- 8 -
Ten zuiden van Kingsmarkham, tegen Pomfret aan, ligt zeventig of tachtig vierkante kilometer geplant naaldbos, Cheriton Forest. Het bestaat voornamelijk uit dennen en la-riksen en heeft een merkwaardige on-Engelse schoonheid die de groene dalen eronder op alpenweiden doet lijken.
In Pomfret, tegen de bosrand aan, ligt een nieuwe wijk van kleine witte huizen. Door hun gekleurde voordeuren en cederhouten versieringen langs de muren lijken ze een beetje op Zwitserse boerderijtjes. Op zondagmorgen ging hoofdagent Martin op weg naar een van die geel geschilderde huizen op zoek naar een man die Kirkpatrick heette.
De deur werd onmiddellijk geopend door een meisje van een jaar of zeven met grote ogen en een dom gezicht. Martin wachtte op de stoep terwijl ze haar moeder ging halen. Het huis had geen afgesloten portaal en daardoor zag hij een jongetje net zo bleek als zijn zusje, op de grond zitten en een beetje verveeld met letterblokken spelen. Eindelijk verscheen mrs. Kirkpatrick. Ze had de blozende kortademige verschijning van iemand met hoge bloeddruk. Haar blonde haar was in strakke glimmende krullen getrokken en ze droeg een bril met rood montuur. Haar gezicht had een strijdlustige uitdrukking. Martin stelde zich voor en vroeg naar haar man.
'Gaat het over de auto?' vroeg mrs. Kirkpatrick kwaad.
'Min of meer.'
De kinderen waren ongemerkt dichterbij gekomen om Martin beter te bekijken. 'Nou, u kunt toch zien dat hij niet thuis is? En het kan me geen zier schelen als hij de wagen in puin gereden heeft. Opgeruimd staat netjes, zeg ik maar. Wat mij betreft, is-t-ie total loss. Toen hij er vorige week maandag mee thuiskwam, heb ik gezegd: "Als je maar niet denkt dat ik in dat ding met je meega. Dan loop ik nog liever. Als ik voor gek wil zitten in een roze-met-witte auto met paarse strepen dan ga ik wel naar de botsautootjes in Brighton," zei ik.'
Martin keek haar niet-begrijpend aan. Hij had geen flauw idee waar ze het over had.
'Dat vorige kreng,' zei ze, 'was al erg genoeg; een grote ouderwetse Morris, net een lijkwagen. Verdraaid nog an toe, de buren lachen zich dood.' Ze werd opeens de kijkende en luisterende kinderen gewaar. 'Hoe vaak moet ik jullie nog zeggen dat je niet mag luisteren naar dingen die je niet aangaan?' zei ze venijnig. Het jongetje hobbelde terug naar zijn blokken, maar het meisje verdween pas na een harde duw in de goede richting. 'Nou,' zei ze tegen Martin, 'wat heeft hij uitgehaald? Wat moet u van hem?'
'Ik wil hem alleen maar spreken.'
Blijkbaar hoorde mrs. Kirkpatrick graag haar eigen stem en vond ze het luchten van haar grieven belangrijker dan de reden van Martins komst. 'Als hij weer eens te hard gereden heeft,' zei ze, 'wordt z'n rijbewijs afgenomen en dan is hij z'n baan ook kwijt.' Haar stem klonk verre van bezorgd, eerder triomfantelijk. 'Een zaak als Lipdew heeft niets aan een vertegenwoordiger die geen auto mag rijden. Net zo min als ze hun mensen grote opzichtige auto's geven om zomaar in de prak te rijden. En dat heb ik hem verteld ook. Dinsdagmorgen voor hij naar Schotland ging, heb ik 't hem nog gezegd. Daarom is-t-ie dinsdagavond ook niet thuis komen eten. Maar je kunt net zo goed tegen de muur praten. Stom en koppig dat is-t-ie en nou zit-ie met de brokken.' Martin deed een paar stappen achteruit. Een geweersalvo was minder erg dan dit. Terwijl hij het pad afliep, hoorde hij in het huis achter hem een van de kinderen huilen.
-
Toen Wexford de cel binnenkwam, lag Monkey Matthews op het bed te roken. Hij duwde zich op zijn elleboog omhoog en zei: 'Ik dacht dat u geen dienst had vandaag.'
'Heb ik ook niet, maar ik dacht dat je je misschien eenzaam
zou voelen.' Wexford keek de kleine kamer rond, snuffelde en schudde afkeurend zijn hoofd. 'De rijken leven er goed van!' zei hij. 'Moet ik nog meer verdovende middelen voor je laten halen? Je kunt het je veroorloven, Monkey.'
