- 17 -
Ze stonden in de portiek terwijl Cawthorne de mannen ondervroeg. De regen trok weg en het wolkendek werd minder dicht. Boven Kingsmarkham zagen ze stukjes van de lucht tussen de stapelwolken, een frisse, bijna groene lucht. 'High Street, nummer 186, Kingsmarkham,' zei Cawthorne terwijl hij naar hen toe draafde en nog even spurtte om te kunnen schuilen. 'Daar woont hij, of beter gezegd: woonde hij.'
'Een acht zes,' zei Burden snel, 'laat eens kijken. Het kantoor van de krant is een vijf acht tot een zeven vier, dan de apotheek en de bloemist . . .' Hij telde op zijn vingers af. 'Maar dat is . . .'
'Het is bij Grover, de krantenwinkel.' Cawthorne keek of hij niet anders verwacht had. 'Ze verhuren een van de zolderkamertjes. Een paar van mijn monteurs hebben daar al eerder gewoond en toen Anstey zijn eerste kosthuis hier verderop in de straat kwijtraakte, heeft iemand hem het adres van Grover gegeven. Maar hij is er maar een maand geweest.'
'Bij ons op de stoep!' zei Wexford en snoof kwaad toen ze in de auto zaten. 'Je kunt die winkel bij ons vanuit het raam zien. Wat hebben we in vredesnaam aan onze uitkijkpost!'
'Het is algemeen bekend dat ze kamers verhuren, sir,' zei Burden verontschuldigend, maar hij wist niet voor wie hij zich verontschuldigde en hij voegde er voor zijn eigen verdediging aan toe: 'Ik geloof dat we allemaal wel een jonge donkere kerel daar in en uit hebben zien lopen. We hadden geen reden om verband te zien met dit geval. Hoeveel duizenden kleine donkere kereltjes zijn er in Kingsmarkham alleen al niet?'
Wexford zei knorrig: 'Hij hoefde niet ver te lopen om de advertentie van Ruby te zien, hè? Hij zat ook op het goede plekje om zijn mes te vervangen. Wat moeten we nou met jou theorie over de auto's? Anstey had er niet eens een, laat staan dat hij een zwarte omruilde voor een groene.'
'Anita had de dag voor ze naar Ruby gingen, vijfhonderd pond. Mrs. Penistan zegt dat ze vrijgevig is. Misschien heeft ze een auto voor hem gekocht.'
Toen ze voor het politiebureau stopten, draaide Burden zich om en zag een man uit de winkel van Grover komen met een krant. Van de brede witte luifel droop het water op de kraag van hun jas.
'Misschien heeft ze een auto voor hem gekocht,' zei Burden weer. 'Je kunt voor vijfhonderd een heel behoorlijke tweedehands auto kopen.'
'We hebben wel gehoord dat ze vrijgevig was, maar ook dat ze eigenwijs was en voorzichtig met haar geld. Je kunt trouwens van een knappe jonge meid niet verwachten dat ze een auto koopt voor haar vriendje. Ze was geen oude vrouw die een man onderhield.'
Het was warm en stil in het kantoor van Wexford. De stoelen stonden weer tegen de muur en de papieren op het rozenhouten bureau lagen netjes op stapeltjes. Aan niets was meer te zien dat zich hier een tijdje geleden een drama afgespeeld had. Burden ontdeed zich van zijn regenjas en hing hem op een stoel voor de verwarming.
'Kirkpatrick zag haar om tien voor halfacht,' zei hij. 'Om acht uur was ze bij Ruby. Dan had ze veertig minuten de tijd om een andere jas aan te trekken, naar Grover te gaan en daar haar Alpine achter te laten zodat hij die later kon repareren, en daarna is ze naar Stowerton gereden. Dat kon makkelijk.'
'Toen Kirkpatrick haar zag, had ze die tijgerbontjas aan. Je zou verwachten dat ze thuis een regenjas aan zou trekken maar de bontjas lag op de bank van haar auto. Het is maar een detail, maar het kan belangrijk zijn. Dan komt die vraag over de tijd. Jouw theorie gaat alleen op als Anita en Anstey al een groene auto hadden klaarstaan. Mogelijk; we zullen zien. Maar als ze toen nog een auto moesten lenen of huren, dan was het niet mogelijk.'
'Het zou wel mogelijk zijn als ze de auto van Margolis gebruikten,' zei Burden.
