? Waar zijn mijn boodschappers! Er moet een koningin worden beschermd en een slag worden gewonnen!'