'Ik wil niks niet,' zei Monkey en draaide zich naar de muur, 'alleen met rust gelaten worden. Het lijkt hier meer op een rangeerterrein dan op de bak. Ik heb vannacht geen oog dicht kunnen doen.'
'Dat is je geweten, Monkey, dat zachte inwendige stemmetje dat zegt dat je mij iets moet vertellen; bijvoorbeeld, hoe je wist dat het meisje Ann heette.'
Monkey kreunde. 'Kan 't niet even wachten? 'k Ben op van de zenuwen.'
'Dat doet me plezier,' zei Wexford onvriendelijk. 'Dat zal het resultaat zijn van mijn psychologische oorlogvoering.' Hij liep de gang op en naar boven, naar het kantoor van Burden. De adjudant was net binnengekomen en stond zijn regenjas uit te trekken. 'Het is uw vrije dag.'
'Anders had mijn vrouw me mee naar de kerk gesleept. Dit leek me minder erg. Hoe staat het ermee?'
'Martin heeft met mrs. Kirkpatrick gesproken.'
'Aha, de vrouw van het laatste vriendje van Anita Margolis.' Burden ging bij het raam zitten. Er scheen die morgen een warme zomerzon, niet het waterige zonnetje dat bij een grillige maand als april hoort. Hij trok de luxaflex op en deed het raam open. Het zachte licht viel naar binnen en het heldere gelui van de klokjes in de kerktoren van Kingsmarkham was te horen.
'We zouden daar wel eens beet kunnen hebben, sir,' zei hij. 'Kirkpatrick is weg, hij is voor zijn baas naar Schotland. Hij is dinsdag weggegaan en zijn vrouw heeft hem daarna niet meer gezien. Tot vorige week maandag had hij een zwarte auto, toen kreeg hij een nieuwe van zijn baas, een witte, helemaal volgekalkt met reclame.' Hij grinnikte. 'Die vrouw is een loeder. Toen Martin aan de deur kwam, dacht ze dat haar man een auto-ongeluk had gehad, maar het kon haar geen klap schelen.' Zijn gezicht werd hard en hij ging verder. 'Zoals u weet, ben ik beslist geen voorstander van overspel, maar het zou hier wel eens een goede reden kunnen hebben.'
'Is hij klein en donker?' vroeg Wexford met een bedenkelijke blik naar het open raam. Hij schoof dichter naar de centrale verwarming toe.
'Weet ik niet. Martin had geen zin om die vrouw nog meer te vragen. We hebben er weinig houvast aan.' Wexford knikte een beetje zuinig. 'Nou ja,' zei Burden terwijl hij opstond, 'misschien kan Margolis ons daar meer over vertellen. Voor een kunstenaar is hij niet erg opmerkzaam, maar hij heeft hem tenminste gezien.' Hij pakte zijn jas van de kapstok. 'Mooi geluid, die klokken.'
'Wat?'
'Ik zei: Mooi, die klokken.'
'Wat?' zei Wexford. 'Ik kan geen woord verstaan door die rotklokken.' Hij had geweldige pret om die afgezaagde mop.
'Als je naar buiten gaat, loop dan nog even bij Monkey langs. Misschien wil hij wel wat kwijt.'
-
Na een nauwkeurig onderzoek door de politie en een bezoek aan een garage om de radiator te laten repareren, was de Alpine van Anita Margolis weer netjes teruggezet in de berm voor Quince Cottage. Het verbaasde Burden niet de auto daar te zien staan, maar zijn wenkbrauwen schoten omhoog toen hij niet één, maar twee witte auto's zag. Hij parkeerde de zijne erachter en stapte uit. Terwijl hij ernaartoe wandelde, zag hij dat de tweede auto niet helemaal wit was. Aan beide zijden was een ongeveer dertig centimeter brede strook roze geverfd, met paarse bloemetjes erlangs. Deze speciale tint paars was ook gebruikt voor de letters erboven: 'Lipdew, verhoogt uw schoonheid.'
Burden grinnikte in zichzelf. Geen normaal mens zou in zo'n auto gezien willen worden. Hij gluurde door een zijraampje naar de roze banken. Ze lagen vol foldertjes en achter de voorruit lagen monsters van het spul dat de vertegenwoordiger verkocht, flesjes en potjes waarschijnlijk, verpakt in lila papier en met gouddraad omwonden.