Ze werden gestoord door Drayton en Martin die binnenkwamen om aan de bespreking deel te nemen. Toen ze met z'n vieren rondom het bureau zaten, bracht Wexford de nieuwkomers op de hoogte. Toen de winkel van Grover genoemd werd, zag Wexford het gezicht van Drayton verstrakken.
'Goed,' zei hij terwijl hij op zijn horloge keek. 'We laten ze even de tijd om de zaak te sluiten en dan gaan we er met z'n allen naar toe. Grover is tegenwoordig min of meer aan zijn bed gekluisterd, nietwaar?' Hij keek Drayton scherp aan. 'Hij loopt nu weer rond, sir.'
'Goed zo.' Wexford knikte. 'En,' zei hij tegen Burden, 'wat bedoelde je met de auto van Margolis? Margolis zat in Londen.'
'Hij had zijn wagen bij het station van Kingsmarkham laten staan en het is een groene auto. Het lijkt me net iets voor Anita om een paar honderd meter York Street af te lopen naar het station en de auto van haar broer te lenen. Ze hadden hem tegen de tijd dat hij hem nodig had, terug kunnen brengen.'
'Vergeet niet dat ze dachten dat hij hem om negen uur nodig had, niet om elf uur. Niemand wist dat hij bij die museumdirecteur zou blijven eten.'
'Nou, en?' Burden haalde zijn schouders op. 'Als er ooit een makkelijk uitgevallen, nonchalant stel is geweest, dan zijn het Margolis en zijn zus wel. Als zijn auto er niet was, zou hij waarschijnlijk denken dat hij hem ergens anders had laten staan of dat hij gestolen was, en hij zou er niets aan doen voor hij haar gesproken had. Anstey ontdeed zich van haar lichaam, zette de auto van Margolis weer terug bij het station en toen iedereen in bed lag en sliep, heeft hij de radiator van de Alpine gevuld, heeft voor alle zekerheid een jerrycan met water meegenomen en de auto teruggereden naar Quince Cottage.'
Hij verwachtte dat Wexford blijk zou geven van instemming en goedkeuring zoals de vorige avond in de Olive and Dove. Alles begon nu toch prachtig te kloppen? En hij, Burden, had de oplossing gevonden. Waarom zaten er dan van die twijfelachtige, sombere rimpels in Wexfords gezicht? Hij zou toch op z'n minst toe moeten geven dat het een mogelijkheid was, maar de inspecteur zei zacht: ik ben bang dat ik er anders over denk.'
-
De winkel was dicht. De plassen in het steegje weerspiegelden in het groene lamplicht. Twee vuilnisbakken waren voor de garagedeur klaargezet voor de vuilnisman die de volgende morgen zou komen. Een kat snuffelde eraan en liet vuile vegen na op een krant die iemand had weggegooid. Drayton had niet met hen mee willen gaan. Hij wist nu wie Ray Anstey was. Het was de man die hij haar had zien kussen bij de brug, de man die bij hen inwoonde en die de auto van zijn werkgever had geleend om haar mee uit te nemen. Misschien hadden ze precies diezelfde gebruikt waarin hijzelf met haar naar Cheriton Forest was gereden. Hij had haar bedrogen met Ann Margolis en zij hem met een jonge politieman. Het leek een soort draaimolen waarin je telkens iets anders voorbij zag komen, maar die soms ook lang stilstond. Hij voelde dat de draaimolen nu stilstond en dat ze er samen uit moesten stappen, misschien voorgoed. Hij had eigenlijk niet mee willen gaan. Hij zou wel eens minder prettige dingen te horen kunnen krijgen en bij een ondervraging zou ze van een liefde kunnen spreken die hij vergeten wilde. Hij stond dan ook achteraan, terwijl Burden op het glas bonkte; maar terwijl zij wachtten, bedacht hij opeens dat het weinig verschil maakte of Wexford hem mee had genomen of niet. Hij zou hier toch heen gegaan zijn zoals gewoonlijk. Waar zou hij zijn avond anders moeten doorbrengen?
Grover deed zelf open. Drayton had verwacht dat hij zou klagen, maar hij was overdreven vriendelijk en zijn glibberige groet was erger dan vijandigheid. Zijn zwarte haar was over een kale plek heen gekamd en het stonk naar viooltjes.
Hij liet hen binnen met een hand op zijn rug en deed het licht aan.