Het was vrijwel onmogelijk dat er in Sussex nog zo'n auto rondreed. Kirkpatrick moest ergens in de buurt rondhangen. Burden maakte het hekje open en liep de voortuin in. De grond onder zijn voeten was rood en glibberig van de afgewaaide kweeperenbloesem. Toen er niemand opendeed, liep hij om het huis heen en zag dat de garage waar Margolis gewoonlijk zijn auto in zette, openstond en dat de auto weg was.
Dikke knoppen aan de takken van de appelbomen streken langs zijn gezicht en rondom hem hoorde hij het zachte gekwetter van vogels. De atmosfeer van landelijke rust werd enigszins verstoord door de gescheurde kranten, overblijfsels van Margolis' slordige manier van opruimen, die nog steeds in de struiken hingen en in de boomtoppen wapperden. Bij de achterdeur stond Burden stil. Een man in een steenrode regenjas stond op een kist door het keukenraam naar binnen te loeren.
Onopgemerkt stond Burden hem een ogenblik in stilte te bekijken. Toen kuchte hij. De man schrok op, draaide zich naar hem toe en stapte langzaam van zijn kist af. 'Er is niemand thuis,' zei hij verlegen. 'Ik keek alleen even om zeker te zijn.' De man was bepaald knap van uiterlijk, had donkerbruin krullend haar en was keurig gekleed. Hij had een kleine kin, een rechte neus en grote vochtige ogen met lange meisjesachtige oogharen. 'Ik zou u graag eens willen spreken, mr. Kirkpatrick.'
'Hoe weet u mijn naam? Ik ken u niet.' Nu ze allebei even hoog stonden, merkte Burden op dat hij ongeveer een meter zeventig lang was.
'Ik herkende uw auto,' zei hij. De reactie bleef niet uit. Op de smalle jukbeenderen van Kirkpatrick verschenen twee donkerrode vlekken.
'Verdomme, wat bedoelt u daarmee?' zei hij kwaad.
Burden keek hem sussend aan. 'U zei dat er niemand thuis is? Wie kwam u opzoeken?'
'Dus daar gaat het om, hè?' Kirkpatrick haalde diep adem en balde zijn vuisten. 'Ik weet wie u bent.' Hij knikte dramatisch en met grimmige voldoening. 'U bent een snuffelaar, wat ze een particulier detective noemen. Mijn vrouw heeft u zeker op mij afgestuurd?'
'Uw vrouw heb ik nog nooit ontmoet,' zei Burden, 'maar ik ben wel rechercheur. Bij de politie wel te verstaan.'
'Ik hoorde toevallig dat je de hoofdagent vroeg waar je een auto kunt huren,' zei Wexford.
'In de lunchpauze, sir,' antwoordde Drayton snel.
Wexford schudde ongeduldig zijn hoofd. 'Al goed, kerel, al goed. Maak nou geen boeman van me. Wat mij betreft, mag je een tientonner huren en niet in je lunchtijd, maar nu. Er zijn hier in de buurt maar drie zaken die auto's verhuren: Missal, Cawthorne in Stowerton en de Red-Star garage hier in York Street waar je de auto van miss Margolis naartoe hebt gebracht. We willen weten of er iemand vorige week dinsdag ergens een groene auto gehuurd heeft.' Nadat Drayton verdwenen was, ging Wexford zitten om eens even rustig over het raadsel van de auto's na te denken. De man die Geoff Smith heette, had zaterdag een zwarte auto gebruikt, en dinsdag - als je mrs. Collins kon geloven -een groene. Hij dacht wel dat hij mrs. Collins kon geloven.
Gisteravond had hij samen met Bryant een zwarte auto onder het parelachtige lamplicht in Sparta Grove neergezet en hij was zwart gebleven. Hij had ernaar gekeken door helder glas en door gekleurd glas. Zelfs met heel veel fantasie had het nog niet op groen geleken. Betekende dit dat Geoff Smith twee auto's had? Of dat hij zondag of maandag de zwarte had verkocht en een groene gekocht? Of had hij voor zijn slippertje de groene gehuurd omdat zijn nieuwe auto te opvallend was?
Hetzelfde liep Drayton zich af te vragen toen het lawaaierige geluid van de klokken ophield en hij de hoek omsloeg en York Street in liep. In het felle zonlicht glinsterden de rijnstenen in de etalage van Joy Jewels hem toe. Hij dacht aan het zilveren kettinkje dat Linda om haar hals droeg en meteen aan die gladde warme huid die zijdeachtig aanvoelde. Hij moest zichzelf wakker schudden en zijn tanden op elkaar klemmen voor hij de Red-Star garage binnenging. Ze lieten hem twee oude rode Hillmans zien en hij maakte rechtsomkeert om de bus naar Stowerton te nemen. Daar vond hij Russell Cawthorne in zijn kantoortje. Op het enige stukje muur tussen het vele glas achter hem hing een kalender met een meisje, gekleed in drie poederdonsjes en een paar hoge hakken. Drayton keek er minachtend naar, maar toch maakte het hem onzeker. Het deed hem denken aan de tijdschriften bij Grover. Cawthorne ging rechtop zitten en knikte nors toen Drayton zich voorstelde, als een generaal die een veelbelovende jonge officier ontvangt.