'Ray is hier een maand geweest,' antwoordde hij op de vraag van Wexford. 'Cawthorne schopte hem er zaterdag uit en dinsdag is hij hier vertrokken. Dat zeggen Lin en mijn vrouw tenminste. Ik heb hem niet gezien omdat ik op bed lag.'
'Bewoonde hij niet een van uw zolderkamers?'
Grover knikte. Hij was niet oud, maar hij zag er wel oud en onverzorgd uit. Drayton probeerde niet al te opvallend te kijken naar het vest zonder knopen, het overhemd zonder boord en de broek die nooit geborsteld of opgeperst was.
'Zijn kamer is schoongemaakt,' zei de winkelier snel. 'Lin heeft hem opgeruimd. Hij heeft niks achtergelaten, dus het heeft voor u geen zin om te gaan kijken.'
'We gaan toch even kijken zo meteen,' zei Burden luchtig. Zijn koude ogen gleden over de tijdschriften toen liep hij naar de achterste hoek waar de bibliotheek was. Grover volgde hem.
'Ik heb u niets te vertellen, mr. Burden,' zei hij. 'Hij liet geen nader adres achter en hij had een maand huur vooruit betaald. Hij had nog drie weken kunnen blijven.' Burden nam een boek van de plank en opende het in het midden, maar zijn gezicht veranderde niet. 'Vertel me eens wat over dinsdagavond,' zei hij.
'Wat moet ik u vertellen? Er valt niets te vertellen. Lin liep de hele dag in en uit. We hadden brood nodig en op dinsdag sluiten de winkels hier vroeg . . . Wij sluiten niet. Ze ging naar Stowerton. Mijn vrouw ging om ongeveer halfzeven kaarten en Lin ging ergens heen . . . Naar de wasserette, dat was het.' Hij was stil en keek braaf. Drayton was kwaad en verbijsterd. Hij was kwaad omdat Grover haar als werkmeid gebruikte. Voor de verbijstering had hij geen verklaring, tenzij het was omdat haar vader niet meer dankbaarheid toonde. 'Ik heb Ray de hele dag niet gezien,' zei Grover. 'Ik lag namelijk in bed. Je zou toch kunnen verwachten dat hij me even gedag was komen zeggen en me even bedankt had voor alles wat ik voor hem gedaan heb.'
'Zoals?' snauwde Burden. 'Omdat u hem een dodelijk wapen hebt gegeven, bijvoorbeeld?'
'Dat mes had hij niet van mij. Hij had het al de eerste keer dat hij hier kwam.'
'Ga verder.'
'Waarmee moet ik verder gaan, mr. Burden?' Grover greep naar zijn rug. 'Ik heb u gezegd dat ik Ray na maandag niet meer gezien heb. De dokter kwam voordat mijn vrouw wegging en zei dat ik in bed moest blijven . . .'
'Is er nog iemand anders geweest? 's Avonds, bedoel ik?'
'Alleen dat meisje,' zei Grover.
Burden blies het stof van het boek dat hij vasthield en zette het terug op de plank. Hij kwam dichter bij Grover staan en boog naar hem over. 'Welk meisje? Wat is er gebeurd?'
'Ik lag op bed toen er op de deur van de winkel gebonsd werd.' De winkelier keek Wexford sluw en tegelijk nors aan. 'Ik dacht dat jullie het waren,' zei hij. 'De dokter heeft makkelijk praten dat je in geen geval je bed uit mag, maar wat moet je als ze zo hard op je deur bonzen dat hij bijna bezwijkt?' Hij huiverde, misschien bij de gedachte aan ergere pijn die over was gegaan. 'Het was een van zijn klantjes. Ik had haar al eerder rond zien hangen. Lang knap grietje, wat ouder dan mijn dochter. Wilt u weten hoe ze er uit zag?'
'Natuurlijk. We zijn hier niet gekomen voor een gezellig babbeltje, Grover.'
Drayton, die naast de krantenstandaard stond, voelde zich misselijk worden. De terechtwijzing van Burden had Grover niet in het minst uit het veld geslagen, er verscheen zelfs een kruiperige glimlach op zijn gezicht. Hij vertrok zijn gesloten lippen en drukte één oog half dicht. Deze poging tot een glimlach leek heel even op die van Linda zelf; het was in feite de verwekker, en Drayton voelde de walging weer in zich opkomen.