'Morgen. Ga zitten. Nog meer moeilijkheden op komst?'
Aanstellerige oude zeur, dacht Drayton. 'Ik wilde u wat vragen over het huren van auto's. U verhuurt toch auto's?'
'Maar, beste kerel, ik dacht dat dit een ambtelijk bezoek was, als u alleen maar . . .'
'Dit is een ambtelijk verzoek om inlichtingen. Wat voor kleur hebben uw huurauto's?'
Cawthorne opende een bovenlicht. De frisse lucht deed hem hoesten. 'Wat voor kleur ze hebben? Ze zijn allemaal eender; drie zwarte Morris Minors.'
'Was er op zaterdag de 3e één verhuurd?'
'Nou eens kijken, wanneer is dat geweest?'
'Vorige week. Achter u hangt een kalender.' Cawthornes gezicht liep donkerrood aan. 'Het zal wel in de boeken staan,' mompelde hij.
Het boek zag er netjes uit. Cawthorne sloeg het open, bladerde een paar bladzijden terug en fronste zijn wenkbrauwen. 'Ik herinner me die morgen,' zei hij. 'Ik raak-te mijn beste monteur kwijt. Brutale jonge vlerk, deed of hij de baas was. Ik verloor mijn geduld en heb hem eruit gegooid . . .' Drayton wipte van ongeduld op zijn stoel. 'Wat de auto's betreft. . .' zei Cawthorne humeurig, 'nee, die waren allemaal hier.'
'En met de verkopen? Heeft u misschien onlangs een groene auto verkocht?'
Cawthorne draaide met een geaderde, wat bevende hand aan zijn snor. 'De laatste tijd heb ik niet zulke goeie zaken gedaan.' Hij aarzelde terwijl hij Drayton behoedzaam aankeek. 'Om eerlijk te zijn,' zei hij, 'sinds mr. Grover in februari zijn Mini kreeg, heb ik niets meer verkocht.' Drayton voelde zijn gezicht rood worden. De naam alleen was al voldoende. 'Ik wil zelf een auto huren,' zei hij, 'voor vanavond.'
-
Alan Kirkpatrick stond uitdagend en vol zelfvertrouwen, zoals alleen de zwakken dat hebben, in het kantoor van Wexford te bulderen. Hij had geweigerd te gaan zitten en steeds als Wexford zinspeelde op de mogelijke dood van Anita Margolis, had hij herhaald: 'Onzin,' en 'Daar geloof ik niets van.'
'In dat geval,' zei Wexford, 'zult u er niets op tegen hebben ons te vertellen wat u vorige week dinsdag zoal gedaan hebt. Dat was de avond dat u een afspraak met haar had.'
'Een afspraak?' Kirkpatrick lachte smalend. 'Erg leuk, de manier waarop u het stelt. Ik heb die vrouw alleen maar ontmoet omdat ik van kunst hou. De enige manier om hun huis binnen te komen en het werk van Margolis te zien, was door haar.'
Burden stond op uit het hoekje waar hij al die tijd had gezeten en zei: 'Dus u bent geïnteresseerd in zijn werk? Ik ook. Ik kan maar niet op de naam komen van dat schilderij van hem dat in de Tate Gallery hangt. Misschien kunt u mijn geheugen opfrissen.'
Dat het zo duidelijk een valstrik was, deed niets af aan het belang van de vraag, een vraag die Kirkpatrick, als hij zijn rol van kunstliefhebber wilde volhouden, moest beantwoorden. Zijn zachte beweeglijke mond trok zenuwachtig. 'Ik weet niet hoe hij ze noemt,' mompelde hij.
'Vreemd,' zei Burden. 'Iedere bewonderaar van Margolis zou zich "Niets" toch herinneren.' Voor een ogenblik was ook Wexford met stomheid geslagen. Toen herinnerde hij zich de Weekend Telegraph in de la van zijn bureau. Hij luisterde met stijgende verbazing en bewondering naar de
adjudant die plotseling een grondige verhandeling over moderne kunst hield. Burden had blijkbaar een naslagwerk in plaats van zijn pistool gehanteerd. Kirkpatrick, misschien ook onder de indruk, ging plotseling zitten, zijn gezicht verbaasd en agressief.
'Ik hoef uw vragen niet te beantwoorden,' zei hij.
'Zeker niet,' zei Wexford vriendelijk. 'Zoals u terecht opmerkte, kunnen we niet eens bewijzen dat miss Margolis dood is.' Hij knikte bedachtzaam, alsof Kirkpatricks wijsheid hem uit sensationele dromen naar de werkelijkheid had teruggebracht. 'Nee, we zullen alleen noteren dat u waarschijnlijk de laatste bent geweest die haar levend gezien heeft.'
'Luister nou,' zei Kirkpatrick, die op het randje van zijn stoel zat, maar geen aanstalten maakte om op te staan, 'mijn vrouw is erg jaloers . . .'
'Schijnt in de familie te zitten. Volgens mij hebt u een paar weken geleden miss Margolis uit jaloezie bedreigd.' Wexford herhaalde wat mrs. Penistan gezegd had: ' "Vandaag of morgen vermoord ik je misschien zelf wel." Was het vorige week dinsdag zo ver? Vreemd om zo tegen een vrouw te praten als je je alleen maar interesseert voor de schilderijen van haar broer.'
'Die afspraak, zoals u het noemt, heeft ze niet gehouden. Ik ben helemaal niet met haar uit geweest.' Ruby zou hem wel herkennen. Wat een ellende dat we maar zo weinig bewijzen hebben, dacht Wexford. Het zou niet meevallen om hem tussen een rij andere kerels te krijgen voor identificatie. Door de vragen van Burden was Kirkpatricks zelfvertrouwen wat geschokt, maar toen hij ging zitten, scheen er iets van zijn overmoed terug te komen. Met een half ongeduldige, half berustende blik haalde hij een zakkammetje te voorschijn en begon zijn krulhaar te kammen. 'We zijn niet geïnteresseerd in een eventuele aanvraag tot echtscheiding van uw vrouw,' zei Wexford. 'Als u ons de waarheid zegt, kunnen we dit vertrouwelijk behandelen. Uw vrouw hoeft er niets van te weten.'
'Er is niks waar ik u de waarheid over kan vertellen,' zei Kirkpatrick, nu wat minder strijdlustig. 'Ik ben dinsdag voor mijn firma naar het noorden gegaan. Ik zou inderdaad voor mijn vertrek miss Margolis ontmoeten. Ze zou me wat van het. . . eh . . . vroege werk van mr. Margolis laten zien. Als hij thuis was, zou hij het niet goed gevonden hebben, maar hij ging weg.' Wexford sloeg zijn ogen op en keek in de kalme, beleefde ogen van Burden. Dacht deze handelaar in cosmetica soms dat zij helemaal op hun achterhoofd gevallen waren? Dit verhaal dat de man zo zelfverzekerd vertelde, leek zoveel op wat Wexford het 'kom-mijn-postzegels-eens-bekijken-schat' smoesje noemde dat hij moeite had om niet te lachen. Zijn vroege werk, je tante!
'Ik zou eerst thuis gaan eten, maar ik was laat en ik kwam pas tegen zevenen in Kingsmarkham. Grover ging net dicht en ik herinner me nog dat het meisje een beetje lelijk deed toen ik om mijn avondblad vroeg. Er was toen geen tijd meer om naar huis te gaan, dus ging ik meteen door naar Pump Lane. Ann - miss Margolis, bedoel ik - was helemaal vergeten dat ik zou komen. Ze zei dat ze naar een feestje ging. Dat is alles.'
Bij het laatste gedeelte van zijn verklaring was het gezicht van Kirkpatrick rood geworden en hij zat te draaien op zijn stoel.
'Dat kan niet later geweest zijn dan halfacht, misschien vroeger,' zei Wexford. Hij vroeg zich af waarom Burden zo geamuseerd uit het raam stond te kijken. 'Er was toch zeker wel tijd voor uw kunstzinnige onderzoekingen? Vooral ook omdat u uw avondeten gemist had.'
Het rood op zijn kaken werd donkerder. 'Ik vroeg of ik even binnen mocht komen en ik nodigde haar uit om, voor ze naar het feestje ging, met mij te gaan eten. Ze had haar bontjas aan, klaar om weg te gaan en ze wilde me niet binnenlaten. Ik denk dat ze net van gedachten veranderd was.'
Burden wendde zich van het raam af en toen hij begon te praten, begreep Wexford waar hij met zoveel interesse naar had staan kijken. 'Hoe lang heeft u deze auto al?'
'Sinds vorige week maandag. Ik heb mijn eigen auto verkocht en heb deze toen van de zaak gekregen.'