'Mooi grietje,' zei Grover terwijl hij weer een poging deed om te knipogen. 'Nogal blanke huid en zwart haar met twee krulletjes langs haar wangen.' Hij scheen na te denken en bevochtigde zijn lippen. 'Uitgedost in een zwarte broek en een gevlekte bontjas. "Waarom maak je zo'n trammelant?" zei ik. "Kun je niet zien dat we gesloten zijn?" "Waar is Ray?" vroeg ze. "Als hij op zijn kamer is, ga ik naar boven en sleur hem eruit." "Daar komt niets van in," zei ik, "hij is hier trouwens niet." Ze leek behoorlijk uit het veld geslagen door die mededeling, dus vroeg ik haar waar ze hem voor nodig had. Ik weet niet of ze er bezwaar tegen had dat ik dat vroeg of dat ze een smoesje aan het verzinnen was. "Ik ben op weg naar een feestje," zei ze, "en ik ben toch al zo verdomd laat en nou zit er een lek in de radiator van mijn auto." Maar ik zag helemaal geen auto. Naar zijn kamer wilde ze gaan terwijl hij verkering heeft met mijn Linda.'
Drayton kuchte even pijnlijk. In de stilte klonk het als een steunen. Wexford keek hem koel aan.
Grover ging verder. ' "In dat geval kunt u hem beter naar een garage brengen," zei ik, en ik ging in mijn ochtendjas even naar buiten om te kijken. In mijn oprit stond een witte sportwagen met een plas water eronder. "Ik durf er niet mee te rijden," zei ze. "Ik ben bang dat hij onder me in brand vliegt." '
'Ging ze weg?' vroeg Burden hoopvol.
'Ik denk van wel, maar daar heb ik niet op gewacht. Ik heb weer afgesloten en ben naar bed gegaan.'
'En u heeft niets meer gehoord?'
'Niets, tot mijn vrouw terugkwam. Ik hoopte alleen dat ze die witte wagen weggehaald had omdat Lin mijn wagen anders niet in de garage kon zetten. Maar ik viel in slaap en voor ik het wist, kwam mijn vrouw in de slaapkamer en zei dat Lin een halfuur eerder thuisgekomen was . . . Wilt u nu zijn kamer zien?'
Burden kwam met licht gefronste wenkbrauwen uit de schaduw en boog zich over de toonbank om door de gang te kunnen kijken naar de zijdeur die in het steegje uit kwam. Een ogenblik dacht Drayton dat hij iemand aan zag komen, Linda zelf misschien, en hij klemde zijn tanden op elkaar om zich op de schok van haar binnenkomst voor te bereiden, maar Burden wendde zich weer naar Grover en zei: 'Waar repareerde hij die auto's?'
'In mijn andere garage,' zei Grover. 'Ik heb er twee. Mijn eigen auto staat in de ene en de andere verhuurde ik vroeger, maar mijn huurder is vertrokken en toen Ray zei dat hij hem kon gebruiken, heb ik dat goedgevonden.' Hij knikte tevreden. Misschien was dit de gunst of een van de gunsten waarvoor hij Ansteys dankbaarheid had willen zien. 'Ik berekende hem er maar vijf pond extra voor per week. Hij had genoeg klanten en hij had dat in zijn vorige standplaats ook al gedaan, als u 't mij vraagt.'
'Ik zou alle twee de garages willen zien,' zei Burden. 'Waar zijn de sleutels?'
'Die heeft mijn vrouw.' Grover liep de gang in en nam een oude overjas van een haak in de muur. 'Of misschien heeft Lin ze wel. Ik weet het niet, ik heb de auto al bijna twee weken niet gebruikt vanwege mijn rug.' Hij hees zich moeilijk in de jas, zijn gezicht vertrok. 'De sleutels, Drayton,' zei Wexford laconiek.
Halverwege de trap kwam Drayton mrs. Grover tegen. Ze keek hem ongeïnteresseerd aan en scheen hem zwijgend te willen passeren.
'Mag ik de sleutels van uw garage, mrs. Grover?' vroeg hij
Linda moest haar verteld hebben wie en wat hij was. 'In de keuken,' zei ze. 'Lin heeft ze op tafel gelegd.' Ze gluurde hem bijziend aan. Haar ogen waren net zo grijs als die van haar dochter, maar dan gevoelloos, en als er ooit tranen in gezeten hadden, dan waren die al lang geleden opgedroogd. 'U bent toch haar vriend, is het niet?' Wie hij was, dacht Drayton, maar niet wat hij was. 'Ze zei dat jullie vanavond de auto wilden hebben.' Ze haalde haar schouders op. 'Laat haar vader 't niet merken, dat is alles.'
'Dan zal ik maar naar boven gaan.'
Mrs. Grover knikte onverschillig. Drayton keek hoe ze de trap af liep en door de zijdeur verdween. De keukendeur stond open en hij ging naar binnen. Nu haar ouders niet meer in de buurt waren, verdween zijn misselijkheid, maar zijn hart bonsde pijnlijk. De sleutels lagen op tafel, een voor iedere garage en een contactsleuteltje; ze zaten aan een ring met een leren plaatje. Ernaast lag een stapel kreukelig, ongestreken linnengoed. Toen hij het zag, voelde hij weer de verbijstering van daarstraks in de winkel De sleutels zaten in zijn zak en hij had de trap bereikt toen er een deur voor hem openging en Linda naar buiten kwam. Voor de eerste keer zag hij haar met loshangende haren die als een bleke lichte sluier om haar schouders hingen. Ze glimlachte lief en verlegen naar hem, maar alle koketterie was verdwenen.
'Je bent vroeg,' zei ze zoals ze dat ook op die dag gezegd had toen hij haar naar Wexford gebracht had. 'Ik ben nog niet klaar.' Hij bedacht plotseling dat zij er, net als haar moeder, geen idee van had waarom hij hier was en dat er collega's van hem beneden in de winkel stonden. Misschien hoefde ze het niet te weten, misschien hoefde ze voorlopig niet te weten te komen wat er waarschijnlijk in een van de garages lag. 'Wacht maar even,' zei ze. 'Wacht maar in de winkel. Ik kom zo.'
'Ik kom straks wel terug,' zei hij. Hij dacht dat hij naar de anderen terug kon gaan zonder haar aan te raken, maar hij kon zich niet bewegen en hij kon zijn ogen niet afhouden van de bekoring van haar aarzelende glimlach en van de gouden mantel van haar haar.
'Mark,' zei ze, en haar stem klonk ademloos. Ze kwam trillend naar hem toe. 'Mark, je haalt me er wel uit, uit deze ellende, hè?' Het linnengoed op de tafel, de winkel, de ellende. Hij knikte. Waar verplichtte hij zich toe? Tot welke onvoorziene redding? Tot een huwelijk? 'Je houdt toch van me, hè?'
Deze keer was de vraag niet het teken om zich terug te trekken en definitief te vertrekken. Dat zij van hem hield en zijn liefde wilde, was een eer voor hem, een voorrecht dat ze hem aanbood. Hij nam haar in zijn armen en hield haar tegen zich aan terwijl hij haar haar met zijn lippen aanraakte. 'Ik hou van je,' zei hij. Nu had hij het verboden werkwoord gebruikt en het enige wat hij voelde, was een ademloos en nederig verlangen om te geven en te geven zoveel hij maar kon.
'Ik zal alles voor je doen wat je maar wilt,' zei hij. Toen liet hij haar los en snelde de trap af.
-
Verbleekte groene verf bladderde van de garagedeuren. Van de dakgoot stroomde water uit een gebarsten afvoer en maakte schuimende plassen rondom de vuilnisbakken. Drayton kwam via de zijdeur in het steegje uit. Zijn handen trilden om wat er boven gebeurd was en omdat hij haar hier, een paar meter van de plaats waar Grover en de politiemannen stonden, voor het eerst gezoend had. Hij zette zijn capuchon op tegen de motregen en gaf de sleutels aan Wexford.
'Je hebt er lang over gedaan.'
'We moesten ze zoeken,' mompelde Drayton. Of Wexford hem zo koel aankeek omdat 'we' of om de slechte leugen wist Drayton niet. Hij begon de vuilnisbakken opzij te schuiven.
'Voor we de deuren openmaken,' zei Wexford, 'is er nog iets dat ik graag zou willen weten.' Hoewel het niet koud was, wreef Grover zijn handen en stampte met zijn voeten. Hij keek de inspecteur zuur en ontevreden aan. 'Adjudant Burden wilde u net vragen hoe laat miss Margolis, het meisje met de witte auto, bij u kwam. Hij wilde het net vragen, maar er kwam iets tussen.'