'Dus miss Margolis had hem nog nooit gezien?'
'Ik begrijp niet wat u bedoelt.'
'Ik denk van wel, mr. Kirkpatrick. Ik denk dat miss Margolis niet met u uit wilde omdat ze niet in zo'n opvallende wagen gezien wilde worden.' Die was raak. Wexford was weer vol verwondering over Burdens scherpzinnigheid. Kirkpatrick, die heel gauw bloosde, was nu witheet van woede, misschien ook van vernedering.
'Ze was een vrouw met smaak,' zei Burden. 'Het zou me niet verbazen als ze in lachen uitbarstte toen ze die roze en lila versieringen zag.'
Blijkbaar was dit de zwakke plek van de vertegenwoordiger.
Of hij nu een kenner van moderne schilderkunst was of alleen maar een rokkenjager, dit belachelijke voertuig paste bij geen van beiden. Het was een brandmerk, een gele armband, kortom, een schandvlek.
'Wat is daar voor lolligs aan?' vroeg hij agressief. 'Wie denkt ze wel dat ze is, dat ze meent mij te kunnen uitlachen?' Hij was zo verontwaardigd dat hij zijn voorzichtigheid vergat. 'Ik blijf precies wie ik ben, er verandert niets aan mijn persoonlijkheid omdat ik een auto heb met reclame erop. Eerst was ik goed genoeg voor haar, mijn geld was goed genoeg om uit te geven . . .' Hij had te veel gezegd, zijn woede zakte en hij herinnerde zich waar hij was en tegen wie hij sprak. 'Ik bedoel, ik heb haar wel eens een paar monsters gegeven, ik . . .'
'Voor verleende diensten, zeker?'
'Wat bedoelt u daar nou weer mee, verdomme?'
'U zei dat ze u de schilderijen van haar broer liet zien zonder dat hij het wist. Een vriendelijke daad, mr. Kirkpatrick. Dat is wel een potje nagellak of een stukje zeep waard, dacht ik zo.' Wexford glimlachte naar hem. 'Wat hebt u toen gedaan? Een minder opvallende auto gehuurd?'
'Ik zei toch al dat we nergens heen geweest zijn. Anders hadden we haar auto wel kunnen nemen.'
'O nee,' zei Wexford zachtjes. 'Haar auto kon u niet gebruiken. De radiator lekte. Ik vermoed dat u ergens een groene auto vandaan hebt gehaald en dat u miss Margolis daarmee naar Stowerton hebt gereden.' Nog steeds pijnlijk getroffen door de spot die zijn auto had opgewekt, mopperde Kirkpatrick: 'Iemand heeft me zeker in Stowerton gezien? Cawthorne soms? U kunt me net zo goed vertellen wie me gezien heeft.'
'Waarom Cawthorne?'
Er verschenen rode vlekken op het gezicht van Kirkpatrick. 'Hij woont in Stowerton,' zei hij een beetje stotterend. 'Hij gaf dat feest waar Anita naartoe ging.'
'U was op weg naar Schotland,' zei Wexford peinzend. 'U moet een omweg gemaakt hebben om door Stowerton te komen.' Hij kwam log overeind en liep naar de kaart aan de muur. 'Kijk, hier loopt de weg naar Londen en u moest die kant op naar het oosten, naar Kent, als u tenminste niet door Londen wilde. In beide gevallen lag Stowerton kilometers uit uw route.'
'Het maakt toch geen zier uit?' barstte Kirkpatrick los. 'Ik had de hele avond de tijd. Je moet toch wat doen! Ik wilde niet midden in de nacht in Schotland aankomen. Dat Ann niet met me meeging, is toch het belangrijkste. Ze is verdorie helemaal niet in Stowerton geweest; ze is niet naar dat feestje gegaan!'
'Dat weet ik,' zei Wexford terwijl hij naar zijn stoel terugliep. 'Haar broer en mr. Cawthorne weten het ook, maar hoe wist u het? U bent vanmorgen pas teruggekomen. Luister nou eens. Met een confrontatie kunnen we de hele zaak oplossen, hebt u daar bezwaar tegen?'
Kirkpatrick zag er plotseling moe uit. Misschien was het lichamelijke uitputting, misschien de inspanning van het liegen. Zijn knappe uiterlijk leed onder de spanning. Hij was knap door de zwierige manier waarop hij zijn hoofd bewoog en de manier waarop hij lachte. Nu stond er zweet op zijn bovenlip en de bruine ogen, anders een van zijn aantrekkelijkheden, hadden de gekwetste blik van een hond die op zijn staart getrapt is.
'Ik zou graag weten waar dat voor nodig is,' zei hij dof. 'Ik wil weten wie me gezien heeft en waar en wat ik zou hebben gedaan.'
'Dat zal ik u vertellen, mr. Kirkpatrick,' zei Wexford en trok zijn stoel bij.
-
'Wanneer krijg ik m'n kleed eens terug?' vroeg Ruby Branch.
'We zijn geen wasserij met een 24-uur-service. Wij doen er wat langer over.'
Ze zal het jammer vinden dat vrouwen tegenwoordig geen voile meer aan hun hoed hebben, dacht Burden. Hij kon zich nog herinneren dat zijn grootmoeder een toque met voile droeg, een dik, schijnbaar ondoorzichtig gordijn dat naar beneden geslagen een volmaakte vermomming vormde.
'Jammer dat we niet in Marokko zijn,' zei hij, 'dan kon je je sluier voordoen.'
Ruby keek hem chagrijnig aan. Ze trok de rand van haar hoedje dieper over haar ogen en deed een dun zijden sjaaltje hoog om haar hals.
'Zijn jullie je ervan bewust,' zei ze, 'dat ik na vandaag geen rustig ogenblik meer heb?' Veronderstel dat ik hem eruit haal en hij ontsnapt? Die gevangenissen van tegenwoordig stellen niks voor. Je hoeft de krant maar te lezen.'
'Dat risico moet je dan maar nemen,' zei Burden. Toen ze in de auto zaten, zei ze bedeesd: 'Mr. Burden, nou weet ik nog steeds niet of u werk gaat maken van dat andere, dat geven van gelegenheid.'
'Dat hangt ervanaf. We zullen moeten afwachten.'
'Ik breng mezelf in gevaar om u te helpen.' Ze reden in stilte verder tot ze de buitenwijken van Kingsmarkham bereikten. Toen zei Burden: 'Wees nou eens eerlijk, Ruby. Wat heeft Matthews ooit voor je gedaan behalve geld van je aannemen en je huwelijk verzieken?' De geverfde mond beefde. De vingers die de sjaal tegen haar lippen hielden waren vereelt en er zaten lange grijze plooien in van het zware werk. 'We waren erg op elkaar gesteld, mr. Burden.'
'Maar dat is toch al een hele tijd geleden,' zei hij vriendelijk. 'Je moet nu eens aan jezelf denken.' Wat hij zeggen moest, was hard. Misschien is gerechtigheid dat altijd wel en Burden was daaraan gewend. Hardheid was het enige middel om Ruby te laten vertellen wat hij wilde weten. 'Je bent nog bijna tien jaar van je pensioen af. Hoe velen van de vrouwen bij wie je werkt, zouden je in dienst houden als ze erachter komen wat je uitgespookt hebt? En ze komen erachter, Ruby. Ze lezen de krant.'
'Ik wil George geen moeilijkheden bezorgen.' Net als Wexford moest hij even nadenken voor hij zich herinnerde dat George de voornaam van Monkey was. 'Vroeger was ik gek op hem. Ik heb nooit kinderen gehad, nooit echt een man gehad. Mr. Branch was oud genoeg om mijn vader te kunnen zijn. . .' Ze was even stil en veegde met een piepklein kanten zakdoekje de tranen tussen hoedrand en sjaaltje weg. 'George was net uit de gevangenis. Toen we elkaar ontmoetten, leek hij . . . Hij voelde zich bij mij zo gelukkig.' Zijns ondanks was Burden ontroerd. Hij kon zich de oude Branch nog vaag herinneren: beverig en knorrig vóór zijn tijd. 'Ik gaf George vier pond,' zei ze moeilijk, 'en de laatste druppel drank die ik in huis had, maar hij wilde niet naast me komen liggen. Het is niet prettig, mr. Burden, als je herinneringen hebt en je 't niet kunt helpen dat . . .'
'Hij is je trouw niet waard. Vooruit, kijk niet zo somber. Zo meteen denkt mr. Wexford nog dat ik je aan het huilen gemaakt heb. Vertel eens: Je hebt nooit gehoord dat Geoff Smith het meisje Ann noemde, hè? Je hebt het verzonnen om Monkey te helpen.'
'Ik geloof van wel.'
'Goed zo. Heb je de kamer nog doorzocht toen je de vlek gevonden had?'
'Daar was ik te bang voor, mr. Burden, ik heb er steeds maar over zitten denken. George was daar donderdag urenlang alleen toen hij die brief schreef terwijl ik naar mijn werk was. Ik denk dat hij iets gevonden heeft dat ze hadden laten liggen.'