'Laat me uw geheugen opfrissen,' zei Burden snel. 'Tussen halfacht en acht, niet? Dichter bij halfacht.' De in elkaar gedoken rillende gestalte kwam plotseling tot leven.
'Halfacht?' herhaalde Grover ongelovig. 'Dat meent u niet. Ik zei dat mijn vrouw en Lin vlak daarna thuiskwamen; dat was niet om halfacht, het was over tienen.'
'Om tien uur was ze dood!' zei Burden wanhopig en hij draaide zich naar Wexford om voor steun. Wexford, minzaam en hoffelijk, stond klaarblijkelijk in gedachten verzonken. 'Ze was dood! U hebt zich in de tijd vergist.'
'Laten we de deuren openmaken,' zei Wexford.
Drayton opende de eerste garage; ze was leeg. Op de betonnen vloer was een zwarte olievlek. 'Is dit de garage die Anstey gebruikte?' Grover knikte en keek achterdochtig rond in de verlaten ruimte, in de andere staat alleen mijn auto.' De deur klemde en Drayton moest er met zijn schouders tegen duwen. Toen het slot meegaf, deed Burden zijn lantaarn aan en de lichtstraal viel op een olijfgroene Morris.
-
Het was Wexford die de bagageruimte opendeed; er stonden twee koffers en een canvas tas met gereedschap. Grover mompelde iets en prikte met zijn vinger in de zak tot Burden zijn hand ruw terugtrok. Door het achterraampje kon men iets op de bank zien liggen; een stijf bundeltje, een uitgestrekte arm in de mouw van een regenjas, zwart haar dat dof was geworden.
Wexford duwde zijn dikke lichaam tussen de zijkant van de auto en de muur van de garage. Hij duwde zijn duim tegen de knop en opende de deur zo wijd als mogelijk was in deze kleine ruimte. Drayton perste zijn mond dicht, want hij voelde zich weer misselijk worden Hij volgde de inspecteur en staarde over diens schouder.
Het lichaam dat voor hem lag had een zwart geworden vlek van opgedroogd bloed op de borst van de regenjas en er zat bloed op het heft en het lemmet van het mes dat in de schoot gelegd was. Dit lijk was eens jong en mooi geweest - zelfs in de dood hadden de wasachtige gelaatstrekken nog iets knaps en aantrekkelijks - maar het was nooit een vrouw geweest.
'Anstey,' zei Wexford kortaf.
Er was iets zwarts uit een hoek van de mond gelopen. Drayton hield zijn zakdoek voor zijn gezicht en strompelde de garage uit.
Ze was uit de zijdeur gekomen; het haar dat nog steeds los hing, bewoog nu in de zachte wind. Ze had korte mouwen en op haar armen en gezicht was kippenvel verschenen, wit en ruw, als een ziekte. Het was niet te geloven dat die mond eens gelachen en gekust had.
Toen hij haar zag, stond Drayton stil. In de wind en de regen zag hij een doodskop, een schedel die hem door de strakgespannen huid aankeek; het was veel gruwelijker dan wat hij net in de auto gezien had. Ze opende de lippen die voor hem geglimlacht hadden, die hij aanbeden had en slaakte een angstkreet.
'Je zou me helpen! Je hield van me, je zou alles voor me doen . . . Je zou me redden!' Hij strekte zijn armen uit, niet om haar te omhelzen, maar om haar af te weren. 'Ik ging met je mee omdat je zei dat je me zou redden!' Ze schreeuwde en vloog op hem af, krabde met haar afgebeten nagels die niet konden verwonden over zijn wangen. Iets kouds raakte zijn kin; het was de zilveren ketting die Anstey van zijn vrouw had gestolen.
Terwijl Burden haar wegtrok en haar vasthield terwijl ze schopte en huilde, stond Drayton met gesloten ogen. Uit haar geschreeuw en het vreselijke tumult van woorden kon hij alleen maar opmaken dat ze nooit van hem gehouden had. Het was een veel ergere onthulling dan die andere en het pijnigde zijn oren alsof een mes zijn trommelvliezen opensneed. Hij draaide zich van de starende ogen af, van de strenge blik van de mannen en de ondraaglijke van het meisje; hij strompelde door het steegje naar de achtertuin en braakte tegen de muur.