'Zoiets vermoedde ik al, Ruby.'
Op de binnenplaats van het politiebureau stonden twaalf mannen opgesteld. Ze waren geen van allen langer dan een meter vijfenzeventig en de kleur van hun haar verschilde van donkerblond tot diepzwart. Kirkpatrick was de vierde van links. Ruby liep aarzelend over het beton, voorzichtig en door haar hoge hakken en haar ingepakte gezicht een beetje belachelijk. Wexford, die haar verhaal had gemist, onderdrukte met moeite een glimlach, maar Burden vond het een triest gezicht. Haar ogen gleden over de eerste drie mannen aan de linkerkant en bleven een ogenblik op Kirkpatrick rusten. Ze kwam dichterbij en liep langzaam de rij langs, af en toe keek ze over haar schouder. Toen liep ze terug. Kirkpatrick keek angstig, er kwam een verbijsterde uitdrukking op zijn gezicht. Ruby bleef voor hem staan. Er scheen een vonk van wederzijdse herkenning over te springen. Ze liep verder, bij de man helemaal rechts bleef ze het langst staan.
'En?' vroeg Wexford toen ze binnenkwamen. 'Ik dacht een ogenblik dat het die aan het eind was.' Wexford zuchtte zachtjes. 'Die aan het eind' was agent Peach. 'Maar toen wist ik dat ik het bij 't verkeerde eind had. Het zal die met de rode das wel zijn.'
Kirkpatrick.
'Zal wel? Waarom denk je dat?'
Ruby zei eenvoudig: 'Ik ken z'n gezicht. De anderen ken ik niet. Zijn gezicht komt me bekend voor.'
'Ja, ja, maar dat zegt niks. Mijn gezicht zal je ook langzamerhand wel bekend voorkomen, maar dat betekent nog niet dat ik vorige week dinsdag jouw worstelwinkeltje gehuurd heb.' Vanonder de rand van haar hoedje keek Ruby hem beledigd aan. 'Ik wil weten of hij Geoff Smith is.'
'Ik weet het niet. Als ik 'm nou zag, zou ik hem niet herkennen. Sinds vorige week dinsdag schrik ik me dood als ik op straat een donkere man zie. Ik weet alleen maar dat ik die kerel met de rode das vorige week ergens gezien heb. Misschien was het dinsdag, ik weet 't niet. Hij kende mij ook. Zag u dat?' Ze snotterde. Plotseling leek ze op een klein meisje met een oud gezicht. 'Ik wil naar huis,' zei ze met een agressieve blik op Burden. Hij glimlachte meelevend. Ze was niet de eerste die hem wat opbiechtte en er later spijt van kreeg.
Kirkpatrick kwam het kantoor van Wexford weer binnen, maar hij ging niet zitten. Zijn zelfvertrouwen was weer teruggekeerd omdat Ruby hem niet aangewezen had. Even dacht Wexford dat hij opnieuw ging proberen de kunstkenner uit te hangen. Hij pakte het blauwe glazen beeldje en bekeek het met kennersblik waarbij hij Wexford verwijtend aankeek.
'Ik hoop dat u tevreden bent,' zei hij. 'Ik vind dat ik erg geduldig geweest ben. U hebt gezien dat die vrouw me niet kende.'
Maar jij kende haar wel, dacht Wexford. Je was in Stowerton. Je bent niet zelf op dat feestje geweest, haar broer heeft je niks verteld en toch wist je dat Anita Margolis er niet heen is gegaan.
Kirkpatrick haalde nu verlicht adem, helemaal op zijn gemak. 'Ik ben erg moe en, zoals ik al gezegd heb, ben ik bijzonder geduldig en behulpzaam geweest. Niet veel mensen zijn zo inschikkelijk als ze net zeshonderd kilometer hebben gereden.' Het dertig centimeter hoge stuk glas werd voorzichtig weer op tafel gezet en hij knikte alsof hij het net aan een deskundig onderzoek onderworpen had. Aansteller, dacht Wexford. 'Ik wil nu eerst eens ongestoord uitslapen. Dus als u nog iets wilt weten, vraagt u het dan nu.'
'Misschien dat we er later nog eens op terugkomen, mr. Kirkpatrick.'
Maar Kirkpatrick scheen hem nauwelijks gehoord te hebben. 'Zoals ik al zei, ongestoord. Ik wil niet dat mijn familie lastig gevallen of bang gemaakt wordt. Dat die vrouw me niet herkend heeft, moet de zaak voorgoed uit de wereld hebben geholpen. Ik . . .'
Jij praat te veel, dacht Wexford.